den heer H. G. Vriend, alhier, voor
0.45 per KG.
Beverwijk.
Toen de stoomtram Alkmaar-Haar
lem alhier den Alkmaarschenwe# pas
seerde. werden opeensjaan éene zijde
van de wagens alle ruiten verbrijzeld,
met zulk een kracht, dat het gebroken
glas op .sommige plaatsen aan de an
dere zijde der wagons ook door de
ruiten vloog. Oorzaak hiervan was
het te ver liitstekjen van eenige latten
bij een in aanbouw zijnd huis.
In den afgeloopen nacht zijn bij
den heter S., bloemkweeker alhier,
nagenoeg alle lelietjes van dalen ge
stolen.
Tot onderwijzer aan de R. C. Jon
gensschool is benoemd de heer J. van
Evk te Alkmaar.
Ds A. Junod te Kampen „heeft voor
het beroep bij de Ev. Luth. gemeente
alhier bedankt.
Binnenland.
Belediging vail Minister Kuyper
De heeren WollrinE en
(voorz. en seer. van den A.B B.)Ja-
cob'en en de Groot, (bestuurders van
het P.A.S.) lensclr (bestuurder der
schildersvereenismg V.Z.O.D.)Alb.
Keunins en Looger, pud-leden
van bet ontbonden plaatselijk: comité
van Verweer, moesten voor den recti-
ter-commissaris tg Amsterdarn ko
men, teneinde te worden_gehoord in
zake het tentoonstellen op een verga
dering in de maand Maart in het lo
kaal Bellevue van een plaat, volgens
den achter-commissaris zijnde een
vergrooting van de bekende plaat uit
het Zondagsblad van Het Volk.
Arbeid Adelt.
Te 's Gravenhage is de jaarlijksche
algemeene vergadering der vereem-
ging „Ai-beid Adelt" gehouden ondei
voorzitterschap van mevr. Veiling Mei-
neszDen Tex.
De algemeene toestand der vereeni
ging werd' als vrij gunstig geschetst.
Aan 251 vrouwen werd werk ver
schaft en aan arbeidsloon uitbetaald
De vereeniging telt thans 2179 le
den, terwijl de omzet van de verkochte
goederen in het geheel bedroeg
30,268.343.
Nationaal Comité tot steun van
Miliciens.
Van H. M. de Koningin-Moeder is
als bewijs van instemming f 200 inge
komen bij het comité.
Het berijden van wegen met
motorrijtuigen.
Door de Nedeiiandsche Vereeniging
„De Rijwtiel- en Automobiel-Indus
trie". waarbij als leden aangesloten
zijn onderscheidene firma's in ver
schillende plaatsen des lands, is aan
de Tweede Kamer een request verzon
den. naar aanleiding van het inge
diende wetsontwerp betreffende het
berijden van wegen met motorrijtu;
gen.
In dit adres stelt, adressante
op den voorgrond, dat zij toejuicht
het voornemen om bij de wet alge
meene bepalingen te maken, niet al
leen omdat in de plaats van de Pro
vinciale en gemeentelijke verordenin
gen eenheid van_ regeling door het
Rijk treedt, maar ook omdat de Re
geering zegt te worden geleid door de
behoefte van het, steeds meer zich
ontwikkelend verkeer met motorrij
tuigen.
Zeer ernstig bezwaar heeft adres
sante o. a. tegen het. in art. 3 neerge
legd stelsel van schorsing en intrek
king der eenmaal gegeVen vergun
ningen.
Dit acht adr. vooral daarom be
zwaarlijk. omdat zoodanige maatre
gel het artikel, waarin de leden der
vereeniging handel drijven, tijdelijk
of voor goed onverkoopbaar maakt en
het personeel in de uitoefening van
zijn beroep aantast. Een der-gelijke
straf acht adr. op zichzelf reeds niet
geëvenredigd aan de overtreding,
waarvoor zij kan worden opgelegd,
maar is. zegt zij. te bedenkelijker om
de wijze waarop zij zal worden toe
gepast.
Het komt adressante voor dat de
straffen, bepaald bij artt. 6. 7 en 8,
waarbij zelfs hechtenis van 30 dagen
bedreigd wordt, een alleszins voldoend
middel geven om overtredingen tegen
ta gaan.
Mocht de Kamer desniettemin oor-
deelen, dat het stelsel van schors'ng
en onttrekking dier vergunningen be
hoort behouden te blijven, dan ver
zoekt adressante het daarheen te lei
den, dat schorsing en intrekking uit
sluitend geschieden volgens vastge
stelde regelen en hij rechterlijk von
nis.
