Rubriek voor Dames.
Haarlemmer Mahstjes.
ALLERLEI.
UB ZlIV IBMJJ&ijA yuao.
Pig. 1. Water uit bedorven vleesch.
aanschouwd; ze drukten ten minste
hun vreugde uit door uitbundige
sprongen.
De twee visschers grepen elkaar aan
en rolden samen door het hooge gras.
waar do strijd werd voortgezet. Een
sterke geur van platgetreden kruize
munt verspreidde zich in de lucht. De
bastaarcLnachtegalen piepten als
waanzinnigen. Eindelijk was Lamar-
motte boven. Met één knie op do borst
van zijn tegenstander, hief hij reeds
een wrekende vuist op boven zijn
hoofd, toen een verdacht geluid hem
het hoofd deed omdraaien naar zijn
hengels.
De wrekende vuist kwam niet dade
lijk neder. Met één sprong was La-
mannotte overeind, liep naar zijn
snoekhengel, en kwam juist bijtijds
om hem te grijpen en te beletten, dat
hij werd meegesleept, de rivier in.
Dezen keer was het meenens. De
stok, omgebogen tot een balven cir
kel, scheen op het punt door te bre
ken
Hij weegt op zijn minst tien
pond! riep Lamarmotte met een van
aandoening trillende stem.
Béqueux was overeind gaan zitten.
Eerst was hij verbaasd over den plot-
sélingon aftocht van Lamarmotte Nu
begreep hij er de reden van. En om de
waarheid te zeggen, in den grond van
zijn hart zou hij veel liever een pak
slaag gekregen hebben dan hetgeen
hij nu zag gebeuren.
Zulk een mooie snoeklTien
pond minstens, jaJuist iots zooalg
Béqueux had kunnen gebruiken voor
den herbergier van het hotel, die den
volgenden dag een huweliikspartij
moest geven. Vijftien franken mis
schien lvad die gek daar aan zijn hen
gel hangen! Maar hij had hem nog
niet, het beest sclieen niet gemakkelijk
te vangen en hij had zeker niet veel
lust om het water uit te komen
En Béquoux zou een zoete vreugde ge
smaakt hébben, hij, met zijn reine,
kalme hengelaarsziel! wanneer hij
den snoek rechtsomkeert zag maken
evenals zijn brasem van zoooven.
Het l>eest was inderdaad lang niet
gemakkelijk. Na een paar vreeséfijke
sprongen was het midden in het water
terecht gekomen, steeds rukkende en
trekkende, on het wilde niet aan de
oppervlakte komen. Tot overmaat van
ramp was de helling op die plaats
wel een halven meter boven do rivier;
du.s boe sterk zijn snoer ook mocht
wezen, er viel niet aan te denken om
zulk een gewicht tot die hoogte op te
trekken.
Maar het schepnet! Drommels, dat
zou uitkomst geven, het schepnet, en
Lanmrmottü zou liet meer dan graag
even gebruiken! Maar behalve dat het
ver van hem af lag.bad hij zjjn beide
handen op het oogenblik best noodig
om zijn vangst vast te houden. Hij
wierp een wanhopigen blik op Bé
queux.
Béqueux! riep Lamarmotte einde
lijk op smeekenden toon.
Wat is er?
Wou jo me in den nood laten
zitten?
Ja, antwoordde Béqueux.
Intusschen begon de snoek teekenen
van vermoeidheid te geven. Hij liet
zich nu bij den oever trekken en met
het schepnet zou het mogelijk zijn
geweest hem te vangen. Maar op.een
andere manier was er geen sprake
van.
Hij breekt mijn lijn nog Bé
queux! riep Lamarmotte. Je bent een
lafaard, als je mij je net niet brengt!
Béqueux stond eindelijk op. Met
zijn schepnet in de hand kwam bij
nader, eenigszins plechtig.
Zeg, ben ilc nog een dief?
Wees daar nu niet boos om, oude
jongenIk meende het zoo niet,
haastte Lamarmotte te antwoorden.
Nu, haal dan maar op! zei de
blikslager. En hij wierp het net in het
water.
