ITIES.
Tweede Blad,
KORINTJI.
B^hoorende bij
Maariem's DagbEcd"
vnn
Donderdag 27 -lag. 1903
Hr> 6134
n en Ander öYer Goadzoeken
in Atjeh en over Militaire
Marscben.
Een Atjeh-correspondent van de i
Java-Bode schrijft, onder dagteeke-
ning van 17 Juli uit Koeta-Radja, on
der meer het volgende
„Bezwaren zijn slechts d&ar, om
ze te overwinnen', zoo luidt de macht
spreuk van den tegen wo or digen gou-1
verneur, en de feiten der vijf laatste
jaren hebben die spreuk niet alleen tot
waarheid gemaakt, maar ook allen er
van doordrongen, die onder 't tegen
woordig, régime werkzaam zijn. Dit
gevoegd bij 't streven om zoover mo
gelijk in 't goudland van de boven-
Wojla door te dringen, bracht den
commandant der mobiele colonne uit
Meulaboh er wellicht toe, om een
uitweg naar 't Noorden te vinden,
toen hij met een 50-tal manschappen
tot dekking diende van den ingenieur
Mast met het goudonderzoek in die
streek.
Van een vooraf beraamd plan
schijnt geen sprake te zijn geweest.
Men zwierf nu eenmaal in Noordelij
ke richting om 't edel metaal op te
sporenwaarom er geen tocht aan
vastgeknoopt en getracht van daar
uit de Noordkust te bereikenEttelij
ke jaren geleden zou 't niemand iu
Let hoofd zijn opgekomen om zonder
eenige voorbereiding en route te gaan,
en ook heden nog is buiten Atjeh
alles in rep en roer, wanneer een
tocht als deze op 't program komt.
Wat al groote en kleine autoriteiten
zijn er bijv. niet mee gemoeid ge
weest om den tocht naar Korintji te
ondernemen. Ik spreek nu niet van
de politieke voorbereidingen, die wa
ren misschien noodig en nuttig, maar j
Leb meer 't oog op 't militair gedeel
te. Daar onderzoekingen, proefnemin-
tot in den nacht, hier een impul
sief optreden.-Eten wordt onderweg
wel gevonden, en als de gids den
weg niet meer weet, dan maar op 't
kompas voort, over bergen en dalen.
Verspert een bandjiirende rivier den
weg, fluks een vlot gemaakt en al is
t wat wrak en duurt 't wat lang, de
troep komt aan den overkant.
llarseh van Kapitein Adama
van Scheltema.
Doch laten we trachten een geregeld
verhaal te geven van den zoo roem-
vollen marsch. In den vroegen mor-
van den 6en Juni richtten de
kapitein Adama van Scheltema waar-
Lij ook de commandant van de op
de Westkust ageerendé compagnie
Amboineezen van het 3e bataljon, de
kapitein Munter, en de mijningenieur
Janssen met een 2J groep sterke macht
hunne schreden naar Balé Goemé. Al
spoedig bleek 't, dat men te veel naar
t Zuiden afzakte, doch daar de gids
geen anderen weg wist, werd doorge
marcheerd. Zoo bereikte men om 4 uur
s namiddags Gadjah Maté, bekend
mder den naam van Poetjo Mo ego,
een ladang die geheel verlaten bleek.
Van hier liep een pad in hoofdza-
telijk Noordelijke richting, dat over
ladang Aloeë Pineung en Djahoem
'oerde, en waar reizigers, die naar
Ara moeten, meestal in een grot over-
lachten. Hoewel laatstgenoemde
ilaats verlaten bleek en het zoeken
iaar goud er grootendeels heeft opge
houden, was het instellen van een
onderzoek hier van veel belang, om-
lat, volgens mededeelingen. vroeger te
ira zich kongsie'® vormden om goud
e winnen, wel een bewijs, dat de
ipbrengst van 't edel metaal niet zoo
ering zal geweest zijn. Waarschijn-
ijk geschiedde dit niet alleen op dc
laats Ara zelf. Met voordacht wordt
lier gesproken van plaats, omdat,
ooals een paar dagen later bleek, van
en kampong geen sprake kan zijn.
Ie oevers toch van de rivieren in dit
ladschap en speciaal op de aange
wezen plek bleken zóó steil, dat er
oogstens gelegenheid is er een paar
mtjes te bouwen.
