Haarlemmer Halsetjes. DE een tooverkracht in haar vingers, die van het eenvoudigste tuiltje bloemen nog een bekoorlijke ruiker weet tfl maken, die een eenvoudig gedekie ta fel, een lokkend' aanzien geeft, die met hulpmiddelen, zooals honderden hebben een salonnetje weet te stoffec- ren zonder weerga. Zoo'n gave is voor een vrouw een heerlijk bezit, als zij er geen misbruik van maakt, door er te veel lijd aan te besteden, kan zij er hare omgeving dagelijks aange name gewaarwordingen door ver schaffen. Als zij or geen misbruik van maakt..... maar dat is eenmaal met alle gaven zoo, zij moeten binnen do perken blijven. a Als er onder honderd vrouwen één is, die op liet. punt van goede, smaak zoo gelukkig is aangelegd, dan is t al voel en al die andere negen en ne gentig zijn toch ook aan haar sexe verplicht haar intérieurtje zoo aan trekkelijk mogelijk te maken en dat zal haar ook met wat goeden wil zeker gelukken. Eén kijkje hier, wat moeite (laar, een open oor en een vlugge hand; zij kunnen wonderen doen al is het dan ook met wat meen- nftieite dan voor haar, die dat alles in de schoot, geworpen is. De bloeiende weide levert, der bloe menvriendin kosteloos en zonder moeite de mooiste bloemen voor va zen en schalen. Er is niets mooiers dan d© fijne kleuren en vormen der veldbloemen, die in hare bescheiden heid vooral in m.issa en door schilder achtige rangschikking der kleuren indruk maken. Al dez© kinderen dei weide vertonnen ons sierlijkheid en gratie. Eerst hebben wij het speon- kruid gehad, toen volgden al heel gauw "de madeliefjes, boterbloemen, hondsdraf, eereprijs, primula's, pink sterbloemen en ii 11 zien wij in menig te koekoeksbloemen en in onze duinen de bekoorlijke, weliriekende duin roosjes. Van deze bloemen leenon, zich echter maar enkele voor beval lige bouquetten. Daarvoor hebben wij bloemen met lange stelen noodig. Vooral de papavers, korenbloemen en ganzeblocmen leenen zich daartoe. Een bouquet van die drie laatste soor ten op tafel kan on-s dagen lang ge noegen geven, mits wij het water da gelijks vernieuwen en zoo nu en dan een klein stukje van de stelen af knippen. Ook bouquetten van één enkele soort dier bloemen kunnen onze kamer zoo aantrekkelijk maken. Margrieten of ganzebloemen passen liet best in een rood steenen vaas. korenbloemen in vazen van geelach tig wit kristal, terwijl klaprozen ln don faience vaas passen. HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Licht gekleurde glacé hand schoenen, die nog niet vuil genoeg zijn om met benzine te wasschen en toch reeds wat te vuil om te draigen, kan men zeer gemakkelijk en gauw schoonmaken, wanneer men een fla- no 11 en lapje in melk doopt, stevig uit drukt en met zeep inwrijft. Hierna trekt men den handschoen aan en wrijft zachtjes met hot lapje over de vuile plekken, vooral moet men zor gen. dat het leer niet te vochtig wordt Heeft men alles schoon afgewreven, dan neemt men een handdoek en droogt daarmee de vochtige plekken een weinig af, trekt den handschoen uit en laat hem nog even in do bui tenlucht drogen. II. Matgouden voorwerpen borstelt men, om ze tc reinigen, met regen water en zeep on droogt ze in oen met zaagsel van palmhout gevulde bus; men bedekt, ze geheel met zaag sel, waardoor zij het beste drogen. Na eenige uren neemt men ze er uit en borstelt ze met een schoon borstel tje goed af. Weerprofeten. Er zijn weipig dingen die onzeker der en twijfelachtige- zijn dan het weervoorspellen. De beste instrumen ten. die we hebben ziin niet in staat ons. zelfs bij de moest