ALLERLEI.
n re a t re n d a g a v o n r>.
Na de eerste kennismaking gingen de
jonge mun en de grijsaard een wande
ling doen door den tuin. De hond bleef
binnenshuis, op het veroverde plekje in
het salon. De landlooper kende het na
tuurschoon voldoende. Hij zou Saint-
Cloud, Versailles, Bellevue en alle
schoonheden van het land willen voor
één kluifje.
Zoetjesaan komen de verschillende le
den der familie thuis. De grijsaard stelt
zijn gast aan allen voor en zegt
Wij rekenen er op, dat de heer Al
fred de Musset ons het genoegen zal
doen, te blijven eten.
Bij liet woord „eten' staat de vuile
schurftige straathond op en begint den
gastheer teekenen van vriendschap te
geven. Deze meent niet anders of het
gruwzame dier behoort aan zijn gast en
beleefdheidshalve beantwoordt hij de
vriendelijkheid van den hond door hem
aan te halen.
Die dichters hebben soms smerige
kameraads, denkt hij intusschen en de
dichter van zijn kant denkt: Wat be
zielt dien buitenmenschen toch om zoo n
vuilen hond te houden? Hij is nog niet
eens goed voor den vilder -
De tafel ls gedekt. De dichter geeft
zijn gastvrouw den arm en beigeeft zich
mot haar naar de eetzaal, gevolgd
door den hond.
Eerst nog wat verlegen, blijft het dier
op den drempel staan, want het etensuur
was overal de uiterste termijn, dat de
zwerver geduld werd. Als hij heden ech
ter niet verjaagd wordt, volgt hij stout
moedig den laatst binnenkomende en
allen, welopgevoede menschen, tooncn
mets van hun verbazing over den onge-
manierden hond van hun gast. Zelfs de
bedienden schijnen het mormel niet to
zien.
Niet het minst verbaasd is de zwerver
zelf. De stokken laten hem o wonder!
met rust Hij geniet een ongekend
vriendelijke ontvangst. Hij begrijpt, dat
er een vergissing bestaat, maarhij
zal er gebruik van maken. Hij springt
legen de oude dame op en deze laat in
haar ontsteltenis het kippevleugeltje, dat
zij naar den mond brengt, in den geopen-
den bek vullen. Hij doet een aanval op
het jongste kind, dat bedaard met zijn
portie bezig Is en slobbert diens bordje
schoon af Zijn brutaliteit wordt nog
grooter. Weldra is niemand meer veilig
en daar, waar anders beschaafde zeden
en opgewekt humeur heerschen, brengt
thans een hond cn welk een hond
algemcene onrust. Het brood vreet hij
op, het vleesch schrokt hij naar binnen.
Alles verslindt hij, wat zijn onverzadelU-
ke gulzigheid kan machtig worden.
Als men op een zilveren schotel ge
braden vleesch opdient, maakt hij er
zich brommende meester van.
Die hond heeft een goeden eetlust,
merkt de heer d'Etiolles met een gedwon-
glimlach op.
Men kan zich voorstellen, hoe het ge
zellig verkeer door het kwaadaardige
dier verstoord was. Nooit was er zulk een
droefgeestig middagmaal op het kasteel
d'Etiolles gebruiktEn toen men ein
delijk van tafel opstond toen wierp
de smerige tafelschuimer, om zijn vreug.
de te tooncn, een schotel van het mooi
ste porselein aan stukken.
Ach mijn kop Mijn suikerpotHe
mel, de schaaltjes-
Dergelijke uitroepen weerklonken door
de kamer en de gansche familie was be
zig in wanhoop ecnige der kostbare stuk.
ken op te rapen.
Monsommiano
In het salon teruggekeerd, zag de over.
winnende hond een manteltje van zwar
te kant op de sopha liggen, Hij sprong
er op en legde zich behaaglijk neer, om
uit te blazen.
De snaak is ingeslapen.
