OP DE STOEP.
6
De recruut was spoedig in het
hoofdkwartier en stond van aange
zicht tot aangezicht voor den gene
raal.
Wat kan ik voor je doen? vroeg
generaal Grant.
Een paar soldaten stuurden me
hierheen. Zij zeiden me, dat gij do
wasch deedt, hier is mijn pakje goed.
Generaal Grant's onbeweeglijk ge
laat kwam niet uit den plooi. Hij
vroeg alleen:
Zou je de mannen terug kunnen
vinden
Natuurlijk.
Uitmuntendik zal je een kans
geven. r
De generaal wendde zich daarop
tot een adjudant, wien hij beval een
sergeant te gelasten, te gaan zoeken
naar de plaats, waar de grappenma
kers zich moesten bevinden, natuur
lijk schuddend van het lachen.
Laat do mannen hierheen bren
gen, geef ze het pak goed van dezen
man, en laat ze het zindelijk uit-
wasschen. Zorg er voor, dat het werk
goed gedaan wordt.
Het bevel wer dopgevolgd de
generaal was in lang niet in zulk een
prettige stemming gezien.
Ze hadden twist gehad en niet
voor het eerst. Want hoewel Eva een
lief meisje was, was zij wel wat op
vliegend, terwijl Bertus zich ook niet
altijd gedroeg, zooals zij van liaor
verloofde verwachten kon. Toch lag
111 dit geval de schuld niet bij hem.
Men had verteld, dat hij den vorigen
avond met een andere dame naar den
schouwburg was geweest. Dat was
waar, maar hij kon het niet helpen,
dat Eva hom niet geloofde, toen hij
vertelde, dat het zijn nicht was ge
weest. llij trok zich daar blijkbaar
niet zoo heel veel van aan en daar
om had zij vast besloten, heni nu eens
te den gevoelen, dat er niet met haar
viel te .spotten. Nadat zij dus flink
tegen hem was uitgevaren, zeido zij
dat het nu tusschen hen uit was en
verzocht zij hem heen to gaan.
Zonder meer gaf hij aan dat ver
zoek gehoor.
Don anderen dag om vier uur beide
hij bij haar aan, doch do huisknecht
had zijn orders al ontvangen.
Is juffrouw Rudolfs thuis?
Neen, mijnheer.
Mevrouw Rudolfs
Neen, mijnheer.
Mijnheer .Rudolfs?
Neen. mijnheer.
Do kinderen
Neen. mijnheer.
Do kindermeid misschien?
Neen, mijnheer.
O
Moet ik zeggen, dat u geweest
bent, mijnheer?
Neen. men verwacht mij. Heeft
men u dat niet gezegd
Heel goed, mijnheer.
Mot moeite onerdrukte de huis
knecht een glimlach, doch hij was
niettemin wol wat met zijn houding
verlegen, daar Bertus geen aanstalte
maakte omi heen te gaan.
Houd de deur niet open. zeidc
Bertus, het tocht. Gij zoudt wel oven
kunnen zeggen, dat ik hior ben.
Heel goed, mijnheer.
Eva was in het salon met twee
gasten, toen Jan aankondiigdc
Mijnheer Bertus Pilkman staat op de
sloep, juffrouw.
- Gij hebthem gezegd, dat mijn-
hoer Rudolfs niet thuis was?
Ja, juffrouw.
Dat is goed.
Jan ging heen, en vond Bertus nog
steeds op de stoep staan.
Juist hield er een rijtuig voor de
deur stil waaruit twee dames stap
ten. die Berthus kende. Een harer
vroeg aan Jan of mevrouw Rudolfs
thuis was.
Jan keek schuins naar Bertus,
kuchte even on zei:
Ja, Mevrouw.
De dames gingen nanr binnen en
Berthus vroeg:
Is mevrouw Rudolfs thuits?
Een tentaoniieiling van Slaiaonltiikkeling.
