De Uitvinder van kt rijwiel.
Haarlemmer Halletjes.
gedeelte van den weg, dat bijzonder
somber en eenzaam was. Rechts lag
een open vlakte en links over een
vrij hoogen dijk de hoofdlijn van den
grooten N.-VV. Spoorweg, ongeveer
2 of3 mijlen evenwijdig met den straat
weg, terwijl een heg dien scheid
de van den onderkant van den dijk.
liet flikkeren van een waarschuwend
rood licht, aan een seinpaal, terwijl
ik langs den dijk reed, gaf een nieu
we richting aan mijn gedachten. De
heede streek was onlangs in opschud
ding gebracht dioor het gevoel van
een dreigend gevaar. De meest koel
bloedige en wreede pogingen waren
op eenige van onze groote spoorba
nen aangewend' om sneltreinen te doen
ontsporen. Eenige van die pogingen
waren geslaagd en er hadden ver
scheidene groote rampen plaats ge
had enkele waren nog juist intijds
ontdekt om het onheil te voorkomen,
terwijl andere gelukkig machteloos
bleken te zijn om de zware locomotie
ven en treinen omver te werpen.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen,
ondanks alle mogelijke waakzaam
heid op die lijn van tailooze politiebe
ambten, was die misdadiger of waren
de misdadigers nog niet ontdekt
Machinisten, de flinkste en moedig
ste beambten in het Rijk, werden ze
nuwachtig en wantrouwend. De tree
plank van de locomotief werd een
plaats, die plotseling vreeselijk gevaar
beduidde. Sterke mannen grepen be
vend' naar de stuurkruk, als zij in het
donker over een open vlakte snorden,
en slaakten een zucht van verlichting
als zij aan het eind© van de reis hun
aflosbriefje" konden teekenen. Me
nigeen had' geweigerd bevorderd te
worden, daar hij bevreesd' was voor
liet besturen van een nacht-express-
trein.
De zaak begon heel ernstig te wor
den en een paar spoorwegmaatschap
pijen hadden groote belooningen uit
geloofd voor de ontdekking en inhech
tenisneming van den misdadiger. Dit
alles schoot mij door het hoofd, ter
wijl ik nu vrij langzaam voorttrapte,
want de weg steeg, en mijn beenen
werden moe.. Ik had meer dan veer
tig mijlen gereden, en slechts vijf mi
nuten gerust. Eensklaps, toevallig om
hoog kijkende naai- den spoordijk,
schrikte ik hevig, want ik zag, scherp
afgeteekend tegen die donkere lucht,
de gedaante van een man. die in
gebukte houding bezig scheen iets
aan de rails te doen. In een oogwenk
doorzag ik den toestand. De misdadi
ger, die de treinen deed ontsporen,
was aan het werk Behoedzaam stap
te ik af en overlegde wat mij te doen
stond. De heele zaak was als een uit
komst voor mij. Indien hij wezenlijk
iets op de baan legde, was hu na
tuurlijk een wanhopige vijand en het
zou een roekelooze daad zijn, hem
aan te vallenjuist wat ik in mijn
stemming noodg had. Daarop schoot
■mij iets anders te binnen. De groote
N.-W. Spoorweg had' honderd pond
sterling uitgeloofd. Als ik die kon ver
dienen, was ik gered
Dit denkbeeld gaf mij moed. Ik
klom over de lage heg en kroop voor
zichtig, onhoorbaar, den dijk op. Ein
delijk was mijn hoofd gelijk met den
bovenrand. Goed De man had niets
gezien of gehoord. Hij stond gebukt,
met zijn rug naar mij toe, en bond
met een touw iets om de rails. Wij
waren tien meter van elkaar af. Ik
klemde de tanden, op elkaar en be
reidde mij voor op den aanval.
Met één sprong was ik bij hem
maar te laat. Ilij hacL mij gehoord,
zoodra mijn voet het gras verliet en
op het grind trapte terstond keerde
hij zich om, stond overeind en zag
mij aan.
Ik gaf hem met de linkerhand een
flinken slag op zijn kaak en greep
hem met de rechter bij zijn kraag.