Den 7en Juni werd; de weg naar
beë Pineung ingeslagen. Toen de
oep tegen half drie des namiddags
ae ladang bereikte, was de bevol-
ing, die de patrouille op grooten af-
and had zien aankomen, naaa; hein-
en ver gevlucht. Vooreerst bleek
uit haar overhaaste vlucht enbo-
mdien uit het feit, dat bij 't betrek-
van het bivak van een hoogen
öd een drietal schoten op den troep
ffden gelost, die evenwel hun/loei
feten. Een kleine patrouille verjoeg
schutters, terwijl een andere den
atiek doorzocht en in de richting
m den Balé Goemé een ladang ont-
ite, die uit een 17-tal pondonks be-
aande, werd opgeruimd. Om in de
feding van den troep te voorzien,
»s één der padi-schuren met baar
tooud gespaard gebleven. Uit een
•tóe van circa 20 karbouwen, op de
iang aan de Aloe Pineung gele
ek werd er een uitgezocht om voor
henoodigde dierlijke voedsel te die-
o. De twee daaropvolgende dagen
rasten grootendieels worden zoek ge
acht met het opsporen van den weg
ar Tjahoem, daar de gids het spoor
ister was. Nadat men den eersten
S daartoe vergeefsche pogingen in
werk had gesteld, en omstreeks 1
aamiddag onverrichterzake in het
bivak was teruggekeerd, slaagde
Pitein Munter er den volgenden dag
het goede pad te vinden. Daar de
«ek, die men nru zou moeten pas
sen, vrijwel terra incognito was,
sloot de commandant eerst de noo-
;e padi te doen stampen, en begaf
colonne zich 's anderen daags,
^en van drie dagen vivres, door
den man gedragen, en vier dagen
vivres bij den trein, om halfzes voor
middags op weg naar Tjahoem. Het
geluk diende ons troepje, daar Tja
hoem reeds om 1 uur 's middags werd
bereikt Hoewel nu de gids beweerde,
dot een even groot traject de colonne
nog van het hierboven besproken Ara
scheidde, werd na een korte rust
doorgemarcheerd, 's Mans kennis in 't
schatten van afstanden bleek niet
groot te zijnalthans de troep
was om kwart voor vier aan 't punt
gekomen dat als Ara werd aange
duid.
Of hier ooit een vaste vestiging is
geweest, valt te betwijfelen. In ieder
geval was men naar beste weten op
het punt gekomen, waar volgens
zeggen goud moest worden gevonden,
en maakte de ingenieur zich ook den
beschikbaren tijd ten nutte, om met
zijn helpers daarnaar een onderzoek
in te stellen. Het resultaat hiervan is
nog niet openbaar gemaakt. Uit den
aard der zaak valt van zoo'n vluchtig
onderzoek ndet veel te zeggen on is 't
dan ook alleen van belang om bij la
tere gelegenheid te dienen als punt
van uitgang voor een nauwgezetten
arbeid.
Do gids zelf in do war.
Ladiëm was nu ae eerstvolgende
étappeplaats. Op den 11 en Juni brak
men te dien einde om half acht in
den morgen met 2 groepen op. De
groep, wier taak dekking van den
mijningenieur was, volgde later. Men
kwam 's middags om 3 uur te Ladiëm
aan en was, volgens beweren van den
gids, nog maar een half uur van Anöë
verwijderd, wel was het pad daar
heen uiterst moeilijk, maar in den
aangegeven tijd was de afstand af te
leggen. Hierdoor verleid ging men op
weg. Na eerst een hoogte van een
kleine 250 M. beklommen te hebben,
voerde het pad steil naar beneden,
doch in-stede van nu aan de Kroeëng
Wojla te zijn aangekomen1, stond men
voor een klein riviertje, dat. op de
kaart niet. was thuis te brengen en
evenmin1 door den gids werd berkend.
Alleen wist déze van booren zeggen,
dat het pad, waarop men zich be
vond, naar Anóë leidde. Op de vraag
hoever men nu nog van 't genoemde
punt was verwijderd, was zijn ant
woord al even nietszeggend. Goedle
raad wais duur. In de eerste plaats
was men er op bedacht om den trein
te doen opsluiten, wat in 't moeilijke,
glibberige terrein, langs een steile
helling ontzaglijk veel tijd vorderde.
