Haarlemmer Halsetjes.
DE
een tooverkracht in haar vingers, die
van het eenvoudigste tuiltje bloemen
nog een bekoorlijke ruiker weet tfl
maken, die een eenvoudig gedekie ta
fel, een lokkend' aanzien geeft, die
met hulpmiddelen, zooals honderden
hebben een salonnetje weet te stoffec-
ren zonder weerga. Zoo'n gave is voor
een vrouw een heerlijk bezit, als zij
er geen misbruik van maakt, door er
te veel lijd aan te besteden, kan zij
er hare omgeving dagelijks aange
name gewaarwordingen door ver
schaffen. Als zij or geen misbruik van
maakt..... maar dat is eenmaal met
alle gaven zoo, zij moeten binnen do
perken blijven. a
Als er onder honderd vrouwen één
is, die op liet. punt van goede, smaak
zoo gelukkig is aangelegd, dan is t
al voel en al die andere negen en ne
gentig zijn toch ook aan haar sexe
verplicht haar intérieurtje zoo aan
trekkelijk mogelijk te maken en dat
zal haar ook met wat goeden wil zeker
gelukken. Eén kijkje hier, wat moeite
(laar, een open oor en een vlugge
hand; zij kunnen wonderen doen al
is het dan ook met wat meen- nftieite
dan voor haar, die dat alles in de
schoot, geworpen is.
De bloeiende weide levert, der bloe
menvriendin kosteloos en zonder
moeite de mooiste bloemen voor va
zen en schalen. Er is niets mooiers
dan d© fijne kleuren en vormen der
veldbloemen, die in hare bescheiden
heid vooral in m.issa en door schilder
achtige rangschikking der kleuren
indruk maken. Al dez© kinderen dei
weide vertonnen ons sierlijkheid en
gratie. Eerst hebben wij het speon-
kruid gehad, toen volgden al heel
gauw "de madeliefjes, boterbloemen,
hondsdraf, eereprijs, primula's, pink
sterbloemen en ii 11 zien wij in menig
te koekoeksbloemen en in onze duinen
de bekoorlijke, weliriekende duin
roosjes. Van deze bloemen leenon,
zich echter maar enkele voor beval
lige bouquetten. Daarvoor hebben wij
bloemen met lange stelen noodig.
Vooral de papavers, korenbloemen
en ganzeblocmen leenen zich daartoe.
Een bouquet van die drie laatste soor
ten op tafel kan on-s dagen lang ge
noegen geven, mits wij het water da
gelijks vernieuwen en zoo nu en dan
een klein stukje van de stelen af
knippen. Ook bouquetten van één
enkele soort dier bloemen kunnen
onze kamer zoo aantrekkelijk maken.
Margrieten of ganzebloemen passen
liet best in een rood steenen vaas.
korenbloemen in vazen van geelach
tig wit kristal, terwijl klaprozen ln
don faience vaas passen.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Licht gekleurde glacé hand
schoenen, die nog niet vuil genoeg
zijn om met benzine te wasschen en
toch reeds wat te vuil om te draigen,
kan men zeer gemakkelijk en gauw
schoonmaken, wanneer men een fla-
no 11 en lapje in melk doopt, stevig uit
drukt en met zeep inwrijft. Hierna
trekt men den handschoen aan en
wrijft zachtjes met hot lapje over de
vuile plekken, vooral moet men zor
gen. dat het leer niet te vochtig wordt
Heeft men alles schoon afgewreven,
dan neemt men een handdoek en
droogt daarmee de vochtige plekken
een weinig af, trekt den handschoen
uit en laat hem nog even in do bui
tenlucht drogen.
II. Matgouden voorwerpen borstelt
men, om ze tc reinigen, met regen
water en zeep on droogt ze in oen
met zaagsel van palmhout gevulde
bus; men bedekt, ze geheel met zaag
sel, waardoor zij het beste drogen.
Na eenige uren neemt men ze er uit
en borstelt ze met een schoon borstel
tje goed af.
Weerprofeten.
Er zijn weipig dingen die onzeker
der en twijfelachtige- zijn dan het
weervoorspellen. De beste instrumen
ten. die we hebben ziin niet in staat
ons. zelfs bij de moest nauwkeurige
waarnemingen, de mogelijkheid tc
verschaffen het weer van de volgende
dagen met zekerheid vooruit op te ge
ven. En toch bestaan er beproefde, ja.
onfeilbare weerprofeten die wel niet
een of meer jaren vooruit het komen
de weer voorspellen, maar dit toch
vóór dagen en geruirnen tijd' doen
kunnen.