Te Dresden wordt op het oogonblik i steden in het jongst verleden. Behalve i de steden aan onderwijs, ziekenver-
van gemeentewege een tentoonstel- i de nieuwste verbeteringen op het ge-pleging en sociaal werk wordt ge
iing geopend, die dezer dagen plech-1 bied van verlichting, plaveisel, wa- daan.
tig geopend is door den koning van j tervoorziening en andere takken van De plaat geeft afbeeldingen van
Saksen. Het doel van de tentoonstel- gemeentelijk bedrijf, zijn een aantal voortbrengselen van de nieuwe Duit-
ling is, een beeld te geven van deont- inzendingen bijeengebracht, om te se he architectuur, die op de tentoon-
w ikke ling van de groote Duitsche getuigen van hetgeen in verschillen- stelling te Dresden zijn te zien.
Neen, mijnheer.
Juffrouw Rudolfs?
Neen, mijnheer.
Mijnheer Rudolfs?
Neen, mijnheer.
De kinderen?
Neen, mijnheer.
De kindermeid misschien?
Neon, mijnheer
Goed, doe dan de deur dicht,
want het tocht.
In het salon wist Eva niet, welke
nieuwe uitvlucht te verzinnen. Zij
kon nu niet meer zeggen, dat hij
kwam om papa te spreken, omdat
de dames duidelijk hadden gehoord,
dat hij naar alle huisgenoot©® had
gevraagd, tot de kindermeid incluis.
Nieuwe bezoekers werden aange
kondigd.
Hoe maakt gij het? zei mevrouw
Walters. Waarom zit mijnheer Pilk
man op de stoep? Dat staat toch wel
wat al te mal.
Mevrouw Rudolfs en Eva deden al
het mogelijke om het gesprek op een
ander onderwerp te brengen, toen
de aankomst, van nieuwe gasten de
conversatie weer op mijnheer Pilk
man bracht. Eva was woedend on
haar moeder fluisterde haar haastig
haastig in het oor:
-.liet was maar beter hem binnen
te Juten komen.
Nooit! antwoordde Eva.
Jan kwam binnen met thee en Eva
maakte van de gelegenheid gebruik
hem te vragen:
Wel?
Hij antwoordde zóó, dat meerdere
gasten het hoorden:
Mijnheer Pilkman zegt. dat hij
zijn thee wel op de stoep wil hebben.
Aller oogen waren nu op haar ge
vestigd. Het ging niet aan om te wei
geren en met bevende hand schonk
zij een kop thee voor hem in.
Een oogenblik later verscheen de
huisknecht in de deur met de bood
schap Mijnheer Pilkman laat
vragen of u soms een parapluie voor
hem hebt, want het begint te rege
nen.
Geef er maar een! stamelde Evn,
bijna stikkend van woede, te meer
toen een der gaston ondeugend vroeg
Wil ik hem oen taartje brengen?
Eindelijk stonden de gasten op om
te vertrekken. Buiten vonden zij een
elegant gekleeden jongen man, die
op zijn gemak op de stoep zat met
een parapluie hoven het hoofd.
Hij maakte zijn excuus, dat, hij niet,
opstond, want. zei hij, hij had nu
een droog plekje om op te zitten en
dat zou nat regenen, wanneer hij
opstond.
Een. politieagent Jiad hem reeds
oenigen tijd in het oog gehouden,
doch hij wist blijkbaar niet, wat hij
van het geval denken moest, toen hij
zag, dat den zonderlingen klant thee
werd buiten gebracht.
Nadat de laatste gast vertrokken
was, werd Jan in het sajon geroepen
waar va, woedend, uit het raam
keek.
Waarom heb je dien man niet
weggestuurd? vroeg zij.
Hij wilde niet, juffrouw, of ik,
had geweld moeten gebruiken.
Maar hij kan daar toch niet
blijven?
Hij heeft juist laten vragen
juffrouw, of u hem oen deken zoudt
willen geven, als het vannacht koud
mocht worden.
Goede hemel! riep zij wanhopig,
Er komen vanavond menschcn om te
dineeren. Wat moeten we beginnen?
Laat hem door de politie wegjagen!
Goed, juffrouw, antwoordde Jan
en ging heen.
Het werd donker buiten. Om de
stoep had zich al een aantal nieuws
gierigen verzameld, terwijl drie poli-
tie-agenten het geval met elkander
bespraken.
