Tim de Tijger.
ALLERLEI.
w-' - -- - i' .- ."••••-' •-. -V
Deelnemers.
Gecoslumeerd
zwemmen.
(Biji de platen.)
Het Londensche dagblad „Daily
Telegraph" heeft voor zwemwedstrij
den. welke dezer dagen gehouden
zijn door de „Serpentine Swimming-
club" in de Britsche hoofdstad, een
cup uitgeloofd voor een afzonderlijken
wedstrijd, waarbij alle mededingers
geheel gekleed moesten zwemmen.
Het gewicht dor kleeren mocht niet
minder dan 7 pond bedragen en het
ging over een afstand van 90 meter.
Acht-en-twintig liefhebbers stonden
om 7 uur in den morgen gereed, om
in den wedatr/ijd uit te komen. Een
paar mededingers waren gekleed als
clowns, anderen droegen hooge hoe
den, gekleeds jassen, bontmutsen enz.
en het was een grappig gezicht den
koddig toegetakelden troep bezig te
zien. Eerst werden de kieederen ge
wogen en daarna begon de wedstrijd,
die gewonnen werd door Bennett.
Naar het Engelsch door HARRIS.
Niet dat dit zijn echte naam was:
zijn stamboeknaam was een aardig
eindje langer: Timotheus Trefane,
soldaat no. 04.736 van Harer Majes-
teits 15e regiment garde-dragonders;
oud zes-en-twintig jaar. lengte, vijf
voet negen duim. haar brum, oogen
grijs, gezondheid goed, karakter
slecht.
Maar zaal 23 had hem ..de Tijger"
gedoopt na dat fameuze gevecht van
hem met den „groote grijze" van het
C. escadron; en .Tim de Tijger" heette
hij sinds voor goed. want een bijnaam
is in 't regiment bijna niet weg te krij
gen.
En hij was een verbazend ongeluk
dat was niet te ontkennen. Zijn
officieren vertoefden hem als één
man, bijna voortdurend had hij herrie
met zijn sergeant-majoor en ontelbaro
malen had hij in de provoost gezeten.
Dat laatste punt woog niet al te zwaar,
want het „vechtende 15de" had in 't
leger heelemaal een slechten naam.
Toch was Tim onder de lui niet. erg
getapt en zelfs zijn paar makkers
waren niet precies trotsch op iem,
want hij had een gebrek dat geen
waar soldaat kan door de vingers
zien hij was een „vetklep".
Dronkenschap en onbeschaafdheid
zijn kleinigheden vergeleken met de
verschrikkelijkheid een ..vetklep" or i
smerigen soldaat te zijn. Veertien
pond crekregen te hebben voor vuilo
handschoenen bij do inspectie en acnt
&9
voor een verroeste schee en ongekamd
paard de misdaden kostten Tim zijn
kans op populariteit op zaal 23.
Verder was hij nog een donderaar.
Hij had den kleinen Varder leelijk
afgedekt, toen hij op een avond' weer
eens te veel gepimpeld had en in
weerwil van al hetgeen romanschrij
vers vertellen is een donderaar mei
gezien in de gelederen. Varder was
nu korporaal en zijn strepen be
schermden hem voor Tim's stevige
vuisten, maar de soldaat had gezwo
ren dat hij den korporaal de strepen
van zijn jas zou halen, al was het
alleen maar om hem nog eens flink te
kunnen afranselen, zonder vrees van
voor een krijgsraad gebracht te wor
den.
Deze bedreiging van Trefane, deed
een goed deel syhipathie overgaan op
Varder een schraal, bleek jong ke
reltje, die pas op zijn promotie ge
trouwd was. Het werd als een groote
lafheid beschouwd om een man te be
dreigen, die niet vechten kon zonder
vrees van zijn strepen te verliezen; en
de lui werden min of meer schuw
voor den donderaar.