Intusschen krijgt de dichter een in
geving, wel niet van dichterlijken
aard, maar zeker niet minder
wichtig is.
Mijnheer de graaf, roept hij uit,
en gij dames, hebt gij soms in de
dwaling verkeerd, dat dit gedierte van
mij was... En ik zag het ui mijn on-
uoozelheid voor den huishond aan I
Een zucht van verlichting bij deze
wel anin of meer late niededecling
ontsnapt de beklemde borst der aan
wezigen.
Wat, müjnheer Do Musset I roept
do heer d'Etiolles en een verrukte
glimlach verschijnt op zijn gelaat. Is
liet waar, dat die afschuwelijk© hond
niet van u is
En met een enkele handbeweging
gelast hij den tafcldienaar, den be-
modderden bedelaar op straat te
jagen.
Nooit is een bevel sneller gehoor
zaamd. Uit zijn slaap gewekt, keek
de hond. de aanwezigen verbaasd aan,
nitt begrijpend, hoe men hem na zoo
veel beleefdheid zoo ongemanierd kon
behandelen. Toen hij begreep dat hij
weg moest nam hij de vlucht, even
als andere tafelschuimers, scliaamte-
lieenzenden. Ilefc bad werkt in alle
opzichten als oen stoombad en dc van
stoom vervulde grot is verdeeld in drie
compartcmunten welke de Italianen de
namen van hemel, hol cn vagevuur ga
ven, om dc t'empcratuursstijging aan
te geven. Do geneeskracht van dc grot
werd ontdekt door een eenvoudig werk
man, die, toen hij eens naar de zich in
dc grot bevindende kokende bron ging
kijken, zijn jarenlang rheumatisme
voelde verdwijnen in de vochtig warme
temperatuur.
Sinds dien werd de grot door de vele
lijders steeds drukker bezocht, doch
jaren duurde hel, voor zo tot een com
fortabele inrichting was geworden.
Levenskansen.
De dood van Ernest Legouvé, die
op 97-jarigen leeftijd het tijdelijke met
het eeuwige verwisselde en de hoogt'
leeftijd. ditfL Paus Leo XIII bereikte,
doen vragen of er voor ons allen kans
bestaat dien hoogen leeftijd te halen.
Ja. men heeft de kans, maar zoo heel
groot, is die niet. Als men de sterfle-
tafels nagaat, kan men tot ecnige
conclusies komen. Zoo bij voorbeeld
blijkt het. dat van een millioen men
schen, op denzelfden dag geboren, er
in een rond getal 312.000 zeventig jaar
Het weer en de mensch.
Trof. Dexter, een Amerikaan, heeft
een uitgebreid wetenschappelijk onder
zoek ingesteld naar den invloed van
weer op den mcnsch.
Hij komt tot het besluit dat sommigo
weer.stoestanden tengevolge hebben,
dat do levensenergie toeneemt andere
dat zij afneemt.
Lage temperatuur schijnen vrij rem
mend te werken op dc levensenergie;
hij toenemende temporatuur heeft ook
een toename van levenskracht plaats,
todat een temperatuur 30 gr. C. be
reikt is. IJij grooter warmte heeft dan
plotseling verandering plaats en wordt
de invloed der temperatuur op nuttige
werkzaamheid nadeelig. Bij dit punt
bereikt de wanorde in liet werk haar
minimum, terwijl sterfte, zelfmoord
en misslagen bij geestesarbeid tot een
onrustbarende hoogte stijgen.
Lage luchtdrukking bewerkt vorhoo-
ging der levenscncrgiohet omgekecr-
Oude kerk nabij de grot.
Toegang tot de baden.
loos en zich troostende met de ge
dachte dat men hen vóór het maal
had weg kunnen, jagen.
Van den onwelkomen gast bevrijd,
herkregen d© bewoners van lift huis
weldra hun opgewektheid van ge
woonlijk Men babbelde weer vroolijk
cn lachte ongedwongen en de jeugdi
ge dichter, die zich spoedig thuis ge
voelde. gaf gehoor aan zijn inspira
tie, des te vrijer, (oen hij zag. dat men
naar hem luisterde en hem begreep.