nauwkeurige waarnemingen, de mogelijkheid tc verschaffen het weer van de volgende dagen met zekerheid vooruit op te ge ven. En toch bestaan er beproefde, ja. onfeilbare weerprofeten die wel niet een of meer jaren vooruit het komen de weer voorspellen, maar dit toch vóór dagen en geruirnen tijd' doen kunnen. Wie bijv. op steenen acht geeft, zal ongetwijfeld opgemerkt hebben, dat er zandsteenen ziin. vooral in mu ren. die. als het weer tot regenen neigt, beginnen te zweeten of vochtig te worden Dit doen voornamelijk sal peter bevattende zandsteenen. Bekend is het. dat veeltijds aan oud eikenhout, hetwelk met de buitenlucht in aan raking komt vooral aan balken, waar op de vochtighcid en regen direct kunnen inwerken, lioutzwammen ont staan. Waar zoo'n zwam groeit, moet men die niet vernietigen want ze is een vertrouwbaar weerprofeet. Wordt hot weer droog, dan schrompelt zo ineen: zit er neen 'n de lucht, dan zwelt ze weer op: is ei veel regen tc wachten, dan ontstaan op haar opper vlakte geie waterdroppels. Een zeetr zonderlinge weerprofeet was voor een landbouwer do lade van ziin tafel, dio reeds vele jaren in zijn huiskamer had gestaan en een erfstuk was in de familie. Werd namelijk het weer droog, dan schooi' de lade ge makkelijk heen en weer. maar worrt de lucht vochtig en was er regen op komst, dan begon do lade soms drie. vier dagen vooraf op to zwellen: ze schoof dan moeilijk ja. men moest zo 2 den mond. die die onwillekeurige uit drukking zijn van de innerlijke taal. den grondslag van ons denken. De verandering der huid en van de vetlaag, -laarop zij rust is als de twee de oorzaak voor het ontstaan van rim pels en groeven te beschouwen. Sto ringen in de voeding der huid. verwij ding der bloedvaten ;n de huid. ver dunning van die opperhuid en andere verschijnselen veroorzaken dikwijls plooien en rimpels dikwijls reeds op veertigjarigen leeftijd Het verdwijnen van do vetkussens veroorzaakt inzin king van (le oogem en afhangen van de kaakh'iid zooals dat bij bejaarde lie den dikwijls voorkomt Ten slotte ver oorzaakt ook het ontbreken der tanden en het Varaan verbonden verdwijnen der onderkaaksgrens rimpelvorming in bet gelaat. Er zijn van die eigenschappen, die men heeft of niet heeft en die men zich in hot laatste geval al heel moei lijk eigen kan maken. Ik denk hierbij aan goede smaak. Ouder mijn leze ressen zijn er zeker velen die kinde- renvan hum prilste jeugd af, al is 't dan niet opgevoed, toch bijgewoond h'ebben. En dan weten zij even goed als ik. hoe bij het ééne meisje zich al veel vlugger oen zucht tot liet, bij eenvoegen van harmonische kleuren openbaart clan bij het andere. Die aanleg moet men niet geringschatten zij mag dan al niet een der hoofd trekken van bot karakter der latere vrouw uitmaken, zij vormt een bij- komstijtheid, die baar bijzonder veel gemak en genoegen kan verschaffen. Wat is het dat ons in sommige hui zen zoo aangenaam aandoet, dat ons streelt, terwijl toch geen bijzondere weelde aanwezig is? Dat is de goede «smaak van de huisvrouw! De een prefereert dezen kleur, de andere dien de wijze van arrangeeren, is ook zeer verschillend. Wat de een mooi vindt, kan de ander in hot minst niet beko ren, sommige voelen direct iets voor het nieuwe, terwijl andere Jang nun liet oude blijven hangen. Maar enkele bevoorrechten zijn daaronder, die al les als niet oen gelukkige baud schij nen aan te raken, /.ij drukken overal baar stempel op en 't resultaat daar van kan bijna ieder zonder onder scheid bekoren. Zij hebben als't ware Een