ALLERLEI. n re a t re n d a g a v o n r>. Na de eerste kennismaking gingen de jonge mun en de grijsaard een wande ling doen door den tuin. De hond bleef binnenshuis, op het veroverde plekje in het salon. De landlooper kende het na tuurschoon voldoende. Hij zou Saint- Cloud, Versailles, Bellevue en alle schoonheden van het land willen voor één kluifje. Zoetjesaan komen de verschillende le den der familie thuis. De grijsaard stelt zijn gast aan allen voor en zegt Wij rekenen er op, dat de heer Al fred de Musset ons het genoegen zal doen, te blijven eten. Bij liet woord „eten' staat de vuile schurftige straathond op en begint den gastheer teekenen van vriendschap te geven. Deze meent niet anders of het gruwzame dier behoort aan zijn gast en beleefdheidshalve beantwoordt hij de vriendelijkheid van den hond door hem aan te halen. Die dichters hebben soms smerige kameraads, denkt hij intusschen en de dichter van zijn kant denkt: Wat be zielt dien buitenmenschen toch om zoo n vuilen hond te houden? Hij is nog niet eens goed voor den vilder - De tafel ls gedekt. De dichter geeft zijn gastvrouw den arm en beigeeft zich mot haar naar de eetzaal, gevolgd door den hond. Eerst nog wat verlegen, blijft het dier op den drempel staan, want het etensuur was overal de uiterste termijn, dat de zwerver geduld werd. Als hij heden ech ter niet verjaagd wordt, volgt hij stout moedig den laatst binnenkomende en allen, welopgevoede menschen, tooncn mets van hun verbazing over den onge- manierden hond van hun gast. Zelfs de bedienden schijnen het mormel niet to zien. Niet het minst verbaasd is de zwerver zelf. De stokken laten hem o wonder! met rust Hij geniet een ongekend vriendelijke ontvangst. Hij begrijpt, dat er een vergissing bestaat, maarhij zal er gebruik van maken. Hij springt legen de oude dame op en deze laat in haar ontsteltenis het kippevleugeltje, dat zij naar den mond brengt, in den geopen- den bek vullen. Hij doet een aanval op het jongste kind, dat bedaard met zijn portie bezig Is en slobbert diens bordje schoon af Zijn brutaliteit wordt nog grooter. Weldra is niemand meer veilig en daar, waar anders beschaafde zeden en opgewekt humeur heerschen, brengt thans een hond cn welk een hond algemcene onrust. Het brood vreet hij op, het vleesch schrokt hij naar binnen. Alles verslindt hij, wat zijn onverzadelU- ke gulzigheid kan machtig worden. Als men op een zilveren schotel ge braden vleesch opdient, maakt hij er zich brommende meester van. Die hond heeft een goeden eetlust, merkt de heer d'Etiolles met een gedwon- glimlach op. Men kan zich voorstellen, hoe het ge zellig verkeer door het kwaadaardige dier verstoord was. Nooit was er zulk een droefgeestig middagmaal op het kasteel d'Etiolles gebruiktEn toen men ein delijk van tafel opstond toen wierp de smerige tafelschuimer, om zijn vreug. de te tooncn, een schotel van het mooi ste porselein aan stukken. Ach mijn kop Mijn suikerpotHe mel, de schaaltjes- Dergelijke uitroepen weerklonken door de kamer en de gansche familie was be zig in wanhoop ecnige der kostbare stuk. ken op te rapen. Monsommiano In het salon teruggekeerd, zag de over. winnende hond een manteltje van zwar te kant op de sopha liggen, Hij sprong er op en legde zich behaaglijk neer, om uit te blazen. De snaak is ingeslapen. Intusschen krijgt de dichter een in geving, wel niet van dichterlijken aard, maar zeker niet minder wichtig is. Mijnheer de graaf, roept hij uit, en gij dames, hebt gij soms in de dwaling verkeerd, dat dit gedierte van mij was... En ik zag het ui mijn on- uoozelheid voor den huishond aan I Een zucht van verlichting bij deze wel