De Uitvinder van kt rijwiel. Haarlemmer Halletjes. gedeelte van den weg, dat bijzonder somber en eenzaam was. Rechts lag een open vlakte en links over een vrij hoogen dijk de hoofdlijn van den grooten N.-VV. Spoorweg, ongeveer 2 of3 mijlen evenwijdig met den straat weg, terwijl een heg dien scheid de van den onderkant van den dijk. liet flikkeren van een waarschuwend rood licht, aan een seinpaal, terwijl ik langs den dijk reed, gaf een nieu we richting aan mijn gedachten. De heede streek was onlangs in opschud ding gebracht dioor het gevoel van een dreigend gevaar. De meest koel bloedige en wreede pogingen waren op eenige van onze groote spoorba nen aangewend' om sneltreinen te doen ontsporen. Eenige van die pogingen waren geslaagd en er hadden ver scheidene groote rampen plaats ge had enkele waren nog juist intijds ontdekt om het onheil te voorkomen, terwijl andere gelukkig machteloos bleken te zijn om de zware locomotie ven en treinen omver te werpen. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen, ondanks alle mogelijke waakzaam heid op die lijn van tailooze politiebe ambten, was die misdadiger of waren de misdadigers nog niet ontdekt Machinisten, de flinkste en moedig ste beambten in het Rijk, werden ze nuwachtig en wantrouwend. De tree plank van de locomotief werd een plaats, die plotseling vreeselijk gevaar beduidde. Sterke mannen grepen be vend' naar de stuurkruk, als zij in het donker over een open vlakte snorden, en slaakten een zucht van verlichting als zij aan het eind© van de reis hun aflosbriefje" konden teekenen. Me nigeen had' geweigerd bevorderd te worden, daar hij bevreesd' was voor liet besturen van een nacht-express- trein. De zaak begon heel ernstig te wor den en een paar spoorwegmaatschap pijen hadden groote belooningen uit geloofd voor de ontdekking en inhech tenisneming van den misdadiger. Dit alles schoot mij door het hoofd, ter wijl ik nu vrij langzaam voorttrapte, want de weg steeg, en mijn beenen werden moe.. Ik had meer dan veer tig mijlen gereden, en slechts vijf mi nuten gerust. Eensklaps, toevallig om hoog kijkende naai- den spoordijk, schrikte ik hevig, want ik zag, scherp afgeteekend tegen die donkere lucht, de gedaante van een man. die in gebukte houding bezig scheen iets aan de rails te doen. In een oogwenk doorzag ik den toestand. De misdadi ger, die de treinen deed ontsporen, was aan het werk Behoedzaam stap te ik af en overlegde wat mij te doen stond. De heele zaak was als een uit komst voor mij. Indien hij wezenlijk iets op de baan legde, was hu na tuurlijk een wanhopige vijand en het zou een roekelooze daad zijn, hem aan te vallenjuist wat ik in mijn stemming noodg had. Daarop schoot ■mij iets anders te binnen. De groote N.-W. Spoorweg had' honderd pond sterling uitgeloofd. Als ik die kon ver dienen, was ik gered Dit denkbeeld gaf mij moed. Ik klom over de lage heg en kroop voor zichtig, onhoorbaar, den dijk op. Ein delijk was mijn hoofd gelijk met den bovenrand. Goed De man had niets gezien of gehoord. Hij stond gebukt, met zijn rug naar mij toe, en bond met een touw iets om de rails. Wij waren tien meter van elkaar af. Ik klemde de tanden, op elkaar en be reidde mij voor op den aanval. Met één sprong was ik bij hem maar te laat. Ilij hacL mij gehoord, zoodra mijn voet het gras verliet en op het grind trapte terstond keerde hij zich om, stond overeind en zag mij