Zachtjes haalde Lamairmotte het
monsterdier naar zich toe. Nog twee
seconden- en liet net zou zijn mazen
om hem henen sluiten
Helaas! Zag de snoek dat naderend
gevaar? Was het hem in dien lang-
durigen tijd gelukt het koperdraad
door te zagen met zijn kolossalen bek?
Of stootte het schepnet, dat niet goed
was uitgeworpen, tegen hem aan en
deedl hij daardoor een laatste poging?
Dat zal een geheim blijven. Wat
zeker is, hij gaf een laatsten hevigen
ruk en zwom weg, om niet weer te
rug tc keerou.
Lamarmotte uitte een lange ver-
wensching, waarvan de kleine wit-
vischjes zóó schrokken, dat ze in
allerijl maakten, dat ze wegkwamen.
Je treft het niet' zei Béquoux met
een paar oogen, stralende van leed
vermaak. en hij keerde rustig naar
zijn plaats terug.
Tien minuten later zaten de beide
visscherg weder stilzwijgend bij hun
hengels, even oplettend als altijd. De
voorbijgangers, wanneer er een was
geweest, zou zachtjes hebben ge
lachen, zoo kalm als zij daar met ge
bogen rug zaten. Maar schijn bedriegt.
Want op dat oogenblik droomde La
marmotte van het een of ander toe
val, waarbij zijn. buurman Béqueux
nu juist niet in die voordeeJigste
conditie zou geraken.
Van 133000 patonten, die sinds 1877
in Duitschland uitgegeven zijn, wer
den er 502 aan vrouwen gegeven. De
meeste vrouwelijke uitvindingen be
treffen vereenvoudiging van den ar
beid op verschillena gebied, het groot
ste aantal (70) huishoudelijk gereed
schap en meubelen. En daaronder
zijn weer de meesten gewijd aan ver
beteringen hij liet koken.
Ongeveer eon twaalftal hebben be
trekking op het wasschen en 30 op
stoffeering. Dan zijn er onder voor
gezondheidsmaatregelen, waartoe o.
a. belmoren praktische schooltasschen,
apparaten om bij het leeren een goede
houding aan te nemen evenals bij
het pianospelen. 54 vrouwen kregen
patenten op het, gebi'ed van de hand
werken voor werktuigen enz.; 7 voor
chemische doeleinden en 4 voor nieu
wigheden in de scheepsbouw.
Dr. H. T. Patrick, een Engelsch-
man, zegt: ,,Als ge nimmer last van
de zenuwen wilt hebben, stel u dan
een levensdoel voor oogen en werk
daarvoor; zoek daartusschen gepaste
verstrooiing en tracht nooit het on
bereikbare te verkrijgen, treur nooit
over wat niet te veranderen is, laat
u niet plagen door beuzelingen, tracht
niet grooten rijkdom of veel kennis te
vergaren maar verrijk uw gezond
verstand; denk niet te veel aan uzelf,
maar heb het goede en uw mede-
inensch lief. In den vroegen kinds
heid kan men zich van zoo'n ideaal
bestaan verzekeren.
Twee groote dwalingen zijn door
den schrijver ontdekt bij de opvoeding
van kinderen: le. kinderen genoegens
verschaffen en plichten opleggen bo
ven hun jaren en 2e. hen belangrijk
maken in het oog der familie en van
anderen. Het is oven gevaarlijk kin
deren de genoegeng van volwassenen
te geven al's van hen het weu-lc van
rijperen te vergen.
Te veel speelgoed in een kinderka
mer is een groote fout en maakt kin
deren ongedurig en ontevreden.
Als het een kind verveelt met zijn
stcenen bouwdoos te spelen, doetineu
verstandig een ander spelletje met de
zelfde steenen tc bedenken. Valt ook
dat niet meer in den smaak, dan ver
dient het voorkeur het zittend spel af
te wisselen met loopende spelen; men
moet vooral niet te veel' van het ge
duld van het kind vergen.