anin of meer late niededecling ontsnapt de beklemde borst der aan wezigen. Wat, müjnheer Do Musset I roept do heer d'Etiolles en een verrukte glimlach verschijnt op zijn gelaat. Is liet waar, dat die afschuwelijk© hond niet van u is En met een enkele handbeweging gelast hij den tafcldienaar, den be- modderden bedelaar op straat te jagen. Nooit is een bevel sneller gehoor zaamd. Uit zijn slaap gewekt, keek de hond. de aanwezigen verbaasd aan, nitt begrijpend, hoe men hem na zoo veel beleefdheid zoo ongemanierd kon behandelen. Toen hij begreep dat hij weg moest nam hij de vlucht, even als andere tafelschuimers, scliaamte- lieenzenden. Ilefc bad werkt in alle opzichten als oen stoombad en dc van stoom vervulde grot is verdeeld in drie compartcmunten welke de Italianen de namen van hemel, hol cn vagevuur ga ven, om dc t'empcratuursstijging aan te geven. Do geneeskracht van dc grot werd ontdekt door een eenvoudig werk man, die, toen hij eens naar de zich in dc grot bevindende kokende bron ging kijken, zijn jarenlang rheumatisme voelde verdwijnen in de vochtig warme temperatuur. Sinds dien werd de grot door de vele lijders steeds drukker bezocht, doch jaren duurde hel, voor zo tot een com fortabele inrichting was geworden. Levenskansen. De dood van Ernest Legouvé, die op 97-jarigen leeftijd het tijdelijke met het eeuwige verwisselde en de hoogt' leeftijd. ditfL Paus Leo XIII bereikte, doen vragen of er voor ons allen kans bestaat dien hoogen leeftijd te halen. Ja. men heeft de kans, maar zoo heel groot, is die niet. Als men de sterfle- tafels nagaat, kan men tot ecnige conclusies komen. Zoo bij voorbeeld blijkt het. dat van een millioen men schen, op denzelfden dag geboren, er in een rond getal 312.000 zeventig jaar Het weer en de mensch. Trof. Dexter, een Amerikaan, heeft een uitgebreid wetenschappelijk onder zoek ingesteld naar den invloed van weer op den mcnsch. Hij komt tot het besluit dat sommigo weer.stoestanden tengevolge hebben, dat do levensenergie toeneemt andere dat zij afneemt. Lage temperatuur schijnen vrij rem mend te werken op dc levensenergie; hij toenemende temporatuur heeft ook een toename van levenskracht plaats, todat een temperatuur 30 gr. C. be reikt is. IJij grooter warmte heeft dan plotseling verandering plaats en wordt de invloed der temperatuur op nuttige werkzaamheid nadeelig. Bij dit punt bereikt de wanorde in liet werk haar minimum, terwijl sterfte, zelfmoord en misslagen bij geestesarbeid tot een onrustbarende hoogte stijgen. Lage luchtdrukking bewerkt vorhoo- ging der levenscncrgiohet omgekecr- Oude kerk nabij de grot. Toegang tot de baden. loos en zich troostende met de ge dachte dat men hen vóór het maal had weg kunnen, jagen. Van den onwelkomen gast bevrijd, herkregen d© bewoners van lift huis weldra hun opgewektheid van ge woonlijk Men babbelde weer vroolijk cn lachte ongedwongen en de jeugdi ge dichter, die zich spoedig thuis ge voelde. gaf gehoor aan zijn inspira tie, des te vrijer, (oen hij zag. dat men naar hem luisterde en hem begreep. Toen Alfred de Musset afscheid had genomen van zijn voornamen gast heer, zei deze Het is goed. dat hij geen eige naar is van dat ongure heest, in weer wil van zijn poëzie zou hij nooit mijn slem gehad hebben Badgasten in costuum. Een stoombad in de natuus*. (Bij de plaatsjes). Het Ilaliaanscho plaatsje Mensum- miano is thans door hen, die aan rlieu- matiek of neuralgie lijden, druk be zocht. door badgasten uit, Italië, Oos tenrijk cn Duïtschland, uit welk land Bismarck's voormalige lijfarts, prof. Schweninger en ook andere bekende artsen er jaarlijks tal van patiënten worden tachtig worden er 107.000 en negentig 8841. Def heer Legouvé had nog 244 collega's, die evenals hij 97 waren. Daarna komt cr sterk© ver mindering. Als er 98 jaren verloopen Zijn. bedraagt liet. aantal, dat van dc millioen over is 119; tot 99 brengen bet 54 de 100 balen 23; zijn 101 102 en 103 jaar voorbij, dan bedraagt hot aantal nog in leven zijnden respec tievelijk 9. 