den heer H. G. Vriend, alhier, voor 0.45 per KG. Beverwijk. Toen de stoomtram Alkmaar-Haar lem alhier den Alkmaarschenwe# pas seerde. werden opeensjaan éene zijde van de wagens alle ruiten verbrijzeld, met zulk een kracht, dat het gebroken glas op .sommige plaatsen aan de an dere zijde der wagons ook door de ruiten vloog. Oorzaak hiervan was het te ver liitstekjen van eenige latten bij een in aanbouw zijnd huis. In den afgeloopen nacht zijn bij den heter S., bloemkweeker alhier, nagenoeg alle lelietjes van dalen ge stolen. Tot onderwijzer aan de R. C. Jon gensschool is benoemd de heer J. van Evk te Alkmaar. Ds A. Junod te Kampen „heeft voor het beroep bij de Ev. Luth. gemeente alhier bedankt. Binnenland. Belediging vail Minister Kuyper De heeren WollrinE en (voorz. en seer. van den A.B B.)Ja- cob'en en de Groot, (bestuurders van het P.A.S.) lensclr (bestuurder der schildersvereenismg V.Z.O.D.)Alb. Keunins en Looger, pud-leden van bet ontbonden plaatselijk: comité van Verweer, moesten voor den recti- ter-commissaris tg Amsterdarn ko men, teneinde te worden_gehoord in zake het tentoonstellen op een verga dering in de maand Maart in het lo kaal Bellevue van een plaat, volgens den achter-commissaris zijnde een vergrooting van de bekende plaat uit het Zondagsblad van Het Volk. Arbeid Adelt. Te 's Gravenhage is de jaarlijksche algemeene vergadering der vereem- ging „Ai-beid Adelt" gehouden ondei voorzitterschap van mevr. Veiling Mei- neszDen Tex. De algemeene toestand der vereeni ging werd' als vrij gunstig geschetst. Aan 251 vrouwen werd werk ver schaft en aan arbeidsloon uitbetaald De vereeniging telt thans 2179 le den, terwijl de omzet van de verkochte goederen in het geheel bedroeg 30,268.343. Nationaal Comité tot steun van Miliciens. Van H. M. de Koningin-Moeder is als bewijs van instemming f 200 inge komen bij het comité. Het berijden van wegen met motorrijtuigen. Door de Nedeiiandsche Vereeniging „De Rijwtiel- en Automobiel-Indus trie". waarbij als leden aangesloten zijn onderscheidene firma's in ver schillende plaatsen des lands, is aan de Tweede Kamer een request verzon den. naar aanleiding van het inge diende wetsontwerp betreffende het berijden van wegen met motorrijtu; gen. In dit adres stelt, adressante op den voorgrond, dat zij toejuicht het voornemen om bij de wet alge meene bepalingen te maken, niet al leen omdat in de plaats van de Pro vinciale en gemeentelijke verordenin gen eenheid van_ regeling door het Rijk treedt, maar ook omdat de Re geering zegt te worden geleid door de behoefte van het, steeds meer zich ontwikkelend verkeer met motorrij tuigen. Zeer ernstig bezwaar heeft adres sante o. a. tegen het. in art. 3 neerge legd stelsel van schorsing en intrek king der eenmaal gegeVen vergun ningen. Dit acht adr. vooral daarom be zwaarlijk. omdat zoodanige maatre gel het artikel, waarin de leden der vereeniging handel drijven, tijdelijk of voor goed onverkoopbaar maakt en het personeel in de uitoefening van zijn beroep aantast. Een der-gelijke straf acht adr. op zichzelf reeds niet geëvenredigd aan de overtreding, waarvoor zij kan worden opgelegd, maar is. zegt zij. te bedenkelijker om de wijze waarop zij zal worden toe gepast. Het komt adressante voor dat de straffen, bepaald bij artt. 6. 7 en 8, waarbij zelfs hechtenis van 30 dagen bedreigd wordt, een alleszins voldoend middel geven om overtredingen tegen ta gaan. Mocht de Kamer desniettemin oor- deelen, dat het stelsel van schors'ng en onttrekking dier vergunningen be hoort behouden te blijven, dan ver zoekt adressante het daarheen te lei den, dat schorsing en intrekking uit sluitend geschieden volgens vastge stelde regelen en hij rechterlijk von nis. Dit acht adr. te meer noodzakelijk in verband met de bevoegdheden, ge geven in de artt. 10 en 11. noemt zeifis verschillende personen, die geklaagd hadden