Zatordiagavondpraatje. Daar do hoofdredacteur voor een dag of wat uit de stad was, ben ik ook maar er op uitgegaan, liet is zeer fijn en net om tc reizen ln een tijd, dat een ander nog niet op reis is. F.n aangezien, naar luid van verhalen, mijn bet-overgroot vader eens aam liet Fransche hof is geweest bh een van mijn tantes in de grijze oudheid bijna aan Napoleon een glas water zou hebben gegeven, wan neer do beroemde veldheer niet juist op dat oogenblik bad gezegd: „ik lust.dat brakko water niet. geef me maar liever een potje bier!" gelukkig in 't Fransch, zoodat de goeie ouwe ziel er geen hart zeer van had aangezien ik derhalve oin zoo te zeggen van deftigen komaf ben, vind ik hot niet meer dan behoor lijk, dat ik op Tels ben in een tijd. dat een, ander nog thuis Is. Om diezelfde reden van deftigheid wou ik ook in geen onkel opzicht voor den hoofdredacteur onderdoen. Hij ging naar Groningen, ik giinig ook naar Gro ningen. Naderhand ging hij naar Mop- pel, Deventer, Arnhem, ZUtphen, ik ook naar Meppol, Dovemter, Arnhem, Zut phen. Telkens als hij 's morgens op stand. sprong ik nok uit mijn bed en als ik 's avonds naar kooi ging, deed hij eveneens. Zelfs dronken we togclijk koffie en alert tegolijk. Natuurlijk hielden we ook Haarlem's Dagblad bij, „Heb jo gezien,"'zei bij, ..«lat zc in Haarlem van het buiten van mevrouw Visser een vogel- en planten tuin willen' maken?" „Ei," zei ik. „en waarom dat?" „Omdat Haarlem zoo'n ontspannings plaats tol dusver mist". „Dat is waar," zei lk. „maar ik dacht zoo. dat het overigens met uitspannings- p laat sen nogal schikte. Concerten in de Sociëteit Vereeniiging, de Bron, Trouw, den Hout, allerlei uitspanningen buiten je zou zoo zeggen, dat. het aan ontspan- ningsplaafsen wel niet mangelt". „Mangelt?" zei de hoofdredacteur, „wat is dat nu weer voor een ongewone uit drukking! Ga je mijnheer Tjcenk Wil link achterna, die praat van in de schoe nen schuiven en dergelijke? Zeg dan: hapert of praat hfc r Groningsch. Daar doe je de menschen oen plezier mee". „Dat kan ik niet," zei ik. „Heel dom", zei hij. „ik heb het in vlei en twintig uur al knap geleerd, ik kan al een mop in 't Groningsch Hoor maar „Doar kwam 'ene ion colporteur met 'n llcst veur llefdaodigheld hie W, A. Schol, ten, den grooten faobrikant en die téken de veur vief gulden. Zien zcun tékende daodelijk veur vief en twintig. Toen kwam de man blo den vaodcr toruig en zaide: ,,oe heer zeun het veur vief en twintig 'teekend." - ,,.Iao," zaide W. A., „maor mien zeun het 'n rieken vaoder". „Merk je wel." zei de hoofdredacteur, „hoe mooi ik do n aan 't eind van oen woord al kan laten hooren?" Daar gaf ik geen antwoord op: je moet do menschen nooit ln zulke ijdelheden stijven. Jawel," zei ik. „maar nu dc vogel- en plantentuin te Haarlem. Laten we het daar verder nog eens over heb ben." „Ja." zie bij aanstonds, „Heb je het postkantoor hier in Groningen al ge zien?" „Neen," zei ik. „Man, wat ben JIJ traag. Ik wel. 't Is een hok in een steeg. Miserabeler kan het, niet. Heb je gezien, dat er op 't ten toonstellingsterrein een tijdelijk post en telegraaf kantoortje staat? Ook al niet? Maar. wat heb jij hior dan gezien? Nu ik dacht zoo hij mij zelf: „de Minister komt er gemakkelijk af. Hij moest liever oens een nieuw kantoor in de stad laten bouwen." „Ook met al die kleurige ronde dlnge. tjes aan den gevel, zooals we dat in Haarlem kennen?" „Maak toch niet op allies aanmer king," zoi de hoofdredacteur. „Is er ook zoo'n leolijk ongeverfd dan zelfs met kracht in- en uitschui ven. -waarbij ze