Hierin geslaagd zijnde, was de zon
achter die lam verdwenen en de duis
ternis reeds ingevallen. Wel had men
van den tij dl, die noodig was geweest
om het achtergebleven gedeelte te doen
opmarcheeren. gebruik gemaakt om1,
gewapend met brandende obors, een
uitweg te vinden, maar tevergeefs. Er
echoot dus niets anders over dan, na
dat om half elf 's avonds het geheele
troepje venaenigd' was, ter plaatse een
bivak te betrekken. Of onze mannen
na zulk een moeitevollen tocht een
warm souper en een zacht bed. wacht
ten, valt te betwijfelen, daar van af
'smiddags een milde regen het aard
rijk had besproeid en een groot deel
van den nacht aanhield. Nauw was
'tdag of 't terrein. Werd verkend. En
ziet, wat natuurlijk den avond te vo
ren ondoenlijk was geweest, bleek nu
gemakkelijk. In minder dan geen tijd
bad men de overtuiging, dat't rivier
tje, waar men gebivakkeerd! bad, de
Kroeëng Anöë moest wezen en de
Kroeëng Reunggeuih, vlak tegenover
Anöë gelegen, Jiiet verder dan een
half uur marcheeren verwijderd
was.
Om half acht opgebroken, werd de
Kroeëng Reunggeuih zonder veel moei
lijkheden doorwaad en kon de troep
zich o-mstreeks 9 uur des voormiddags
te Roemöh Ba'oë de welverdiende rust
verschaffen. (Roemöh Ba'oë is gelegen
aan de samenvloeiing van de zoöfeven
genoemde rivier en de Kroeëng Inong
Wolja nabij het op de kaart- aange
geven hoogtepunt 286).
De geheele streek bleek verlaten,
enkele karbouwen, die rondliepen en
waarvan een tweetal werd neergescho
ten, om de colonne 't noodige vleesch
te verschaffen, duidden er op, dat cle
afwezigheid der bewoners slechts van
tijdlelijken) aard moest zijn.
Eene. in den namiddag in de rich
ting van Geumpang gemaakte ver
kenning bewees, dat de Kroeëng' Pa-
meue bij Oeioe Anjon, waar de Kroe
ëng Meu geurientjing er in valt, moest
worden overgestoken. Daar de kabtl
gekapt en de Kroeëng Pameue be
paald ondoorwaadbaar bleek, moest
dus naar vlotten worden omgezien om
de troep over te zetten. Gelukkig vond
men een kltin vlot wat booger op. Van
dit vaartuig werd dan ook den vol
genden morgen gebruik gemaakt om
den overkant te bereiken. Pogingen
om 't bestaande vlot te vergrootenmet
planken en steelen van sagoebladen,
mislukten ten eenemalé, zoodat een
paar uur te loor ging met 't overzet
ten der colonne. Alsof men nog niet
voldoende van het hemelwater had
geprofiteerd, regende het den ganschen
middag en was 't onmogelijk Djam-
boeh Reulok te bereiken. daar de
Kroeëng Mengeringtjing. die meerma
len moest worden overgestoken, ten
laatste ondoorwaadbaar werd, zoodat
men op ongeveer 1 kilometer van die
plaats 't bivak moest betrekken.
Zware Regen.
Den 14en Juni, 's morgens om 6
uur afmarcheerend, werden achter
eenvolgens Djamboeh Reuiok, de
Kroeëng Lamjeuë en tegen 1 uur na
middag de eerstvolgende kustplaats,
aau die rivier gelegen, bereikt Het
weer liet zich zoodanig aanzien, dat
besloten werd de schade van den vo-
rigen dag in tè halen en door te
gaan tot de Poetjo Aloeë Bateë Merak,
ten einde den volgenden morgen zoo
vroeg mogelijk in Geumpang te zijn.