Eva keek van achter het gordijn
naar buiten.
Gij zult thans heen moeten gaan
mijnheer! zei Jan. Het spijt me wel.
Volstrekt niet, zei Bertus. Wie
zegt dat?
Juffrouw Rudolfs.
En ik dacht dat ze uit was!
Jan kuchte.
Ja, mijnheer, dat was ook zoo...
tot op een zekere hoogte.
Wie moet me wegjagen?
Juffrouw Rudolfs heeft mij be
volen de politie te halen, mijnheer.
Heeft ze dat gedaan? Dan is alles
voorbij!
Gaat ge nu weg, mijnheer? vroeg
Jan.
Neen! antwoordde hij vastgeslo-
ten. Ik hen hier en ik blijf hior.
Met merkbaren tegenzin wenkte
Jan de politieagenten, wien hij ver
zocht dien mijnheer te verwijderen.
U kunt hier niet blijven, mijn
heer. zei een der agenten.
Waarom niet?
Wees zoo vriendelijk om heen te
gaan, mijnheer, (ia naar huis.
Naar huis? Als je eens wfst hoe
akelig en lees- het er is.
Ik kan hier nipt blijven staan
praten, mijnheer. Wilt ge heengaan?
Neen.
Dan moet ik u naar net bureau
brengen, mijnheer.
Zoo, gij gebruikt dus geweld?
Ilcel goed, geef mij uw hand maar.
llij stond op, keek even naar bo
ven en zag, dat Eva achter het gor
dijn stond.
Waar zijn de handboeien? vroeg
hij.
- Die zullen niet noodig zijn,
mijnheer.
Doe ze aan of anders zal ik
trachten te ontvluchten.
Eva zag, dat men hem de boeien
aandeed en begon berouw te krijgen.
Onder grooten toeloop werd hij
naar het bureau gebracht, nadat hij
nog een laatsten smachtenden bLik
geworpen had naar het venster, waar
achter Eva, verteerd door berouw
over hetgeen zij gedaan had, ineen-
zonk.
Een uurtje later bracht een politie
agent eon slecht geschreven briefje,
geadresseerd aan juffrouw Rudolfs.
Het bevatte het volgende:
.,Mijn hart is gebroken. Misschien
hebt gij zelfs mijn naam wel verge
ten. Ik zit hier op e^n harde bank met
een oude, beschonken vrouw naast
mij, wier hoofd op mijn schouder
ligt. terwijl ik schrijf. Ik heb geen
recht om u te schrijven, doch ik kan
niet nalaten voor het laatst een woord
te richten tot haar, die mij eenmaal
lief had De oude vrouw is wakker
geworden. Lieveling, ik kan u niet
zeggen welk een taal zij uitslaat. Ik
heb het recht niet u lieveling to noe
men. O. deze bank is hard. Doch har
der zal morgen mijn lot zijn. tenzij
iemand vanavond nog hier komt om
te verklaren, dat cr een vergissing
heeft plaats gehad. Wien zou echter
zulk een vriendendienst kunnen ver
zoeken? Vaarwel! Wees gelukkig.
Denk eens aan mij in mijn eenzame
cel. O, mijn hart is gebrokenij Vaar
wel, voor altijd
BERTUS.
P.S. Laat. mijnheer Rudolfs zoo
gauw mogelijk komen."
Tweemaal las Eva dit aandoenlijk
briefje over. Zij was geheel veran
derd. In haar oog was Berthus nu)
nog slechts een martelaar ter wille
van haar. Zij dwong haar vader di
rect met haar mee te gaan om hem)
te gaan bevrijden.
Op het politiebureau gekomen hoor
de zij uit een vertrek in do gang
stemmen komen. Iemand was het
Bertus! Ja, hij was het! riep:
DE ZATERDAGAVOND.
fel, beraam de procureur-generaal, of
ik u er modedeeling van zou doen.