een krakend geluid gaf. De man richtte zich met zijn werk er naar en deed daaraan wèl. Het oude hout der lade moet bepaald1 erg vatbaar s-eweest zijn om de vochtig heid der lucht op te nemen. Hij olanten vindt men vele. die op vallende veranderingen ondergaan, als er weersverandering aanstaande is. We noemen bijv. de murik of het niuurkruid, dat nogal veelvuldig voorkomt en. als weerprofeet be schouwd. onze opmerkzaamheid' ver dien!. Pe plant bloeit van begin Juni tot einde Augustus. Als zij 'sochtends haar bloemen vrooliik opent, en in dien toestand blijft, kan men met zekerheid er op rekenen dat 't in de eerste 24 uren niet regenen zal. Zijn de bloe men en bladeven 's ochtends maar half open. dan komt er -n bui. Gaan de bloemen in 't geheel niet open. of krui pen ze onder de bladeren dan begint het spoedig en hard te regenen. Ook bezitten verschillende klaversoorten de eigenschap het weer vooraf aan te kondigen. Sluit de klaver haar teere bloemen overdag, dan moet moeder de vrouw zich haasten om de wasch, die buiten hangt, vóór het naderende onweer binnen te brengen. Ook do tulp en het wolkruid toonen door het sluiten hunner bloemen dat er regen komen zal. Het dierenrijk levert ons weerprofe ten in menigte. Heed's de naam „re genworm" toont aan dat er verband bestaat 'usschen dit dier en vochtig weer. Meakt hij 's nachts gaten en kamt hij boven den grond te voor schijn. Jan blijft, de regen niet lang ml, Vindt men. hein bij het omspitten der tuinen in den herfst nog dikwijls boven den grond, dan is dat een on twijfelbaar teeken van een zachten winter, maar ook van een winter, dio veel sneeuw zal geven en dan. ook koud kan zijn, omdat de sneeuw den grond beschut tegen het dieper in dringen der koude. De regenworm mankt zelfs den dommen. mol tot weer profeet. Deze zoekt, gelijk men weet, den regenworm op als voedsel. Is hij dus in het voorjaar, omdat hij goed, warm .veer verwacht dichtbij de op pervlakte, dan werpt de mol dikwijls zijn hoopen op en de gevolgtrekking is gemakkelijk te maken. Over den algemeen bekenden groe nen kikvorsch behoeden we niet uit voerig te spreken. M.n ziet hem dik wijls in glazen bewaard die half vol water zijn en waarin een houten lad dertje staat. Is het weer in de volgen- do dagen helder en goed. dan klimt langpoot tegen zijn ladder op. zet zich op zi jn p,t.mak en wacht op liet vliegje, dat men hem geven zal. Komt er re gen dan gaat hij mistroostig in het water, e i is er storm te wachten, dan wordt hij in het water op den bodem van bot glas onrustig en gaat d'aarin dol to keer. tochtportaat als in Haarlem^" „Pruttelaar „Mag jo er ook geen fiets neer zotten, zooals in Haarlem?" „Fldelio!" riep hij. „Hoofdredacteur!" zei ik. Hij besloot om maar woer tc bedaren. Nadat bij verklaard had, dat ik do groot, sin pruttelaar van dc wereld was, vroeg ik hem of hij het telegraafkantoor to Groningen al gezien had. Neen, dat had hij niet. „Aha," zei ik, „dat is 't juist, dc meest moderne inrichtingen ga jij niet kijken. Ik wel. Nu dan, ik wil je deze wrzekering geven: nog nooit heb je zoo'n mooi gebouw gezien. Het ziet er van bulten uit ais een gevangenis, die door den wind op zij is gewaaid". „Zoodat zei hij. „Zuodat..." zei ik. „Het in Haarlem zoo slecht nog maar niet, is", zeien we samen. „Maar nu de voigel- en plantentuin", zoi ik. „Hoor eens," zei de hoofdredacteur, „daar laat ik me op dit oogenblik nog niet over uit. Gesteld, niet waar, dat ik zeg: ja, dat idee vind ik mooi, we moe ten >t voorat veel. colibrlctjes in hebben on lijsters en muskaat vogeltjes en ik kom dan' in Haarlem en hoor, dat er veel meer behoefte is aan papegaaien en pauwen, dan moet ik mijn woorden DE ZATMTOSATOMP. 