Maar, jawel, een gril! van God. Plu-
vius stak ook thans wederom een
spaak in 't wiel. Ternauwernood een
uurtje op marsch zijnde, begon 't zoo
te regenen, dat men 't raadzaam oor
deelde, reeds om half drie 's middags
een plaats uit te zoeken waar bivak-
keeren mogelijk was. 's Anderen
daags was 't vroeg dag. Om kwart
vóór zes werd 't sein tot den afmarsch
gegeven, waarna zonder bijzonderhe
den op den tocht te hebben ondervon
den, tegen 4 uur Geumpang werd be
reikt. Hoewel de komst van de Com-
penie blijkbaar geheel onverwacht
was, kon hiervan wegens gebrek aan
gegevtns van terrein, enz. slechts
weinig worden geprofiteerd. Het ge
lukte om eenige personen, die met
een rent jong gewapend rondliepen, op
te vatten, waarna ze tegen betaling
van een boete weer werden vrijgela
ten. Keutji Bè werd in zijn woning,
waar 't bivak werd. betrokken, niet
aangetroffen, waarom 't waarnemend
hoofd de opdracht ontving voor de le
vering van de voor den troep benoo-
digde rijst zorg te dragen.
Den 16en Juni werd benut om den
troep de zoo welverdiende rust -e
gunnen en den voorraad rijst aan te
vullen.
Het op den volgenden dag in de
Kroeëng Loetoeng gehouden goudon
derzoek leverde geen resultaten op.
zoodat besloten werd den 's morgens
om 6 uur aangevangen tocht naar
Blang Dalam door te zetten, alwaar
men dien dag een bivak betrok. Op
dien tocht waren in de verschillende
kampongs geen mannen, wel vrouwen
en kinderen aangetroffen. De eersten
bleken naar de ladangs te zijn. Rijst
of padi was nergens aanwezig en
moest dus van Tangsé, waar men be
zig was padi te snijden, worden aan
gevoerd.
Drie aagmarschen scheidden de co
lonne nog van Sigli. dat zonder onge
vallen in den avond van den 20en werd
bereikt.
Zooals reeds werd opgemerkt, dient
men nog af te wachten wat voor nut
de tocht voor 't goudonderzoek heeft
opgeleverd. In ieder geval is bewezen,
dat de Atjeher nergens meer veilig is
voor ons, daar langzamerhand onze
troepen Sumatra's Noordpunt van
Oost tot West en van Zuid tot Noord
hebben doorkruist.
DE TOCHT NAAK POELAU
TENGAH.
Aan de Padanger wordt, dato 23 Juli,
uit Sandaran Agoeng geschreven:
Zooals u uit bovenstaanden plaats
naam ziet, hebben we onze beddekens
opgenomen en zijn weer een eindje
gaan wandelen of, beter gezegd, bet
hoofdkwartier is verlegd van Rawang
naar Sandaran Agoeng.
Uit telegrammen hebt u zeker al ge
zien, dat het er den 19en weer warm
naar toe is gegaan. Ja, mijn waarde,
het was er bepaald warm, maar laat ik
u het liever eenigszins geregeld vertel
len.
18 Juli rukten wij van Rawang op
naar Lempoer Semarap, sterkte3 sec
tiën Europeanen en drie sectiën
inlanders en het noodige hospi-
taalpersoneel, genie en trein. Het doel
van den tocht was, Poelau Tengah,
een zeer sterke kampong, welke zich
eerst heeft onderworpen, doch later,
vermoedelijk op aanstoken van vreem
de elementen, Tn opstand i§ gekomen,
eens duchtig voor die, in ons oog ver
keerde, manieren te tuchtigen. Daar
toe zouden het 9e bat., d.w.z. pl. m. 1
compagnie van de zuidzijde en onze
troepen van de noordzijde de kampong
eens flink van de heuvels beschieten,
en daarna zoo mogelijk stormender
hand nemen.
In den nacht van 18 op 19 Juli wer
den door onze troepen de omliggende
heuvels bezet, zouder den minsten te
genstand, maar zeker niet ongemerkt,
want om 12 uur 's nachts werd ons
bivak (kampong Lempoer Semarap)
door den vijand licht beschoten, waar
door een Europeesch fuselier lichtge
wond werd (schampschot aan het
hoofd.)
Bij het aanbreken van den dag zou
door het treinpersoneel alle barang-
barang in de prauwen, welke van Ra
wang waren medegegaan, worden ge
laden, maar dat was niet noodig.
De vijand bad 's nachts zich belast
met- de verdere zorg voor de prauwen,
zoodat er 's morgens van de 19 sam-
pangs nog 1 overbleef.
Het eerste vuur op den Kampong.