Dit acht adr. te meer noodzakelijk
in verband met de bevoegdheden, ge
geven in de artt. 10 en 11.
noemt zeifis verschillende personen,
die geklaagd hadden over wat zij
noemden „unfaiiie concurrentie". Ook
eenige getuigen,, de vorige maal ge
hoord. hadden geklaagd. Op een
daartoe strekkende vraag antwoordt
getuige, dat hij gehoord heeft, dat
eenige getuigen, die de vorige maal
gehoord werden, in den laatsten tijd
nogal eens in de hal met de heeren
Groten hebben geconfereerd.
De getuige Falk,Jid van de firma
Bley, vischkoopman te IJmuiiden,
heeft het feit, dat uit den stoomtraw
ler .Betsy" door de Groens visch zou
zijn achtergehouden, en Öhder dien
marktprijs verkocht, dikwijls hooren
bespreken.
Getuige Van Pel, vischkoopman te
IJmuiden, verklaart ongeveer hetzelf
de. Deze getuige lis_van oordeel, dat
de handelwijze van de heeren Groen
als „déloyale concurrentie" is të qua-
lificeeren.
Getuige merkt op, dat het hier ver
schijnen als getuige hem f200 schade
veroorzaakt, daar hij dezen middag
n'iet bij den vischafslag kon 'zijn.
Het O.M. zegt. dat dit aan de loyale
concurrentie des heffen Hermann te
wijten is.
Het O. M. noemde de vraag van
den heer Hermann aan getuige
Braams of deze niet was aangezocht
op een bepaalde manier te verklaren,
een gemeene insinuatie.
Na de pleidooien verkreeg de heer
Hermann nog het woord.
Hij wees er op, dat waar het O.
M. gewoonlijk staat tegenover dieven
en oplichters, men jiier het geval zich
ziet voordoen, zeldzaam in de rechts
zaal, dat. het O. M. staat aan de over
zijde. Verder meent spr.. dat het O.
M. niet weet, wat er in zijn eigen
dagvaarding staat;
Het O. M. staat op en zegt geen
beleedigingen van den heer lermann
te willen afwachten. Als spr. zoo
voortgaat, zal het O. M. proces-ver
baal doen opmaken.
De president doet den heer Hermann
opmerken, dat waar door zijn verde
diger reeds zulk een_degelijk pleidooi
is gegeven, hij dat niet weer moet
gaan bederven. De heer Hermann
merkt op dat, wanneer iemand het
durft wagen, zijn eigen belang te ver
geten, en te wijzen op rotte toestan
den, hij met maanden gevangenisstraf
bedreigd wordt.
Het O. M. ,,U is geen procureur-
generaal, u hebt mij niet ie berispen
De heer Hermann zegt verder, dat
er in de vorige zittingen èn door het
O. M., èn door dien heer v. d. Bergh
ongenadig op hem „loos gehouwen"
is. Spr. heeft toen gedacht, houw
maar loos, ik zal bewijzen, en daar
na zal ik loos houwen. Spr. heeft
echter nooit iemand nagejouwd of
uitgescholden als een kwajongen.
Verder vraagt spr. hoe het mogelijk
is. dat men in Krasnapolsky de toebe
reide visch nog goedkoopar koopt dan
t© IJmuiden op den afslag verkocht
wordt. Deze vraag is hem onlangs ge
steld en terwijl de Franschman al
tijd zegt „Cherchez la femme", zegt
spreker altijd „Cherchez les juifis".
Stem 'in de zaal„Meneer de pre
sident. wat is dat? Ik protesteer 1"
De president„Ja meneer, als u dat
niet aanstaat, verlaat u dan de zaal.
Twee heeren verlaten de zaal.
„Dat er te IJmuiden knoeierijen
zijn, zoo gaat de heer Hermann voort,
blijkt wel daaruit, dat buitenlandsche
maatschappijen haar schepen ver
bieden te lJmu'iden inkoopen te doen.
omdat ze dan opgelicht worden. En
wanneer- ik nu in het „Politieblad"
schrijf „die of die is een dief of op
lichter, dan is dat geoorloofd. Schrijf
ik dat echter in een brochure, dan is
dat strafbaar. Verder wijst spr. er
op, dat hij reeds lang buitenslands
zou geweest zijn. wanneer hij niet
gebleven ware, om zijn woord gestand
te doen.
Ten slotte werd de uitspraak be
paald op heden over 14 dagen.
Uit de Arbeiderswereid
BINNENLAND.
Op de steenfabriek Heijnis aan de
Klingelbeek te Arnhem is een werk
staking uitgebroken onder de steenen
makers. Door 26 volwassen werklieden
wordt gestaakt.
Rechtzaken.
De zaak Hermann.
Voor da vijfde kamer der_Amster-
damsche Rechtbank werd voortgezet
de zaak Hermann.
Na eenig dispuut over liet al of niet
toelaten der heeren Groen (door het
O. M. en mr. Z. v.d. Bergh gewenscht
en door den heer Wieneck© bestre
den) bleef de rechtbank bij haar vo
rige beslissing, waarbij geen termen
gevonden werden de heeren Groen te
hooron.