Toen Alfred de Musset afscheid had
genomen van zijn voornamen gast
heer, zei deze
Het is goed. dat hij geen eige
naar is van dat ongure heest, in weer
wil van zijn poëzie zou hij nooit mijn
slem gehad hebben
Badgasten in costuum.
Een stoombad in
de natuus*.
(Bij de plaatsjes).
Het Ilaliaanscho plaatsje Mensum-
miano is thans door hen, die aan rlieu-
matiek of neuralgie lijden, druk be
zocht. door badgasten uit, Italië, Oos
tenrijk cn Duïtschland, uit welk land
Bismarck's voormalige lijfarts, prof.
Schweninger en ook andere bekende
artsen er jaarlijks tal van patiënten
worden tachtig worden er 107.000 en
negentig 8841. Def heer Legouvé had
nog 244 collega's, die evenals hij 97
waren. Daarna komt cr sterk© ver
mindering. Als er 98 jaren verloopen
Zijn. bedraagt liet. aantal, dat van dc
millioen over is 119; tot 99 brengen
bet 54 de 100 balen 23; zijn 101 102
en 103 jaar voorbij, dan bedraagt hot
aantal nog in leven zijnden respec
tievelijk 9. 3 en 1. Dit zijn alles heole
getallen, waarbij de breuken zijn weg
gelaten maar als wc nog hoogergaan.
moeien wij er rekening mee houden.
Tot 104-jarigen leeftijd brengen het
van een millioen individuen slechts 0,3,
tot den 105-jarigen 0.1 en hij het cij
fer 106 geven do stcrftetafels van le
vensverzekeringen het cijfer 0.0.
Niemand meer. En dus is weer een
millioen individuen verdwenen heeft
zich gevoegd, bij d© enkele milliarden
menschen, die al vóór hen op ons
planeetje leefden, milliarden, even
eens verdwenen, verzwolgen door de
aarde, groot© menscheneetstcr, die-
zij is.
do komt voor bij liooge luchtdrukking.
Wat den invloed der vochtigheid be
treft. werkt een droge atmospheer op
wekkend, terwijl een vochtige, depri
merend werkt. Van geen enkel ander
meteorologisch verschijnsel is de in
vloed zoo duidelijk.
Een studie van de kinderen dor
lagere scholen te Denver, waar de over-
heerschende toestand der lucht weinig
vochtigheid aanwijst, toonde aan, dat
op dagen van buitengewoon droge
lucht de wanorde er steeg tot zeven
maal de normale.
Windstilte schijnt to New-York een
zeer grooten deprimeerenden invloed
te hebben. Gedurende windstilte is dc
sterfte abnormaal hoog, en komen er
driemaal zooveel absenties voor onder
de schoolkinderen als normaal. Ge
lijktijdig werden de politiehoven zoo
goed als werkeloos. Het schijnt mij
toe, zegt Dexter, dat deze omstandig-
digheden praktisch genomen hot ge
volg zijn van geringe ventilatie der
lucht.
Met behulp van instrumenten, die
den zonneschijn registreeron, bleek, dat
droog en helder weer opwekkend
werkt, weer van tegengesteld karakter
ook in tegengestelden zin. Het gedrag
hoe ook beschouwd, liet best op be
wolkte, vochtige dagen, terwijl de
sterfte groot in. Zelfmoord evenwel
vertoont hier de afwijking, dat hij
overvloedig voorkomt op mooie, droge
dagen.
Verder bleek:
1. Dat er reden is aan te nomen, dat
dc invloed van den weortoestand bij
kinderen duidelijker uitkomt dan bij
-olwassenen.
2. Dat vrouwen gevoeliger zijn voor
weersinvloeden dan mannen. Bewijzen
hiervan werden gevonden in bet onder
zoek van de inhechtenisnemingen we
gens aanrandigen en vechtpartijen,
waarbij beide seksen afzonderlijk wer
den beschouwd.