Aanmerking maken op anderen i9
een yan de meest voorkomende on
deugden. zelfs bij overigens deugdza-
men. Wij zijn er allen meer of min
der aan onderhevig, en de groote be
koring ervan is, dat wij er merkwaar
dig door in ons eigen oordeel stijgen
en onszelve. verheven achten boven
anderen. Wij kunnen niet zuchten (do
deugdzame vitter zucht altijd juicht
nooit) over de tekortkomingen of on
deugden van onzo kennissen, zonder
ons bewust te zijn van een glimpjo
Fig. 2. Zure melk. De groote. blanke cirkels zijn boterbolletjes.
Een Zaterdagavondpraatje.
Als gevolg van den ijver, waarmee
in onzo zich uitbreidende stad ieder
jaar opnieuw gewerkt wordt aan de
(samenstelling van het gemeentever
slag, neemt dit boekwerk jaarlijks
in omvang toe. Wie van alles wat er
- in staat, nauwkeurig kennis nemen
wil, kan, zich daarmee den boelen
aanstaanden winter vermaken. Mis
schien is het beter om to zeggen, be
zighouden, want vermakelijk is de
lectuur nu juist niet. AJJeen moet je
af en toe eens lachen, wanneer je
ziet hoe de sleur ook in dit boekwerk
een woordje heeft mee te spreken.
Sedert jaar en dag en nu ook weer,
kunnen we e.r in lezen: .Commission
voor het examineeren van varens
lieden, voor landverhuizers, voor de
Rijnvaart, enz., bestaan hier niet."
Daargelaten nog de merkwaardigheid
van landverhuizers voor de Rijnvaart,
die speciaal geëxamineerde varenslie
den noodig schijnen te hebben, zou ik
zoo meenen, dat wanneer iets niet
bestaat, het ook in 't gemeenteverslag
gevoegelijk kan wegblijven. Vergis ik
me niet, dan stond er in vroegere
jaarverslagen te lezen, dat hier ter
stede geen mijnbouw bestaat. Deze
ietwat overbodige verklaring heb ik
nu niet meer kunnen vinden, wel
stootte ik mijn neus aan de verzeke
ring: Broodzetting bestaat in deze
gemeente niet."
In hooge mate streelend moet de
lezing van dit verslag wezen voor den
Raad. Burgemeester en Wethouders
herinneren daarin namelijk do leden
aan alles, wat zij in het, afgeloopen
jaar hebben verricht. „Bij besluit van
den zooveelsten hebt gij dit gedaan,
bij besluit van den zooveelsten dat
verricht „wel, wel", zullende
leden van den Raad denken, als zij
dit alles gelezen hebben: ,,wat hebben
wij toch veel gedaan in 1902. Ik wist
zelf niet, dat ik zóó hard1 gewerkt
had!"
Als ik nu nog zeg. dat onder hot
hoofdstuk „medische politie" wordt
vermeld, dat or een lijdier aan diphti-
ritis stierf en dat de gezondheids
commissie in haar rapport spreekt
van twee, dan is dat niet om te vit
ten, maar alleen om het verwonder
lijke feit, dat zelfs de samensteller
van dit verslag zich vergissen kan.
Wat mij minder bevalt, is dat do
chirurg, over het St. Elizabeths-
gasthuis in dit verslag een overzicht
geeft van de verrichte operaties. Ze
nuwachtige menscben zullen in ieder
geval wel doen met deze rubriek maar
niet te lezen, maar ik vraag boven
dien: wat beeft dit alles voor belang
voor 't publiek, dat het verslag in han
den krijgt? Voor regenten van het
Gasthuis heeft het zeiier betcekenis,
precies te weten, wat er op do chirur
gische afdeeling is omgegaan, maar
het groote publiek heeft toch niets te
maken met do omstandigheid, dat
driemaal do slokdarm door middel
van den slokdarmkijker werd onder
zocht, dat dertig operaties geschiedden
aan maag en darmen en dat driemaal
een hazenlip Word geopereerd, om nu
nog maar van d'e minst onverkwikke
lijke te spreken. Wie de lijst van al
deze schrikkolijkhcdCn gelezen hoeft,
bekijkt onwillekeurig zijn eigen cor
pus en vraagt zich af: zou er nu
heusch aan mij niets Ie verwijderen,
te openen, af to snijden, of open te
beitelen wezon?