7 Hé, hé, zeg is, d'en anderen kant in, asjeblieft. Loors: Ik kom om1 een formulier... ik heb een beetje haast... Dq jongen: Jawel, ilc óók... en deze hoeren en die-juffrouw ook... Loors kijkt om e>n ziet met schrik, dat hij aan de verkeerde zijde is bin nengetreden, en dat hij vóór zich heeft: cicn geld drager, die rustig een krant staat te lezen, een jonge dame met een klein hondje onder den arm, oen dikke dame, een jongen soldaat, en dien portier van een hotel. Loors (tot den portier): Er zijn veel menschen vandaag. Do portier: O. zóo is het altijd. De dikke dame: Maar kan men dan niet een paar loketjes méér inrichten? Loors: Zeker; natuurlijk, dat moest! is dfit wachten. Daar hebt u nu mij; ik zend geld aan mijn dochter, voor de begrafenis. De dikke dame: 'Wordt uw dochter begraven? En stuurt u haar geld er voor? Loors: Neen. 't is een nichtje, dat gestorven is en mijn dochter moet. bij de begrafenis zijn. Ik óók trouwens, ik ga meteen met. dien trein. De hotelportier: Dan bebt u wal kans te laat te komen. Op dit oogenblik komt de beambte, die een wiaalftal postwissels heeft in geboekt voor het loket cn richt zich tof, dien jongen. Do beambte: Dat is samen vijfhon- dcrditw alf gulden. De Tongen: Nee, vijfhonderd-twee. (Een aangenaam discours ontspint zich. waarbij de beambte zoowel als de jongen onvriendelijk zijn). Do dikke dame (zuchtend): O, o, wij mogen maar wachten Loors: 't Is vreeseli jk. mevrouw. En wat liet ergste is als ik mijn trein mis, kan ik niet bij de begrafenis van mijn nichtje wezen En zij heeft geen an dere bloedverwanten.. Ik kom, als ik dezen trein mis. vier-m-twintig uren to laat. Intusschen zijn de jongen cn de beambte het eens geworden. De eer ste betaalt en gaat. waarna de be ambte begint met den gelddrager. die de courant staat te lezen. Do gelddra ger is echter zoo verdiept in zijn lec tuur, lat hij een paar minuten lang moet worden toegeschreeuwd eer hij begrijpt aat liet zijn beurt is. Dan tolt hij -wintig postwissels neer. De dikke dame: Twintig stuks! We kunnen cr gerust een tukje bij doen. Loors: En als ik nog langer wachten moet. mis ik mijn trein! Do beambte: Dat is 325 gulden. De gelddrager. Neen, 315. (De onderhandelingen beginnen weer; langdurig- zéér langdurig). Loors: Ik ben kalm van natuur, maar ik sta te koken! De dikke dame: 't Is verschrikkelijk, verschrikkelijk! En dat heet nu staats zorg! 't I? beneden a.le critiek! Loors: En ik mis mijn trein! En ik kan zelfs geen verhaai krijgen. De dikke dame: Och. 't is niet de schuld '.an dien man. Hij haast zich genoegt (Eindjlljk vertrekt de golddrager en het is dc beurt van de jonge dame.) De jonge dame: Vier vulden tachtig, meneer, afzendster mejuffrouw Jean ne van Dijk... (De stem van het meisje wordt dan overgild door het mfdig geblaf van liet hondje, dat zij in den arm draagt. Hoe harder zij probeert te schreeu wen, hoe woedender hot hondje blaft. Dat duurt enkele minuten). Loors: Wel sapperloot, sapperloot, sapperlootl Ik loop mijn trein mis, ik mis hem zeker. De dikke dame: Ja. u hebt haasit. Weet u wat, ik sta u mijn beurt, af en die militair en die portier óók wel, denk ik, De soldaat cn de hotelportier: Och ja. Ga uw gang maar, als u zoo'n haast hebt Loor? (zielsverheugd;: O mevrouw, o meneeren! U is al te goed. werkelijk at te goed! Dank u wei zcerl (Hij Kiomt voor het loket, dat nu vrijgekomen is. wijl de