Overeenkomstig het requisitoir van
het O. M. zullen de heeren Peters en
Braams als getuigen worden gehoord.
Thans werden de volgende getui
gen gehoord.
De heer Heykoop. Rijkshalchef te
IJmuiden, antwoordt, op een daartoe
strekkende vraag van den heer Her
man, evenals de volgende getuige F.
J. Snijder, Rijksboekhouder aan de
Rijksvischhal, dat hij het feit. dat
door den heer Groen visch zou ach
tergehouden zijn en verkocht onder
den marktprijs, aan vaste klanten
van andere kooplieden, dikwijls heeft
liooren bespreken. De tweede getuige
Het Kamerlid Hngenholtz
voor de
Haarlemsche Rechtbank.
Speciale correspondentie van
(Peereboonra algemsenen dienst)
voor Haarlem's Dagblad.
Het publiek toonde eene groote
belangstelling. De helft der getuigen
banken was ingenomen met dames en
heeren, en de publieke tribune vloeide
dadelijk na de opening geheel vol.
Trouwens, geruimen tijd. te voren
had het publiek reedis de toegangsdeur
tot de tribune, in de Jansstraat, bele
gerd.
De rechtbank was als volgt saamge-
steld:
President mr. De Clercq van Weel,
leden: mrs. De Marees van Swinde-
ren en Van Nes van Meerkerk.
O. M. mr. De Vries van Doesburgh,
verdediger mr. P. J. Troelstra.
Het was inmiddels zóó vol gewor
den dat de binnenkomende getuigen
voor een gedeelte moesten staan.
Getuigen charge waren: J. A. J.
Nolthenius, hoofdinspecteur, A. Ver
laan, inspecteur van politie, P. C. van
Dobben, journalist, en J. Arpot en C.
J. de Boer, bezoekers die de vergade
ring indertijd bijwoonden.
Namens beklaagde waren dé
charge gedagvaard: v. d. Gevel, Na-
les, Van Nor den, Kraayenhagen,
Kruyt, Iloevens, Langenhuijzen,
Scholtz, Sickens. Bernard en Schweit
zer. allen bezoekers der bedoelde ver
gadering.
Gedurende de voorlezing der acte
van beschuldiging en andere stukken,
zit de heer Hugenholtz kalm in de
bank der beschuldigden.
DE GETUIGEN k CHARGE.
Nadat een uitvoerig, verslag der
vergadering was voorgelezen, van de
heeren Nothenius en Ver-laan, vele
folio vellen beslaande, werd als eerste
getuige gehoord de heer J. A. J. N o 1-
thenius, hoofdinspecteur van po* i
litie. I
Get. verklaarde te volharden hij
zijn proces-verbaal. Op de vergade
ring waren 7 miliciens, althans sol
daten in uniform, aanwezig. Get,
wees er op. dat de heer Verlaan en
hij zonder eenig verwijl hunne aan
teekeningen van de vergadering had
den uitgewerkt, zoodat de woorden
die voorgelezen rijn. werkelijk door
bekl. zijn gebezigd.
De heer Hugenholtjz erkende,
dat in bet algemeen de gang van het
gesprokene goed door get. was weer
gegeven. Maar precies zoo had bekl.
niet de woorden gesproken. Spr. ver
wees naar het verslag in „Haarlems'
Dagblad", dat zeer juist den geincri-
mineerden zin weergeeft„Wanneer
ooit gecommandeerd wordt „vuur",
zal ik u niet zeggen, wat u doen moet.
dan kom ik in botsing met de wet."
Getuige Nolthenius bleef de
juistheid van rijn proces-verhaal vol
houden.
Beklaagde Hugenholtz ver
klaarde nog eenige inlichting te wil
len geven over den zin in de dagvaar
ding: „Laten wij den commandant in
zijn eentje laten brullen!" Dat was
geen ophitsing, maar spr. zeide hét
naar aanleiding van het dagorder der
commandanten te Amsterdam. Hij be
doelde laten wij tot een volgend!
onderwerp overgaan.
Mr. T r o e 1 s t r a vroeg aan getuige
Nolthenius of zijn aanteekeningen
van de vergadering nog bestonden.
Getuige ontkende
Mr. T r1 o ei II s t r a maakte er de
rechtbank attent op. dat getuige Nol
thenius aan bet eind van zijn verhaal
geen strafbaar feit constateert, maar
weil dat propaganda was gemaakt voor
de sociaal-democratie.
Getuige antwoordde dat het
constateeren van het strafbaar feit z.
i. op den weg der justitie ligt en niet
op dien der politie.
Mr. Troelstra volhardde bij
zijn vraag.