Want u Kunt er ongelukkig niet meer
van profiteeren. Maar weQ kunt u de
een of andere beschikking maken; dat
staat u vrii Mocht u in dit opzicht
een wensch hebben, wend u dan maar
tot den directeur, die u stellig tege
moet zal komen. Ik moet u alleen on
der het oog brengen, dat de kosten
van het proces tegen u. die ten laste
van den Staat kwamen nu uit die som
gedekt zullen worden met en bene
vens de nog te maliën kosten voor
u weet wel de laatste kosten u
begrijpt mij welDit een en ander
is echter niet veel. in verhouding tot
de zestig duizend mailt, die u gewon
nen hebt. En over het overblijvende
bedrag staat u natuurlijk de vrije be
schikkingGoeden morgen!
Hiermede nam de man van het ge
recht zijn papieren bij elkaar en, ver
liet de cel
Daar rat hij nu. en kon het nog al
toos niet goed gelooven.
Uil betastte zichzelf eens. of hij al
temet gedroomd had. Hij koek rond. of
die man daareven werkelijk bij hem
was geweest en met hem gesproken
had; ja of neen.
Zestig duizend mark!
En 'iij dacht aan die ellendige vier
goudstukken die hij in de lade der
commode gevonden had terwijl de
vrouw daar naast rochelend op den
vloer lag en het kleine kind in cte
aangrenzende kamer schreeuwde,
alsof het gekeeld) werd zoodat hij
grooten lust had gevoeld om ook dit
dien, hals af te snijden.
AJles om een miserabele tachtig
mark!
En in zijn zak had hij toen een
stukje papier gehad, waarvoor men
hem nu zestig duizend mark uitbe
taalde!
En daarvan zou hij nu niets heb
ben! Niets!
Nog fwec of drie dagen dan was
het uit met hem
Een zinnelooze woede overviel hem,
en voor het eerst bekroop hem een
hevige engst voor hetgeen hem te
wachten stond... Niets niets zou hij
aan dat geld hebben! Nu was alles te
laatl
Hij verlangde nu naar de vijftien
jaren uchthuis. die hij moedwillig
verspeeld had. Kalm zou hij ze hebben
afgezeten en als hij dan weer op vrije
voeten kwam, dan. zou hij een rijk man
zijn geweest.
Maar nu!
Wanhoop beving hem. Al zijn
kalmte, al zijn stoïcijnsche onverschil
ligheid was weg.
Den ganschen dag zat hij ©r over te
tobben.
Des nachts kon hij niet slapen. Met
open oogen lag hij daar en altijd be
kroop aem weer de angst v de angst
voor den dood. Een wild verlangen
naar vrijheid en genot had zich van
hem meester gemaakt. Lokkend ston
de» daar buiten het leven en de
vreugde °.n hij moest binnen deze mu
ien misprijzend mëe, zelfs de hit voor
een slagerswagen schudt afkeurend
zijn dikken kop. En allen turen naar
de schuit die komt aandrijven, lang
zaam. zoo langzaam, dat het is alsof
ze stil ligt. „Hei, hardlooper van luie
Kees", roept een schelle jongensstem.
Even kijkt do schipper op en veegt
met de mouw van zijn boezeroen het
prikkelende zweet van neus en voor
hoofd. Nu glijdt hij door de brug
heen en al de wachtenden turen naar
beneden en naar de vrouw, die met
haar magere bruine handen het roer
een draai geeft. De .brugwachter be
gint zijn eindeloozen kringloop on
schreeuwt nog even als do brug bijna
dicht is: ,,hei daar, even wachten!"
maar de menschen vol ongeduld smij
ten de hekken al open en stormen de
brug over, alsof zij een seconde lan
ger wachten» met den dood zouden
moeten bekoopen.
Er zijn er onder die wachtende
pruttelaars heel wat. voor wie liet er
niets toe doet of zij daar vijf of tien
minuten moeten staan wachten en
die er dan ook maar alleen" over prut-
telen, omda4 '/ij er over willen prut
telen. Voor anderen daarentegen is
het wel degelijk nadeel, als zij de
bruggen open vinden, ik bedoel de
arbeiders, die tijdig op hun werk moe
ten wezen. Do orde op elke werk
ren blij/en. moest straks sterven op
het schavot. Nog één. gang slechts zou
hij doen ,den laatsten. naar den som
beren binnenhof, waar de man m©t
de bijl rp zijn hoofd wachtte
En er wilde geen einde komen, aan
dien na:ht. Een streepje maanlicht
drong door het smalle venster van
boven 'n de cel. Langzaam verdween
het. langzaam kwam het grauwen
van den dag, en het werd weder le
vendig in d,o gangen van den kerker.