Wie bijv. op steenen acht geeft,
zal ongetwijfeld opgemerkt hebben,
dat er zandsteenen ziin. vooral in mu
ren. die. als het weer tot regenen
neigt, beginnen te zweeten of vochtig
te worden Dit doen voornamelijk sal
peter bevattende zandsteenen. Bekend
is het. dat veeltijds aan oud eikenhout,
hetwelk met de buitenlucht in aan
raking komt vooral aan balken, waar
op de vochtighcid en regen direct
kunnen inwerken, lioutzwammen ont
staan. Waar zoo'n zwam groeit, moet
men die niet vernietigen want ze is
een vertrouwbaar weerprofeet. Wordt
hot weer droog, dan schrompelt zo
ineen: zit er neen 'n de lucht, dan
zwelt ze weer op: is ei veel regen tc
wachten, dan ontstaan op haar opper
vlakte geie waterdroppels.
Een zeetr zonderlinge weerprofeet
was voor een landbouwer do lade van
ziin tafel, dio reeds vele jaren in zijn
huiskamer had gestaan en een erfstuk
was in de familie. Werd namelijk het
weer droog, dan schooi' de lade ge
makkelijk heen en weer. maar worrt
de lucht vochtig en was er regen op
komst, dan begon do lade soms drie.
vier dagen vooraf op to zwellen: ze
schoof dan moeilijk ja. men moest zo
2
den mond. die die onwillekeurige uit
drukking zijn van de innerlijke taal.
den grondslag van ons denken.
De verandering der huid en van de
vetlaag, -laarop zij rust is als de twee
de oorzaak voor het ontstaan van rim
pels en groeven te beschouwen. Sto
ringen in de voeding der huid. verwij
ding der bloedvaten ;n de huid. ver
dunning van die opperhuid en andere
verschijnselen veroorzaken dikwijls
plooien en rimpels dikwijls reeds op
veertigjarigen leeftijd Het verdwijnen
van do vetkussens veroorzaakt inzin
king van (le oogem en afhangen van de
kaakh'iid zooals dat bij bejaarde lie
den dikwijls voorkomt Ten slotte ver
oorzaakt ook het ontbreken der tanden
en het Varaan verbonden verdwijnen
der onderkaaksgrens rimpelvorming in
bet gelaat.
Er zijn van die eigenschappen, die
men heeft of niet heeft en die men
zich in hot laatste geval al heel moei
lijk eigen kan maken. Ik denk hierbij
aan goede smaak. Ouder mijn leze
ressen zijn er zeker velen die kinde-
renvan hum prilste jeugd af, al is 't
dan niet opgevoed, toch bijgewoond
h'ebben. En dan weten zij even goed
als ik. hoe bij het ééne meisje zich
al veel vlugger oen zucht tot liet, bij
eenvoegen van harmonische kleuren
openbaart clan bij het andere. Die
aanleg moet men niet geringschatten
zij mag dan al niet een der hoofd
trekken van bot karakter der latere
vrouw uitmaken, zij vormt een bij-
komstijtheid, die baar bijzonder veel
gemak en genoegen kan verschaffen.
Wat is het dat ons in sommige hui
zen zoo aangenaam aandoet, dat ons
streelt, terwijl toch geen bijzondere
weelde aanwezig is? Dat is de goede
«smaak van de huisvrouw! De een
prefereert dezen kleur, de andere dien
de wijze van arrangeeren, is ook zeer
verschillend. Wat de een mooi vindt,
kan de ander in hot minst niet beko
ren, sommige voelen direct iets voor
het nieuwe, terwijl andere Jang nun
liet oude blijven hangen. Maar enkele
bevoorrechten zijn daaronder, die al
les als niet oen gelukkige baud schij
nen aan te raken, /.ij drukken overal
baar stempel op en 't resultaat daar
van kan bijna ieder zonder onder
scheid bekoren. Zij hebben als't ware
Een Zatordiagavondpraatje.