De lieer Dexter beschouwt den
weersinvloed niet als de onmiddelnke
oorzaak van de abnormaliteit in het
gedrag, maar meent, dat het weer dc
gemoedstoestanden zeer behcorsolit, en
dat deze weer do aanleiding zijn tot
ongewone daden.
Nu aldus wetenschappelijk vast
staat dat een vochtige atmosfeer, dc-
primeerend (neerdrukkend) werkt, be
hoeven wij het anderen en onszelven
niet eens kwalijk te nemen, dat wij
innDperen over dezen natten zomer!
Iliolp het maar watl
grijpen dat ik het schrijf voor de aar
digheid, zonder verdere bedoelingen?
Ik stel alleen maar belang in hem, niets
anders. Een brief is anders wel wat offi
cieel. Wacht, ik weet het al, eeri prent
briefkaart is, het ware, die vat niemand
ernstig op.
Zesde Tooneel. Heöfengracht 1640. Den
volgenden morgen. De heer en mevrouw
de Grijs zitten aan het ontbijt, mevrouw
kijkt de post door, voordat zij de cou
ranten en brieven aan haar man geeft.
Julia de G r ij s, een^prentbriefkaart
lezende. Zoo- nu begrijp ik, waarom
je twee dagen van hier bent geweest.
Leonard. Wat scheelt er aan, beste?
Julia. O niets, een kleinigheidje.
Alleen een nieuwe poging van jou om
ons gelukkig tehuis in de war te bren
gen. Je hebt geen gevoel van schaamte,
noch van verantwoordelijkheid. Die
vrouw is nog slechter. Zij had in elk
geval zoo'n kaalhoofdigen deugniet be-
hooren te doorzien.
Leonard. Waarvan praat je toen?
Julia. Van dit, (lezonde) Huize Den
nenhoogte te Zandvoort. Hebt gij geheel
cn al de jonkvrouw vergelen die door u
van den watervloed gered werd? Toch
verdiende deze daad een belooning van
de Maatschappij tot huldiging van no
bele handelingen. Uw bezoek is achter
wege gebleven en ik lach sedert een
maand met weemoed in t harte. Mis
schien zijt gij bezweken of zijn uw rid
derlijke daden zoo alledaagsch, dat
ge aan deze niet meer denkt? Eveline
Edelaar."
Leonard (gedwongen lachende) Och,
dat is niets anders dan een flauwe aar
digheid.
Julia. Een aardigheid! Je bedriegt
twee vrouwen, mij en Eveline en noemt
dat een aardiglioid Do weg ter helle is.
gemakkelijk en breed.
Leonard. Geloof mij, ik ben op dien
wijten heb. Ik ken niemand van dien
naam. Het is niets anders dan oen mop
van een flauwen grappenmaker. Zeg
tegen mij wat je wilt, maar wees asje
blieft niet ruw tegen dat meisje.
Julia. Ik zal mijne plicht doen, Leo
nard.
Zevende Tooneel. Kantoor van
de Grijs op den ochtend van dien zelf
den dag.
Leonard, 't Is weer als van ouds.
En ik verlang naar een paar dagen
frisscho lucht. Aan Julia zal ik vertellen,
dat lik voor een paar dagen naar het
Noorden moet voor zaken en dan ga ik
voor oen paar dagen naar Zandvoort.
't Beviel me daar heel goed, alleen was
het vervelend, dat ik mijn beste para-
pluie bon kwijt geraakt. Wio drommel
zou die prentbriefkaart gestuurd heb
ben? Zeker niet Eveline Edelaar, want
ik kan haar volstrekt niet. De eenige
dame die ik gesproken heb, was een
dikke oude juffrouw, die kousen breide.
dapperheid verlangt. U zult derhalve do
wenschelijkheld inzien van het staken
eoner correspondentie, die een schaduw
zou kunnen werpen op onzen liuiselij-
ken vrede en geen gunstig licht zou
afstralen op uwe persoonlijkheid. Julia
de Grijs.