Nuttigiir is een opmerking in hot
verslag, die ik vond over do genees
kundige inrichting. Er is namelijk op
de kinderzaal een mazelenepidemie
uitgebroken, door do schuld der be
zoeksters, die uit huizen kwamen,
waar mazelen heerschten. Daaraan
kan natuurlijk de directie niets doen.
Hoe zou zij zich van tc voren kunnen
overtuigen, dat geen bezoeker be
smetting meebrengt? De bezoekers
zelf behooren in te zien, dat zij niet
in een gasthuis bezoeken moeten af
leggen zoolang zij in hun huis be
smettelijke ziekten hebben. Zelfs bij
mazelen, waar we in den regel een
beetje om lachen, levert dat gevaar
op, want in hetzelfde verslag lees ik:
„een mazelenpatiëntje overleed aan
longontsteking."
Evenwel, we hebben nu narigheid
genoeg gehad. Laat ons tot vroolijker
onderwerpen overgaan. Als zoodanig
vestig ik uw aandacht op de gebeur
tenis, dat Burgemeester en Wethou
ders uit doopen zijn gegaan. Het
College heeft een naam gegeven aan
dc nieuwe brug over den Koudenhom.
Catharijnebrug zal zo heeten, zooals
de oude brug voor haar.
Ik heb er naturlijk niets tegen,
Catrientje, Lientje of Josefientje, wat
doet het er allemaal toe? Een naam
is een naam. Alleen zou het dunkt
me, raadzaam zijn geweest, nog even
met die naamgeverij te wachten, tot
dat deze ongelukkig© brug in beteren
staat gekomen was. liet geval zou
feestelijker zijn geweest. Zooals nu do
zaak staat, zullen er zijn, die dtoudo
Katrien nog heter vinden, dan do
jonge.
Niet minder dan door deze doop
plechtigheid hen ik aangedaan door
een bericht, blijkbaar afkomstig van
tiet politie-rapport. Het heele bericht
is maar één volzin groot, maar heti9
dan ook een mooie. „Een jongmensch
van vijftien jaar is bekeurd, omdat
hij met een buks in den tuin van
zijn vader schoot".
Deze schoone phrase, zoo ingewik-
De reliquieëri van Napoleon.
Na den dood des keizers in Europa
teruggekeerd, keerde Noverraz naar
Lausanne terug, waar hij, dank zij
verschillende legaten door Napoleon
hein vermaakt in de nabijheid dei-
stad, een klein buitengoed kon koo-
pen.
Eenige voorwerpen, uit Napoleon's
nalatenschap voor zijn zoon. den her
tog van Reichstadt bestemd, deden
hem een reis naar Weenen onderne
men. Hij werd echter niet bij den
Hertog toegelaten; vorst Metternich
liet hem weten, dat Oostenrijk's poli
tiek het niet toeliet. Vele van Napo
leon's vereerders boden groote som
men aan Noverraz voor de voorwer
pen, hem uit 's keizers nalatenschap
toegewezen, zoo o. a. bood een Pool-
sclie graaf voor den zilveren beker,
waaruit Napoleon eiken dag gedron
ken had, zóóveel goudstukken als de
beker kon bevatten Do trouwe dienaar
weigerde het aanbod. Na den dood
van den hertog van Reichstadt zond
Noverraz bijna al zijn reliquieën aan
prins Louis Napoleon, (dien tateren
Napoleon III) toen deze in 1848 tot
President der Fransche Republiek ge
kozen was.
Bismarck en Thiers.
Een nicht van wijlen den grooten
Fransclien staatsman Thiers, Mile.
Dosne, heeft „Aanteekeningen en
herinneringen van Thiers" gepuhli-
coerd. die niet voor den boekhandel
bestemd) zijn. maar slechts in een
klein aantal exemplaren aan biblio
theken worden geschonken. Deze mé
moires zijn van de grootste waarde
voor de geschiedenis van Frankrijk
gedurende d© tweede helft der vorige
eeuw en. vooral voor die van den
Framsch-Duitschen oorlog en zijne ge
volgen.