Doordat bet meer nog al ver van de
kampong ligt en bet terrein nog al
moerassig is, was, ten einde de troep
niet te veel te vermoeien, geen wacht
bij de prauwen geplaatst. Toen dus
niets in de prauwen kon geladen wor
den, werd alles onder toezicht gesteld
van bet kamponghoofd, en sloot de
trein zich aan bij den staf. Hier was
het intusschen anders toegegaan. Om
half 6 voormiddags ongeveer viel bij
den staf het eerste salvo, om de be
volking in de vijandelijke kampong te
wekken. Al spoedig werd dit door alle
troepen gevolgd, "zoodat het- op het
eerste oogenblik er wel warm zal ge
weest zijn. In den beginne werd ons
vuur nog al vrij hevig beantwoord, ge
lukkig zonder resultaat, maar spoedig
trok de vijand zich terug, naar bet- bin
nenste van de kampong, en bleef er
slechts hier en daar een enkele schut
ter over, die, achter eene groote zware
borstwering zittende, zoo nu en dan
een schot loste.
Onze troepen bleven echter bezig,
ook nu en dan een salvo afgevende,
zoodat het in de kampong geen minuut
veilig was. Om tien uur voormiddag
gaf de espeditie-commandant het sein
tot den stormaanval, welke zou wor
den uitgevoerd door den kapitein v.
de Molen met pl.m. één compagnie
Europeanen en inlanders door elkaar,
ondersteund door de troepen van het
9de bataljon infanterie. (Deze laatsten
waren echter nergens te vinden). Het
duurde zeer lang eer onze troepen van
de heuvels af waren gedaald en in
de kampong aangekomen.
Naar onze meening ging in den be
ginne alles goed.
De bestorming afgeslagen.
De eerste borstweringen en verster
kingen werden zonder den minsten te
genstand genomen, en onze troepen
rukten op het midden der kampong
aan. Opeens echter brak een helsch
vuur los uit geweren, donderbussen
enz. De beste en laatste verdedigings
werken waren blijkbaar bereikt en er
werd door onze troepen een overstel
pend vuur op afgegeven, maar zonder j
resultaat.
De vijand week niet en vuurde lustig
op onze troepen los.
Het signaal tot attaqueeren werd ge
geven, en op de versterking gestormd.
Maar nu ontwikkelde de vijand ook
al zijne krachten, zoodat de onzen met
een hagelbui van kogels en zware stee-
nen werden ontvangen, waardoor de
eerste-luitenant A. van der Slooten
door 2 schoten in de borst getroffen,
sneuvelde. Ook sneuvelden de Euro-
peesche korporaal Vranckx, benevens
2 Europeesche fuseliers. Voorts werd
doodelijk gewond, de Europ. sergeant
Meier, "terwijl bovendien nog een acht
tal soldaten meer of minder zwaar
gewond werd. Licht- gewond werd
de 2e-luitenant der infanterie Van de
Water. Het was onmogelijk de verster
king te nemen, waarom de kapitein
Van der Molen zijn troep verzamelde
en, de gewonden dekkende, terugtrok.
U begrijpt, dat het voor onze troepen
een leelijke slag was, niet zoozeer om
het nog al groot aantal dooden en
gewonden, dan wel omdat- we het hoofd
hadden gestooten. In het bivak van
den vorïgen nacht teruggekomen, werd
met het oog op de gewonden, beslo
ten naar Rawang terug te keeren. Alle
dooden en gewonden, benevens een
groot gedeelte van de barang barang,
werden in prauwen (die inmiddels van
Rawang waren opgeroepen) geladen,
en de terugmarsch werd te half zes
ure namiddag aangevangen. Om 11 uur
's avonds was de troep met zijn treu-
rigen last weer op Rawang vereenigd.
De kapt. Jonker werd den volgenden
morgen met een sterke patrouille in
de richting van het gevechtsterrein
van den vorigen dag uitgezonden.
Hierbij was ingedeeld één opnemer
om het terrein op te nemen en verder
in kaart te brengen.
Onze soldaten schieten op lian
eigen kameraden.
Even buiten kampong T. Pau geko
men, ontmoette de troep, een met kle
wang gewapenden inlander, die, toen
hem gelast werd zijne wapens .af te leg
gen, den kapitein Jonker aanviel, en
dezen heel licht aan de hand ver
wondde. Door de ontstane verwarring
waren de inlandsche soldaten zoo ze
nuwachtig, dat zij dwars door hunne
eigen troepen heeuvuurden, met het
noodlottig gevolg, dat één inlandscli
fuselier sneuvelde, en 2 zwaar gewond
werden, van welke laatste er nog één
denzelfden dag overleed. Dit stemde
nog treuriger dan den vorigen dag.