Get. antwoordde, dat deze conclu
sie van hooger hand wordt gevraagd.
Mr. Troelstra vroeg of getuige
stenografische aanteekeningen maakt.
G e t. antwoordde ontkennend.
Mr. Troelstra wees erop dat de
rechtbank er toch wel zeker van moet
zijn, dat inderdaad de geïncrimineerde
woorden gebezigd zijn.
Get. erkende dat er wel z'innen of
woorden uit zijn verslag kunnen zijn
weggevallen, maar wat er staat is
volledig.
Mr. Troelstra maakte er get. op
attent dat dit onjuist is. Ten bewijze
las hij den laatsten zin der dagorder
voor: ..dat geheel de bevolking van
het vaderland zelfs daar buiten
de aandacht gevestigd houdt op uwe
handelingen, enz. Getuige schrijft:
Heel de aandacht der bevolking van
het vaderland is op u gevestigd enz.
Ma*. Troelstra constateerde dat
get. dus niet geheel juist was in zijne
verklaring. De uitdrukking: „Laten
wij den commandant in zijn eentje
laten brullen" had get niet als op
ruling opgevat maar werkelijk als
overgang tot een ander onderwerp.
Getuige Verlaan verklaarde
ook te volharden bij zijn proces-ver
baal, De daar opgeteekende woorden
zijn inderdaad door bekl. gesproken.
Mr. Troelstra stelde dezen ge
tuige dezelfde, vragen als de vorige.
Getuige kon zich niet herinne
ren of bekl. de dagorder van den com
mandant voorgelezen had, of uit het
hoofd voorgedragen hij meende van
wel.
Bekl. Hugenholtz vroeg of
deze getuige zelf een verslag had ge
maakt. e
Getuige antwoordde bevestigend,
Getuige Van D obben. journalist,
woonde de vergadering bij en gaf
daarvan verslag, persklaar ter
vergadering, 't Is dus naar zijn beste
weten juist. De zin: „Laat den com
mandant enz." vatte get. als een ironie
op. Get. gebruikte in zijn verslag
zoovéél mogelijk de wooi*den van den
spreker.
De strekking van het betoog is
door get. in zijn verslag neergelegd.
Mr. Troelstra vraagt of deze
getuige aan de bladien indertijd een
bericht zond dat de heer Hugenholtz
op het perron te Haarlem de mili
ciens opruiend toesprak. o
Getuige bevestigde dit echter
niet wat het opruiende betreft. Later
werd dit bericht echter herroepen,
Mr. Troels tra vroeg of er nog
meer verslaggevers' waren.
Getuige antwoordde ontkennend.
Getuige J. Arpot, milicien, be
zocht de vergadering, waarin de heer
Hugenholtz als spreker optrad.
Het bleek echter dat hij zich zoo
goed als niets herinnerde. Get. praat
zeer zacht en is moeilijk tg volgen.
Het O. M. vraagt of dus zijn indruk
was dat hij de wapens moest neer
leggen alg er gecommandeerd werd:
„schiet", omdat vaders en moeders
er vóór konden staan. Na eenig aar
zelen stemde hij dit toe.
Mi*. Troelstra vraagt of get. de
geheele vergadering heeft bijgewoond.
Get. antwoordt bevestigend bij
heeft één spreker gehoord', den heer
Hugenholtz.
Mr. Troelstra maakt eb hem op
attent, dat er twee sprekers zijn ge
weest. Dat weet get. blijkbaar niet.
Getuige C. J. de Boer, milicien,
woonde de vergadering van het be
gin af bij. De heer Hugenholtz zeide:
Als er gecommandeerd1 wordt „schiet"
wieet dan wat je moet doen. Ik mag
niet zeggen, wat je moet doen". Als
later de geheele zin der processen-
verbaal wordt voorgelezen, stemt get.
toe, dat dit alles 'gezegd is.
DE GETUIGEN k DéCHARGE.
Nu wordt overgegaan tot het
hooren van de getuigen décharge.
Aan get. V. d. Gevel, bestuurslid
van den Bond van Miliciens en Oud
miliciens. wordt door mr. Jfroelstra
het doel der vergadering gevraagd,
die door dien Bond belegd werd.
Doel was de miliciens op de hoogte
te stellen van den gespannen, toestand
en tevens leden te werven.
De heer Hugenholtz verklaarde
eerst, niet te kunnen komen, omdat
hij met zijn temperament, als volks
redenaar, in het vuur zijner":rede din
gen zou zeggen, die hij niiet kon ver
antwoorden. Later nam de heer Hu-
genholtzjuet aan, toen er geen andere
spreker to krijgen was.
Mr. Troelstra vroeg, of in den
Bond destijds wel eens de quaestie
van dienstweigering was ter sprake
gekomen.