3 en 1. Dit zijn alles heole getallen, waarbij de breuken zijn weg gelaten maar als wc nog hoogergaan. moeien wij er rekening mee houden. Tot 104-jarigen leeftijd brengen het van een millioen individuen slechts 0,3, tot den 105-jarigen 0.1 en hij het cij fer 106 geven do stcrftetafels van le vensverzekeringen het cijfer 0.0. Niemand meer. En dus is weer een millioen individuen verdwenen heeft zich gevoegd, bij d© enkele milliarden menschen, die al vóór hen op ons planeetje leefden, milliarden, even eens verdwenen, verzwolgen door de aarde, groot© menscheneetstcr, die- zij is. do komt voor bij liooge luchtdrukking. Wat den invloed der vochtigheid be treft. werkt een droge atmospheer op wekkend, terwijl een vochtige, depri merend werkt. Van geen enkel ander meteorologisch verschijnsel is de in vloed zoo duidelijk. Een studie van de kinderen dor lagere scholen te Denver, waar de over- heerschende toestand der lucht weinig vochtigheid aanwijst, toonde aan, dat op dagen van buitengewoon droge lucht de wanorde er steeg tot zeven maal de normale. Windstilte schijnt to New-York een zeer grooten deprimeerenden invloed te hebben. Gedurende windstilte is dc sterfte abnormaal hoog, en komen er driemaal zooveel absenties voor onder de schoolkinderen als normaal. Ge lijktijdig werden de politiehoven zoo goed als werkeloos. Het schijnt mij toe, zegt Dexter, dat deze omstandig- digheden praktisch genomen hot ge volg zijn van geringe ventilatie der lucht. Met behulp van instrumenten, die den zonneschijn registreeron, bleek, dat droog en helder weer opwekkend werkt, weer van tegengesteld karakter ook in tegengestelden zin. Het gedrag hoe ook beschouwd, liet best op be wolkte, vochtige dagen, terwijl de sterfte groot in. Zelfmoord evenwel vertoont hier de afwijking, dat hij overvloedig voorkomt op mooie, droge dagen. Verder bleek: 1. Dat er reden is aan te nomen, dat dc invloed van den weortoestand bij kinderen duidelijker uitkomt dan bij -olwassenen. 2. Dat vrouwen gevoeliger zijn voor weersinvloeden dan mannen. Bewijzen hiervan werden gevonden in bet onder zoek van de inhechtenisnemingen we gens aanrandigen en vechtpartijen, waarbij beide seksen afzonderlijk wer den beschouwd. De lieer Dexter beschouwt den weersinvloed niet als de onmiddelnke oorzaak van de abnormaliteit in het gedrag, maar meent, dat het weer dc gemoedstoestanden zeer behcorsolit, en dat deze weer do aanleiding zijn tot ongewone daden. Nu aldus wetenschappelijk vast staat dat een vochtige atmosfeer, dc- primeerend (neerdrukkend) werkt, be hoeven wij het anderen en onszelven niet eens kwalijk te nemen, dat wij innDperen over dezen natten zomer! Iliolp het maar watl grijpen dat ik het schrijf voor de aar digheid, zonder verdere bedoelingen? Ik stel alleen maar belang in hem, niets anders. Een brief is anders wel wat offi cieel. Wacht, ik weet het al, eeri prent briefkaart is, het ware, die vat niemand ernstig op. Zesde Tooneel. Heöfengracht 1640. Den volgenden morgen. De heer en mevrouw de Grijs zitten aan het ontbijt, mevrouw kijkt de post door, voordat zij de cou ranten en brieven aan haar man geeft. Julia de G r ij s, een^prentbriefkaart lezende. Zoo- nu begrijp ik, waarom je twee dagen van hier bent geweest. Leonard. Wat scheelt er