Toen werd het 15de naar Indië ge
stuurd. Tim vond de zaken nog be
roerder dan te Aldershot. Het regiment
werd al heel gauw gestuurd naar een
garnizoen in de zuidelijkste uitloopers
van de Himelaya. Een van de stam
men in de heuvels was in zoo half en
half een staat van oproer en er werd
besloten door het vertoon van een
kleine Britsche macht, die grappen
makerij voor goed den kop in te druk
ken.
Kleeren wegen.
Na oen lange vervelende marsch
werden de dragonders voorloopig in
gekwartierd in Pashoro een dorpje
dat verkeerde in staat van groote op
gewondenheid. Om, zoo mogelijk, een
openlijke breuk met de dorpelingen te
vermijden besloot dc kolonel zijn
mannetjes binnen de barakken te
houden. Bij hooge uitzondering weru
aan de meest vertrouwbare mannen
permissie verleend en aan die alleen.
Trefane viel niet in die categorie en
hij wist dat drommels goed. Zoo
nioest hij zich in de eerste dagen tevTe-
den stellen met in de cantine te drin
ken en door de barakkenpoort te kij
ken naar de menigte op het markt
plein.
Spoedig echter kwam zijn rustelooze
geest in opstand tegen do verveling en
eentonigheid der berakken. Het can-
tine-bier was warm en slap. de kamers
klein en op 't exercitieplein werd een
metisch blind van de zon.
Ten laatste voegde Tim zich bij de
verzoekers voor avondpermissie. Kor
poraal Varder ging vlak voor hem
naar don adjudant, kapitein Hargra-
ve; en Trefane rekte zich uit en genoot
ervan toen hij zijn vijand permissie
hoorde weigeren.
Varder kwam met een erg bleek ge
zicht uit de kamer van den officier en
Tim ging erin om zijn geluk te be
proeven. Verbaasd keek do adjudant
om toen de groote gestalte voor hem
salueerde.
En wat zijn jou redenen? vroeg
hij.
Tim had een redien bij elkaar ge
zocht; maar iets in des anders oog
deed hem al dat moois vergeten en
hij flapte er de heele waarheid uil:
Ik kan dat opgesloten zijn in de
barakken niet langer verdragen, mijn
heer; ik wordt er ziek van.
Ik ook, Trefane wij allemaal,
maar ik kan je toch geen permissie
geven.
Waarom niet. mijnheer? vroeg
do Tijger, half tartend.
Je gedrag is niet goed genoeg.
Je bent wel een stevig soldaat, maar
geon vertrouwbaar man. Dat is ge
noeg.
Tim klemde zijn sterke witte tanden
op elkaar en ging zwijgend weg. Hij
was woedend, oproerig en besloot zich
dronken to drinken, uit te breken en
iederen inboorling, dien hij tegen
kwam. af te ranselen. Maar tot zes
uur was de cantine gesloten tot
zoo laat moest hij wachten. Hij wierp
zich op een Tïoop zadels vlak bij den
stal en was spoedig in slaap.
Een uur later werd hij uit zijn dut
gehaald door het gekletter van tie hoe
ven van een galoppeereml paard. Vei-
baasd opstaande, zag Tim een Gurkha
naar 't bureau rennen, half dood op
een dampend paard en meteen naar
binnen stuiven.
Hallo, daar is wat aan 't handje,
mompelde Trefane, zijn plannen ver
getend hij het vooruitzicht van een ge
vecht.
Hij storid op en koele om zich heen.
Behalve een stalknecht en de schild
wachten hij de poorten was er geen
levend wezen te bekennen. Zonder
twijfel lagen de jongens allen te sla
pen huiten hereik van de felle zon.
Bijna werktuigelijk haastte zich <je
slaapdronken soldaat naar de stallen,
zadelde zijn merrie en deed zijn rij
laarzen aan. Toen begaf hij zich
langzaam, met zijn sabel onder den
arm en de karabijn, kletterend aan
den zadelhaak, naar do woning van
den. officier, onderweg zijn jas dicht-
knoopend.