Wat een belccdiging! Alsof ik den
kerel zou hebben geschreven, wanneer
ik geweten bad, dat hij getrouwd is!
Wat een denkbeeld. Ik verbeeldde mij,
dat bij was wat hij scheen, maar ik
zie nu hoe verkeerd het is af te gaan
op den schijn. Getrouwd 1 En dat ter
wijl uit iedoren volzin dien hij zei,
was op te maken dat hij vrijgezel is.
Het is één troost, dat hij een onaange
name, nijdige, hatelijke kat als vrouw
heeft.
(Den brief van Leonard dc Grijs le
zende). Geachte mejuffrouw Edelaar.
Daa r ik vrees, dat u een eenigszins
onaangename mededeeliag van mijn
vrouw aangaande do bekende regen
bui zult hebben ontvangen, zult u mis
kien mijn verontschuldigingen wel
Meel spraakzaam en volstrekt gocn haast willen aannemen voor wat, naar ik
om naar huls te gaan. Het regende vreès, in eenigszins onheuschc bewoor
toen ook. Ze zei, dat ze zich plezierig'
bevond in aangenaam gezelschap. Haar
kan ik waarlijk niet van luchthartigheid
verdenken. En bovendien kende zij mijn
naam niet. Julia zal dat meisje, of wie
het ook zijn mag, een flink standje ma
ken. Een klein briefje van vij zou den
indruk wel wat verzachten. Laat eens
zienals ik na dat briefje zelf even ga,
kan ik 's avonds terug wezen en weet
Julia van niets. Dan maak ik even een
visite op Dennenhoogte en weet meteen,
hoo dc zaak in elkaar zit.
Achtste Tooneel. De kamer van
Karei Penneman te Amsterdam op den
avond van denzelfden dag.
Karei. Alles gaat als op rolletjes. Zoo
mooi, dat ik mijn hart en hand aan de
sohoone Margarétha heb aangeboden. ïn
den brief heb ik maar vergeten mijn in
dag niet te Zandvoort geweest en ik weet 1<omcn te noemen. Ik heb geschreven dat
van Eveline niets af. ik spoedig antwoord kom halen, want
Julia. Weggeroepen voor zaken, niet' 1,1 patroons willen mij nu de rest van
waar? mijn vacantia laten inhalen. Hooien als
Leonard. Dat was ik. «m> schijnt is mijn devies Nu Ik alios
Julia. Wel zeker, dat doet Zich voor «eet moot er snel gehandeld worden.
als een luchthartig jong gezel en redt t"n vriend die voor een paar daven te. n; geschreven heb meen ik van gan
dingen zal zijn gesteld. Met uw wel
nemen zal ik'binnen een paar uur mij
ten uwen huize vervoegen en persoon
lijk voor dc vergissing excuses aanbie
den. Hoogaohtend, Leonard de Grijs."
(Tot zichzelve.) Dit maakt de zaak
nóg erger. Wat een idee, om hier nog
terug te durven komen! En dan nog
wel zonder vergunning van zijn vrouw!
Welk cenroekelooze dapperheid. Maar
ik heb van liet echtpaar genoeg en I
wanneer hij zich vortoont," zal hij mij
zeker niet vinden.
Tiende Tooneel. Dennenhoogtc
te Zandvoort. De namiddag van den
zelfden dag.
Margarétha E d e 1 a a r, (terwijl
zij uit het venster kijkt naar Leonard
de Grijs, die daar nadert). Daar komt
hij om het antwoord te ontvangen.
Karei, mijn dappere, onversaagde kolo
nel! Stellig is hij dc held van een hon
derdtal gedachten, hoewel hij cr in zijn
brieven niet over spreekt. Maar ware
moed is altijd bescheiden.