aan. Ik gaf hem met de linkerhand een flinken slag op zijn kaak en greep hem met de rechter bij zijn kraag. Laat los gilde hij. Neen, zeker niet! riep ik terug. Ddar dan! antwoordde hij. Ik zag iets flikkeren, terwijl hii zijn rechterhand1 ophief en naar mijn borst stak maar ik was hem te vlug. Ik sloeg zijn arm weg en kreeg den steek in mijn linken-arm. Ik voelde het mes in mijn mouw en de punt drong in mijn vleesch. Doch dit verdubbelde slechts mijn woede. Ik liet zijn kraag los, sloeg zijn rechter-elleboog naar boven, zoodat het mes uit zijn hand vloog en over den dijk viel. gaf hem een duw in de linkerzijde, deed, alsof ik ham voorbij wilde gaan, maai- gaf hom daarbij een .stomp naar achteren een boksstomp, dien ik mijn laat ste vacantie geleerd! had zoodat hij met zij in achterhoofd op een rail viel en als een blok bleef liggen. Ik had hem verslagen. Maar er was meer te dloieni, en ik had! geen tijd te verlie zen. Ik moest de voorwerpen van de rails verwijderen en mijn gevangene kne velen. In de eerste plaats moest ik licht hebben. Schielijk liep ik de hel ling af, haalde miijn fietslantaarn en snelde terug naar boven.. Toen zag ik den geheelen omvang van zijn schurkenstreek. Hij had drie oude staven genomen, die waarschijnlijk op zijde van den spoorweg gelegen hadden twee daar van had hij stevig op de rails gebon den met een tusschenruimto van een paar voet. Hij was bezig geweest, er de derde staaf stevig op te binden, met een hoek naar boven, zoodat zij in den stuurbout van de locomotief moest haken en de machine breken. Die derde staaf nam ik weg. Toen greep ik een eind touw, dat hij ge- bruikithad, en bond zijn armen en beenen vast. Daarop wijdde ik al mijn aandacht aan de twee andere staven, toen ik eensklaps ontstelde van een onheilspellend' geluid in de richting van Londen. Daar kwam een trein aan. Met een wanhoopskreet rukte ik aan de touweni. Tevergeefs. Ik kon. ze niet los krijgen. Ik voelde in mijn zak... Neen, mijn mes had ik thuis gelaten. Het wapen van. den misdadi ger Waar was dat Het zou te veel tijd gekost hebben om dat te gaan zoeken in het gras. Met ontzetting keek ik recht voor mij uit. Daar, in de verte, naderden twee vurige oogen. De trein kwam met groote snelheid aan. Hoe kon ik hem tegenhouden? Terwijl ik mij die vraag stelcle, voelde ik iets uit mijn linkermouw druppelen. Ik richtte er mijn lantaarn op. Het bloed sijpelde uit de wond, die ik geheel vergeten had. Dat was een ingevingMet de bede, dat het niet te laat mocht zijn, nam ik mijn zakdoek en drukte deze tegen mijn arm.. Weldra was de zak doek met bloed doortrokken. Ik keek weer voor mij uit. O, die lichtenZij waren misschien niet moer dan, een mijl van mij af. Schielijk vouwde ik mijn van bloed druipenden zakdoek driedubbel op en hield hein voor mijn fietslantaarn. TriomfIk had een rood' licht in mijn hand I Struikelend, waggelend, springend liep ik den trein tegemoet, en zwaai de mot mijn geïmproviseerd alarm signaal zoo hard ik kon. De groote lichten flikkerden meer en meer. het gedruisch kwam nader. Zouden ze dap i nooit ophouden? O! de locomotief floot. Het was een gil van een wild dier. Daarop volgde het gekras van d;e rem, dc vonken spatten uit de rails, .terwijl de wielen er overheen sleepten een sterk licht viel op mijn gelaat en eon heesche stem riep mij van de locomotief toe Wat beduidt dat? Weet ge wel, dat gij den