Get. bevestigt dit. De Bond had
het echter altijd ontraden, omdat het
schadelijk zou zijn voor den persoon
die dienstweigerde en niet bevorder
lijk voor hunne beginselen.
Mr. Van Nes van Meerker
ken wees er bekl. op dat in het strooi
biljet de miliciens worden opgewekt
solidair te zijn met de arbeiders. Dat
is wel opzetten tot dienstweigering.
Get. v. d. Gevel antwoordt, dat
de bedoeling was vooral niet te pro-
voceeren. omdat de arbeidende klasse
bij politie en leger natuurlijk altijd
in het verdomboekje staat.
Get. Nal-es, insgelijks bestuurslid
van den Bond van Miliciens en Öud-
Milicïens. bevestigde de vorige verkla
ringen. De heer Hugenholtz zeide
o.a. „Als er gecommandeerd wordt
..vuur" spr.hield even op en ging
voort ik zal niet zeggen wat ge dan
doen moet, anders kom ik in aanra
king met de strafwet."
Mr. Tr o e 1 str a vraagt wat de
bedoeling is in het strooibiljet van
de woorden „Miliciens, toont u so
lidair.".
G e t. verklaart, dat dienstweigering
altijd is ontraden. Deze beteekenis
is er dus niet aan te hechten.
Get. Van Nor den, milicien, be
vestigde, voor zoover mogelijk, deze
verklaring. Ook wat betreft de wei
feling van den heer Hugenholtz, na
de woorden „Als er gecommandeerd
wordt„.schiet."
Evenzoo de miliciens Kr a ay en-
ha g e n, en Kruyt. De laatste had
u'it de ge incrirnimeerde uitdrukking
begrepen dat de miliciens indien
er geschoten moest worden niet
op hun familie moesten schieten (hi
lariteit).
Get. Ho evemis is lid van den
Bond van Miliciens en Oud-Miliciens.
Ook deze herinnert zich de pauze die
intrad, nadat de heer Hugenholtz de
uitdrukking had gebruikt„Als er
gecommandeerd wordt, enz.
Mr. Troelstra vroeg wat de in
druk was van getuige. Had de heer
Hugenholtz in bedekten vorm willen
opwekken tot verzet.
Get. meende van neen.
Get. L a n g e r h u y z e n, lid als
voorgaand, vertelde de uitdrukking
aldus Als er gecommandeerd wordt
..vuur", dan zeg ik niet „schiet niet",
dan zou ik mot de strafwet in aanra
king komen, maar ik laat het over
aan. je eigen gevoel".
Get. Scholtz sprak weder van
de aarzeling of weifeling des heeren
Hugenholtz. na het eerste gedeelte
van den veelbesproken zin. Get. kreeg
den indruk dat de heer Hugenholtz
meteen van het onderwerp wilde af
stappen. nadat hij het woord „vuur"
had uitgesproken.
Get. Bernard (Sickens was niet
aanwezig) was na de beëindiging der
rede naar den heer Hugenholtz toe
gegaan om te vragen wat hij bedoeld
had niet dat „vuur". De heer Hu
genholtz antwoordde dit was on
middellijk na afloop der vergade
ring dat men volstrekt geen dienst
moest weigeren. Get. Schweitzer was
hierbij.
Mr. Troelstra wees op het ge
wicht dezer verklaring en hield get.
voor. dat hij volstrekt geen onwaar
heid mocht spreken ten voordeele van
beklaagde.
Pleiter wees erop, dat twee
voorname getuigen niet verschenen
waren (nl. Sickens en Schweitzer)
Hij wenschte de rechtbank in overwe
ging te geven, of we'llicht om deze
reden de zaak moest worden gr
schorst en deed hiertoe het verzoek.
Mr. De Vries van Do'esburgh
ambtenaar van het O. M., verklaarde
zich ten stelligste tegen elk uitstel
van behandeling, daar hiervoor geen
reden was.
De Rechtbank ging nu in Raadka
mer, en besliste dat de zaak zou wor
den geschorst tot half twee heden
middag.
Na de pauze bleek get. Schweit
zer alsnog verschenen te zijn.
Get. bevestigde dat Hugenholtz
ook hem na afloop der vergadering
gezegd had „Weiger nooit dienst!"
Sickens was wederom niet ver
schenen.
Mr. Tr o e 1 s t r a had hooren vertel
len dat deze getuige op raad
van zijn slhoonvadJer een
rechercheur van politie niet
verschenen was. Pleiter vestigde
er de aandacht van den officier op,
dat iets dergelijks door ambtenaren
schijnt te geschieden, wat niet in het
belang is eener goedte justitie.
De tijden zijn voorbij dat de Regee
ring verklaarde, niet te kunnen aan
nemen, dat Kamerleden tot opruiing
zouden kunnen aansporen. Nu wel.