aan, beste? Julia. O niets, een kleinigheidje. Alleen een nieuwe poging van jou om ons gelukkig tehuis in de war te bren gen. Je hebt geen gevoel van schaamte, noch van verantwoordelijkheid. Die vrouw is nog slechter. Zij had in elk geval zoo'n kaalhoofdigen deugniet be- hooren te doorzien. Leonard. Waarvan praat je toen? Julia. Van dit, (lezonde) Huize Den nenhoogte te Zandvoort. Hebt gij geheel cn al de jonkvrouw vergelen die door u van den watervloed gered werd? Toch verdiende deze daad een belooning van de Maatschappij tot huldiging van no bele handelingen. Uw bezoek is achter wege gebleven en ik lach sedert een maand met weemoed in t harte. Mis schien zijt gij bezweken of zijn uw rid derlijke daden zoo alledaagsch, dat ge aan deze niet meer denkt? Eveline Edelaar." Leonard (gedwongen lachende) Och, dat is niets anders dan een flauwe aar digheid. Julia. Een aardigheid! Je bedriegt twee vrouwen, mij en Eveline en noemt dat een aardiglioid Do weg ter helle is. gemakkelijk en breed. Leonard. Geloof mij, ik ben op dien wijten heb. Ik ken niemand van dien naam. Het is niets anders dan oen mop van een flauwen grappenmaker. Zeg tegen mij wat je wilt, maar wees asje blieft niet ruw tegen dat meisje. Julia. Ik zal mijne plicht doen, Leo nard. Zevende Tooneel. Kantoor van de Grijs op den ochtend van dien zelf den dag. Leonard, 't Is weer als van ouds. En ik verlang naar een paar dagen frisscho lucht. Aan Julia zal ik vertellen, dat lik voor een paar dagen naar het Noorden moet voor zaken en dan ga ik voor oen paar dagen naar Zandvoort. 't Beviel me daar heel goed, alleen was het vervelend, dat ik mijn beste para- pluie bon kwijt geraakt. Wio drommel zou die prentbriefkaart gestuurd heb ben? Zeker niet Eveline Edelaar, want ik kan haar volstrekt niet. De eenige dame die ik gesproken heb, was een dikke oude juffrouw, die kousen breide. dapperheid verlangt. U zult derhalve do wenschelijkheld inzien van het staken eoner correspondentie, die een schaduw zou kunnen werpen op onzen liuiselij- ken vrede en geen gunstig licht zou afstralen op uwe persoonlijkheid. Julia de Grijs. Wat een belccdiging! Alsof ik den kerel zou hebben geschreven, wanneer ik geweten bad, dat hij getrouwd is! Wat een denkbeeld. Ik verbeeldde mij, dat bij was wat hij scheen, maar ik zie nu hoe verkeerd het is af te gaan op den schijn. Getrouwd 1 En dat ter wijl uit iedoren volzin dien hij zei, was op te maken dat hij vrijgezel is. Het is één troost, dat hij een onaange name, nijdige, hatelijke kat als vrouw heeft. (Den brief van Leonard dc Grijs le zende). Geachte mejuffrouw Edelaar. Daa r ik vrees, dat u een eenigszins onaangename mededeeliag van mijn vrouw aangaande do bekende regen bui zult hebben ontvangen, zult u mis kien mijn verontschuldigingen wel Meel spraakzaam en volstrekt gocn haast willen aannemen voor wat, naar ik om naar huls te gaan. Het regende vreès, in eenigszins onheuschc bewoor toen ook. Ze zei, dat ze zich plezierig' bevond in aangenaam gezelschap. Haar kan ik waarlijk niet van luchthartigheid verdenken. En bovendien kende zij mijn naam niet. Julia zal dat meisje, of wie het ook zijn mag, een flink standje ma ken. Een klein briefje van vij zou den indruk wel wat verzachten. Laat eens zienals ik na dat briefje zelf even ga, kan ik 's avonds terug wezen en weet Julia van niets. Dan maak ik even een visite op Dennenhoogte en weet meteen, hoo dc zaak in elkaar zit. Achtste Tooneel. De kamer van Karei Penneman te Amsterdam op den avond van denzelfden dag. Karei. Alles gaat als op rolletjes. Zoo mooi, dat ik mijn hart en hand aan de sohoone Margarétha heb aangeboden. ïn den