In een onlangs verschenen werk
van Gabriel Hanotaux onderwerpt de-
DE ZATERDAGAVOND.
Het magazijn „Dufayel" te Parijs,
waarvan we hierbij een afbeelding ge
ven, ls het grootste onder al dergelijke
ondernemingen op aarde en dat wil te
genwoordig heel wat zeggen. Het ge
bouw neemt een oppervlakte in, waar
op vijftig gewone woonhuizen zouden
kunnen staan en niet minder dan 5000
personen zijn er in werkzaam. Vijftig
employé's hebben het geheele jaar door
Hel grootste magazijn.
niets anders te doen, dan geïllustreer
de catalogussen en prospectussen te ver
zenden naar alle steden van Europa.
Vooral naar Rusland, Rumenië, Servië
en Turkije is de afzet geweldig groot.
In de lokalen van „Dufayel" vinden
dagelijks allerlei voorstellingen plaats,
dio men anders alleen in variété-thea
ters vindt, alsmede verschelden© con
certen met vol orkest en dat alles draagt
er toe bij, het magazijn, waarin van al
les verkocht wordt, tot een vereen igings-
punt voor de Parijzenaars te maken.
Daarbij moet men in het oog houden,
dat Parijs nog andere dergelijke maga
zijnen bezit als het Louvr© en de Bon
Marché, die ieder een goederenopslag
van ongeveer 25 millioen francs bezit
ten.
ze het. politiek optreden van Thiers na
don oorlog, of liever gezegd bij de vre
desonderhandelingen. aan scherpe
crltiek en verwijt hem o. a„ dat door
zijne onhandigheid Metz Ls verloren
gegaan, dat hij bij wat meer politiek
doorzicht gemakkelijk voor Frankrijk
had kunnen behouden, omdat Bis
marck aan liet bezit van deze stad
niet veel waarde hechtte. Het nu ge
publiceerde dagboek van Thiers levert
het bewijs voor zooveel dat nog be-.
wijs noodig had! dat de afstand van
Metz niet kon worden voorkomen, om
dat liet moest dienen als vergoeding
voor den wederafstand van Belfort.
Thiers zelf schild.ert het onderhoud
tuschen Bismarck en hem op de vol
gende wijze: „Ik sidderde, ala ik
(lacht aan de vragen en voorwaarden,
die voor het herstellen van den vrede
zouden worden gesteld. Bismarck ver
klaarde: ..Ik wil met u geen handel
drijven, dat zou mij op Europa kun
nen beroepen, zooals men dat van uw
kant heeft gedaan, en van u verlan
gen. dat gij ong Savoye en Nizza te
ruggeeft, die Europa behooren. Doch
dat. doe ik niet; ik wil alleen van
Duitschland en Frankrijk spreken. Ilc
heb reeds Elzas en zekere gedeelten van
Lotharingen van u gevraagd. Ik wil u
daar&ntegon Nancy teruggeven. of
schoon onze minister van Oorlog het
liever wil houden; daarentegen ver
langen wij Metz te behouden, omdat
G5 DE DIAMANT
„Ik wilde nog even mijn man spreken". Opstaande, verliet zij
haastig het vertrek.
Philip zat in gedachten verdiept voor zich uit te staren, geheel
vergeten, waar hij zich bevond. Het wanhopig gevoel dat zien
van hem had meester gemaakt, perste hem, ondanks zichzelf,
de tranen uit de oogen. Terwijl hij daar zat, werd de deur
zacht geopend en weer gesloten. Er was iemand binnengetre
den. Haastig streek Philip met de hand over de oogen om do
sporen van zijn zwakheid te verwijderen. Hij zat met het ge
laat naar dan haard gekeerd en juist wiJdc hij opzien, verwon
derd dat mevrouw Clayton, die naar hij meende was bin.
nen gekomen, niet weder tegenover hem plaats nam, toen hij
zacht zijn naam hoorde noemen.
Plotseling voer hem een schok door da leden. De pook, die
hij gedachteloos op zijn hand liet balanceeren, viel kletterend
op het haardijzcr. Hij sprong op en staarde geheel verbijsterd
naar de plaats van waar ds stem was gekomen. Daar, eenigo
schreden van hem verwijderd, zag hij de gestalte van haar,
die hij het laatst had gezien, ongeveer twee jaar geleden, toen
zij hem aan liet station te Oolcbury had toegewuifd, terwijl do
trein zich in beweging zette.