Leonard de G r ij s (treedt bin
nen). Mejuffrouw Edelaar, geloof ik.
Ik vind liet zeer vriendelijk dat u mij
de gelegenheid geeft deze zaak tot een
goed einde te brengen. Geloof mij, wat
jonge meisjes uit den watervloed
Zandvoort was, heeft naar haar geïnfor-j pcher harte en
Leonard (wanhopig) En je weet meerd. Prachtig resultaat. Precies wat Margarétha, Ge behoeft niets
heel goed, dat ik niet eens kan zwem
men.
Julia. Ik weet. dat je in de meeste
dingen je hoofd niet twee minuten bo
ven water zoudt kunnen houden, als ik
je niet steundo. Mijn geld heoeft ons ge
maakt wat we zijn. Alles wat je in de
wereld hebt ben je aan mij verschuldigd
en dat is mijn belooningMaar i k zal
aan die wanhopige juffrouw eens duide
lijk maken, hoe de vork aan den steel zit.
Leonard (heengaande) Help me
even met mijn demi-snlson Julia en wees
or van overtuigd, dat ik mij niets te ver- J
ver over zee, weet je. Atjeh on Lom
bok, do dorre woestijn, en. het koraal-
strand cn overal. Hoopen gevechten.
Gewond in Atjeh 1
Margarétha. Niet ernstig, hoop
ik.
Leonard. Neen, dan zou ik im
mers hier niet wezen. Dat was ook
lang niet zoo erg als de zonnesteek,
die ik daar heb opgedaan, 't Is maar
het beste om de hecle waarheid to ver
tellen (raakt zijn voorhoofd aan). Soms
ben ik wel eens wat in do war. Dan
denk ik dat ik weer bezig beu den
vijand te bevechten en zie overal bloed.
Nu en dan kan ik gevaarlijk wezen.
Mijn oppassor dacht, dat ik vandaag
een aanval krijgen zou, maar ik ben
hem aan liet station ontloopcn. Ik
moest hier immers alleen komen!
Margaret h a (zenuwachtig). Die
arme oppasser zal niet weten waar hij
u zoeken moet. Och toe, ga even naar
hem toe, dan is hij gerust gesteld.
I; o o n a r d (aarzelende). Misschien
is dat boter, ik kan immers altijd nog
terugkomen, (de kamer verlatende.)
Dit is geen plaats voor mij, het is
zeker een gesticht voor zenuwlijders.
De nicht schrijft, dat ik haar loven
heb gered en de tante wil me trouwen.
Ik kan nog juist den trein halen. Als
Julia dat eens wist!
Margarefcha. Welk een teleur
stelling. Die ouwe kolonel is krankzin
nig. Jammer is het van een man, die
zoo kranig heeft gevochten voor zijn
vlag en vaderland. Hij moet mij even
wol niet meer zien, het zou zijn her
sens kunnen van streek brengen. He
laas, nu kan ik nog maar alleen deu
ken aan wat had kunnen zijn!
(Drie uur later.)
Eveline (ziende, dat Karei Penne
man het huis nadert). Daar komt hij,
nu kan ik niet meer wegloopen, hij
heeft me al gezien. Maar ik wil ook
niet wegloopen. 't Is beter om hem dc
waarheid te zeggen. Als hij heengaat
zal hij niet meer zoo vroolijk kijken als
hij nu doet.
Karei (binnenkomende). Eindelijk,
't Schijnt een eeuw geleden, dat ik u
ontmoette. Ilebt uinijn brief gekregen?
Eveline (ijskoud). Ja en ook die
van uw vrouw.
Karei (lachende). Dat is onmoge
lijk, want ik heb geen vrouw. Is dat
een grapje Margarétha? Zoo mag ik
u tocli wel noemen?
Eveline. Waarom zou u mij Mar-
k gehoopt heb. Mijn hartsvriendin meer te zeggen (haar armen om zijn garotha noemen, als ik Eveline heet?
woont met liaar moeder, schrijft mijn
vriend. Zo zijn allebei wel bemiddeld,
mijn geliefde heeft een ion voor zich
zelf. Wie zou dan nog langer aarzelen?