brief heb ik maar vergeten mijn in dag niet te Zandvoort geweest en ik weet 1<omcn te noemen. Ik heb geschreven dat van Eveline niets af. ik spoedig antwoord kom halen, want Julia. Weggeroepen voor zaken, niet' 1,1 patroons willen mij nu de rest van waar? mijn vacantia laten inhalen. Hooien als Leonard. Dat was ik. «m> schijnt is mijn devies Nu Ik alios Julia. Wel zeker, dat doet Zich voor «eet moot er snel gehandeld worden. als een luchthartig jong gezel en redt t"n vriend die voor een paar daven te. n; geschreven heb meen ik van gan dingen zal zijn gesteld. Met uw wel nemen zal ik'binnen een paar uur mij ten uwen huize vervoegen en persoon lijk voor dc vergissing excuses aanbie den. Hoogaohtend, Leonard de Grijs." (Tot zichzelve.) Dit maakt de zaak nóg erger. Wat een idee, om hier nog terug te durven komen! En dan nog wel zonder vergunning van zijn vrouw! Welk cenroekelooze dapperheid. Maar ik heb van liet echtpaar genoeg en I wanneer hij zich vortoont," zal hij mij zeker niet vinden. Tiende Tooneel. Dennenhoogtc te Zandvoort. De namiddag van den zelfden dag. Margarétha E d e 1 a a r, (terwijl zij uit het venster kijkt naar Leonard de Grijs, die daar nadert). Daar komt hij om het antwoord te ontvangen. Karei, mijn dappere, onversaagde kolo nel! Stellig is hij dc held van een hon derdtal gedachten, hoewel hij cr in zijn brieven niet over spreekt. Maar ware moed is altijd bescheiden. Leonard de G r ij s (treedt bin nen). Mejuffrouw Edelaar, geloof ik. Ik vind liet zeer vriendelijk dat u mij de gelegenheid geeft deze zaak tot een goed einde te brengen. Geloof mij, wat jonge meisjes uit den watervloed Zandvoort was, heeft naar haar geïnfor-j pcher harte en Leonard (wanhopig) En je weet meerd. Prachtig resultaat. Precies wat Margarétha, Ge behoeft niets heel goed, dat ik niet eens kan zwem men. Julia. Ik weet. dat je in de meeste dingen je hoofd niet twee minuten bo ven water zoudt kunnen houden, als ik je niet steundo. Mijn geld heoeft ons ge maakt wat we zijn. Alles wat je in de wereld hebt ben je aan mij verschuldigd en dat is mijn belooningMaar i k zal aan die wanhopige juffrouw eens duide lijk maken, hoe de vork aan den steel zit. Leonard (heengaande) Help me even met mijn demi-snlson Julia en wees or van overtuigd, dat ik mij niets te ver- J ver over zee, weet je. Atjeh on Lom bok, do dorre woestijn, en. het koraal- strand cn overal. Hoopen gevechten. Gewond in Atjeh 1 Margarétha. Niet ernstig, hoop ik. Leonard. Neen, dan zou ik im mers hier niet wezen. Dat was ook lang niet zoo erg als de zonnesteek, die ik daar heb opgedaan, 't Is maar het beste om de hecle waarheid to ver tellen (raakt zijn voorhoofd aan). Soms ben ik wel eens wat in do war. Dan denk ik dat ik weer bezig beu den vijand te bevechten en zie overal bloed. Nu en dan kan ik gevaarlijk wezen. Mijn oppassor dacht, dat ik vandaag een aanval krijgen zou, maar ik ben hem aan liet station ontloopcn. Ik moest hier immers alleen komen! Margaret h a (zenuwachtig). Die arme oppasser zal niet weten waar hij u zoeken moet. Och toe, ga even naar hem toe, dan is hij gerust gesteld. I; o o n a r d (aarzelende). Misschien is dat boter, ik kan immers altijd nog terugkomen, (de kamer verlatende.) Dit is geen plaats voor mij, het is zeker een gesticht voor zenuwlijders. De nicht schrijft, dat ik haar loven heb gered en de tante wil me trouwen. Ik kan nog juist den trein halen. Als Julia dat eens wist! Margarefcha. Welk een teleur stelling. Die ouwe kolonel is krankzin nig. Jammer is het van een man, die zoo kranig heeft gevochten voor zijn vlag en vaderland. Hij moet mij even wol niet meer zien, het zou zijn her sens kunnen van streek brengen. He laas, nu kan ik nog maar alleen deu ken aan wat had kunnen zijn! (Drie uur later.) Eveline (ziende, dat Karei Penne man het huis nadert). Daar komt hij, nu kan ik niet meer wegloopen, hij heeft me al gezien. Maar ik wil ook niet wegloopen. 