Op schandelijke wijze is misbruik ge
maakt van het recht vrij zijn woord te
uiten in openbare vergaderingen.
Steeds is opruiing als een zwaar
misdrijf gestraft.
Wegens het in het openbaar mon
deling tot eenig strafbaar feit opruien
eischte liet O. M. tegen beklaagde 1
jaar gevangenisstraf.
PLEIDOOI.
Ten slotte kwam het woord aan Mr.
P. J. Tr o e 1 s t r a. PI. wees erop dat
Mr. v. Limburg in zijn bekend werk
opruiing een politiek misdrijf is
zicli richtend dus tegen de openbare
ordè.
De strijd der politieke meeningen
roept vaak éigen hartstochten wak
ker, dan die om persoonlijke redenen.
Daarvan draagt, het requisitoir van
het O. M. die sporen, 't Werd blijk
baar vooraf klaar gemaakt, want het
werd door den ambtenaar voorgele
zen. Het hoor en wederhoor ter open
bare zitting is er dus nilet bij gekend.
En dat terwijl de rechter slechts een
instrument van het absolute recht
mag zijn.
Was het wel goed den toon van den
politiek,en strijd hier in de rechtzaal
te brengen?
De strijd is zeer zeker voor tweeër
lei beschouwing vatbaar. Maar de dis
cussie moet niet in de rechtzaal wor
den uitgevochten.
Bekl. is een persoon, hij u welbe
kend, die beschikt over_enkele bijzon
dere eigenaardigheden, waardoor hij
vaak personen prikkelt, meer dan
noodig en nuttig is voor zijn doel.
Bovendien spreekt bekl. vloeiend en
vlot. Lafheid, gelijk het O. M. zegt
en vrees om zijn overtuiging te uiten
kan inderdaad bekl. niet ten laste
worden gelegd.
Frans Netscher heeft in de Holl.
Revue dan ook een gansch andere
appreciatie gegeven van hekl.'s per
soon en karakter, dan het O. M. Hij
is een gevoelsménsch, niet een van
bereken'ing. Hij is sociaal-democraat
en dus zou hij tegen zijn principe op
treden al,s hij aanzette tot dienst^
weigering. Dat bewijst, dat er een
andere beteekenis in zijn woorden zal
liggen, dan die welke door het O. M.
eraan wordt gehecht.
De sociaal-democratie loopt echter
niet tegen de wet in, maar tracht de
wet te veranderen. Dit standpunt
wordt ook door den heer Van der
Goes ingenomen, blijkens zijn plei
dooi,.
Op het congres dier ■'sociaal-demo
craten, in 1894, in Zurich gehouden,
heeft de tak van_Nieuwenhuis zich
afgescheiden, omdat deze dienstwei
gering noodzakelijk achtte voor be
reiking van het doel. En spr. heeft
er zich ook in de Tweede Kamer na
mens de sociaal-democratische frac
tie. tegen verklaard. Daarmee is nu
wel niet bewezen, dat bekl. het niet
gezegd kan hebben,_maar dan zou hij
zich niet gehouden hebben aan de be
ginselen zijner partij.
Al wordt in art. 131 Wetb. v. Straf
recht alleen van opruiing gesproken,
toch moet deze opzettelijk zijn. Blij
kens het bekende, werk over het Wet
boek van Strafrecht van Mr. Noyon,
is „het uitbrengen van woorden die
gedachte aan strafbare feiten kun=
nen wekken, op zichzelf niet straf
baar" zonder de* bedoeling tot
het wekken van die gedachten. En de
woorden door'bekl. gebruikt zijn op
zichzelf niet opruiend.
Zelfs op het standpunt vian liet O.
M. bestaat de mogelijkheid dat de ge
ïncrimineerde woorden geen straf
baar feit bevatten. Hij kan bedoeld
hebben: als gij moet schieten, en ge
ziet een vader of moeder, richt dan
een beetje op zij, zoodat ge h en niet
behoeft te raken, maar een ander
deel van het publiek.
PI. meent dat het O. M. moet toe
geven, dat de woorden in de dag
vaarding niet direct een strafbaar
feit moeten beteekenen. Is dat het
geval, dan dienen wij te zoeken naar
zelfstandige bewijzen.
PI. vindt het eigenaardig dat de
strafvervolging zoo laat in scène is
gezet. Ongeveer 2 maanden waren
sedert de vergadering verloopen, toen
bekl. eerst kennis kreeg, dat hij ver
volgd zou worden.
PI. sprak daarover zijn verwonde
ring uit, en wees erop, hoe bijna voor
bekl. gewichtig bewijsmateriaal was
verloren gegaan.
PI wees erop welke grenzen de
heer 'Hugenholtz zichzelf had gesteld,
- t-~- - - - - V1 omdat hij vreesde wellicht te veel te
De President vroeg nu of bekl. zu|ien zeggen, als hij voor zich zag
met de motie der vergadering bekend h t beeld van eeil daad verricht dooi
de geïncrimineerde woorden niet zijn
gelegd.