over wat zij noemden „unfaiiie concurrentie". Ook eenige getuigen,, de vorige maal ge hoord. hadden geklaagd. Op een daartoe strekkende vraag antwoordt getuige, dat hij gehoord heeft, dat eenige getuigen, die de vorige maal gehoord werden, in den laatsten tijd nogal eens in de hal met de heeren Groten hebben geconfereerd. De getuige Falk,Jid van de firma Bley, vischkoopman te IJmuiiden, heeft het feit, dat uit den stoomtraw ler .Betsy" door de Groens visch zou zijn achtergehouden, en Öhder dien marktprijs verkocht, dikwijls hooren bespreken. Getuige Van Pel, vischkoopman te IJmuiden, verklaart ongeveer hetzelf de. Deze getuige lis_van oordeel, dat de handelwijze van de heeren Groen als „déloyale concurrentie" is të qua- lificeeren. Getuige merkt op, dat het hier ver schijnen als getuige hem f200 schade veroorzaakt, daar hij dezen middag n'iet bij den vischafslag kon 'zijn. Het O.M. zegt. dat dit aan de loyale concurrentie des heffen Hermann te wijten is. Het O. M. noemde de vraag van den heer Hermann aan getuige Braams of deze niet was aangezocht op een bepaalde manier te verklaren, een gemeene insinuatie. Na de pleidooien verkreeg de heer Hermann nog het woord. Hij wees er op, dat waar het O. M. gewoonlijk staat tegenover dieven en oplichters, men jiier het geval zich ziet voordoen, zeldzaam in de rechts zaal, dat. het O. M. staat aan de over zijde. Verder meent spr.. dat het O. M. niet weet, wat er in zijn eigen dagvaarding staat; Het O. M. staat op en zegt geen beleedigingen van den heer lermann te willen afwachten. Als spr. zoo voortgaat, zal het O. M. proces-ver baal doen opmaken. De president doet den heer Hermann opmerken, dat waar door zijn verde diger reeds zulk een_degelijk pleidooi is gegeven, hij dat niet weer moet gaan bederven. De heer Hermann merkt op dat, wanneer iemand het durft wagen, zijn eigen belang te ver geten, en te wijzen op rotte toestan den, hij met maanden gevangenisstraf bedreigd wordt. Het O. M. ,,U is geen procureur- generaal, u hebt mij niet ie berispen De heer Hermann zegt verder, dat er in de vorige zittingen èn door het O. M., èn door dien heer v. d. Bergh ongenadig op hem „loos gehouwen" is. Spr. heeft toen gedacht, houw maar loos, ik zal bewijzen, en daar na zal ik loos houwen. Spr. heeft echter nooit iemand nagejouwd of uitgescholden als een kwajongen. Verder vraagt spr. hoe het mogelijk is. dat men in Krasnapolsky de toebe reide visch nog goedkoopar koopt dan t© IJmuiden op den afslag verkocht wordt. Deze vraag is hem onlangs ge steld en terwijl de Franschman al tijd zegt „Cherchez la femme", zegt spreker altijd „Cherchez les juifis". Stem 'in de zaal„Meneer de pre sident. wat is dat? Ik protesteer 1" De president„Ja meneer, als u dat niet aanstaat, verlaat u dan de zaal. Twee heeren verlaten de zaal. „Dat er te IJmuiden knoeierijen zijn, zoo gaat de heer Hermann voort, blijkt wel daaruit, dat buitenlandsche maatschappijen haar schepen ver bieden te lJmu'iden inkoopen te doen. omdat ze dan opgelicht worden. En wanneer- ik nu in het „Politieblad" schrijf „die of die is een dief of op lichter, dan is dat geoorloofd. Schrijf ik dat echter in een brochure, dan is dat strafbaar. Verder wijst spr. er op, dat hij reeds lang buitenslands zou geweest zijn. wanneer hij niet gebleven ware, om zijn woord gestand te doen. Ten slotte werd de uitspraak be paald op heden over 14 dagen. Uit de Arbeiderswereid BINNENLAND. Op de steenfabriek Heijnis aan de Klingelbeek te Arnhem is een werk staking uitgebroken onder de steenen makers. Door 26 volwassen werklieden wordt gestaakt. Rechtzaken. De zaak Hermann. Voor da vijfde kamer der_Amster- damsche Rechtbank werd voortgezet de zaak Hermann. Na eenig dispuut over liet al of niet toelaten der heeren Groen (door het O. M. en mr. Z. v.d. Bergh gewenscht en door den heer Wieneck© bestre den) bleef de