sneltrein naar Silkminster doet stil staan? GoQdiank, dat het mij gelukt is antwoordde ik. Daarna was alles zwart om mij heen. De overspanning en het bloedverlies werden mij de baas. Toen ik bijkwam, was ik omringd door passagiers, die mij te drinken gaven. Hebben zij hem vroeg ik. Of wij hem hebbenzeide de conducteur, en wij zullen lxem zoo gauw niet weer los laten ook. U hebt hem nogal stijf gebonden. Gelukkig, dat u ons liet stilstaani, want wij zou den andiers ontspoord zijn. Maar het is het grappigste alarmsignaal, dat ik ooit gezien heb. Als 'tu belieft, he eren, weer instappen. De lijn is nu vrij. Wat zullen we met u doen, mijn heer Ik ga mee. naar Silkminster. Daar woon ik. En gij zult mijn i-ljwiel wel kosteloos willen meenemen Mijn fiets werd van den weg ge haald en ik reisde eerste klasse terug naar Silkminster. De conducteur, die iets van ambplancewerk kende, had mijn wond, welke vrij onbeduidend bleek, verbonden. Een mijner reisge- nooten was toevallig een. der direc teuren van de lijn en ik vertelde hem, hoe ik den booswicht betrapt en ge kneveld had. Hij wenschte mij harte lijk geluk en zeide, dat de maatschap- pij mij stellig de belooning zou uit betalen. Vergeef mij, zeide ik, maar mag ik er terstond om vragen, binnen veertien dagen althansOm u de waarheid te zeggen, is dat geld een uitkomst voor mij. Het zal mij voor ondergang behoeden En dat was zoo. De volgende week was ik in staat, het kantoor van mijn patroon te betreden met mijn boeken geheel in orde. De heer Marsh schud de mij de hand en zei Wij zullen u niet vragen, om de vergissing uit te leer,gen of hoe gij haar hersteld hebt. Wij vertrouwen al leen, dat de wijze, waarop wü met u gehandeld hebben, zal voorkomen, dat dergelijke vergissingen weer plaats hebben want in dat geval zou zelfs de moedige- daad, zooals die, welke gij verleden week volbracht hebt of dc uitkomst daarvan u niet meer kunnen redden. Maar wij ver trouwen, dat die zaak nu voor goed uit is. En, dat was zij ook. Ik geloof niet, dat de patroons ooit meer reden tot klagen over mij gehad hebben. En den dag waarop ik zag dat Jozef Berch, ontslagen arbeider van de groote N.-W. Spoorwegmaatschappij veroordeeld was tot zeven jaar dwang arbeid, omdat hij getracht had een sneltrein te doen ontsporen, was ik weer rustig aan den arbeid. Men, is het er vrijwel over eens, schrijft Dc Fiets, dat de uitvinder van het rijwiel is geweest Freiherr Karl Friderich Christiaan Ludwig Drais von Sauerbronn, kortweg genoemd baron von Drais. Nornen est omen. Dat de uitvinder van de fiets nu ook net „draai-es" moest heeten! Hij werd geboren 29 April 1785 als de zoon van den Hof- en Regierungsrafc van den Markgraaf Karl Friedrich van Baden welke vorst hem ten doop hield. Drais' vader, die aan een epileptische ziekte leed, veranderde nogal eens dik wijls van woonplaats en achtereenvol gens verhuisde de familie van Karls ruhe naar Kirchberg, Pforcheim, Dur- lach, Itastatt, Karlsruhe, weer naar Rastatt, weer naar Karlsruhe, Frei burg en Bruch-Mannlieim. De oude Drais behoorde, trots zijn ziekte, tot de ypornaamst© en meest beteekende staatsambtenaren van Baden en ge noot het juiste vertrouwen van zijn vorst. Het kind genoot eerst lager on derwijs, kwam na, den dood zijner moe der o]) een „Privatforstlehranstalt," die zijn oom oprichtte en bleef daar van zijn vijftiende tot zijn achttiende jaar. Toen