Laat los gilde hij.
Neen, zeker niet! riep ik terug.
Ddar dan! antwoordde hij. Ik
zag iets flikkeren, terwijl hii zijn
rechterhand1 ophief en naar mijn borst
stak maar ik was hem te vlug. Ik
sloeg zijn arm weg en kreeg den steek
in mijn linken-arm. Ik voelde het mes
in mijn mouw en de punt drong in
mijn vleesch. Doch dit verdubbelde
slechts mijn woede. Ik liet zijn kraag
los, sloeg zijn rechter-elleboog naar
boven, zoodat het mes uit zijn hand
vloog en over den dijk viel. gaf hem
een duw in de linkerzijde, deed, alsof
ik ham voorbij wilde gaan, maai- gaf
hom daarbij een .stomp naar achteren
een boksstomp, dien ik mijn laat
ste vacantie geleerd! had zoodat hij
met zij in achterhoofd op een rail viel
en als een blok bleef liggen. Ik had
hem verslagen. Maar er was meer te
dloieni, en ik had! geen tijd te verlie
zen.
Ik moest de voorwerpen van de rails
verwijderen en mijn gevangene kne
velen. In de eerste plaats moest ik
licht hebben. Schielijk liep ik de hel
ling af, haalde miijn fietslantaarn en
snelde terug naar boven.. Toen zag
ik den geheelen omvang van zijn
schurkenstreek.
Hij had drie oude staven genomen,
die waarschijnlijk op zijde van den
spoorweg gelegen hadden twee daar
van had hij stevig op de rails gebon
den met een tusschenruimto van een
paar voet. Hij was bezig geweest, er
de derde staaf stevig op te binden,
met een hoek naar boven, zoodat zij
in den stuurbout van de locomotief
moest haken en de machine breken.
Die derde staaf nam ik weg. Toen
greep ik een eind touw, dat hij ge-
bruikithad, en bond zijn armen en
beenen vast. Daarop wijdde ik al mijn
aandacht aan de twee andere staven,
toen ik eensklaps ontstelde van een
onheilspellend' geluid in de richting
van Londen. Daar kwam een trein
aan. Met een wanhoopskreet rukte ik
aan de touweni. Tevergeefs. Ik kon. ze
niet los krijgen. Ik voelde in mijn
zak... Neen, mijn mes had ik thuis
gelaten. Het wapen van. den misdadi
ger Waar was dat
Het zou te veel tijd gekost hebben
om dat te gaan zoeken in het gras.
Met ontzetting keek ik recht voor mij
uit. Daar, in de verte, naderden twee
vurige oogen. De trein kwam met
groote snelheid aan. Hoe kon ik hem
tegenhouden? Terwijl ik mij die
vraag stelcle, voelde ik iets uit mijn
linkermouw druppelen. Ik richtte er
mijn lantaarn op. Het bloed sijpelde
uit de wond, die ik geheel vergeten
had. Dat was een ingevingMet de
bede, dat het niet te laat mocht zijn,
nam ik mijn zakdoek en drukte deze
tegen mijn arm.. Weldra was de zak
doek met bloed doortrokken.
Ik keek weer voor mij uit. O, die
lichtenZij waren misschien niet
moer dan, een mijl van mij af.
Schielijk vouwde ik mijn van bloed
druipenden zakdoek driedubbel op en
hield hein voor mijn fietslantaarn.
TriomfIk had een rood' licht in
mijn hand
I Struikelend, waggelend, springend
liep ik den trein tegemoet, en zwaai
de mot mijn geïmproviseerd alarm
signaal zoo hard ik kon. De groote
lichten flikkerden meer en meer. het
gedruisch kwam nader. Zouden ze dap i
nooit ophouden? O! de locomotief
floot. Het was een gil van een wild
dier. Daarop volgde het gekras van
d;e rem, dc vonken spatten uit de rails,
.terwijl de wielen er overheen sleepten
een sterk licht viel op mijn gelaat en
eon heesche stem riep mij van de
locomotief toe
Wat beduidt dat? Weet ge wel,
dat gij den sneltrein naar Silkminster
doet stil staan?