rechtbank bij haar vo rige beslissing, waarbij geen termen gevonden werden de heeren Groen te hooron. Overeenkomstig het requisitoir van het O. M. zullen de heeren Peters en Braams als getuigen worden gehoord. Thans werden de volgende getui gen gehoord. De heer Heykoop. Rijkshalchef te IJmuiden, antwoordt, op een daartoe strekkende vraag van den heer Her man, evenals de volgende getuige F. J. Snijder, Rijksboekhouder aan de Rijksvischhal, dat hij het feit. dat door den heer Groen visch zou ach tergehouden zijn en verkocht onder den marktprijs, aan vaste klanten van andere kooplieden, dikwijls heeft liooren bespreken. De tweede getuige Het Kamerlid Hngenholtz voor de Haarlemsche Rechtbank. Speciale correspondentie van (Peereboonra algemsenen dienst) voor Haarlem's Dagblad. Het publiek toonde eene groote belangstelling. De helft der getuigen banken was ingenomen met dames en heeren, en de publieke tribune vloeide dadelijk na de opening geheel vol. Trouwens, geruimen tijd. te voren had het publiek reedis de toegangsdeur tot de tribune, in de Jansstraat, bele gerd. De rechtbank was als volgt saamge- steld: President mr. De Clercq van Weel, leden: mrs. De Marees van Swinde- ren en Van Nes van Meerkerk. O. M. mr. De Vries van Doesburgh, verdediger mr. P. J. Troelstra. Het was inmiddels zóó vol gewor den dat de binnenkomende getuigen voor een gedeelte moesten staan. Getuigen charge waren: J. A. J. Nolthenius, hoofdinspecteur, A. Ver laan, inspecteur van politie, P. C. van Dobben, journalist, en J. Arpot en C. J. de Boer, bezoekers die de vergade ring indertijd bijwoonden. Namens beklaagde waren dé charge gedagvaard: v. d. Gevel, Na- les, Van Nor den, Kraayenhagen, Kruyt, Iloevens, Langenhuijzen, Scholtz, Sickens. Bernard en Schweit zer. allen bezoekers der bedoelde ver gadering. Gedurende de voorlezing der acte van beschuldiging en andere stukken, zit de heer Hugenholtz kalm in de bank der beschuldigden. DE GETUIGEN k CHARGE. Nadat een uitvoerig, verslag der vergadering was voorgelezen, van de heeren Nothenius en Ver-laan, vele folio vellen beslaande, werd als eerste getuige gehoord de heer J. A. J. N o 1- thenius, hoofdinspecteur van po* i litie. I Get. verklaarde te volharden hij zijn proces-verbaal. Op de vergade ring waren 7 miliciens, althans sol daten in uniform, aanwezig. Get, wees er op. dat de heer Verlaan en hij zonder eenig verwijl hunne aan teekeningen van de vergadering had den uitgewerkt, zoodat de woorden die voorgelezen rijn. werkelijk door bekl. zijn gebezigd. De heer Hugenholtjz erkende, dat in bet algemeen de gang van het gesprokene goed door get. was weer gegeven. Maar precies zoo had bekl. niet de woorden gesproken. Spr. ver wees naar het verslag in „Haarlems' Dagblad", dat zeer juist den geincri- mineerden zin weergeeft„Wanneer ooit gecommandeerd wordt „vuur", zal ik u niet zeggen, wat u doen moet. dan kom ik in botsing met de wet." Getuige Nolthenius bleef de juistheid van rijn proces-verhaal vol houden. Beklaagde Hugenholtz ver klaarde nog eenige inlichting te wil len geven over den zin in de dagvaar ding: „Laten wij den commandant in zijn eentje laten brullen!" Dat was geen ophitsing, maar spr. zeide hét naar aanleiding van het dagorder der commandanten te Amsterdam. Hij be doelde laten wij tot een volgend! onderwerp overgaan. Mr. T r o e 1 s t r a vroeg aan getuige Nolthenius of zijn aanteekeningen van de vergadering nog bestonden. Getuige ontkende Mr. T r1 o ei II s t r a maakte er de rechtbank attent op. dat getuige Nol thenius aan bet eind van zijn verhaal geen strafbaar feit constateert, maar weil dat propaganda was gemaakt voor de sociaal-democratie. Getuige antwoordde dat het constateeren van het strafbaar feit z. i. op den weg der justitie ligt en niet op dien der politie. Mr. Troelstra volhardde bij zijn vraag. Get. antwoordde, dat deze conclu