En da! is niet het geval. Deze recht
bank zelf beslist hetzelfde. Er is twij
fel en de goede rechtspraak legt
twijfel nog steedis in het voordteel van
die beklaagden uit.
Het O. M. heeft een zware eisch
laten hooren. en bekl. moreel veroor
deeld. Voor hem als; politiek persoon
is het noodig dat zijn moreele hou
ding goed worde bevonden. PI. meen
de dat vrijspraak moet volgen.
(Eenig gedruisch op de publieke tri
bune).
Onze Brieveabussea
4.dvertc:
ïiën kunnen worden
fcige;. Rrievf buiion
brieven r
.üwnrpen i:
'c v\ ctun
Grootcl: JUtstiaatK 1 ioau.'i net hun, van
Ier. neei li. Lai.ge aid by heiPiOvwuiarriiuia
■Vr.agang,Gro Houtstraat, aan bet
huis van tien hêei' FHellingman.
Kruisweg 4i iioek Heeien fraai aan da
rinkel van Jen hear A O. A. van Hemen en
.an on/.e Bureaux, Ziiidar hm'.enspaatiie
Mo. o vlak bij ca Turfmarkt oo Bijkantoor
viroote Houtstraat 55
J>fc AJDViu'tiioittaTliS.
Gemengd nieuws.
Een Reporter8-a?ontnar.
De reporters van d'en tegenwoordi-
gen tijd zijn leep, maar hun voor
gangers wanen ook uitgeslapen.
Een van de gochemste was een ze
kere Braschet van het Parijscheblad
„La Presse".
Die moest e'en verslag schrijven
van de begrafenis van Béranger, den
beroemden populair en dichter, den
20en Juli 1857.
't Blad verscheen om vier uur 's mid
dags. Onze reporter volgde, den
prachtigen stoet voet voor voet, van
Béranger's huis tot de groeve, en
schreef in de uitvoerigste détails op,
de namen van al de in den stoet
zijnde personen, van de dnagers, de
speechen, enz. De tijd verliep en het
uur van afdrukken kwam al nader
en nader. Brachet keek telk'ens met
zenuwachtige opgewondenheid op
zijn horloge tot dlei uiterste minuut
wachtende om zijn copie af te leve
ren. Eindelijk waren de speechen af-
geloopen. Braschet ellleboogdie zich
door de soldaten en andere omstan
ders tot aan de poort van Père La-
Chaise, di© tot zijn schrik gesloten
was en bewaakt door een groote
macht infanterie. Zonder bijzondere
permissie, mocht de poort niet geo
pend worden.
Opspelen, protesteeren, Verzoeken,
niéts hielp. Wat te doen?
De copie zou niet op tijd komen,
en hij zou zijn ontslag krijgen.
Maar zoo gauw was onze vriend
niet verlegen.
Opeens ziet hij' dé lijkwagen lang
zaam naderen. Stiekem gaat hij er
naar toe en kruipt in de ruimte*
waar de kist had gestaan. Toen het
voertuig aan de pooi*t kwam werd
deze, zonder argwaan, opengemaakt
en de koets reed er door.
Braschet ademde verlucht op,
hij was er uit.
Gauw kruipt hij uit de holte, gooit
het zwaait© doek van zich af en tot
giioote conisternatie de>r voorbijgan
gers springt hij uit den lijkwagen.
Toen riep hij een rijtuig en het
ging rij je niet, dan heb je niet, naar
d'e redactie.
Om vier uur was „La Pressie" de
eenige, die -een volledig verslag had
van de begrafenis van Béranger.
Braschet's naam was gered.
Bekl. ontkende, tevens dat hij het
opzet zou hebben gehad om op te
ruien. Bekl. erkende gezegd te heb
ben, dat miliciens geen louter werk
tuigen moesten zijn.
Mr. Troelstra vroeg vervolgens
wat de reden was dat bekl. even ge-
pauseerd had nè. de woorden „vuur"
enz.
Beklaagde gaf als reden op dat
hij toen voelde op een gebied te ko
men. waarop hij niet wilde en mocht
zijn. Toen hij nu toch door zijn
eigenaardig temperament op dat
terrein kwam heeft hij zich terug
getrokken en er zich vanaf gemaakt.
REQUISITOIR.
Alsnu kwam het woord aan het
Openbaar Ministerie.
Spr. herinnerde aan het gebeurde
van het begin van bet jaar. Het Ne-
derlandsche volk heeft met de hem
eigen phlegma niet aan de revolutio
naire oproeping gehoor gegeven, maar
toch de poging is gedaan. Art. 131
van het Wetboek van Strafrecht ver
biedt het opruien in het openbaar tot
eenig strafbaar feit. En dit nu is wel
geschied in de vergadering.