Daar do hoofdredacteur voor een dag
of wat uit de stad was, ben ik ook maar
er op uitgegaan, liet is zeer fijn en net
om tc reizen ln een tijd, dat een ander
nog niet op reis is. F.n aangezien, naar
luid van verhalen, mijn bet-overgroot
vader eens aam liet Fransche hof is
geweest bh een van mijn tantes in de
grijze oudheid bijna aan Napoleon een
glas water zou hebben gegeven, wan
neer do beroemde veldheer niet juist op
dat oogenblik bad gezegd: „ik lust.dat
brakko water niet. geef me maar liever
een potje bier!" gelukkig in 't Fransch,
zoodat de goeie ouwe ziel er geen hart
zeer van had aangezien ik derhalve
oin zoo te zeggen van deftigen komaf
ben, vind ik hot niet meer dan behoor
lijk, dat ik op Tels ben in een tijd. dat
een, ander nog thuis Is.
Om diezelfde reden van deftigheid wou
ik ook in geen onkel opzicht voor den
hoofdredacteur onderdoen. Hij ging
naar Groningen, ik giinig ook naar Gro
ningen. Naderhand ging hij naar Mop-
pel, Deventer, Arnhem, ZUtphen, ik ook
naar Meppol, Dovemter, Arnhem, Zut
phen. Telkens als hij 's morgens op
stand. sprong ik nok uit mijn bed en als
ik 's avonds naar kooi ging, deed hij
eveneens. Zelfs dronken we togclijk
koffie en alert tegolijk.
Natuurlijk hielden we ook Haarlem's
Dagblad bij, „Heb jo gezien,"'zei bij,
..«lat zc in Haarlem van het buiten van
mevrouw Visser een vogel- en planten
tuin willen' maken?"
„Ei," zei ik. „en waarom dat?"
„Omdat Haarlem zoo'n ontspannings
plaats tol dusver mist".
„Dat is waar," zei lk. „maar ik dacht
zoo. dat het overigens met uitspannings-
p laat sen nogal schikte. Concerten in de
Sociëteit Vereeniiging, de Bron, Trouw,
den Hout, allerlei uitspanningen buiten
je zou zoo zeggen, dat. het aan ontspan-
ningsplaafsen wel niet mangelt".
„Mangelt?" zei de hoofdredacteur, „wat
is dat nu weer voor een ongewone uit
drukking! Ga je mijnheer Tjcenk Wil
link achterna, die praat van in de schoe
nen schuiven en dergelijke? Zeg dan:
hapert of praat hfc r Groningsch. Daar
doe je de menschen oen plezier mee".
„Dat kan ik niet," zei ik.
„Heel dom", zei hij. „ik heb het in vlei
en twintig uur al knap geleerd, ik kan
al een mop in 't Groningsch Hoor maar
„Doar kwam 'ene ion colporteur met 'n
llcst veur llefdaodigheld hie W, A. Schol,
ten, den grooten faobrikant en die téken
de veur vief gulden. Zien zcun tékende
daodelijk veur vief en twintig. Toen
kwam de man blo den vaodcr toruig en
zaide: ,,oe heer zeun het veur vief en
twintig 'teekend." - ,,.Iao," zaide W. A.,
„maor mien zeun het 'n rieken vaoder".
„Merk je wel." zei de hoofdredacteur,
„hoe mooi ik do n aan 't eind van oen
woord al kan laten hooren?"
Daar gaf ik geen antwoord op: je moet
do menschen nooit ln zulke ijdelheden
stijven. Jawel," zei ik. „maar nu dc
vogel- en plantentuin te Haarlem. Laten
we het daar verder nog eens over heb
ben."
„Ja." zie bij aanstonds, „Heb je het
postkantoor hier in Groningen al ge
zien?"
„Neen," zei ik.
„Man, wat ben JIJ traag. Ik wel. 't Is
een hok in een steeg. Miserabeler kan
het, niet. Heb je gezien, dat er op 't ten
toonstellingsterrein een tijdelijk post
en telegraaf kantoortje staat? Ook al niet?
Maar. wat heb jij hior dan gezien? Nu
ik dacht zoo hij mij zelf: „de Minister
komt er gemakkelijk af. Hij moest liever
oens een nieuw kantoor in de stad laten
bouwen."
„Ook met al die kleurige ronde dlnge.
tjes aan den gevel, zooals we dat in
Haarlem kennen?"
„Maak toch niet op allies aanmer
king," zoi de hoofdredacteur.
„Is er ook zoo'n leolijk ongeverfd
dan zelfs met kracht in- en uitschui
ven. -waarbij ze een krakend geluid
gaf. De man richtte zich met zijn werk
er naar en deed daaraan wèl. Het
oude hout der lade moet bepaald1 erg
vatbaar s-eweest zijn om de vochtig
heid der lucht op te nemen.