GoQdiank, dat het mij gelukt is
antwoordde ik. Daarna was alles
zwart om mij heen. De overspanning
en het bloedverlies werden mij de
baas.
Toen ik bijkwam, was ik omringd
door passagiers, die mij te drinken
gaven.
Hebben zij hem vroeg ik.
Of wij hem hebbenzeide de
conducteur, en wij zullen lxem zoo
gauw niet weer los laten ook. U hebt
hem nogal stijf gebonden. Gelukkig,
dat u ons liet stilstaani, want wij zou
den andiers ontspoord zijn. Maar het
is het grappigste alarmsignaal, dat
ik ooit gezien heb. Als 'tu belieft,
he eren, weer instappen. De lijn is nu
vrij. Wat zullen we met u doen, mijn
heer
Ik ga mee. naar Silkminster. Daar
woon ik. En gij zult mijn i-ljwiel wel
kosteloos willen meenemen
Mijn fiets werd van den weg ge
haald en ik reisde eerste klasse terug
naar Silkminster. De conducteur, die
iets van ambplancewerk kende, had
mijn wond, welke vrij onbeduidend
bleek, verbonden. Een mijner reisge-
nooten was toevallig een. der direc
teuren van de lijn en ik vertelde hem,
hoe ik den booswicht betrapt en ge
kneveld had. Hij wenschte mij harte
lijk geluk en zeide, dat de maatschap-
pij mij stellig de belooning zou uit
betalen.
Vergeef mij, zeide ik, maar mag
ik er terstond om vragen, binnen
veertien dagen althansOm u de
waarheid te zeggen, is dat geld een
uitkomst voor mij. Het zal mij voor
ondergang behoeden
En dat was zoo. De volgende week
was ik in staat, het kantoor van mijn
patroon te betreden met mijn boeken
geheel in orde. De heer Marsh schud
de mij de hand en zei
Wij zullen u niet vragen, om de
vergissing uit te leer,gen of hoe gij
haar hersteld hebt. Wij vertrouwen al
leen, dat de wijze, waarop wü met u
gehandeld hebben, zal voorkomen, dat
dergelijke vergissingen weer plaats
hebben want in dat geval zou zelfs
de moedige- daad, zooals die, welke
gij verleden week volbracht hebt
of dc uitkomst daarvan u niet
meer kunnen redden. Maar wij ver
trouwen, dat die zaak nu voor goed
uit is.
En, dat was zij ook. Ik geloof niet,
dat de patroons ooit meer reden tot
klagen over mij gehad hebben. En
den dag waarop ik zag dat Jozef
Berch, ontslagen arbeider van de
groote N.-W. Spoorwegmaatschappij
veroordeeld was tot zeven jaar dwang
arbeid, omdat hij getracht had een
sneltrein te doen ontsporen, was ik
weer rustig aan den arbeid.
Men, is het er vrijwel over eens,
schrijft Dc Fiets, dat de uitvinder van
het rijwiel is geweest Freiherr Karl
Friderich Christiaan Ludwig Drais von
Sauerbronn, kortweg genoemd baron
von Drais.
Nornen est omen. Dat de uitvinder
van de fiets nu ook net „draai-es"
moest heeten!
Hij werd geboren 29 April 1785 als
de zoon van den Hof- en Regierungsrafc
van den Markgraaf Karl Friedrich van
Baden welke vorst hem ten doop hield.
Drais' vader, die aan een epileptische
ziekte leed, veranderde nogal eens dik
wijls van woonplaats en achtereenvol
gens verhuisde de familie van Karls
ruhe naar Kirchberg, Pforcheim, Dur-
lach, Itastatt, Karlsruhe, weer naar
Rastatt, weer naar Karlsruhe, Frei
burg en Bruch-Mannlieim. De oude
Drais behoorde, trots zijn ziekte, tot
de ypornaamst© en meest beteekende
staatsambtenaren van Baden en ge
noot het juiste vertrouwen van zijn
vorst. Het kind genoot eerst lager on
derwijs, kwam na, den dood zijner moe
der o]) een „Privatforstlehranstalt,"
die zijn oom oprichtte en bleef daar
van zijn vijftiende tot zijn achttiende
jaar. Toen ging hij naar de universiteit
te Heidelberg en studeerde er physica,
oeconomie en architectuur. In 1806
Een Z&terdag avondpraat] e.