ging hij naar de universiteit te Heidelberg en studeerde er physica, oeconomie en architectuur. In 1806 Een Z&terdag avondpraat] e. Woensdagavond ontmoette ik den gewonen Nabetrachter van dit blad, die in wanhoop zei,,IIeb je nu ooit zoo'n Raadsvergadering gezien als die van vanmiddag? Niets dan ©en instal latie, goedkeuring van geloofsbrieven, geheime zitting en, de rest uitgesteld tot nader. Hoe ter wereld kan een mensch daarover nu nabetrachten-? „Weet je wat", zei ik, „je bent ook iedereen niet, ik wil de zaak voor je waarnemen. Ik was ook in de verga dering en höb er alles van gezien laat mij di nabetrachting nu maar eens schrijven." „Man", zei bij, ,.je redt me van een anders wissen dood. Ga jij maar aan 'twerk, ik ga een glaasje bier drinken." Ik had er wel zin in, want vriend) Rinkema was pas geïnstalleerd cn dat wou ik wel eens beschrijven. Met kloeken tred was hij de vergaderzaal binnengegaan, had post gevat voor het kleine verhooginikje, waarop Bur gemeester en Wethouders zitten en had de eeden, bij de wet vereischt, met duidelijke stem afgelegd1. Toon was hij door den Burgemees ter gefeliciteerd en geleid' naar zijn plaats tusschen de heeren Bijvoet en Loomeijer in en had daar zitting ge nomen. Ilc moet zeggenhij maakte daar al dadelijk een schitterend fi guur. schitterend in den regelrechten zin van het woord1. Zijn zwarte ge- kleede jas, van modernen snit, glans die in het halfdonker van de Raads zaal, met buitengewone fonkeling van de satijnen lapellen. Liefelijk blonk daaronder een wit vest met moesjes, een geheel vormende van clair obscur dat aangenaam stemde. Nauwelijks was hij een uur in den Raad of hij vroeg het woord. „Mijn heer de Voorzitter Verbaasd: keek de burgemeester op men kon op zijn gelaat lezen, dat hij zijn ooren niet vertrouwde. Was het wel heusch het nieuwe lid, dat het woord vroeg? De afwachtende houding van den heer Rinkema liet evenwel geen twij fel. „Mijnheer Rinkema", zei de voor zitter. Etii daar stak de nieuweling van wal. Nooit heeft een jonge haan eerder gekraaid. Maar dit moet ik zeggen hij kraaidte goed. kort en krachtig, met helder "duid. Bijna even kort. maar minder haas tig dan collega Welsenaar. die rede voert min of meer op de manier,waar op een ander een revolver afschiet pieféén volzinpaf, de tweede volzinpoef, do derde volzin. En dan is't gedaan. Verschillende Raadsleden, die zelf maar huiselijk weg in een grijs of blauw colbertje gekomen waren, keken niet zonder afgunst naar den keurlgen dos van den nieuwen colle ga. Ook. naar ik meende op te mer ken, collega Hofland, die met prach tige gele schoenen den heelen Raad de oogen trachtte uit te steken wel te verstaan in figuurlijken zin, want al mag Hofland in zijn speeches zoo nu en dan de lucht eens ingaan, zijn voeten blijven laag bij den grond. Collega de Braai had zijn beau jour niet. 1-Iij nam een afwijzing van B. en W. om de bruggen langer geslo ten te houden, voor een toestemming op en begon op de langzame manier die hem kenmerkt, juist een woord van dank aan B. en W. te formul'ee- ren. toen zijn omgeving hem aan t verstand bracht, dat het mis was. De ze onverwachte wending van het lot bracht hem zoo van streek, dat hij nog wel trachtte te opponeeren, maar teil slotte zijn verzet in een zwak ge mompel deed ondergaan. Dan hield collega Van de Kamp beter vast. Als die eenmaal iets te pakken heeft, bijt hij