Hij olanten vindt men vele. die op
vallende veranderingen ondergaan, als
er weersverandering aanstaande is.
We noemen bijv. de murik of het
niuurkruid, dat nogal veelvuldig
voorkomt en. als weerprofeet be
schouwd. onze opmerkzaamheid' ver
dien!. Pe plant bloeit van begin Juni
tot einde Augustus. Als zij 'sochtends
haar bloemen vrooliik opent, en in dien
toestand blijft, kan men met zekerheid
er op rekenen dat 't in de eerste 24
uren niet regenen zal. Zijn de bloe
men en bladeven 's ochtends maar half
open. dan komt er -n bui. Gaan de
bloemen in 't geheel niet open. of krui
pen ze onder de bladeren dan begint
het spoedig en hard te regenen. Ook
bezitten verschillende klaversoorten de
eigenschap het weer vooraf aan te
kondigen. Sluit de klaver haar teere
bloemen overdag, dan moet moeder
de vrouw zich haasten om de wasch,
die buiten hangt, vóór het naderende
onweer binnen te brengen. Ook do
tulp en het wolkruid toonen door het
sluiten hunner bloemen dat er regen
komen zal.
Het dierenrijk levert ons weerprofe
ten in menigte. Heed's de naam „re
genworm" toont aan dat er verband
bestaat 'usschen dit dier en vochtig
weer. Meakt hij 's nachts gaten en
kamt hij boven den grond te voor
schijn. Jan blijft, de regen niet lang
ml, Vindt men. hein bij het omspitten
der tuinen in den herfst nog dikwijls
boven den grond, dan is dat een on
twijfelbaar teeken van een zachten
winter, maar ook van een winter, dio
veel sneeuw zal geven en dan. ook
koud kan zijn, omdat de sneeuw den
grond beschut tegen het dieper in
dringen der koude. De regenworm
mankt zelfs den dommen. mol tot weer
profeet. Deze zoekt, gelijk men weet,
den regenworm op als voedsel. Is hij
dus in het voorjaar, omdat hij goed,
warm .veer verwacht dichtbij de op
pervlakte, dan werpt de mol dikwijls
zijn hoopen op en de gevolgtrekking
is gemakkelijk te maken.
Over den algemeen bekenden groe
nen kikvorsch behoeden we niet uit
voerig te spreken. M.n ziet hem dik
wijls in glazen bewaard die half vol
water zijn en waarin een houten lad
dertje staat. Is het weer in de volgen-
do dagen helder en goed. dan klimt
langpoot tegen zijn ladder op. zet zich
op zi jn p,t.mak en wacht op liet vliegje,
dat men hem geven zal. Komt er re
gen dan gaat hij mistroostig in het
water, e i is er storm te wachten, dan
wordt hij in het water op den bodem
van bot glas onrustig en gaat d'aarin
dol to keer.
tochtportaat als in Haarlem^"
„Pruttelaar
„Mag jo er ook geen fiets neer zotten,
zooals in Haarlem?"
„Fldelio!" riep hij.
„Hoofdredacteur!" zei ik.
Hij besloot om maar woer tc bedaren.
Nadat bij verklaard had, dat ik do groot,
sin pruttelaar van dc wereld was, vroeg
ik hem of hij het telegraafkantoor to
Groningen al gezien had.
Neen, dat had hij niet.
„Aha," zei ik, „dat is 't juist, dc
meest moderne inrichtingen ga jij niet
kijken. Ik wel. Nu dan, ik wil je deze
wrzekering geven: nog nooit heb je zoo'n
mooi gebouw gezien. Het ziet er van
bulten uit ais een gevangenis, die door
den wind op zij is gewaaid".
„Zoodat zei hij.
„Zuodat..." zei ik.
„Het in Haarlem zoo slecht nog maar
niet, is", zeien we samen.
„Maar nu de voigel- en plantentuin",
zoi ik.
„Hoor eens," zei de hoofdredacteur,
„daar laat ik me op dit oogenblik nog
niet over uit. Gesteld, niet waar, dat ik
zeg: ja, dat idee vind ik mooi, we moe
ten >t voorat veel. colibrlctjes in hebben
on lijsters en muskaat vogeltjes en ik
kom dan' in Haarlem en hoor, dat er
veel meer behoefte is aan papegaaien
en pauwen, dan moet ik mijn woorden
DE ZATMTOSATOMP.