„Nellie!" riep hij eindelijk. „Nellie! God, hoe is het mogelijk!
Jij hier!
Dit was het eenige, wat uit hem kwam; sprakeloos, als gefas
cineerd, staarde hij naar het jonge meisje, dat nu eenigszins
schuchter op hem toetrad.
„En dus", zeide Nellie, met een trilling in haar stem en oen
flauwen glimlach om haar lippen, „en (lus, als het noodlot, mt]
van mijn broeder berooft, dan zou jij me ook nog mijn vriend
willen ontrooveni Hoe zou je dat kunnen doen, Philip!"
Hij stond daar nog geheel onthutst en ontroerd, geen woor
den kunnende vinden om haar te antwoorden.
„Nellie", riep hij, na eenige vergcefsche pogingen om zijn
stem meester te worden, uit, „Nellie, zeg me hoe je hier komt!
Wat beteekent dat? Waarom ben Je hier gekomen? Ik kan. mijn
oogen niet geloovenl"
„Ik ben toch heusch geen spookverschijning", antwoordde
Nellie, half ernstig, half schertsend. „Kijk me maar eens goed
aan, en zie. of ik niet Nellie Wolstbn ben".
Philip streek zich zenuwachtig met de hand over het voor
hoofd. Blijkbaar was hij nog geheel overstelpt van aandoening
door het plotseling wederzien.
DE DIAMANT 62
„Ach", antwoordde mevrouw Clayton een beetje verlegen
door deze vraag, „iemand heeft ons alles verteld enZij
bleef steken, niet recht wetende wat verder te zeggen. Philips
verbazing nam toe: hij vroeg zich in stilte af, wie het dan toch
toch wel mocht zijn, buiten hem, die zoo veel belang stelde in
Ray's lot, dat hij de geheele historie aan vreemdelingen had
verteld en dezen had weten te overtuigen van de onschuld van
zijn vriend.
„En", ging mevrouw Clayton na een oogenblik voort, „wij
zullen zien, wat er in het belang van Wolston kan worden ge
daan".
„Dank u, dank u," zeide Philip verheugd, „u doet daarmee
een goed werk, veel meer dan u kunt vermoeden. Ik heb mo
zoo alleen en zoo hulpeloos in do zaak gevoeld, en daar kwam
nog bij, dat er ook nog aan anderen moest worden, gedacht.
Maar dat doet er niet toe".
„Heeft hij een advocaat?" vroeg de heer Clayton.
„Ja", antwoordde Philip, „mr. Bodley. Ik ben reeds bij hem
geweest".
„Hij is een van de weinige onafhankelijke menschen in Cam-
berton".
„Ik zal morgen naar hem toe gaan", zei de heer Clayton,
den naam van den advocaat in zijn notitieboekje opschrijvend.
Toen verliet hij onder een of ander voorwendsel de kamer, Phi
lip alleen latende met mevrouw Clayton.
De jonge man gevoelde zich een beetje verlegen, niet recht
wetende of hij niet aanstalten behoordo te maken om te ver
trekken. In mevrouw Clayton's houding echter was niets te
bespeuren waaruit viel op te maken, (lat zij dit van hem ver
wachtte. Nauwelijks had haar man de kamer verlaten, of zij
vatte het gesprek weer op, thans op een eenigszins vriendelij
ker toon, dan zij eerst had aangeslagen.
„U moet heel wat angst hebben uitgestaan over uw vriend,
meneer Winter!"
„Ja," antwoordde Philip, „het is zoo moeilijk als men alleen
staat, en niet weet, tot wien zich te wenden om hulp. Vergeef
me, mevrouw", liet hij er snel op volgen, „maar ik zou u gaar.no
een vraag willen doen."
„En die is?"
,,'t Is me niet recht duidelijk vergeef me dat ik het zeg
dat twee vreemdelingen, die bij toeval in Cambcrton belandden,