Op zijn verzoek bracht men hem
papier en schrijfgereedschap. Den
ganschen dag zat hij ie broeden over
zijn testament.
Eindelijk was hij tot een besluit
gekomen.
Aan ieder zijner vrienden gaf hii
duizend mark. De rest vermaakte h,j
aan het kind van de door hein ver
moorde vrouw, dat hij bijna mede
had omgebracht. Den sranschen nacht
had hem het geschreeuw van het. kind
in die ooren geklonken zoodat het-hem
schier waanzinnig had gemaakt. En
plotseling was in hem de gedachte
gerezen om voor dit kind te zorgen.
Toen de directeur der gevangenis
het. geschrevene in ontvangst nam,
zeidie hij:
Zoo! Dat is goed. Daar heb je
ten minste nog een goed werk aan
gedaan. Dat is behoorlijk en braaf
van je.
Toen des avonds vóór het slapen
gaan de cipier naar den gevangene
kwam zien vond hij op den vloer een
stukje papier, waarop geschreven
stond:
Dat ze me den kop willen afhak
ken, dat kan me niet schelen. Maar
dat met dat geld. waar ik nu niets
aan hebben zal, dat overleef ik niet".
Met een afgescheurde strook van
zijn deken had hij zich geworgd, en
alle pogingen om hem tot liet leven
terug te brengen bleven vruchteloos.
Bonte steentjes.
De mensch is steeds de martelaar van
zijn eigen gebreken.
Op de geheele aarde worden Jaarlijks
voor ongeveer 40 m U-Hoen gulden knoo-
pen van allerlei soort verbruikt.
De wijnoogst van Frankrijk In 't vori
ge jaar wordt op 39.943.000 hectoliter ge.
schat, een getal van f8.000.000 hectoliter
minder dan in 1901 en van gemiddeld
2,797.000 hectoliter in de laatste 10 ja
ren.
Iedereen, die het witte huls te Was
hington binnentreedt, wordt door een
automatisch apparaat geteld. Het klei.
ne instrument bevat een deurkruk en
deze drukt voor lederen intredende één
maal een knop neder.
plaats brengt mee, dat ieder daar op
tijd present is. Zoo niet, dan krijgt
hij boete en wordt daarvan door de
mededeeling, dat de brug open was,
niet ontslagen.
Waarom hiervoor geen welwillende
uitzondering gemaakt wordt, ligt
voor d.c hand. Ernstige menschen
zouden er geen misbruik van maken,
maar minder ernstige zouden allicht
wanneer ze te laat waren opgestaan,
of onderweg een praatje gemaakt
hadden, de brug gebruiken als eeu
wig en niet te controleeren excuus.
Derhalve is het hoogst gewenscht,
dat de bruggen dicht zijn op tijden
dat de arbeiders van en naar hun
werk gaan. Maar d© heer de Braai
heeft in den Raad nog meer gevraagd
hij zou ook 's avonds do brugen een
paar kwartieren gesloten willen heb
ben. En dat gaat, dunkt mij. wat ver.
Tusschen twaalf en half twee is het
wat anders, maar 's avonds, wanneer
het, werk ig afgeloopen, behoeft de
naar buis gaande arbeider toch niet
zooveel haast te maken, dat de enkele
minuten wachtens voor de brug hem
den dood zouden aandoen. In dat ge
val staat hij toch gelijk mot alle an
dere wachtenden en voor do schippe
rij zijn al die vaste oogenblikken van
sluiting der bruggen niet enkel over
last, maar ook nadeel. Dat behoort
Zuld-Amcrika heeft een rijkore plan
tenwereld, dim eenlg ander deel der aar
de. Men telt hier 40.000 soort-en planten,
tegen 3G.000 in Azië, 25.200 in Afrika,
14.000 in Noord-Amerlka, 11.200 ln Eu
ropa en slechts 7200 soorten in Austra
lië.