Terwijl hij zijn koppel vastgespte,
kwam de adjudant de deur uit, kalm
als altijd, maar met trillende lippen.
Bij het zien van Trefane ontspande
zijn voorhoofd zich en glimlachte hij.
Al klaar, Trefane? zei hij vroo-
lijk. Wel. dat.is kapitaal; ik dacht dat
ik een ordonnans zou moeten opschar
relen. Breng dezen brief naar den
commandant van Mulwa. Je weet het
we passeerden het op onzen laat-
sten marsch en zeven mijl terug op
den grooten wee- De brief is dringend
dus rijdt als de wind en veel gelux
op jo rit.
Zwijgend' groette Tim &n reed weg;
zijn hart beefde 'bij kapitein Ilargra-
ve's woorden; en toen hij het markt
plein overreed hoorde hij het alarm
signaal al door de barakken klinken.
Dus de zwartjes zijn toch einde
lijk opgestaan, dacht hij. Nu zal de
pret dus beginnen en zal ik ook
eens een poosje buiten de barakken
zijn.
Hij had gelijk; de inboorlingen wa
ren plotseling te Ghertabad opgestaan,
en hielden de Gurkha's in hun kwar
tieren vast. Twee escadrons van het
15o moesten opzadelen om de Gurkha'c;
te hulp te rijden en de brief dien Tim
droeg, zou het 47ste regiment infan
terie waarschuwen voor den opstand.
Het dorp was. rustig, ofschoon veel
leegloopcrs woest op den ruiter af
kwamen. Toen kwam een lange daling
door het bosch; de takken suisden ter
wijl Tim zijn paard harder liet loo-
pen. Het bosch uit, bleven er nog
vier mijlen over een ruwen en zandi-
gen weg, die om de heuvels liep tot
Mulwa.
Tim bereikte de stad in een klein
half uur. drenkte zijn paard even en
spoedde zich gauw terug, met het ant
woord van den kolonel der infanterie
in zijn tunica.
De verlaten roode weg werd ge
passeerd en het bosch bereikt, maar
nu begon de lange helling en de snelle
gang Tim's merrie zwaar te vallen.
Meer dan eens struikelde ze. maar
haar berijder kende geen medelijden
kende niets dan de vrees van te
laat komen om mee te vechten.
Ten laatste was de heuvel beklom
men en Tim zag de dorpstraat vlak
voor zich liggen. Maar plotseling rees
hij in den zadel en reed snel in ue
schaduw van het naaste huis. want
de markt was vol gewapende lui.
Ze zijn me voor en 't is uit met
me! Hij gTimlachte toen hij zijn
zwaard trok. De barakken bereik ik
niet meer, maar ik zal dan toch een
goede
In hemelmsnaam, help Trefane
help me, zei een haastige stem bij
zijn elleboog. Hij keek naar beneden
en zag Varder, wit en bevond, in een
waranda gekropen.
Dc ruiter lachte koeltjes.
Helpen? Jou? Nooit, jou dronken
schoft. Blijf hier en wordt doodge
schoten!
- Ik hen verdoofd en bestolen,
mompelde de korporaal.
Grimmig schudde zijn vijand het
hoofd.
Een plotselinge kreet ging op in de
straat en een stuk of wat kogels vlogen
langs Tim's hoofd. De opstandelingen
hadden hem gezien. We zitten in de
val spring op.
Vooruit! riep hij. en ongeduldig over
de schutterige bewegingen van den
halfsuffc, gooide Tim hem voor zich
over de schoft van zijn merrie. Een
zestal kerels rende al' op de Engel-
schen af.
Houd je vast vooruit! Het bra
ve dier begon dadelijk in snellen draf
toen haar meester haar weer leidde
naar Mulwa. Als ze hem maar tot het
bosch kon dragen dat was Tim's
eenige hoop.