Achtste Tooneel. Dennenhoogte te
Zandvoort, den volgenden morgen.
Eveline Edelaar (lezende) Me
juffrouw. Mijn echtgenoot, de heer Leo
nard dc Grijs draagt mij op u te melden
dat hij zich niets kan herinnoren van
liet voorval, medegedeeld In uw prent
briefkaart en derhalve van geen enkele
Maatschappij hulde wegens betoonde
hals slaande) Karei, ik ben de uwe.
Leonard. O maar juffrouw
Edclaar
Margarétha. Noem mij, Marga
rétha, lieve Karei. Ben ik niet uw lief
hebbende Margarétha?
Leonard (kalmeerend, denkende
dat zij gek is)Ja, ja, wel zeker. Je
bent dus Margarétha. wel wel. En Eve
line is zeker je zuster?
Margarétha. Neen mijn nichtje.
Maar laten we van ons zei ven spreken.
Ben je in het leger geweest? Heb je
meegevochten?"
Leonard. Ja, ja, natuurlijk. Ginds
Karei (verward). Aan wio heb ik
dan geschreven?
E v e l i n o. Waarschijnlijk aan mijn
tante. Zal ik liaar roepen?
Karei (haastig). Neen, neen, dat
is volstrekt, onnoodig. Ik dacht dat
zdrj a was, of u fcij, of dat u alle bei ccn
ander waart. Persoonsverwisseling
maar dat maakt niets uit.
Eveline. Weet mijn tauto ook, dat
u getrouwd is, mijnheer de Grijs?
K are 1. Natuurlijk niet, want ik ben
niet getrouwd en ik heet ook niet dc
Grijs, maar Poneman. Ik ken niet eens
iemand, die de Grijs heet.
maar een mager© belooning. je kunt
en* om zoo te zeggen, het zout in de
soep niet van betalen.'t ls waar, bij
miliciens die pas aankomen, bestaat
dikwijls de baard meer in d© verbeel
ding dan in werkelijkheid, maar juist
dezen zijn er 't meest op gesteld, ge
regeld geschoren t© worden en nu
begrijpt toch iedereen, dat niets moei
lijker kan wezen, dan een baard af 'o
scheren, die er niet is.
Verhooging van tarief derhalve Ik
ben er voor. Mocht, ik dezer dagenden
Minister van Oorlog eens ontmoeten,
dan zal ik Zijne Excellentie daarop
met gepaste ernst attent maken. Er is
maar één ding, waar ik hang voor
ben en dat is, dat de Minister bij spe
ciale order zal gelasten, dat voortaan
het hcele leger baard en knevel moot
laten staan en zijn haren laten groei
en. De krijgshaftigheid van het mili
tair voorkomen zal daardoor niet wei
nig worden bevorderd en wanneer
Engelschen of Dullschers te eeniger
tijd onze grenzen overtrekken, zullen
zij ons leger "Tegenover zich vin
dende meenen dat de oude Bata
vieren uit hunne graven zijn herre
zen. Die wisten van scheren en haar
snijden ook niet af en waren er toch
niet minder krijgshaftig om,
In^elk geval heclwat krijgshaft iger
dan dat huzaren, die dan wèl netjes
geschoren en gekapt zijn, worden
gebruikt als figuranten en paarden
knechts bij Carré. Waarvoor dat
eigenlijk dienen moet, begrijp ik toch
niet. Al© Carré menschen noodig heelt
moet, bij zelf maar zien, hoe iiij er
aan komt. manr het lager behoeft ze
hein toch nieste leveren! Soms heb
ben de menschen den mond vol over
de waardigheid van het leger, nu cn
dan zoo overdreven, dat. eon burger
man er van staat t© kijken. Is liet, nu
in overeenstemming met die waardig
heid, dat de Nederlandscli© huzaar
optreedt in een paardenspel als figu
rant en paardenknecht Zoo ja, dan
verklaar ik mij geslagen, dan begrijp
ik er niets meer van en neem mij
voor, nooit zelfs meer te trachten een
inzicht to krijgen in militaire be
grippen.