Woensdagavond ontmoette ik den
gewonen Nabetrachter van dit blad,
die in wanhoop zei,,IIeb je nu ooit
zoo'n Raadsvergadering gezien als die
van vanmiddag? Niets dan ©en instal
latie, goedkeuring van geloofsbrieven,
geheime zitting en, de rest uitgesteld
tot nader. Hoe ter wereld kan een
mensch daarover nu nabetrachten-?
„Weet je wat", zei ik, „je bent ook
iedereen niet, ik wil de zaak voor je
waarnemen. Ik was ook in de verga
dering en höb er alles van gezien laat
mij di nabetrachting nu maar eens
schrijven." „Man", zei bij, ,.je
redt me van een anders wissen dood.
Ga jij maar aan 'twerk, ik ga een
glaasje bier drinken."
Ik had er wel zin in, want vriend)
Rinkema was pas geïnstalleerd cn dat
wou ik wel eens beschrijven. Met
kloeken tred was hij de vergaderzaal
binnengegaan, had post gevat voor
het kleine verhooginikje, waarop Bur
gemeester en Wethouders zitten en
had de eeden, bij de wet vereischt,
met duidelijke stem afgelegd1.
Toon was hij door den Burgemees
ter gefeliciteerd en geleid' naar zijn
plaats tusschen de heeren Bijvoet en
Loomeijer in en had daar zitting ge
nomen. Ilc moet zeggenhij maakte
daar al dadelijk een schitterend fi
guur. schitterend in den regelrechten
zin van het woord1. Zijn zwarte ge-
kleede jas, van modernen snit, glans
die in het halfdonker van de Raads
zaal, met buitengewone fonkeling van
de satijnen lapellen. Liefelijk blonk
daaronder een wit vest met moesjes,
een geheel vormende van clair obscur
dat aangenaam stemde.
Nauwelijks was hij een uur in den
Raad of hij vroeg het woord. „Mijn
heer de Voorzitter
Verbaasd: keek de burgemeester op
men kon op zijn gelaat lezen, dat hij
zijn ooren niet vertrouwde. Was het
wel heusch het nieuwe lid, dat het
woord vroeg?
De afwachtende houding van den
heer Rinkema liet evenwel geen twij
fel. „Mijnheer Rinkema", zei de voor
zitter. Etii daar stak de nieuweling
van wal. Nooit heeft een jonge haan
eerder gekraaid. Maar dit moet ik
zeggen hij kraaidte goed. kort en
krachtig, met helder "duid.
Bijna even kort. maar minder haas
tig dan collega Welsenaar. die rede
voert min of meer op de manier,waar
op een ander een revolver afschiet
pieféén volzinpaf, de tweede
volzinpoef, do derde volzin. En
dan is't gedaan.
Verschillende Raadsleden, die
zelf maar huiselijk weg in een grijs
of blauw colbertje gekomen waren,
keken niet zonder afgunst naar den
keurlgen dos van den nieuwen colle
ga. Ook. naar ik meende op te mer
ken, collega Hofland, die met prach
tige gele schoenen den heelen Raad
de oogen trachtte uit te steken wel
te verstaan in figuurlijken zin, want
al mag Hofland in zijn speeches zoo
nu en dan de lucht eens ingaan, zijn
voeten blijven laag bij den grond.
Collega de Braai had zijn beau jour
niet. 1-Iij nam een afwijzing van B.
en W. om de bruggen langer geslo
ten te houden, voor een toestemming
op en begon op de langzame manier
die hem kenmerkt, juist een woord
van dank aan B. en W. te formul'ee-
ren. toen zijn omgeving hem aan t
verstand bracht, dat het mis was. De
ze onverwachte wending van het lot
bracht hem zoo van streek, dat hij
nog wel trachtte te opponeeren, maar
teil slotte zijn verzet in een zwak ge
mompel deed ondergaan.