Ieder soldaat staat bloot voor een vij
andelijk schot, maar den dood te vin
den door de slechte eigenschappen van
kameraden, dat is wel het ergste.
Het is dan ook verschrikkelijk zoo
veel jonge soldaten als hier zijn. De
Europeanen zijn voor de grootste helft
nog geen jaar in Indië, en de inlanders
zijn meestal niet langer in dienst. Voor
het meerendeel menschen, die nog
nooit iets hebben bijgewoond.
Des middags om 2 uur, werden de
lijken van de den vorigen dag gesneu
velden ter aarde besteld, en 's avonds
om vijf uur de slachtoffers van de
onvoorzichtigheid hunner kameraden.
Het is een aangrijpend gezicht vijf
kameraden met welke men den vorigen
dag welgemoed op marsch ging, zoo
tegelijk en naast elkaar in hunne laat
ste' rustplaats te zien afdalen, en dan
daarnaast nog twee plaatsen open te
zien voor anderen die op dit laatste
eerbewijs wachten.
De kampong Poleau Tengab is thans
formeel belegerd.
Alle toevoer is afgesneden, voor zoo
ver dit in Indische terreinen, en met
inlanders mogelijk is. Twee troepen,
elk ongeveer één compagnie sterk, lig
gen om de kampong 'heen, en laten
die niet met rust door er telkens, zoo
wel bij nacht als bij dag ieder oogen
blik salvo's in te werpen, maar zonder
een paar vuurmonden zal het wel niet
gaan.
Onderstaande berichten zijn ontleend
aan de „Java-Bode" van 2228 Juli
Yaa het Oorlogsterreln.
De berichtgever in het Korintjicshe
meldt omtrent de troepenbeweging al
daar het volgende:
Zooals reeds is medegedeeld, was de
espeditie-commandant den 2en Juli
met 1 sectie inlanders en 1 sectie Eu
ropeanen naar Sandaran Agoeng opge
rukt, zoodat des avonds aldaar een
compagnie Europeanen en 1 sectie in
landers waren verzameld.
Den 3en Juli rukte de colonne op
over Poeloe Pandan, waar geen tegen
stand werd geboden, naar Pengasi".
Deze kampoeng was zeer versterkt en
op tegenweer voorbereid. Na een hard
nekkig verzet werd deze kampoeng ge
nomen doch t.en koste van één ge
wonde (de Europeesche fuselier De
Vries, alg. stb. no. 55725). De verliezen
van den vijand waren vrij groot. Hij
moest 16 dooden op het slagveld ach
terlaten terwijl uit de veelvuldige bloed
plekken bleek, dat het aantal gewon
den groot was, 2 krijgsgevangenen, 30
voorlaadgeweren en vele blanke wape
nen vielen in onze handen.
's Nachts werd te Pengasi overnacht
deze nacht was rustig en den 4en
Juli werd de tocht voortgezet.
Een sectie inlanders bleef te Pen
gasi achter, om het opvoeren van vi
vres te vergemakkelijken.
De 2e luitenant Brouwers ging dien
zelfden dag met 20 bajonetten en een
transport vivres van Rawang naar Poe
loe Pandan.
De compagnie Europeanen zette den
marsch voort over Taróetoeng naar Poe
lau Sangkar. Taroetoeng was reeds ge
deeltelijk verlaten en bood geen verder
verzet meer, alleen kreeg de colonne
nog enkele schoten van de overzijde
van de Marangin-rivier, die echter geen
schade verrichtten. Alles gaf den in
druk van overhaast verlaten te zijn,
zoo was het ook het geval met Poe
lau Sangkar.
Op een eiland in de rivier, waar
deze ondoorwaadbaar is, lag een
zwaar versterkte kampoeng, die bezet
was. Het was reeds te laat om deze
kampoeng nog te nemen, zoodat men
tot den volgenden dag zou wachten.
Den 5en Juli werd begonnen met het
maken van vlotten voor het overtrek
ken van de rivier. De padi in den om
trek werd getoemboekt, terwijl tevens
aan de werkzaamheden tot het in orde
brengen van het bivak werd begonnen.