Te minder omdat, wanneer ik wel
ben ingelicht, aan d© onderofficieren
van de cavalerie verboden is, dien
sten te bewijzen aan do harddraverij
en i envereeniging te Wocstduin.
Wantal is Carré gegaan, die
huzaren zijn gebleven. En voor vrees
achtige menschen is het in Haarlem
inderdaad maar beter te blijven, dan
te gaan. Ons spoorwegstation wordt
ho© langer hoe miserabeler ten op
zichte van de eischen, die een steeds
aangroeiend verkeer daaraan stelt.
Dat zit niet in 't gebouw Het station
zelf is niet slechter, dan een of drie
jaar geleden, maar de eischen van
t verkeer stijgen telkens en duardoor
valt de. gebrekkigheid meer in 'toog.
Hoe het stallonsptrsoneel er nog
altijd in slaagt om het zonder ern
stige ongelukkon af te doen, begrijpt
niemand, 't Is waar, dat iedereen er
dan ook aan te pas komt. Met kunst
en vliegwerk moet gezorgd worden,
dat de passagiers van en naar treinen,
die op de tweede of soms wel dorde
lijn moeten uit- of instappen, de
eerste lijn hebben vrijgemaakt voor
oen daarop naderen don trein. Een
rustig overzicht hcorscht er dan ook
allerminst. Mot armen, becnen, hoofd
en slem wordt gewenkt, geknikt en
geschreeuwd om de menschen voor
ongelukken |e vrijwaren. Portiers, op
zichters, witkielen hebben het druk
om te waarschuwen: .hei daar! pas
op daar!" als Cr con trein in de verte
klaar staat en een bllksomtrein komt
langs hei overvolle perron rennen.
Als d© menschen 's avonds omvallen
van vermoeidheid, zul het mij niet
verwonderen. Maar dat ©r geen on
gelukken gebeuren, in weerwil van
al hun waakzaamheid, is nog verwon
derlijk.
Dezer dagen kwamen een vader en
moedor hunne kinderen halen, die
m-ct den sneltrein van Alkmaar geko
men waren, een jongen van twaalf
en een meisje van zeven jaar. Toen
het tijd van aankomst werd. was er
geen trein te zien. ,,Waar komt del
trein van Alkmaar?'' werd aan den
portier gevraagd. Deze. die de hoven
en doolhoven van ons roemruchte
station natuurlijk kent als z/ijn zak,
verklaart met de kalmte dar gewoon
te.', dat de trein achter de. twee ando
ren staat, op het derde spoor.. Die op
de eerste rails reed nu juist weg. zoo-
dat dc reizigers uit den Alkmaarschen
tn in achter den trein on het tweede
spoor om moesten gaan.
De ouders, natuurlijk weinig erop
gesteld, dat hunne kinderen die wan
deling alleen doen zouden, looptii
achter den trein om en zien liet twee
tal scharrelen tusschen de twee trei
nen in en van plan om, zooais zo
ook anderen zagen doen. vóór do
locomot'ief om te gaan. Met geroepen
geschreeuw werden zo hiervan terug
gehouden en het gezelschap ging gc-
zamelijk den anderen kant heen, om
achter den trein over de twee stel
rails naar het perron te sukkelen.
Opeens groot geschreeuw van liet
statioiispersontel. Verbaasd kijkt hot
gezelschap om en wordt beduid, stil
te staan. Er moesten nog meer goochel
toeren gebeuren. De stilstaande trein
had nu aan eiken kant een locomo
tief, word in 't midden gescheiden en
elk van de stukken ging een kunt uit.
Toen eindelijk kpn men passeer«Q.
FIDELIO.