't Is beter om hem dc waarheid te zeggen. Als hij heengaat zal hij niet meer zoo vroolijk kijken als hij nu doet. Karei (binnenkomende). Eindelijk, 't Schijnt een eeuw geleden, dat ik u ontmoette. Ilebt uinijn brief gekregen? Eveline (ijskoud). Ja en ook die van uw vrouw. Karei (lachende). Dat is onmoge lijk, want ik heb geen vrouw. Is dat een grapje Margarétha? Zoo mag ik u tocli wel noemen? Eveline. Waarom zou u mij Mar- k gehoopt heb. Mijn hartsvriendin meer te zeggen (haar armen om zijn garotha noemen, als ik Eveline heet? woont met liaar moeder, schrijft mijn vriend. Zo zijn allebei wel bemiddeld, mijn geliefde heeft een ion voor zich zelf. Wie zou dan nog langer aarzelen? Achtste Tooneel. Dennenhoogte te Zandvoort, den volgenden morgen. Eveline Edelaar (lezende) Me juffrouw. Mijn echtgenoot, de heer Leo nard dc Grijs draagt mij op u te melden dat hij zich niets kan herinnoren van liet voorval, medegedeeld In uw prent briefkaart en derhalve van geen enkele Maatschappij hulde wegens betoonde hals slaande) Karei, ik ben de uwe. Leonard. O maar juffrouw Edclaar Margarétha. Noem mij, Marga rétha, lieve Karei. Ben ik niet uw lief hebbende Margarétha? Leonard (kalmeerend, denkende dat zij gek is)Ja, ja, wel zeker. Je bent dus Margarétha. wel wel. En Eve line is zeker je zuster? Margarétha. Neen mijn nichtje. Maar laten we van ons zei ven spreken. Ben je in het leger geweest? Heb je meegevochten?" Leonard. Ja, ja, natuurlijk. Ginds Karei (verward). Aan wio heb ik dan geschreven? E v e l i n o. Waarschijnlijk aan mijn tante. Zal ik liaar roepen? Karei (haastig). Neen, neen, dat is volstrekt, onnoodig. Ik dacht dat zdrj a was, of u fcij, of dat u alle bei ccn ander waart. Persoonsverwisseling maar dat maakt niets uit. Eveline. Weet mijn tauto ook, dat u getrouwd is, mijnheer de Grijs? K are 1. Natuurlijk niet, want ik ben niet getrouwd en ik heet ook niet dc Grijs, maar Poneman. Ik ken niet eens iemand, die de Grijs heet. maar een mager© belooning. je kunt en* om zoo te zeggen, het zout in de soep niet van betalen.'t ls waar, bij miliciens die pas aankomen, bestaat dikwijls de baard meer in d© verbeel ding dan in werkelijkheid, maar juist dezen zijn er 't meest op gesteld, ge regeld geschoren t© worden en nu begrijpt toch iedereen, dat niets moei lijker kan wezen, dan een baard af 'o scheren, die er niet is. Verhooging van tarief derhalve Ik ben er voor. Mocht, ik dezer dagenden Minister van Oorlog eens ontmoeten, dan zal ik Zijne Excellentie daarop met gepaste ernst attent maken. Er is maar één ding, waar ik hang voor ben en dat is, dat de Minister bij spe ciale order zal gelasten, dat voortaan het hcele leger baard en knevel moot laten staan en zijn haren laten groei en. De krijgshaftigheid van het mili tair voorkomen zal daardoor niet wei nig worden bevorderd en wanneer Engelschen of Dullschers te eeniger tijd onze grenzen overtrekken, zullen zij ons leger "Tegenover zich vin dende meenen dat de oude Bata vieren uit hunne graven zijn herre zen. Die wisten van scheren en haar snijden ook niet af en waren er toch niet minder krijgshaftig om, In^elk geval heclwat krijgshaft iger dan dat huzaren, die dan wèl netjes geschoren en gekapt zijn, worden gebruikt als figuranten en paarden knechts bij Carré. Waarvoor dat eigenlijk dienen moet, begrijp ik toch niet. Al© Carré