sie van hooger hand wordt gevraagd. Mr. Troelstra vroeg of getuige stenografische aanteekeningen maakt. G e t. antwoordde ontkennend. Mr. Troelstra wees erop dat de rechtbank er toch wel zeker van moet zijn, dat inderdaad de geïncrimineerde woorden gebezigd zijn. Get. erkende dat er wel z'innen of woorden uit zijn verslag kunnen zijn weggevallen, maar wat er staat is volledig. Mr. Troelstra maakte er get. op attent dat dit onjuist is. Ten bewijze las hij den laatsten zin der dagorder voor: ..dat geheel de bevolking van het vaderland zelfs daar buiten de aandacht gevestigd houdt op uwe handelingen, enz. Getuige schrijft: Heel de aandacht der bevolking van het vaderland is op u gevestigd enz. Ma*. Troelstra constateerde dat get. dus niet geheel juist was in zijne verklaring. De uitdrukking: „Laten wij den commandant in zijn eentje laten brullen" had get niet als op ruling opgevat maar werkelijk als overgang tot een ander onderwerp. Getuige Verlaan verklaarde ook te volharden bij zijn proces-ver baal, De daar opgeteekende woorden zijn inderdaad door bekl. gesproken. Mr. Troelstra stelde dezen ge tuige dezelfde, vragen als de vorige. Getuige kon zich niet herinne ren of bekl. de dagorder van den com mandant voorgelezen had, of uit het hoofd voorgedragen hij meende van wel. Bekl. Hugenholtz vroeg of deze getuige zelf een verslag had ge maakt. e Getuige antwoordde bevestigend, Getuige Van D obben. journalist, woonde de vergadering bij en gaf daarvan verslag, persklaar ter vergadering, 't Is dus naar zijn beste weten juist. De zin: „Laat den com mandant enz." vatte get. als een ironie op. Get. gebruikte in zijn verslag zoovéél mogelijk de wooi*den van den spreker. De strekking van het betoog is door get. in zijn verslag neergelegd. Mr. Troelstra vraagt of deze getuige aan de bladien indertijd een bericht zond dat de heer Hugenholtz op het perron te Haarlem de mili ciens opruiend toesprak. o Getuige bevestigde dit echter niet wat het opruiende betreft. Later werd dit bericht echter herroepen, Mr. Troels tra vroeg of er nog meer verslaggevers' waren. Getuige antwoordde ontkennend. Getuige J. Arpot, milicien, be zocht de vergadering, waarin de heer Hugenholtz als spreker optrad. Het bleek echter dat hij zich zoo goed als niets herinnerde. Get. praat zeer zacht en is moeilijk tg volgen. Het O. M. vraagt of dus zijn indruk was dat hij de wapens moest neer leggen alg er gecommandeerd werd: „schiet", omdat vaders en moeders er vóór konden staan. Na eenig aar zelen stemde hij dit toe. Mi*. Troelstra vraagt of get. de geheele vergadering heeft bijgewoond. Get. antwoordt bevestigend bij heeft één spreker gehoord', den heer Hugenholtz. Mr. Troelstra maakt eb hem op attent, dat er twee sprekers zijn ge weest. Dat weet get. blijkbaar niet. Getuige C. J. de Boer, milicien, woonde de vergadering van het be gin af bij. De heer Hugenholtz zeide: Als er gecommandeerd1 wordt „schiet" wieet dan wat je moet doen. Ik mag niet zeggen, wat je moet doen". Als later de geheele zin der processen- verbaal wordt voorgelezen, stemt get. toe, dat dit alles 'gezegd is. DE GETUIGEN k DéCHARGE. Nu wordt overgegaan tot het hooren van de getuigen décharge. Aan get. V. d. Gevel, bestuurslid van den Bond van Miliciens en Oud miliciens. wordt door mr. Jfroelstra het doel der vergadering gevraagd, die door dien Bond belegd werd. Doel was de miliciens op de hoogte te stellen van den gespannen, toestand en tevens leden te werven. De heer Hugenholtz verklaarde eerst, niet te kunnen komen, omdat hij met zijn temperament, als volks redenaar, in het vuur zijner":rede din gen zou zeggen, die hij niiet kon ver antwoorden. Later nam de heer Hu- genholtzjuet aan, toen er geen andere spreker to krijgen was. Mr. Troelstra vroeg, of in den Bond destijds wel eens de quaestie van dienstweigering was ter sprake gekomen. Get. bevestigt