Maar onder den dubbelen last na
men de snelheid en de kracht van
het dier gauw af. Het struikelde, slin
gerde en onder de hand w putten de
Vervolgers veld.
Geen kans voor ons alle twee!
zei Tim. Kan je je vasthouden, kor
poraal?
Ja, antwoordde Varder, de schok
en het gevaar hadden zijn hersens Le-
vrijd van de opiumverdooving" en
spoedig werd hij weer zichzelf de
beste ruiter van het heele regiment.
„Klouter dan in 't zadel, zet het
dier niet te veel aan en 't zal jo naar
Mulwa brengen. Zoo lang houdt het
het nog wel uit.
Hij sprong uit den zadel en gaf de
merrie mot het plat van zijn sabel
een klap in z/ijn flank, van zijn ge
wicht bevrijd, sprong het dier voort
niet vernieuwden spoed, den korpo
raal snel wegvoerend.
Toen greep de Tijger stevig vast,
en viel op de kerels aan. Eenige vel
de hij eT neer, doch kreeg een hevi-
gen sabelhouw in den linkerschouder.
Hij was op 't punt na een verwoeden
slag, die een opstandeling den arm
half afhakte, het onderspit te delven,
toen als een stormwind, de dragon
ders. die naar Mulwa gingen, kwa
men aansuizen en in een minimum
van tijd allen onder de voet hadden
gereden en neergesabeld.
Tim werd opgenomen en naar
Mulwa gebracht, terwijl zijn bood
schap door een klein escorte naar
Pashore werd gebracht.
„Tim de Tijger" kreeg het Victoria-
kruis. het hoogste eereteeken, dat een
Engelsch militair kan behalen, en
voortaan was hjij onder zijn bijnaam
in het heele regiment populair.
Maar ook zijn aard was geheel ver
anderd.
gen als zijn neef Springveer, en dus
kwam hij op zijn beurt bij den goeden
oom Peer op visite en zeide tot
hem:
Zoo, beste oom! Weer op de been?
Dat doet me plezier! U ziet er best
uit! Dat zal dien erfenisjager van een
Springveer tegengevallen zijn! Weet
u wel. oom. dat hij vast en zeker
dacht, dat u al begraven was? Wat
een schobbejak, hè? Hij had al een
nieuw ameublement besteld en zijn
kleermaker botaald. Hoe vindt u dat?
O, dan ik! Ik zou graag mijn heele
leven straatklinkers eten, als ik maar
wist, dat u gezond was.
Bah! zei oom Peer tot zichzelf,
toen hij alloen was. Ik zal hun eens
een poets bakken! Zij snakken naar
mijn dood! Goed, ze krijgen niets,
geen cent! Ik heb Mina. mijn oude
huishoudster, over wie ik altijd te
vreden ben geweest: ik zal haar tot
mijn universeels erfgename benoe
men!
Twee' uren later was het testament
van oom Peer veranderd en waren er
twee neven onterfd.
En den volgenden dag gaf de brave
Mina, die achter de laatste beschik
kingen vari haar heer gekomen was,
hem een eigenhandig toebereid bordje
soep te eten, wat tengevolge had, dat
oom Peer spoedijr tot zijn voorvaderen
vergaard werd in de betere wereld,
waar zij op hem wachtten.
Die arme oom Peer!
Oom Peer is zeer, zéér ziek geweest,
zóó ziek, dat zijn beide neven Spring
veer en Zakworm, die meenden dat
de lang verwachte dag der erfenisdee-
ling nabij was, hun respectieven
schuldeischers al een en ander had
den afbetaald.
Maar gelukkig voor oom ten
minste'heeft de brave dokter Voet
den goeden Peer geheel opgelapt en
nu is de oude heer weer jong opnieuw
geworden, opgeruimd als een vogeltje
en gezond als een visch.
Springveer en zijn neef Zakworm
hebben lapge gezichten.
Maar zij laten er natuurlijk niets
van bemerken.
Uitstel is geen afstel.