Dan hield collega Van de Kamp
beter vast. Als die eenmaal iets te
pakken heeft, bijt hij door. Het ging
om het pensioen van den voormaligen
ambtenaar W. C. Schouten, een zaak.
die door alle Raadsleden gewild werd.
maar waartegen men den vorigen.
keer was opgetornd, omdat het niet
duidelijk was hoe Schouten een pen
sioen van ƒ600 zou kunnen krijgen,
zonder do nieuwe verordening, die
lo. Januari in werking treedt, nu al
geweld aan te doen. De eene partij
wilde ƒ312 geven en dan den onge-
Volgens een anderen dok-ter moot er -
naast liet mierenzuur een zout zijn,
dat de typische verschijnselen van den
steek, als ontsteking, rood worden en
opzwelling veroorzaakt. Een giftdrop
pel van een bij, een heldere, zure
zelfstandigheid, weegt 0.2 0.4 m.G.,
dat is ongeveer 1/500 van haarli
chaamsgewicht.
De gevoeLigheid van de menschen
voor insectensteken is zeer verschil
lend. Terwijl de een slechts een licht
jeuken bespeurt, ontstaan bij een an
der blaren, die soms lang kunnen
blijven zitten. Er zijn ook gevallen,
dat insectensteken roos en ontsteking
veroorzaken en bij uitzondering zelfs
algemeene bloedvergiftiging.
Daar bij bijensteken de angel inde
wond achterblijft, moet men deze zorg
vuldig reinigen met een desinfecte
rende vloeistof, bijv. sterk verdund
carbolwater en de angel met een fijn.
l'ancetje voorzichtig verwijderen. Dan
is na eenige uren of in elk geval na
1 of 2 dagen de pijn over en de wond
geheel genezen.
Het is ook goed, het gestoken 'i-
chaamsdeel zoo rustig mogelijk te hou
den en de plaats met koud water of
ijs af te koelen.
Insectensteken, met name van bij
en. zijn d&n gevaarlijk, zoo men er
een groot aantal van heeft opgedaan,
wanneer men bijv. door een zwerm
Dijen is overvallenvooral voor kin
doren is dan het gevaar groot.
Een ander gevaar bestaat daarin,
dat de steken in het inwendige van
den hals worden gedaan, hetgeen kan
voorkomen met het eten van vruchten
of 't drinken uit een glas. waarin zich
een wesp bevindt.
Een dergelijke steek kan door het
opzetten van de inwendige keelorga-
nen zelfs verstikking ten gevolge
hebben.
Het gorgelen met ijswater tot de
komst van den dokter, is in dit geval
aan te raden.
Tegen het jeuken helpt uitwendig
het best het bestrijken met amoniak,
menthololio of kalkwater met lijnolie.
De beleende voorzaat.
Jonkheer Koenraad van Kraaienhof
tot Kraaienstein zat aan het ontbijt
in zijn aartsvaderlijk kasteel.
Des ridders eetlust bleek echter niet
bijster groot en droevig was het hem
te moe.
Hoe kan ik, riep hij uit, nog spre
ken van „mijn" kasteel I Geen steen
van mijn. erfdeel is meer onbezwaard,
van alle kanten grijnst het schulden-
spook mij dreigend aan! Ik, telg van
het roemruchtig geslacht der Kraaien
hof tot Kraaiensteins, ik ben arm als
een kerkrat!
Gij, mijn voorouders hier werd de
ridder theatraal gij, die met uwe
koude, stalen trekken op mij neerblikt,
beseft gij dan niet, wat liet zeggen, wil
als een hond weggejaagd te worden uit
uw en mijn huis 1 O, hadt ge, in plaats
van te vechten en te twisten, gespaard,
dan zou ik, die als de laatste telg
eigenlijk recht heb een dubbel leven te
leven, niet ondergaan in ellende!
Eensklajis kwam er beroering in bet
dichtsbij hangend portret. Als bewo
gen door de uiting van hevigen toorn
en. diepe smart ontspande zich zoo
kwam het den berooiden ridder voor
de harde uitdrukking in het gelaat
van den voorouder, een milde, deel
nemende trek kwam om den mond van
het anders zoo koude, starrebeeld en
toen, plotseling, na eenig gekraak, viel
het schilderij van den wand en op de
ontbijttafel.