7
Hé, hé, zeg is, d'en anderen kant
in, asjeblieft.
Loors: Ik kom om1 een formulier...
ik heb een beetje haast...
Dq jongen: Jawel, ilc óók... en deze
hoeren en die-juffrouw ook...
Loors kijkt om e>n ziet met schrik,
dat hij aan de verkeerde zijde is bin
nengetreden, en dat hij vóór zich
heeft: cicn geld drager, die rustig een
krant staat te lezen, een jonge dame
met een klein hondje onder den arm,
oen dikke dame, een jongen soldaat,
en dien portier van een hotel.
Loors (tot den portier): Er zijn
veel menschen vandaag.
Do portier: O. zóo is het altijd.
De dikke dame: Maar kan men dan
niet een paar loketjes méér inrichten?
Loors: Zeker; natuurlijk, dat moest!
is dfit wachten. Daar hebt u nu mij;
ik zend geld aan mijn dochter, voor
de begrafenis.
De dikke dame: 'Wordt uw dochter
begraven? En stuurt u haar geld er
voor?
Loors: Neen. 't is een nichtje, dat
gestorven is en mijn dochter moet. bij
de begrafenis zijn. Ik óók trouwens,
ik ga meteen met. dien trein.
De hotelportier: Dan bebt u wal kans
te laat te komen.
Op dit oogenblik komt de beambte,
die een wiaalftal postwissels heeft in
geboekt voor het loket cn richt zich
tof, dien jongen.
Do beambte: Dat is samen vijfhon-
dcrditw alf gulden.
De Tongen: Nee, vijfhonderd-twee.
(Een aangenaam discours ontspint
zich. waarbij de beambte zoowel als
de jongen onvriendelijk zijn).
Do dikke dame (zuchtend): O, o, wij
mogen maar wachten
Loors: 't Is vreeseli jk. mevrouw. En
wat liet ergste is als ik mijn trein mis,
kan ik niet bij de begrafenis van mijn
nichtje wezen En zij heeft geen an
dere bloedverwanten.. Ik kom, als ik
dezen trein mis. vier-m-twintig uren
to laat.
Intusschen zijn de jongen cn de
beambte het eens geworden. De eer
ste betaalt en gaat. waarna de be
ambte begint met den gelddrager. die
de courant staat te lezen. Do gelddra
ger is echter zoo verdiept in zijn lec
tuur, lat hij een paar minuten lang
moet worden toegeschreeuwd eer hij
begrijpt aat liet zijn beurt is. Dan
tolt hij -wintig postwissels neer.
De dikke dame: Twintig stuks! We
kunnen cr gerust een tukje bij doen.
Loors: En als ik nog langer wachten
moet. mis ik mijn trein!
Do beambte: Dat is 325 gulden.
De gelddrager. Neen, 315.
(De onderhandelingen beginnen
weer; langdurig- zéér langdurig).
Loors: Ik ben kalm van natuur,
maar ik sta te koken!
De dikke dame: 't Is verschrikkelijk,
verschrikkelijk! En dat heet nu staats
zorg! 't I? beneden a.le critiek!
Loors: En ik mis mijn trein! En ik
kan zelfs geen verhaai krijgen.
De dikke dame: Och. 't is niet de
schuld '.an dien man. Hij haast zich
genoegt
(Eindjlljk vertrekt de golddrager en
het is dc beurt van de jonge dame.)
De jonge dame: Vier vulden tachtig,
meneer, afzendster mejuffrouw Jean
ne van Dijk...
(De stem van het meisje wordt dan
overgild door het mfdig geblaf van
liet hondje, dat zij in den arm draagt.
Hoe harder zij probeert te schreeu
wen, hoe woedender hot hondje blaft.
Dat duurt enkele minuten).
Loors: Wel sapperloot, sapperloot,
sapperlootl Ik loop mijn trein mis,
ik mis hem zeker.
De dikke dame: Ja. u hebt haasit.
Weet u wat, ik sta u mijn beurt, af en
die militair en die portier óók wel,
denk ik,
De soldaat cn de hotelportier: Och
ja. Ga uw gang maar, als u zoo'n
haast hebt
Loor? (zielsverheugd;: O mevrouw,
o meneeren! U is al te goed. werkelijk
at te goed! Dank u wei zcerl
(Hij Kiomt voor het loket, dat nu
vrijgekomen is. wijl de jongedame is
heengegaan. Maar dan ziet hij zich het
venster voor zijn neus dichtslaan).