De Merangin is slechts voor prau
wen bevaarbaar tot Pengasi, zoodat de
verdere opvoer van vivres, enz. moet
plaats hebben door middel van dwang
arbeiders.
De colonne zal eenige dagen te Poe
lau Sangkar vertoeven tot het verzame
len van eene groote hoeveelheid vi
vres, die desnoods ook voldoende zijn
voor de Djambi-colonne.
Van deze colonne, noch van de kleine
patrouilles onder luitenant Gusdorf
werd eenig bericht ontvangen. Bericht
werd verzonden naar de Djambi-co
lonne dat de colonne zich te Poelau
•angkar bevindt.
Gezondheidstoestand is zeer gunstig.
Matrozen en Politie.
Nader wordt gemeld over het op
stootje aan boord van de Baud:
Des avonds hadden aan boord van
het stoomschip Baud der Koninklijke
l'aketvaartmaatsehappij, dat in de
kom van ltet dok Tandjong Priok ge
meerd lag, ongeregeldheden plaats ten-
;cvolge van oneenighcid tusschen en-
Me Javaansche en Madoereesche ma
trozen, die elkander in het haar zaten
om een paar vrouwen, welke clandes
tien aan boord waren gebracht.
Een politic-oppasser aan den wal, die
het tumult bemerkte, ging met een
tambangan aan boord en eïsclite de
vrouwen op, welke hij terecht als de
oorzaak van het opstootje beschouwde.
Als eenig antwoord viel de bemanning
met handspaken en koevoeten op den
vertegenwoordiger van het gezag aan
en ranselde er zoolang op los tot de
man, met wonden overdekt, bewuste
loos op het dek nederstortte.
De beide roeiers van den tambangan,
dit ziend, keerden naar den wal terug
en waarschuwden den schout Hekman,
die met den opziener Beerhorst, den
mantri der opium-regie en een vijftien
tal oppassers zich met den meesten
spoed naar de Baud begaf om de schul
digen te arresteeren en tevens de vrou
wen mede te nemen.
Aan boord gekomen, ondervond de
politie lievig verzet van de zijde der
bemanning, die zich met messen en
koevoeten had gewapend. Nadat men
haar tevergeefs gesommeerd had de
wapens nedv-r te leggen, trad de politie
krachtig op: een hevige worsteling
ontstond, waarbij eenentwintig matro
zen min of meer zwaar gewond en ook
de politie-oppassers er niet zonder
kleerscheuren afkwamen. Vooral de
mantri der opium-politie kwam slechts
weg; hij kreeg een slag met een koe
voet tegen zijn hoofd die hem nog lang
zal heugen. De politie-opziener Beer
horst hield zich wakker en ging de
ergste belhamels moedig te lijf.
Het slot van de geschiedenis was,
dat de geheele bemanning werd gear
resteerd op zes matrozen na,
die overboord gesprongen en nog niet
gevonden zijn.
Opstootje aan boord van de „Edi"
In het „Soer. Hbl." deelen de ma
trozen K. Winkel en F. A. Wiebes het
volgende mede
Wij dobberden met H. M.'s,,Edi" op
de golven van den Grooten Oceaan.
Het was den 12en Mei en wij zouden
over een paar dagen op het eiland
Yap aankomen. Maar voordat wij er
aankwamen, hadden er gebeurtenis
sen aan boord plaats, die wij ons
verplicht achten te publiceeren.
Een jong matroos die onder cura-
teele stond, omdat de dokter hem
moest behandelen als een ontoereken
bare of een halven krankzinnige, werd
op den Hen Mei jl. gestraft met vijf
dagen provoostarrest, omdat hij zich
ziek gemeld had met borst- en hoofd
pijn en niet ziek was bevonden. Nu
moet men weten, dat de officier van
gezondheid aan de enkels van den
voet den aard der ziekte onderzocht.
De provoost is hier aan boord een
hok van ongeveer 4£ kub. M. inhoud,
waar gewoonlijk een temperatuur
van 90 gr. Fahrenheit in heerscht, met
weinig ventilatie.