Donders, dat moet er nog bijko
men, dat je mijn ontbijt bederft!
schreeuwde de laatste telg van het
roemrijke geslacht verwoed.
Maar een moment daarna had jonk
heer Koenraad spijt van zijn drift; hij
herinnerde zich de vriendelijke uit
drukking op het portret.
Voorzichtig nam de ridder het stuk
De kroning
op om te zien of zijn voorzaat soms
beschadigd was door den val.
Het bleek gelukkig van niet, maar
thee en boter hadden wel oppervlak
kig sporen achtergelaten.
Heer Koenraad wreef zorgvuldig de
vlekken weg en ontdeed hiermee, tevens
het portret van de dikke stoflaag van
jaren en ajren. Zoo kwaiu ook de
naam van den schilder bloot en dien
onwillekeurig lezende, doorschokte den
ridder een gevoel van onnoemelijke
blijdschap.
Ha, gij hebt mij den weg gewe
zen, o beste mijner voorouders. Dat
was uw vriendelijke blik, uw val. Dank,
dank! 'n Rembrandt, wie had dat
gedacht. Gered, gered 1
Nog dienzelfden dag toog jonkheer
Koenraad met zijn, door twee bedien
den gedragen voorouder naar een be
kend kunstkooper, die, het stuk voor
een echten Rembrandt erkennende,
gaarne, tot nader schatting, 25 mille
op het portret leende.
den Paus.
Gelukkig de mensch die zijn voorou
ders in den lommerd brengen kan.
Insectenbeton.
Nu de tijd van muggen, wespen en
andere kleine insecten weer daar Is,
kan het zijn nut hebben na te gaan,
in hoeverre' men zich voor hun steken
moet wachten.
In het algemeen zijn de doctoren
van oordeel, dat het vergiftige ele
ment bij insectensteken, als van bijen,
horzels, muggen enz., het z.g. mieren-
zuur is.
Daarentegen beweert dir. Gariet, een
Duitsch medicus, dat het giftwerk
tuigje. dat aan den angel dezer dieren
verbonden is, uit twee van elkaar ge
scheiden kliersystemen bestaat, waar
van het eene de gift-klier, een stetrk
zuur. het andere een zwak alcalisch
product levert, welke samen de min
der aangename gevolgen van den in-
sectensteek te voorschijn roepen.
die in zijn eigein huis wordt bespot en
tot mikpunt gemaakt van allerlei flau
we, lage streken, alle dagen. Je zult
er meer van hooren-, als ik vanmiddag
thuisi kom.
Daarop liep hij heen en smeet de
deur achter zich toe.
95 DIAMANT.
zou zich niet zoo veel moeite igeven voor haar broer.
Door al dat gebabbel kwam het ook Wolston zelf ter oore
dat er iets gaande was en dat er ijverig voor hem werd ge
werkt. Daar hij Philip sinds Zondag niet had gezien, had hij
natuurlijk geen rechtstreeksche mededeeling van esnigen aard
ontvangen. Wat hem het eerst trof, was de meerdere belang
stelling in zijn uiterlijk welzijn <fie de gevanigenisbewaker aan
den dag legde. Dit was op Dinsdagmorgen, nadat de heer
Clayton hij den magistraat was geweest om hem over de
quaesti© van borgstelling te spreken. De bewaker, Morris
geheeten, was al meer dan eens komen binnenloopen om een
praatje met Ray te houden en hem wat moed: in te spreken,
zooals hij liet noemde, ofschoon de verhalen die hij ten beste
gaf over de wijze waarop handelaars in gestolen diamant in
de val waren gelokt, niet bepaald geschikt waren om den
jongen man op te beuren. Ray was echter al blij dat hij iemand
had, met wien hij van tijd tot tijd kon praten, al was het dan
maar over onverschillige dingen het kortte den tijd ©enigs
zins en onttrok hem voor oen poos aan de kwellende gedachten,
die hem somas bijna tot wanhoop dreven. Vandaag echter,
toen Morris na het middagmaal met veel drukte kwam bin
nenloopen, bespeurde hij terstond dat er iets ongewoons te
doen was.