dit. De Bond had het echter altijd ontraden, omdat het schadelijk zou zijn voor den persoon die dienstweigerde en niet bevorder lijk voor hunne beginselen. Mr. Van Nes van Meerker ken wees er bekl. op dat in het strooi biljet de miliciens worden opgewekt solidair te zijn met de arbeiders. Dat is wel opzetten tot dienstweigering. Get. v. d. Gevel antwoordt, dat de bedoeling was vooral niet te pro- voceeren. omdat de arbeidende klasse bij politie en leger natuurlijk altijd in het verdomboekje staat. Get. Nal-es, insgelijks bestuurslid van den Bond van Miliciens en Öud- Milicïens. bevestigde de vorige verkla ringen. De heer Hugenholtz zeide o.a. „Als er gecommandeerd wordt ..vuur" spr.hield even op en ging voort ik zal niet zeggen wat ge dan doen moet, anders kom ik in aanra king met de strafwet." Mr. Tr o e 1 str a vraagt wat de bedoeling is in het strooibiljet van de woorden „Miliciens, toont u so lidair.". G e t. verklaart, dat dienstweigering altijd is ontraden. Deze beteekenis is er dus niet aan te hechten. Get. Van Nor den, milicien, be vestigde, voor zoover mogelijk, deze verklaring. Ook wat betreft de wei feling van den heer Hugenholtz, na de woorden „Als er gecommandeerd wordt„.schiet." Evenzoo de miliciens Kr a ay en- ha g e n, en Kruyt. De laatste had u'it de ge incrirnimeerde uitdrukking begrepen dat de miliciens indien er geschoten moest worden niet op hun familie moesten schieten (hi lariteit). Get. Ho evemis is lid van den Bond van Miliciens en Oud-Miliciens. Ook deze herinnert zich de pauze die intrad, nadat de heer Hugenholtz de uitdrukking had gebruikt„Als er gecommandeerd wordt, enz. Mr. Troelstra vroeg wat de in druk was van getuige. Had de heer Hugenholtz in bedekten vorm willen opwekken tot verzet. Get. meende van neen. Get. L a n g e r h u y z e n, lid als voorgaand, vertelde de uitdrukking aldus Als er gecommandeerd wordt ..vuur", dan zeg ik niet „schiet niet", dan zou ik mot de strafwet in aanra king komen, maar ik laat het over aan. je eigen gevoel". Get. Scholtz sprak weder van de aarzeling of weifeling des heeren Hugenholtz. na het eerste gedeelte van den veelbesproken zin. Get. kreeg den indruk dat de heer Hugenholtz meteen van het onderwerp wilde af stappen. nadat hij het woord „vuur" had uitgesproken. Get. Bernard (Sickens was niet aanwezig) was na de beëindiging der rede naar den heer Hugenholtz toe gegaan om te vragen wat hij bedoeld had niet dat „vuur". De heer Hu genholtz antwoordde dit was on middellijk na afloop der vergade ring dat men volstrekt geen dienst moest weigeren. Get. Schweitzer was hierbij. Mr. Troelstra wees op het ge wicht dezer verklaring en hield get. voor. dat hij volstrekt geen onwaar heid mocht spreken ten voordeele van beklaagde. Pleiter wees erop, dat twee voorname getuigen niet verschenen waren (nl. Sickens en Schweitzer) Hij wenschte de rechtbank in overwe ging te geven, of we'llicht om deze reden de zaak moest worden gr schorst en deed hiertoe het verzoek. Mr. De Vries van Do'esburgh ambtenaar van het O. M., verklaarde zich ten stelligste tegen elk uitstel van behandeling, daar hiervoor geen reden was. De Rechtbank ging nu in Raadka mer, en besliste dat de zaak zou wor den geschorst tot half twee heden middag. Na de pauze bleek get. Schweit zer alsnog verschenen te zijn. Get. bevestigde dat Hugenholtz ook hem na afloop der vergadering gezegd had „Weiger nooit dienst!" Sickens was wederom niet ver schenen. Mr. Tr o e 1 s t r a had hooren vertel len dat deze getuige op raad van zijn slhoonvadJer een rechercheur van politie niet verschenen was. Pleiter vestigde er de aandacht van den officier op, dat iets dergelijks door ambtenaren schijnt te geschieden, wat niet in het belang is eener goedte justitie. De tijden zijn voorbij dat de Regee ring verklaarde, niet te kunnen aan nemen, dat Kamerleden tot opruiing