De beambte: Drie uur... ik neem
geen postwissels meer aan.
Loors (verbijsterd): O. o. o, o, o, o!
De beambte: Ga maar rechts, loket
no. 12.
((Loors gaat, naar loket 12, waar
voor een dozijn menschen en com
pacte massa staan te wachten. Hij be
grijpt thans, dat het niet mogelijk
zal wezen zijn postwissel te verzen
den. Ilij kijkt, zijn snoorboekje na en
berekent, dat hii met veen mogelijk
heid zijn trein meer halen kan.)
Loors (met een kreet van woede): En
daarom i etaal ik nu zulke hooge be
lastingen! O sapperloot, sapperloot,
(lie post!
EEN VLUGGE MAN.
Och, buurvrouw, daar is me van
morgen om drie uur in'n man plotse
ling gestorven.
Mensch, wat je zegt; om drie
uur. dan is 't tegenwoordig nog nau
welijks licht. Neen, zóó vroeg is de
mijne nooit bij de handl
EEN PROTEST.
Mevrouw. Mijn man neemt met 1
Mei ontslag uit den dienst.
Keukenmeid. Maar dat zult u
toch hoop ik niet toelaten mevrouw...
Dan hebben we 'm den geheelen dag
op onzen halsl
PESSIMIST.
Mevrouw. Is mijn japon van ach
teren lang genoeg, man?
Meneer. O ja! Aan jou sleep zal
geen enkele microbe ontsnappen.
TROOSTGROND.
Pantoffelheld (tot zijn vrouw, die
een va is stuk stoot). Wees maar
blij. vrouwtjelief. dat ik het niet ge
daan heb. anders bad je je weer zoo
erg moeten opwinden!
Hemri ^opgetogen). Wat heeft, die
juffrouw Meizon een prachtig gebit.
Ella (snel). Ja, en het heeft haar
maar zestig gulden gekost.
EEN SNOEVER.
Heer. Ik zag u van middag bij
den poelier.
Zondagsjager. Ja, die koopt mij
altijd het wild af. als ik zoo veel ge
schoten heb. dat ik het alleen niet op
kan!
BEROEPSKEUZE.
Eerste Vader. Wat denk jij van
je jongens te maken?
Tweede Vader. Als 't kan de echt
genoot-en van rijke meisjes.
Vrouwen kunnen beter pijn ver
dragen dan mannen.
Wie heeft je dat verteld, een dok
ter?
Neen. een schoenmaker.
'n DAPPERE PANTOFFELHELD.
Vriend (op bezoek). Zeg, hier in
jou kamer mag ik zeker wel een, si
gaar opsteken?
Heer huizes. Ja, maar leg
dan een geteckend briefje op de tafel,
dat ik 't niet gedaan heb.
Kijk. daar is de oude Poperman
weêr - cn wel zes dokters hadden
hem al ei vege ven!
Hoe is dat mogelijk?
Ja. want hij betaalde hun reke
ningen n etl
Heer 'nijdig op tafel kloppend).
Hier, kellner. hoe dikwijls heb ik nu al
geklopt en geroepen?
Kellner (voorbij dravend). Och,
mijnheer .telt u zelf even, ik heb 't
nu te dtukl
61 DE DIAMANT.
„Kom, geloof Je dat dit haar verdriet zal verergeren?"
„Ik voorzie er niets dan nieuwe akeligheid van. Maar wat
is hij voor een soort van man. die Winter? Maakt hij een fat -
so enil ij ken indruk?
„Hij maakt geheel dun indruk van een gentleman", antwoord
de de heer Clayton levendig.
„Werkelijk? is hij met een van die zorgeloozn jongelui, die
or maar op los leven, zonder er zich over te bekommeren,- wat or
van hen terecht komt? Mij dunkt, in een Corrupte omgeving als
hier, kan het moeilijk anders".
„Ik geloof datje Je sterk vergist. Ilij spreekt en gedraagt zich
in alle opzichten als een fatsoenlijk man. Ik wil je wel zeggen,
dat hij op mij .een zeer igunstigen indruk heeft gemaakt".