door. Het ging om het pensioen van den voormaligen ambtenaar W. C. Schouten, een zaak. die door alle Raadsleden gewild werd. maar waartegen men den vorigen. keer was opgetornd, omdat het niet duidelijk was hoe Schouten een pen sioen van ƒ600 zou kunnen krijgen, zonder do nieuwe verordening, die lo. Januari in werking treedt, nu al geweld aan te doen. De eene partij wilde ƒ312 geven en dan den onge- Volgens een anderen dok-ter moot er - naast liet mierenzuur een zout zijn, dat de typische verschijnselen van den steek, als ontsteking, rood worden en opzwelling veroorzaakt. Een giftdrop pel van een bij, een heldere, zure zelfstandigheid, weegt 0.2 0.4 m.G., dat is ongeveer 1/500 van haarli chaamsgewicht. De gevoeLigheid van de menschen voor insectensteken is zeer verschil lend. Terwijl de een slechts een licht jeuken bespeurt, ontstaan bij een an der blaren, die soms lang kunnen blijven zitten. Er zijn ook gevallen, dat insectensteken roos en ontsteking veroorzaken en bij uitzondering zelfs algemeene bloedvergiftiging. Daar bij bijensteken de angel inde wond achterblijft, moet men deze zorg vuldig reinigen met een desinfecte rende vloeistof, bijv. sterk verdund carbolwater en de angel met een fijn. l'ancetje voorzichtig verwijderen. Dan is na eenige uren of in elk geval na 1 of 2 dagen de pijn over en de wond geheel genezen. Het is ook goed, het gestoken 'i- chaamsdeel zoo rustig mogelijk te hou den en de plaats met koud water of ijs af te koelen. Insectensteken, met name van bij en. zijn d&n gevaarlijk, zoo men er een groot aantal van heeft opgedaan, wanneer men bijv. door een zwerm Dijen is overvallenvooral voor kin doren is dan het gevaar groot. Een ander gevaar bestaat daarin, dat de steken in het inwendige van den hals worden gedaan, hetgeen kan voorkomen met het eten van vruchten of 't drinken uit een glas. waarin zich een wesp bevindt. Een dergelijke steek kan door het opzetten van de inwendige keelorga- nen zelfs verstikking ten gevolge hebben. Het gorgelen met ijswater tot de komst van den dokter, is in dit geval aan te raden. Tegen het jeuken helpt uitwendig het best het bestrijken met amoniak, menthololio of kalkwater met lijnolie. De beleende voorzaat. Jonkheer Koenraad van Kraaienhof tot Kraaienstein zat aan het ontbijt in zijn aartsvaderlijk kasteel. Des ridders eetlust bleek echter niet bijster groot en droevig was het hem te moe. Hoe kan ik, riep hij uit, nog spre ken van „mijn" kasteel I Geen steen van mijn. erfdeel is meer onbezwaard, van alle kanten grijnst het schulden- spook mij dreigend aan! Ik, telg van het roemruchtig geslacht der Kraaien hof tot Kraaiensteins, ik ben arm als een kerkrat! Gij, mijn voorouders hier werd de ridder theatraal gij, die met uwe koude, stalen trekken op mij neerblikt, beseft gij dan niet, wat liet zeggen, wil als een hond weggejaagd te worden uit uw en mijn huis 1 O, hadt ge, in plaats van te vechten en te twisten, gespaard, dan zou ik, die als de laatste telg eigenlijk recht heb een dubbel leven te leven, niet ondergaan in ellende! Eensklajis kwam er beroering in bet dichtsbij hangend portret. Als bewo gen door de uiting van hevigen toorn en. diepe smart ontspande zich zoo kwam het den berooiden ridder voor de harde uitdrukking in het gelaat van den voorouder, een milde, deel nemende trek kwam om den mond van het anders zoo koude, starrebeeld en toen, plotseling, na