zouden kunnen aansporen. Nu wel. Op schandelijke wijze is misbruik ge maakt van het recht vrij zijn woord te uiten in openbare vergaderingen. Steeds is opruiing als een zwaar misdrijf gestraft. Wegens het in het openbaar mon deling tot eenig strafbaar feit opruien eischte liet O. M. tegen beklaagde 1 jaar gevangenisstraf. PLEIDOOI. Ten slotte kwam het woord aan Mr. P. J. Tr o e 1 s t r a. PI. wees erop dat Mr. v. Limburg in zijn bekend werk opruiing een politiek misdrijf is zicli richtend dus tegen de openbare ordè. De strijd der politieke meeningen roept vaak éigen hartstochten wak ker, dan die om persoonlijke redenen. Daarvan draagt, het requisitoir van het O. M. die sporen, 't Werd blijk baar vooraf klaar gemaakt, want het werd door den ambtenaar voorgele zen. Het hoor en wederhoor ter open bare zitting is er dus nilet bij gekend. En dat terwijl de rechter slechts een instrument van het absolute recht mag zijn. Was het wel goed den toon van den politiek,en strijd hier in de rechtzaal te brengen? De strijd is zeer zeker voor tweeër lei beschouwing vatbaar. Maar de dis cussie moet niet in de rechtzaal wor den uitgevochten. Bekl. is een persoon, hij u welbe kend, die beschikt over_enkele bijzon dere eigenaardigheden, waardoor hij vaak personen prikkelt, meer dan noodig en nuttig is voor zijn doel. Bovendien spreekt bekl. vloeiend en vlot. Lafheid, gelijk het O. M. zegt en vrees om zijn overtuiging te uiten kan inderdaad bekl. niet ten laste worden gelegd. Frans Netscher heeft in de Holl. Revue dan ook een gansch andere appreciatie gegeven van hekl.'s per soon en karakter, dan het O. M. Hij is een gevoelsménsch, niet een van bereken'ing. Hij is sociaal-democraat en dus zou hij tegen zijn principe op treden al,s hij aanzette tot dienst^ weigering. Dat bewijst, dat er een andere beteekenis in zijn woorden zal liggen, dan die welke door het O. M. eraan wordt gehecht. De sociaal-democratie loopt echter niet tegen de wet in, maar tracht de wet te veranderen. Dit standpunt wordt ook door den heer Van der Goes ingenomen, blijkens zijn plei dooi,. Op het congres dier ■'sociaal-demo craten, in 1894, in Zurich gehouden, heeft de tak van_Nieuwenhuis zich afgescheiden, omdat deze dienstwei gering noodzakelijk achtte voor be reiking van het doel. En spr. heeft er zich ook in de Tweede Kamer na mens de sociaal-democratische frac tie. tegen verklaard. Daarmee is nu wel niet bewezen, dat bekl. het niet gezegd kan hebben,_maar dan zou hij zich niet gehouden hebben aan de be ginselen zijner partij. Al wordt in art. 131 Wetb. v. Straf recht alleen van opruiing gesproken, toch moet deze opzettelijk zijn. Blij kens het bekende, werk over het Wet boek van Strafrecht van Mr. Noyon, is „het uitbrengen van woorden die gedachte aan strafbare feiten kun= nen wekken, op zichzelf niet straf baar" zonder de* bedoeling tot het wekken van die gedachten. En de woorden door'bekl. gebruikt zijn op zichzelf niet opruiend. Zelfs op het standpunt vian liet O. M. bestaat de mogelijkheid dat de ge ïncrimineerde woorden geen straf baar feit bevatten. Hij kan bedoeld hebben: als gij moet schieten, en ge ziet een vader of moeder, richt dan een beetje op zij, zoodat ge h en niet behoeft te raken, maar een ander deel van het publiek. PI. meent dat het O. M. moet toe geven, dat de woorden in de dag vaarding niet direct een strafbaar feit moeten beteekenen. Is dat het geval, dan dienen wij te zoeken naar zelfstandige bewijzen. PI. vindt het eigenaardig dat de strafvervolging zoo laat in scène is gezet. Ongeveer 2 maanden waren sedert de vergadering verloopen, toen bekl. eerst kennis kreeg, dat hij ver volgd zou worden. PI. sprak daarover zijn verwonde ring uit, en wees erop, hoe bijna voor bekl. gewichtig bewijsmateriaal was verloren gegaan. PI wees erop welke grenzen de heer 'Hugenholtz zichzelf had