jongedame is heengegaan. Maar dan ziet hij zich het venster voor zijn neus dichtslaan). De beambte: Drie uur... ik neem geen postwissels meer aan. Loors (verbijsterd): O. o. o, o, o, o! De beambte: Ga maar rechts, loket no. 12. ((Loors gaat, naar loket 12, waar voor een dozijn menschen en com pacte massa staan te wachten. Hij be grijpt thans, dat het niet mogelijk zal wezen zijn postwissel te verzen den. Ilij kijkt, zijn snoorboekje na en berekent, dat hii met veen mogelijk heid zijn trein meer halen kan.) Loors (met een kreet van woede): En daarom i etaal ik nu zulke hooge be lastingen! O sapperloot, sapperloot, (lie post! EEN VLUGGE MAN. Och, buurvrouw, daar is me van morgen om drie uur in'n man plotse ling gestorven. Mensch, wat je zegt; om drie uur. dan is 't tegenwoordig nog nau welijks licht. Neen, zóó vroeg is de mijne nooit bij de handl EEN PROTEST. Mevrouw. Mijn man neemt met 1 Mei ontslag uit den dienst. Keukenmeid. Maar dat zult u toch hoop ik niet toelaten mevrouw... Dan hebben we 'm den geheelen dag op onzen halsl PESSIMIST. Mevrouw. Is mijn japon van ach teren lang genoeg, man? Meneer. O ja! Aan jou sleep zal geen enkele microbe ontsnappen. TROOSTGROND. Pantoffelheld (tot zijn vrouw, die een va is stuk stoot). Wees maar blij. vrouwtjelief. dat ik het niet ge daan heb. anders bad je je weer zoo erg moeten opwinden! Hemri ^opgetogen). Wat heeft, die juffrouw Meizon een prachtig gebit. Ella (snel). Ja, en het heeft haar maar zestig gulden gekost. EEN SNOEVER. Heer. Ik zag u van middag bij den poelier. Zondagsjager. Ja, die koopt mij altijd het wild af. als ik zoo veel ge schoten heb. dat ik het alleen niet op kan! BEROEPSKEUZE. Eerste Vader. Wat denk jij van je jongens te maken? Tweede Vader. Als 't kan de echt genoot-en van rijke meisjes. Vrouwen kunnen beter pijn ver dragen dan mannen. Wie heeft je dat verteld, een dok ter? Neen. een schoenmaker. 'n DAPPERE PANTOFFELHELD. Vriend (op bezoek). Zeg, hier in jou kamer mag ik zeker wel een, si gaar opsteken? Heer huizes. Ja, maar leg dan een geteckend briefje op de tafel, dat ik 't niet gedaan heb. Kijk. daar is de oude Poperman weêr - cn wel zes dokters hadden hem al ei vege ven! Hoe is dat mogelijk? Ja. want hij betaalde hun reke ningen n etl Heer 'nijdig op tafel kloppend). Hier, kellner. hoe dikwijls heb ik nu al geklopt en geroepen? Kellner (voorbij dravend). Och, mijnheer .telt u zelf even, ik heb 't nu te dtukl 61 DE DIAMANT. „Kom, geloof Je dat dit haar verdriet zal verergeren?" „Ik voorzie er niets dan nieuwe akeligheid van. Maar wat is hij voor een soort van man. die Winter? Maakt hij een fat - so enil ij ken indruk? „Hij maakt geheel dun indruk van een gentleman", antwoord de de heer Clayton levendig. „Werkelijk? is hij met een van die zorgeloozn jongelui, die or maar op los leven, zonder er zich over te bekommeren,- wat or van hen terecht komt? Mij dunkt, in een Corrupte omgeving als hier, kan het moeilijk anders". „Ik geloof datje Je sterk vergist. Ilij spreekt en gedraagt zich in alle opzichten als een fatsoenlijk man. Ik wil je wel zeggen, dat hij op mij .een zeer igunstigen indruk heeft gemaakt". „Nellie heeft een zeer hoogen dunk van hem", zeide mevrouw Clayton, half gewonnen, door den beslisten toon waarop haar man sprak, „en ik hecht daaraan ook wei eenige waardo, maar zij is nog zoo jong en onervaren; 't zou heel goed luinnen dat zij zich in luvm bedroog. Zou je liet werkelijk aangenaam vin den als ik hem ontving?" „Ja, want ik ben er van overtuigd, dat je denzelfden indruk van hem zult