„Nellie heeft een zeer hoogen dunk van hem", zeide mevrouw
Clayton, half gewonnen, door den beslisten toon waarop haar
man sprak, „en ik hecht daaraan ook wei eenige waardo, maar
zij is nog zoo jong en onervaren; 't zou heel goed luinnen dat
zij zich in luvm bedroog. Zou je liet werkelijk aangenaam vin
den als ik hem ontving?"
„Ja, want ik ben er van overtuigd, dat je denzelfden indruk
van hem zult ontvangen aLs ik."
Zoo gebeurde liet, dat mevrouw Clayton in een ecnigszins
gemelijke, critischc bui was toen zij de zitkamer binnentrad,
waar Philip geduldig zat to wachten. Vooringenomen als zij
was, begroette zij den jongeman tamelijk afgemeten en koel.
Philip kreeg dan ook aanvankelijk geen bijzonder aangenamen
indruk van de jonge knappe vrouw mot het donkere haar en
do -donkere oogen, die hij voor zich zag on die bom onderzoo,
kend opnam. Ilij wist niet, dat zij een vrouw was van buiten
gewone wilskracht en een heroïek karakter, waarvan zij eens
een schitterend bewijs had gegeven, toon zij, als een van de
weinig overlevenden van een schip dat op de Gricksche kust
ln aanvaring was gekomen, een geheelen nacht in oen open
boot op zee bad rondgezwalkt en zij bij de anderen door woord
on voorbeeld er den moed.had ingehouden.
„Wij weten alles omtrent uw vriend, meneer Winter", zeidc
zij, nadat eenige woorden waren gewisseld, „en wij hebben
genoog geboord om overtuigd te zijn van zijn onschuld".
Philip dankte haar en vroeg cenigszins nieuwsgierig, boo
zij in zoo'n korten tijd alles omtrent de zaak tc weten waren
giKoraen.
DE DIAMANT.58
,.'t Heeft er heel véél mee te maken", ging Jonos voort, toen
li 't tumult wat was bedaard. „Ik herhaal: als ik daar zie zitten
mannen van invloed en gezag, die algemeen bekend staan als..."
t)p dit oogenblik zag de lieer Clayton iqtis wits door de zaal
vliegen, dat scheen to komen uit de richting in welke hij ge
zeten was. Het volgend oogenblik spatto 't voorwerp met een
knappend geluid uiteen legen den hoek van dc tafel achter wel
ke de voorzitter zat en liet daar een grooto gele vlek achter.
De lieer Plowman Edwards, die een paar spatten van het ei
iu het gezicht had gekregen, sprong woo dond op. De spreker
keerde zich naar do bestuurstafel, om to zlon wat er gaande
was. maar nog voor hij den mond weer had kunnen opondoen,
was liet eene el door een half dozijn andere gevolgd, die blijk
baar op hem gemikt waren, schoon slechts eon paar hem raak
ten. Toen scheen het alsof er een storm losbarstte. Het plat
form werd van alle kanten met bedorven deren en andere vui
ligheid gebombardeerd, zoodat het er in een oogwenk ontoon
baar uitzag: vriend en vijand namen gelijkelijk aan het bom.
hardement deel. De groep van Wilson Jones sprong overeind
cn keerde zich mot luid geschreeuw en gebalde vuisten naar
de galerij, waar men (le scheldwoorden en vcrwenschingen met
woeker teruggaf, tot liet bombardement plotseling op Jones'
mannen werd gericht; de projectielen kwamen in zulk een
dichten regen neer en waren zoo raak, dat de kerels, na een
oogenblik verbluft te zijn geweest door het plotselinge van den
aanval, naar de ruimte onder de galerij vluchtten om zich tc
beveiligen, waarbij de stoelen als borstwering dienstdeden. Een
of twee hunner deden een zwakke poging om mot projectielen
van soortgelijken aard terug te werpen, maar zij gavon hot
woldra op, inziende, dat zij tegen de overmacht toch niets kon
den uitrichten.
Inmiddels was het platform in allerijl ontruimd. Het was
duidelijk, dat de meeting geëindigd was. In dichte drommen
verliet men joelende en hossende de zaal.
De heer Clayton, die het verstandiger vond om te wachten
tot het ergste gedrang voorbij was, hoorde plotseling een stom
dicht bij zich roepen:
„Winter! Winter! Ga je mee een glas bier drinken?"
Hot antwoord kwam van zijn buurman, hot Jongmensch mot
wien hij gedurende dc vergadering van tijd tot tijd had zitten
praten.