En zelfs is een plannetje ontkiemd
in de geniale hersenen van Spring
veer. die terecht van meening is, dat
de erfenis van oom Peer nog vetter
zou zijn, als ze niet in twee gelijke
deolen verdeeld zou behoeven te
worden.
Hij is dus naar den goeden oom
toegegaan, om hem geluk te wen-
schen met en zich met hem te verheu
gen in zijn ongehoopt herstel ja,
wèl ongehoopt!
Wel oom, wat hebt u geboft! Des
te heter! Ik hen er erg blij om, erg
blij! Ik mag u heel graag lijden, heel
graag! Ik ben niet als die geineene
Zakworm! Een gemeene schavuit, die
Zakworm! U moet weten, dat hij er
vast op rekende, dat u süepuit zoudt
gaan! Ja, oom, hij aasde al op uw
erfenis, de smeerlap! Hij heeft er maar
vast een diner op gegeven! Gemeen,
hè? Maar ik ben zoo niet, o neen! Ik
zou graag op water en brood leven,
als ik maar wist, dat u gezond was!
Sapperloot, toen oom Peer dat
hoorde, trok hiij een leelijk gezicht.
Wat een laag karakter had hij In
den persoon van neef Zakworm aan
zijn boezem gekoesterd! Hij zou hem
geen duit vermaken!
En Springveer was trotsch en zeer
in zijn schik weggegaan.
Ongelukkigerwijze had die schavuit
van een Zakworm hetzelfde overwo
Het oudste ijzeren kanon.
Het oudste ijzeren kanon staat in
het koninklijk kasteel te Edinburg.
Ongeveer 125 jaren vóór de Spaan-
sche Armada, in een tijd dus. waarin
men slechts bronzen mortieren ken
de, werd in Schotland door een gewo
nen smid het eerste ijzeren kanon ver
vaardigd, dat. den naam „Mons Meg"
kreeg en thans één van de voor
naamste bezienswaardigheden van de
Schotsche hoofdstad is.
De Portugeezen beweren weliswaar
dat, zij een nog ouder ijzeren kanon
bezitten, maar met tamelijke zekerheid
is bewezen, dat het in Lissabon- be
waarde stuk geschut van jongeren
datum is dan het Schotsche en in
ieder geval kan het zich. wat de
grootte betreft, in de verste verte niet
met het laatste meten.
„Mons Meg" is niet minder dan 13
voet lang en de middellijn van het af
fuit bedraagt 2 voet en 3 1/2 duim.
Uit de belangwekkende geschiede
nis van het kanon vermelden wij het
volgende
Toen in 1455 Jacob de Tweede Thrie-
ve Castle in Galloway, de buitenge
woon sterke vesting van den machti
gen graaf Douglas, belegerde, kon
hij met zijn aanvallen absoluut geen
„indruk" op de dikke muren van het
kasteel maken. Na weken van ver-
geefsche aanvallen gaf de koning een
smid, Mac Kims genaamd, de op
dracht, een stuk geschut te vervaar
digen, dat zwaar genoeg moest zijn
om de dikke muren te vernielen. De
handige smid bouwde het kanon van
lange, ijzeren staven, die hij vervol
gens met ijzeren ringen samenvoegde,
en noemde het naar zijn vrouw ,Meg'.
De kogels werden van graniet ge
maakt. Het resultaat was bevredigend
want het garnizoen van de vesting
gaf zich over.
Toen Jacob de Vierde eenige jaren
later naar Engeland oprukte, nam hij
„Mons Meg" mede, ofschoon het oude
kanon niet zeer beweeglijk was en 't
vuren er mee niet al te gauw ging.