„Wel Morris", vroeg hij, het deel van Dickens waarin hij
had zitten lezen, neerleggend, „wat is er gaande dat je zoo
opgewonden bent?"
„Hoorde u zooeven dat gestommel niet in de gang?"
Ray verk'aarde dat hij er niets van gehoord had.
„Nu, we hebben er al zes te pakken, zes van de schavu'tiea
die het postkantoor in de lucht hebben willen laten v'iegen
„Watriep Ray uit, „hebben ze het postkantoor in de
lucht willen laten vliegen? Met welk doel"'
„Dat is nogal duidelijk, zou ik zeggen Natuurlijk om de
diamanten te kapen, die daar eiken Maandagnacht worden
bewaard om met den vroegtrein te werden verzonden. De
geheele muur van de directeurskamer is ingestorthet gat
is groot genoeg om er met een koets met vier paarden door
te rijden, en alle ruiten zijn kapot. En ook van binnen is het
kantoor verschrikkelijk gehavend."
„Ja. zie je", antwoordde de man ©enigszins geheimzinnig,
,,'t was een heel complot, en zes van de kerels hebben we,
DIA M A N T. 9G
maar de man, die bet eigenlijk deed, is den dans ontsprongen.
„Hoe komt dat zoo?"
„Hij is "zoo dom geweest, het ding—ik bedoel de helsche ma-
i/hine—te lang vast te houden, Ci misschien ook is het eerder
gesprongen dan hij verwacht had in eik geval echter heeft
het hem zijn hoofd gekost. Zij hebben hem met verbrijzelden
schedel bij den muur gevonden't was afschuwelijk om te
zien. En weet je wie het was? Niemand anders dan Daddy
Smith, die niet lang geleden vier jaar heeft gehad, omdat hij
hetzelfde kunstje heeft geprobeerd in de kantoren van Magnus."
„Maar wie zijn de zes, die ze gepakt hebben?'
„Ik zal je verteil n, hoe het gegaan is. Daddy Smith, die
men mag zeggen wat men wil een kranige kerel was, een
vent met durf in zijn lijf, zou de bom vlak vóór het kantoor
neerleggen, en als de explosie had plaats gehad, dan zouden
de anderen komen, om hun slag te slaan. Het plannetje was
niet kwaad overlegd, maar gelukkig was de politio bijtijds
gewaarschuwd, zoodat juist toen de rekels hun kans dachten
waar te nemen, zij inspecteur Hughes en een heelen troep
agenten tegen het lijf liepen, 't Was natuurlijk dadelijkKip,
ik heb je I Mooier kon bet niet i 't Is alleen jammer, dat er
toch nog een paar zijn ontsnapt."
„En het zestal is nu hierheen gebracht?"
„Ja, vanochtend hebben ze bet eerste verhoor ondergaan.
Ik denk dat ik ze hier wel een poos zal houden, want eer
zoo'n zaakje behoorlijk geïnstrueerd is, gaan er gauw een
paar maanden voorbij."
Ray voelde weinig lust om op het onderwerp verder in te
gaan; in den grond was de zaak hem volmaakt onverschillig.
„Maar»" iging de bewaker op een anderen toon voort, „dit
was het eigenlijk niet wat ik u kwam vertellen, meneer". (Ray
was verwonderd over dit blijk van respect, dat hij niet van
den man gewoon was.) „Laat nu maar niet langer het hoofd
hangen, want ik denk, dat u hier al den langsten tijd geze
ten hebt."
„Ik meen wat ik zeg. Er is vanochtend lang en breed over
uw zaak gesproken, ofschoon ik het eigenlijk niet mag ver
tellen. Er is op het parket een meneer geweest, een vreem
deling, ze zeggen, dat hij lid van het parlement is om
den magistraat een borgstelling voor u aan te bieden, en 't
zou me niets verwonderen, na al, wat ik er van heb gehoord,