gesteld, - t-~- - - - - V1 omdat hij vreesde wellicht te veel te De President vroeg nu of bekl. zu|ien zeggen, als hij voor zich zag met de motie der vergadering bekend h t beeld van eeil daad verricht dooi de geïncrimineerde woorden niet zijn gelegd. En da! is niet het geval. Deze recht bank zelf beslist hetzelfde. Er is twij fel en de goede rechtspraak legt twijfel nog steedis in het voordteel van die beklaagden uit. Het O. M. heeft een zware eisch laten hooren. en bekl. moreel veroor deeld. Voor hem als; politiek persoon is het noodig dat zijn moreele hou ding goed worde bevonden. PI. meen de dat vrijspraak moet volgen. (Eenig gedruisch op de publieke tri bune). Onze Brieveabussea 4.dvertc: ïiën kunnen worden fcige;. Rrievf buiion brieven r .üwnrpen i: 'c v\ ctun Grootcl: JUtstiaatK 1 ioau.'i net hun, van Ier. neei li. Lai.ge aid by heiPiOvwuiarriiuia ■Vr.agang,Gro Houtstraat, aan bet huis van tien hêei' FHellingman. Kruisweg 4i iioek Heeien fraai aan da rinkel van Jen hear A O. A. van Hemen en .an on/.e Bureaux, Ziiidar hm'.enspaatiie Mo. o vlak bij ca Turfmarkt oo Bijkantoor viroote Houtstraat 55 J>fc AJDViu'tiioittaTliS. Gemengd nieuws. Een Reporter8-a?ontnar. De reporters van d'en tegenwoordi- gen tijd zijn leep, maar hun voor gangers wanen ook uitgeslapen. Een van de gochemste was een ze kere Braschet van het Parijscheblad „La Presse". Die moest e'en verslag schrijven van de begrafenis van Béranger, den beroemden populair en dichter, den 20en Juli 1857. 't Blad verscheen om vier uur 's mid dags. Onze reporter volgde, den prachtigen stoet voet voor voet, van Béranger's huis tot de groeve, en schreef in de uitvoerigste détails op, de namen van al de in den stoet zijnde personen, van de dnagers, de speechen, enz. De tijd verliep en het uur van afdrukken kwam al nader en nader. Brachet keek telk'ens met zenuwachtige opgewondenheid op zijn horloge tot dlei uiterste minuut wachtende om zijn copie af te leve ren. Eindelijk waren de speechen af- geloopen. Braschet ellleboogdie zich door de soldaten en andere omstan ders tot aan de poort van Père La- Chaise, di© tot zijn schrik gesloten was en bewaakt door een groote macht infanterie. Zonder bijzondere permissie, mocht de poort niet geo pend worden. Opspelen, protesteeren, Verzoeken, niéts hielp. Wat te doen? De copie zou niet op tijd komen, en hij zou zijn ontslag krijgen. Maar zoo gauw was onze vriend niet verlegen. Opeens ziet hij' dé lijkwagen lang zaam naderen. Stiekem gaat hij er naar toe en kruipt in de ruimte* waar de kist had gestaan. Toen het voertuig aan de pooi*t kwam werd deze, zonder argwaan, opengemaakt en de koets reed er door. Braschet ademde verlucht op, hij was er uit. Gauw kruipt hij uit de holte, gooit het zwaait© doek van zich af en tot giioote conisternatie de>r voorbijgan gers springt hij uit den lijkwagen. Toen riep hij een rijtuig en het ging rij je niet, dan heb je niet, naar d'e redactie. Om vier uur was „La Pressie" de eenige, die -een volledig verslag had van de begrafenis van Béranger. Braschet's naam was gered. Bekl. ontkende, tevens dat hij het opzet zou hebben gehad om op te ruien. Bekl. erkende gezegd te heb ben, dat miliciens geen louter werk tuigen moesten zijn. Mr. Troelstra vroeg vervolgens wat de reden was dat bekl. even ge- pauseerd had nè. de woorden „vuur" enz. Beklaagde gaf als reden op dat hij toen voelde op een gebied te ko men. waarop hij niet wilde en mocht zijn. Toen hij nu toch door zijn eigenaardig temperament op dat terrein kwam heeft hij zich terug getrokken en er zich vanaf gemaakt. REQUISITOIR. Alsnu kwam het woord aan het Openbaar Ministerie. Spr. herinnerde aan het gebeurde van het begin van bet jaar. Het Ne- derlandsche volk heeft met de hem eigen phlegma niet aan de revolutio naire oproeping gehoor gegeven, maar toch de poging is gedaan. Art. 131 van het Wetboek van