Ook tijdens den burgeroorlog van
1571 speelde „Mons Meg" een belang,
rijke rol en een eeuw later werd zij
nog gebruikt, want onder de in 1650
door Cromwell veroverde kanonnen
wordt ook ,,de groote, ijzeren moor
denares „Meg" genoemd. Het hielp
mede de muren van Berwick rleer
te schieten en werd bij de verde
diging van Stirling Castle gebruikt,
waar nog heden een bastion zijn naam
draagt. Van 1758 tot 1829 stond „Mons
Meg" in den Tower te Londen. Op
aandringen van sir Walter Scott word
het oude beroemde kanon over zee
naar ziin vaderland teruggebracht en
onder een eere-escorte van drie regi
menten cavalerie en een regiment in
fanterie naar het kasteel van Edin
burg vervoerd.
De oude geschiedenis.
Hij nam haar hand in de zijne en fluis.
terde in haar oor de zachte, zoete ge
schiedenis, telkens en telkens verteld
zoolang de wereld bestaat.
Ik bemin je zóo, bracht hij er uit.
Werkelijk? murmelde zij. Dan zal
ik zoo blijven.
Bemin je mij? vroeg hij.
Vraag me geen raadsels? antwoord
de ze.
Maar ik bemin je lieveling, ging hij
voort, en ik heb je mijn geheele hart ge.
gegeven. Ik heb geen stukje ervan ach
ter gehouden. Het is geheel het jouwe,
heelemaal.
Het mijne, om er mee te doen wat
ik wil? vroeg ze in zachte onschuld.
Ja, lieveling.
Dan zal ik het aan Mary Martin ge
ven. Ze zou 't zoo graag hebben, dat
weet ik, en ik heb 't niet noodig en Bob
Brown ook niet en Bob gaf me gisteren
hetzijne. Je bent te laat".
Hij had gesnapt dat hij dit was.
Napoleon aan het oohtend-
toilet.
In het boek, dat dr. O'Meara, de lijf
arts van Napo-leon I op St. Helena, over
het verblijf van den grooten man op het
eiland heeft geschreven, komt het vol
gende voor uit Napoleon's intieme le
ven:
„Ik was er vandaag bij, toen Napoleon
toilet maakte. Marchand, St. Denis en
Novarra waren er bij behulpzaam. De
eene hield den spiegel vast, de andere
het scheergerei; de derde handdoeken,
eau-de-Cologne enz. Toen de eene zijde
van het gelaat was geschoren, vroeg hij,
of alles in orde was, draaide zich een
weinig en begon dadelijk den anderen
kant te scheren. Daarop liet hij den spie
gel in het licht houden en bekeek zich.
Bon'erkte hij, dat de operatie niet goed
ge.ukt was, dan maakte hij één van de
gen fnstiige geesten schertsend eei
s'awije en kneep hem in een oor. Daar
van is waarschijnlijk het lasterlijk ge
rucht a" omstlg, dat Napoleon zijn d'e-
naren mishandelt.
De verkiezingen voor den Duitschen Rijksdog.
In de kiescel.
Wij hebben reeds liet meest wetens
waardige medegedeeld met betrekking
tot de verkiezingen en herstemmingen
voor den Duitschen Rijksdag. Het
stemmen gaat in 'Duitschland anders
dan blij ons twi ditmaal waren in het
bijzonder maatregelen genomen, om
het kiesgeheim te waarborgen. Iedere
kiezer krijgt vóór hij zijn candidaat
aanwijst, eon blauwe enveloppe,
waarin hij in de kiescel. waarvan wij
dezer dagen een uitvoerige beschrij
ving gaven, het biljet met den naam
van den candidaat steekt en die hij
dan sluit, om ze in de stembus te
steken.
De plaatjes geven kijkjes uit den
verkiezingsstrijd en men ziet, dat
vatbaar voor democra-
tischen invloed.
zelfs ezels en honden niet versmaad
werden als reclame-dragers.
Eenige sensatie maakte bij zijn ver
schijning aan de stembus in één der
Berlijnsche districten een negerbe
diende, welke „uitlander" genaturali
seerd is en dus kiesrecht heeft.
Een kiesbureau.
Verkiezingetypen.