De vergaderingen van miliciens en
oud-miliciens dienden tot loet brengen
van het leger in de nieuwe koers
en dat op de meest doortrapte wijze.
Woord- en eedbreuk werd aangepre
zen. Is hier opruiing geweest? Ja ze
ker, dat moet ieder erkennen, ook do
weldenkende jurist. Direct worden de
militairen door de gebruikte woorden
opgeruid tot ongehoorzaamheid.
Het is een zegen dat do aangespro
kenen niet hebben gedaan, waartoe hij
hen aanzette.
het leger tegen het volk. En ook legde
pl. nadruk op het feit dat do Bond
van Miliciens en Oud-Miliciens, zich
herhaaldelijk ook. in huishoudelijke
vergadering heeft verklaard tegen
dienstweigering.
Pl. wees op dien geest van vijande
lijkheid die bij volksdemonstraties of
bewegingen steeds heerscht bij het le
ger tegen de socialisten. En wanneer
dus in het strooibiljet op solidariteit
wordt aangedrongen, dan is het slechts
een streven om onnoodige verdeeld
heid te voorkomen.
Uit de pauze na het woord' „vuur'
blijkt ook dat bekl. niet het opzet
had op te ruien. Dat was gebied waar
van hij wilde afblijven.
Pl. stemt toe dat bekl., door do
woorden „ik. mag dat niet zeggen, an
ders kom ik met de strafwet in aanra
king" een verkeerden indiruk heeft ge
wekt. indiruk die aanleiding gaf tot
de platte beschouwing van het O. M.
Maar deze man ken niet gelijkgesteld
worden met den een of anderen beun
haas, die eens een relletje wil wekken
op straat. Hij behoort tot de strijders,
die kampen voor hetgeen zij edel en
groot achten. Maar hij had bebooren
te voleinden zijn zin, en te zeggen:
dat mag ik niet doen, want ÜS
ben sociaal-democraat".
Het is waar, zooals het O. M. zegt
bedekte opruiing is mogelijk. Maar
het opzet daarvan moet bewezen wor
den. Pl. wees erop dat bekl. had ge
zegd „in geen geval dienstweigeren".
Als dat waar was dan zou bekl. thuis
hooren op de banken van het krankzin
nigengesticht. Maar de getuigenis van
Schweitzer en Bernard is beslissend
voor dezen bekl. De Hooge Raad be
slist dat een bepaald strafbaar feit in
Het roerend vermogen.
In de jongste aflevering van
„Wolf's Zeiitschrift fïir Socialwissen-
schaft" worden aan eene studie van
het Statistisch Seminar te Weenen,
dat onder leiding van pi'of. Von Ina-
rna Schmegg werkt, de volgende cij
fers ontleend nopens de grootte van
het roerend vermogen in verschillen
de landen van Europa volgens de
jongste en meest deskundige Ramin
gen. De cijfers zijn in milliarden
francs;
Engeland 182.6
Duitschland 92.0
Frankrijk 80
Oostenrijk 27.1
Rusland 25.5
Italië 17.5
Nederland 13.6
Spanje 9.5
België 8.8
Turkije 4.3
Portugal' 3.7
Denemarken 2.7
Rumenië 1.8
Noorwegen 0.8
Voor Hongarije, Zwitserland, Zwe
den, Sfervië, Bulgarijfe, Griekenland
en Montenegro ontbreken cijferfs. De
opgaven voor Spanje, Portugal en
Turkije noemt Neymarck^zelf slechts
ruwe benaderingen. Van bovenstaan
dé 470 milliard zijn 125 staatspapier,
een gelijk bedrag papier ten Jaste
van provinciën, gemeenten en spoor
wegen, 50 milliard hypotheken, het
overige waarden van anderen aard.
Niet onaardig wordt eraan herin
nerd, dat ter Parijsche beurs in 1800
nog slechts zeven fondsen genoteerd
werden, en in Oostenrijk de eerste
in 1816 tot standi kwam.
Tegenovep* bovenstaand bedrag
aan roetend vermogen staat een geld
circulatie (metaal en bankpapier) die
voor de geheel© wereld op niet meer
dan 25 milliard wordt geraamd.
Van de staatsschuld in verschil
lende staten van Europa geven ten
slotte de volgende cijfers, aan dezelf
de bron ontleend, een oy&rzichl:
26.1 mill. fr.
16.2
Frankrijk
Rusland
Engeland
Duitschland
Ooslanrijk-Hongarij©
Italië
Denemarken
België
Nederland'
Rumenië
Noorwegen
Totaal dezer landen 109.4 mill. fr.
16.0
15.7
13.9
12.9
2.7
2.3
2.2
1.2
0.2