De Simplontmtnel is tegenwoordig on
geveer 17 kilometer uitgeboord, op de
diepste pielt in zijn binnenste werd daar
een warmte van 58 gr. C. waargenomen,
terw ijl ui de open lucht voor den ingang
bijna 37 gr. C. koude geheerscht had. Dit
vormt dus een bijna even groot tempe
ratuursverschil ais tusschen het kook-
en het vriespunt van het water.
Hollandsche visschens hebben reeds
dikwijls een zeer rijken vangst door een
hoogst eenvoudig middel verkregen. Zij
doen nl. een aantal wurmen en insek-
ten in een half in,et water gevulde helder
doorzichtige flesch, welke zorgvuldig
gekurkt is. De flesch wordt in 't water
gelaten en de visschers laien hunne
vischhaken er naast neer. Het schijnt'nu,
dat de door elkaar wiemelende inhoud
de visschen zoodanig aanlokt, dat zij
woldra aan de met aas voorziene haken
worden opgehaald.
Amerika, het klassieke land der vrou
wen-emancipatie en vrouwenrechten,
heeft alg merkwaardige tegenstelling
van do voorrechten welke de vrouw zich
daar in verschillende opzichten heeft
weten te veroveren, een© stad aan te
wijzen, waar hot den vrouwen verbo
den is, te vertoeven en waar dun ook
nog nooit een vrouwelijk wezen 'heeft
gewoond! Deze vrouwen-hatende stad Is
Sunnyside en ligt in den Staal Utah. Zij
telt 2009 inwoners en wordt voorname
lijk door bergwerkers en andere werk
lieden bewoond, die meest allen ln de
groote kolenbangwerkon ln den omi rek
der stad werkzaam zijn. De stad werd
twee jaren geleden door eeu syndicaat
gesticht, dat liet women in deze nieuw
gebouwde stad aan vrouwen streng ver
bood. Zelfs de gehuwde werklieden mo
gen er hunne vrouwen niet meebrengen,
maar moeten deze achterlaten in het
naaste stadje, dat ongeveer 30 KM. van
Sumiyside verwijderd ligt en dat zij dus
enkel op Zon- en feestdagen kunnen be
zoeken.
Eeaig© nadere bijzonderheden hoe het
er met de zindelijkheid, enz. in. dit stadje
zonder vrouwen uitziet, zouden mis
schien niet onaardig zijn.
Een vleoscli-etend paard.
„Bobs en de biéfstuk", luidt de ti
tel van een fantastisch verhaal, dat,
niet lang geleden, in de meeste En-
gelsch-Indische couranten heeft ge-
men t© bedenken, voor aan den va
rensman gelast wordt te wachten te.i
pleziere van den man op het land.
Zei ik niet, dat er altjjd een zekere
spanning heeft geheerscht tusschen
land en water? Do arbeiders vinden
hier hun belangen in den Raad ver
dedigd door den heer de Braai, maar
de schipperij heeft daar geen woord
voerder.
Voor de gratificatiën aan de ambte
naren van de gemeentiereiniglng heeft
ook niemand, in don Raad het woord
gevoerd. Na alles wat er over gezegd
is. was dit wel te voorzien. De Raad
was de zaak moe geworden, vond die
vervelend en wou er maar liefst zoo
weinig mogelijk meer van hooren.
Vandaar, dat de heeren de Jong, Re-
nes en van Tongeren er ten slotte
even mager zijn afgekomen, als de
heer Boerkoel, die ook niets gekregen
heeft.