menschen noodig heelt moet, bij zelf maar zien, hoe iiij er aan komt. manr het lager behoeft ze hein toch nieste leveren! Soms heb ben de menschen den mond vol over de waardigheid van het leger, nu cn dan zoo overdreven, dat. eon burger man er van staat t© kijken. Is liet, nu in overeenstemming met die waardig heid, dat de Nederlandscli© huzaar optreedt in een paardenspel als figu rant en paardenknecht Zoo ja, dan verklaar ik mij geslagen, dan begrijp ik er niets meer van en neem mij voor, nooit zelfs meer te trachten een inzicht to krijgen in militaire be grippen. Te minder omdat, wanneer ik wel ben ingelicht, aan d© onderofficieren van de cavalerie verboden is, dien sten te bewijzen aan do harddraverij en i envereeniging te Wocstduin. Wantal is Carré gegaan, die huzaren zijn gebleven. En voor vrees achtige menschen is het in Haarlem inderdaad maar beter te blijven, dan te gaan. Ons spoorwegstation wordt ho© langer hoe miserabeler ten op zichte van de eischen, die een steeds aangroeiend verkeer daaraan stelt. Dat zit niet in 't gebouw Het station zelf is niet slechter, dan een of drie jaar geleden, maar de eischen van t verkeer stijgen telkens en duardoor valt de. gebrekkigheid meer in 'toog. Hoe het stallonsptrsoneel er nog altijd in slaagt om het zonder ern stige ongelukkon af te doen, begrijpt niemand, 't Is waar, dat iedereen er dan ook aan te pas komt. Met kunst en vliegwerk moet gezorgd worden, dat de passagiers van en naar treinen, die op de tweede of soms wel dorde lijn moeten uit- of instappen, de eerste lijn hebben vrijgemaakt voor oen daarop naderen don trein. Een rustig overzicht hcorscht er dan ook allerminst. Mot armen, becnen, hoofd en slem wordt gewenkt, geknikt en geschreeuwd om de menschen voor ongelukken |e vrijwaren. Portiers, op zichters, witkielen hebben het druk om te waarschuwen: .hei daar! pas op daar!" als Cr con trein in de verte klaar staat en een bllksomtrein komt langs hei overvolle perron rennen. Als d© menschen 's avonds omvallen van vermoeidheid, zul het mij niet verwonderen. Maar dat ©r geen on gelukken gebeuren, in weerwil van al hun waakzaamheid, is nog verwon derlijk. Dezer dagen kwamen een vader en moedor hunne kinderen halen, die m-ct den sneltrein van Alkmaar geko men waren, een jongen van twaalf en een meisje van zeven jaar. Toen het tijd van aankomst werd. was er geen trein te zien. ,,Waar komt del trein van Alkmaar?'' werd aan den portier gevraagd. Deze. die de hoven en doolhoven van ons roemruchte station natuurlijk kent als z/ijn zak, verklaart met de kalmte dar gewoon te.', dat de trein achter de. twee ando ren staat, op het derde spoor.. Die op de eerste rails reed nu juist weg. zoo- dat dc reizigers uit den Alkmaarschen tn in achter den trein on het tweede spoor om moesten gaan. De ouders, natuurlijk weinig erop gesteld, dat hunne kinderen die wan deling alleen doen zouden, looptii achter den trein om en zien liet twee tal scharrelen tusschen de twee trei nen in en van plan om, zooais zo ook anderen zagen doen. vóór do locomot'ief om te gaan. Met geroepen geschreeuw werden zo hiervan terug gehouden en het gezelschap ging gc- zamelijk den anderen kant heen, om achter den trein over de twee stel rails naar het perron te sukkelen. Opeens groot geschreeuw van liet statioiispersontel. Verbaasd kijkt hot gezelschap om en wordt beduid, stil te staan. Er moesten nog meer goochel toeren gebeuren. De stilstaande trein had nu aan eiken kant een locomo tief, word in 't midden gescheiden en elk van de stukken ging een kunt uit. Toen eindelijk kpn men passeer«Q. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7