eenig gekraak, viel het schilderij van den wand en op de ontbijttafel. Donders, dat moet er nog bijko men, dat je mijn ontbijt bederft! schreeuwde de laatste telg van het roemrijke geslacht verwoed. Maar een moment daarna had jonk heer Koenraad spijt van zijn drift; hij herinnerde zich de vriendelijke uit drukking op het portret. Voorzichtig nam de ridder het stuk De kroning op om te zien of zijn voorzaat soms beschadigd was door den val. Het bleek gelukkig van niet, maar thee en boter hadden wel oppervlak kig sporen achtergelaten. Heer Koenraad wreef zorgvuldig de vlekken weg en ontdeed hiermee, tevens het portret van de dikke stoflaag van jaren en ajren. Zoo kwaiu ook de naam van den schilder bloot en dien onwillekeurig lezende, doorschokte den ridder een gevoel van onnoemelijke blijdschap. Ha, gij hebt mij den weg gewe zen, o beste mijner voorouders. Dat was uw vriendelijke blik, uw val. Dank, dank! 'n Rembrandt, wie had dat gedacht. Gered, gered 1 Nog dienzelfden dag toog jonkheer Koenraad met zijn, door twee bedien den gedragen voorouder naar een be kend kunstkooper, die, het stuk voor een echten Rembrandt erkennende, gaarne, tot nader schatting, 25 mille op het portret leende. den Paus. Gelukkig de mensch die zijn voorou ders in den lommerd brengen kan. Insectenbeton. Nu de tijd van muggen, wespen en andere kleine insecten weer daar Is, kan het zijn nut hebben na te gaan, in hoeverre' men zich voor hun steken moet wachten. In het algemeen zijn de doctoren van oordeel, dat het vergiftige ele ment bij insectensteken, als van bijen, horzels, muggen enz., het z.g. mieren- zuur is. Daarentegen beweert dir. Gariet, een Duitsch medicus, dat het giftwerk tuigje. dat aan den angel dezer dieren verbonden is, uit twee van elkaar ge scheiden kliersystemen bestaat, waar van het eene de gift-klier, een stetrk zuur. het andere een zwak alcalisch product levert, welke samen de min der aangename gevolgen van den in- sectensteek te voorschijn roepen. die in zijn eigein huis wordt bespot en tot mikpunt gemaakt van allerlei flau we, lage streken, alle dagen. Je zult er meer van hooren-, als ik vanmiddag thuisi kom. Daarop liep hij heen en smeet de deur achter zich toe. 95 DIAMANT. zou zich niet zoo veel moeite igeven voor haar broer. Door al dat gebabbel kwam het ook Wolston zelf ter oore dat er iets gaande was en dat er ijverig voor hem werd ge werkt. Daar hij Philip sinds Zondag niet had gezien, had hij natuurlijk geen rechtstreeksche mededeeling van esnigen aard ontvangen. Wat hem het eerst trof, was de meerdere belang stelling in zijn uiterlijk welzijn <fie de gevanigenisbewaker aan den dag legde. Dit was op Dinsdagmorgen, nadat de heer Clayton hij den magistraat was geweest om hem over de quaesti© van borgstelling te spreken. De bewaker, Morris geheeten, was al meer dan eens komen binnenloopen om een praatje met Ray te houden en hem wat moed: in te spreken, zooals hij liet noemde, ofschoon de verhalen die hij ten beste gaf over de wijze waarop handelaars in gestolen diamant in de val waren gelokt, niet bepaald geschikt waren om den jongen man op te beuren. Ray was echter al blij dat hij iemand had, met wien hij van tijd tot tijd kon praten, al was het dan maar over onverschillige dingen het kortte den tijd ©enigs zins en onttrok hem voor oen poos aan de kwellende gedachten, die hem somas bijna tot wanhoop dreven. Vandaag