Persoonlijk zou ik aan deze ambte
naren met graagte een douceurtje
hebben gegund. Het zou onmeneche-
lijk wezen om het. bun niet te gunnen
Een andere vraag is het. of in begin-
>e 1 die gratificatiën niet uit den hooze
zijn. Natuurlijk kan het wel eens ge-
beuren. dat iemand gedurende korten
tijd het werk van twee waarnemende
daarvoor tijd van ontspanning, ja
gedeeltelijk nachtrust opofferende,
staan. Dat lord Roberts van biefstuk
houdt en ook dikwijls eet, is volstrekt
niets bijzonders, maar de hier bedoel
de Bobs is geen Bïïtsch generaal doch
een prachtige schimmel, toebehooren-
de aan een Engelsch ambtenaar bij
het boschwezen, ergens in de buurt
van Gwalior.
De schimmel, een Engelsch rijpaard,
was door den eigenaar uit het vader
land meegebracht, doch had het aan
boord zoo te kwaad gekregen met de
zeeziekte, dat hij van zwakte zou zijn
gestoi-ven, indien de dokter hem niet
met biefstuk en gehakt had in het le
ven behouden.
Een maal aan land. en goed en wel
hersteld van de gevolgen der reis.
bleef 't paard zich de biefstuk herin
neren (om het gehakt gaf het niets).
Do liefde voor biefstuk daarentegen
uitte zich op een zonderlinge wijze
het paard begon te stelen.
Werd er vleesch gebraden, dat rook
het paar dit. en ging uit op zijn roof
tocht. De eigenaardige bouwwijze der
huizen in liet binnenland was oor
zaak, dat het. paard in ieder vertrek
wist door te dringen en slechts zel
den slaagde het er niet in, het gebra
den vleesch geheel of gedeeltelijk te
stelen. De eigenaar vond deze eigen
schap in zijn trouwen viervoeter zóo
aardig, dat hij niets deed om het dier
van zijn kleptomaiusche neigingen te
genezen.
Allefe ging dan ook goed, totdat op
zekeren dag de nderkoning Curzon,
op een inspectiereis ook te Gwalior
kwam. Bij een rit in de omstreken
zou de onderkoning afstappen aar» de
bungalow van den houtvester, om
daar te lunchen. De gastheer had met
groote moeite en kosten versch vleesch
laten komen, en., zorg gedragen
paard in de stal op to sluiten. Het
\lecsch, heerlijk gebraden biefstuk
kwam dan ook zónder ongevallen op
tafel en op de borden der gasten.
Heeds was een dronk uitgebracht, op
den koning toen een hard gestommel
werd gehoord in de voorgalerij: het
paard was uit den stal gebroken en
kwam zijn vleesch halen. Het dig
ging regelrecht af op Curzon boog zich
over diens schouder en met een hap
was de portie op het bord naar bin
nen gewerkt. In het volgende oogen
blik was het paard door de toegescho
ten inlandsche bedienden naar buiten
geleid. Curzon was vrceselijk geschrikt
en doodsbleek Toen echter de gastheer
na alleriiei eatcuses te hebben gemaakt,
uitlegging gaf van het gebeurde, ver
dween de ontstemming van den on-
derkoning. Hij liet zich een nieuwe
portie van den biefstuk geven en
zeide niets anders dan:
„Och, „Bobs" kan men toch ook
nooit iets weigeren.
Koebergen voor Transvaal.
In EageJand wordi geld gevraagd om
in de veertien cxnderwljsdtetricten van
Transvaal wandelende boekerijen te
billijke aanspraken beeft op een ze
kere extra belooning. Dit zal evenwol
altijd een hooge zeldzaamheid wezen
om de eenvoudige reden dat als zoo'n
toestand lang duurt, een dergelijke
buitengewone krachtsinspanning
toch onmogelijk is en een gedeelte
van bet werk zal moeten blijven lig
gen. Bovendien wordt een gemeente
ambtenaar niet per uur bezoldigd ea
heeft hij het soms wat drukker, och,
dan heeft hij het een anderen tijd
wat stiller en komt het weer overeen
uit. Het vreemde systeem, dat hij
overlijden of vertrek van een amhte-
naar diens uitgespaard salaris onder
andere ambtenaren werd verdeeld,
zal misschien nu, nu de gevallen be
slissing over de gratificatiën aan de
roinigings-ambtena^en. wel in den
urn der vergetelheid zijn opgeborgen.
FIDEL IO.