Strafrecht ver biedt het opruien in het openbaar tot eenig strafbaar feit. En dit nu is wel geschied in de vergadering. De vergaderingen van miliciens en oud-miliciens dienden tot loet brengen van het leger in de nieuwe koers en dat op de meest doortrapte wijze. Woord- en eedbreuk werd aangepre zen. Is hier opruiing geweest? Ja ze ker, dat moet ieder erkennen, ook do weldenkende jurist. Direct worden de militairen door de gebruikte woorden opgeruid tot ongehoorzaamheid. Het is een zegen dat do aangespro kenen niet hebben gedaan, waartoe hij hen aanzette. het leger tegen het volk. En ook legde pl. nadruk op het feit dat do Bond van Miliciens en Oud-Miliciens, zich herhaaldelijk ook. in huishoudelijke vergadering heeft verklaard tegen dienstweigering. Pl. wees op dien geest van vijande lijkheid die bij volksdemonstraties of bewegingen steeds heerscht bij het le ger tegen de socialisten. En wanneer dus in het strooibiljet op solidariteit wordt aangedrongen, dan is het slechts een streven om onnoodige verdeeld heid te voorkomen. Uit de pauze na het woord' „vuur' blijkt ook dat bekl. niet het opzet had op te ruien. Dat was gebied waar van hij wilde afblijven. Pl. stemt toe dat bekl., door do woorden „ik. mag dat niet zeggen, an ders kom ik met de strafwet in aanra king" een verkeerden indiruk heeft ge wekt. indiruk die aanleiding gaf tot de platte beschouwing van het O. M. Maar deze man ken niet gelijkgesteld worden met den een of anderen beun haas, die eens een relletje wil wekken op straat. Hij behoort tot de strijders, die kampen voor hetgeen zij edel en groot achten. Maar hij had bebooren te voleinden zijn zin, en te zeggen: dat mag ik niet doen, want ÜS ben sociaal-democraat". Het is waar, zooals het O. M. zegt bedekte opruiing is mogelijk. Maar het opzet daarvan moet bewezen wor den. Pl. wees erop dat bekl. had ge zegd „in geen geval dienstweigeren". Als dat waar was dan zou bekl. thuis hooren op de banken van het krankzin nigengesticht. Maar de getuigenis van Schweitzer en Bernard is beslissend voor dezen bekl. De Hooge Raad be slist dat een bepaald strafbaar feit in Het roerend vermogen. In de jongste aflevering van „Wolf's Zeiitschrift fïir Socialwissen- schaft" worden aan eene studie van het Statistisch Seminar te Weenen, dat onder leiding van pi'of. Von Ina- rna Schmegg werkt, de volgende cij fers ontleend nopens de grootte van het roerend vermogen in verschillen de landen van Europa volgens de jongste en meest deskundige Ramin gen. De cijfers zijn in milliarden francs; Engeland 182.6 Duitschland 92.0 Frankrijk 80 Oostenrijk 27.1 Rusland 25.5 Italië 17.5 Nederland 13.6 Spanje 9.5 België 8.8 Turkije 4.3 Portugal' 3.7 Denemarken 2.7 Rumenië 1.8 Noorwegen 0.8 Voor Hongarije, Zwitserland, Zwe den, Sfervië, Bulgarijfe, Griekenland en Montenegro ontbreken cijferfs. De opgaven voor Spanje, Portugal en Turkije noemt Neymarck^zelf slechts ruwe benaderingen. Van bovenstaan dé 470 milliard zijn 125 staatspapier, een gelijk bedrag papier ten Jaste van provinciën, gemeenten en spoor wegen, 50 milliard hypotheken, het overige waarden van anderen aard. Niet onaardig wordt eraan herin nerd, dat ter Parijsche beurs in 1800 nog slechts zeven fondsen genoteerd werden, en in Oostenrijk de eerste in 1816 tot standi kwam. Tegenovep* bovenstaand bedrag aan roetend vermogen staat een geld circulatie (metaal en bankpapier) die voor de geheel© wereld op niet meer dan 25 milliard wordt geraamd. Van de staatsschuld in verschil lende staten van Europa geven ten slotte de volgende cijfers, aan dezelf de bron ontleend, een oy&rzichl: 26.1 mill. fr. 16.2 Frankrijk Rusland Engeland Duitschland Ooslanrijk-Hongarij© Italië Denemarken België Nederland' Rumenië Noorwegen Totaal dezer landen 109.4 mill. fr. 16.0 15.7 13.9 12.9 2.7 2.3 2.2 1.2 0.2

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 2