ontvangen aLs ik." Zoo gebeurde liet, dat mevrouw Clayton in een ecnigszins gemelijke, critischc bui was toen zij de zitkamer binnentrad, waar Philip geduldig zat to wachten. Vooringenomen als zij was, begroette zij den jongeman tamelijk afgemeten en koel. Philip kreeg dan ook aanvankelijk geen bijzonder aangenamen indruk van de jonge knappe vrouw mot het donkere haar en do -donkere oogen, die hij voor zich zag on die bom onderzoo, kend opnam. Ilij wist niet, dat zij een vrouw was van buiten gewone wilskracht en een heroïek karakter, waarvan zij eens een schitterend bewijs had gegeven, toon zij, als een van de weinig overlevenden van een schip dat op de Gricksche kust ln aanvaring was gekomen, een geheelen nacht in oen open boot op zee bad rondgezwalkt en zij bij de anderen door woord on voorbeeld er den moed.had ingehouden. „Wij weten alles omtrent uw vriend, meneer Winter", zeidc zij, nadat eenige woorden waren gewisseld, „en wij hebben genoog geboord om overtuigd te zijn van zijn onschuld". Philip dankte haar en vroeg cenigszins nieuwsgierig, boo zij in zoo'n korten tijd alles omtrent de zaak tc weten waren giKoraen. DE DIAMANT.58 ,.'t Heeft er heel véél mee te maken", ging Jonos voort, toen li 't tumult wat was bedaard. „Ik herhaal: als ik daar zie zitten mannen van invloed en gezag, die algemeen bekend staan als..." t)p dit oogenblik zag de lieer Clayton iqtis wits door de zaal vliegen, dat scheen to komen uit de richting in welke hij ge zeten was. Het volgend oogenblik spatto 't voorwerp met een knappend geluid uiteen legen den hoek van dc tafel achter wel ke de voorzitter zat en liet daar een grooto gele vlek achter. De lieer Plowman Edwards, die een paar spatten van het ei iu het gezicht had gekregen, sprong woo dond op. De spreker keerde zich naar do bestuurstafel, om to zlon wat er gaande was. maar nog voor hij den mond weer had kunnen opondoen, was liet eene el door een half dozijn andere gevolgd, die blijk baar op hem gemikt waren, schoon slechts eon paar hem raak ten. Toen scheen het alsof er een storm losbarstte. Het plat form werd van alle kanten met bedorven deren en andere vui ligheid gebombardeerd, zoodat het er in een oogwenk ontoon baar uitzag: vriend en vijand namen gelijkelijk aan het bom. hardement deel. De groep van Wilson Jones sprong overeind cn keerde zich mot luid geschreeuw en gebalde vuisten naar de galerij, waar men (le scheldwoorden en vcrwenschingen met woeker teruggaf, tot liet bombardement plotseling op Jones' mannen werd gericht; de projectielen kwamen in zulk een dichten regen neer en waren zoo raak, dat de kerels, na een oogenblik verbluft te zijn geweest door het plotselinge van den aanval, naar de ruimte onder de galerij vluchtten om zich tc beveiligen, waarbij de stoelen als borstwering dienstdeden. Een of twee hunner deden een zwakke poging om mot projectielen van soortgelijken aard terug te werpen, maar zij gavon hot woldra op, inziende, dat zij tegen de overmacht toch niets kon den uitrichten. Inmiddels was het platform in allerijl ontruimd. Het was duidelijk, dat de meeting geëindigd was. In dichte drommen verliet men joelende en hossende de zaal. De heer Clayton, die het verstandiger vond om te wachten tot het ergste gedrang voorbij was, hoorde plotseling een stom dicht bij zich roepen: „Winter! Winter! Ga je mee een glas bier drinken?" Hot antwoord kwam van zijn buurman, hot Jongmensch mot wien hij gedurende dc vergadering van tijd tot tijd had zitten praten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6