echter, toen Morris na het middagmaal met veel drukte kwam bin nenloopen, bespeurde hij terstond dat er iets ongewoons te doen was. „Wel Morris", vroeg hij, het deel van Dickens waarin hij had zitten lezen, neerleggend, „wat is er gaande dat je zoo opgewonden bent?" „Hoorde u zooeven dat gestommel niet in de gang?" Ray verk'aarde dat hij er niets van gehoord had. „Nu, we hebben er al zes te pakken, zes van de schavu'tiea die het postkantoor in de lucht hebben willen laten v'iegen „Watriep Ray uit, „hebben ze het postkantoor in de lucht willen laten vliegen? Met welk doel"' „Dat is nogal duidelijk, zou ik zeggen Natuurlijk om de diamanten te kapen, die daar eiken Maandagnacht worden bewaard om met den vroegtrein te werden verzonden. De geheele muur van de directeurskamer is ingestorthet gat is groot genoeg om er met een koets met vier paarden door te rijden, en alle ruiten zijn kapot. En ook van binnen is het kantoor verschrikkelijk gehavend." „Ja. zie je", antwoordde de man ©enigszins geheimzinnig, ,,'t was een heel complot, en zes van de kerels hebben we, DIA M A N T. 9G maar de man, die bet eigenlijk deed, is den dans ontsprongen. „Hoe komt dat zoo?" „Hij is "zoo dom geweest, het ding—ik bedoel de helsche ma- i/hine—te lang vast te houden, Ci misschien ook is het eerder gesprongen dan hij verwacht had in eik geval echter heeft het hem zijn hoofd gekost. Zij hebben hem met verbrijzelden schedel bij den muur gevonden't was afschuwelijk om te zien. En weet je wie het was? Niemand anders dan Daddy Smith, die niet lang geleden vier jaar heeft gehad, omdat hij hetzelfde kunstje heeft geprobeerd in de kantoren van Magnus." „Maar wie zijn de zes, die ze gepakt hebben?' „Ik zal je verteil n, hoe het gegaan is. Daddy Smith, die men mag zeggen wat men wil een kranige kerel was, een vent met durf in zijn lijf, zou de bom vlak vóór het kantoor neerleggen, en als de explosie had plaats gehad, dan zouden de anderen komen, om hun slag te slaan. Het plannetje was niet kwaad overlegd, maar gelukkig was de politio bijtijds gewaarschuwd, zoodat juist toen de rekels hun kans dachten waar te nemen, zij inspecteur Hughes en een heelen troep agenten tegen het lijf liepen, 't Was natuurlijk dadelijkKip, ik heb je I Mooier kon bet niet i 't Is alleen jammer, dat er toch nog een paar zijn ontsnapt." „En het zestal is nu hierheen gebracht?" „Ja, vanochtend hebben ze bet eerste verhoor ondergaan. Ik denk dat ik ze hier wel een poos zal houden, want eer zoo'n zaakje behoorlijk geïnstrueerd is, gaan er gauw een paar maanden voorbij." Ray voelde weinig lust om op het onderwerp verder in te gaan; in den grond was de zaak hem volmaakt onverschillig. „Maar»" iging de bewaker op een anderen toon voort, „dit was het eigenlijk niet wat ik u kwam vertellen, meneer". (Ray was verwonderd over dit blijk van respect, dat hij niet van den man gewoon was.) „Laat nu maar niet langer het hoofd hangen, want ik denk, dat u hier al den langsten tijd geze ten hebt." „Ik meen wat ik zeg. Er is vanochtend lang en breed over uw zaak gesproken, ofschoon ik het eigenlijk niet mag ver tellen. Er is op het parket een meneer geweest, een vreem deling, ze zeggen, dat hij lid van het parlement is om den magistraat een borgstelling voor u aan te bieden, en 't zou me niets verwonderen, na al, wat ik er van heb gehoord,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8