Op den avond van den 12en Mei
wilde de lijder niet meer in dit hok,
als de deur niet open bleef, wat bij
vorige arrestanten wel toegelaten,
maar dezen man pertinent geweigerd
werd. Er werden een viertal matrozen
gecommandeerd om den ontoereken
bare er met geweld in te duwen. Het
mocht niet gelukken hem er zoo in
te krijgen, daarom werden hem de
hand- en voetboeien aangedaan. De
officier der wacht, die beneden kwam
en de leiding van de worsteling op
zich nam, om het wat gauwer klaar
te spelen, zag weldra in, dat het niet
ging. Nu kwam de commandant van
de „Edi". de luitenant ter zee der
eerste klasse M. van Nassau zelf om
laag. Men moet weten, dat het op or
der van den commandant was. dat de
dokter dezen arrestant onder behande
ling had. De commandant preste den
lijder tot zeven maal toe. of hij er nu
in wildeja of neenMaar de man
bleef kalm en beweerde het er niet in
te kunnen uithouden, als de deur
dicht was. Daar werden op eens alle
electrische lampjes uitgedraaid in het
tusschendeks en er werd geprotes
teerd door de matrozen over zulk op
treden. De commandant gelastte om
de lampjes aan te draaiener werd
er een aangedraaid. De dokter vond
het erg treurig en ging daarna naar
het bovendek, onvoldaan.
De lijder was op een der bakskisten
gaan zitten in het tusschendeks, toen
de dokter en de officier van admini
stratie beneden kwamen. Er werd ge
commandeerd van „aanpakken"
begon een ware mishandelingeeni-
gen matrozen werd uitdrukkelijk ge
last aan te pakkende lijder ver
weerde zich tot het uiteTste en werd
op een erbarmelijke manier door het
tusschendeks geslierd, ten aanschou-
we van den dokter. Nu schoten er op
eens eenige matrozen toe. uit hun
kooi, van het bovendek tot zelfs door
de koekoeken en vraagden of het nu
nog niet mooi genoeg wasof dat nu
een behandeling was voor een zenuw
lijder.
Er werden op dat oogenblik uitdruk
kingen gebezigd, die wij nog niet op
het papier durven zetten, aan het
adres van den
De heeren officieren trokken lang
zaam terug, de trap op naar het bo
vendek, onder protest en geschreeuw
van de equipage. Zij begonnen bet
ernstige van de geheelë zaak in ie
zien, want er moesten zeven revolvers
met 84 scherpe patronen achteruit ge
bracht worden. Het was ongeveer
9.30, nu moest allehens op het halfdek
aantreden. De officieren stonden ge
dogend voor de aangetreden man
schappen, die vooral niet naar vooruit
mochten kijken. Toen werden er een
zestal matrozen uit de aangetreden
manschappen gehaald, die den lijder
nu in de cel moesten trappen.
De hangmatten werden eerst alle
maal af gevierd en nu begon het „ge
weld" opnieuw. Bootsman Regut bond
nu nog een eind touw aan de beenen
van den man en het gelukte nu wer
kelijk hem in het hok te krijgen. Drie
dagen later moest den lijder bij den
eersten officier komen daar werd hem
alles geschonken, zeggeeen dag
provoostarrest en twee rapporten wer
den er geschrapt.
De dokier heeft in het bijzijn van
de geheele equipage den jongen man
verklaard, dat de commandant ge
faald had en dat de geheele zaak be
rustte op een misverstand. De dokter
wilde er niets meer mede te maken
hebben, maar ZEd. had geheel op
orders van den commandant gehan
deld.
De jonge matroos was als de ver
moedelijke dader aangezien van het
overhoord werpen van scheepsinven-
taris-goederen. In plaats nu van hem
volgens de voorschriften te behande
len, door hem in voorarrest te zetten,
waar de commandant Het recht toe
heeft, werd hij op een gruwzame mar
nier mishandeld.
Er heeft zich vóór het beschreven
geval nog een dergelijke zaak met den
bedoelden matroos voorgedaan. Maar
daar wij niet te veel kunnen eischen
van den redacteur, aangaande de
plaatsruimte, kunnen wfij dit niet be
schrijven.
Maar wat wil nu het geval De dok
ter is nu eensklaps krankzinnig ge
worden. Het was treurig, den man,
die eerst den praktijk uitoefende, eens
klaps in zoo'n waanzinnigen toestand
te zien. Wat zou de oorzaak wezen
ZEd. had geheel op order van den
commandant gehandeld.
Volgens een later bericht is de lui
tenant ter zee M. van Nassau als
commandant van de „Edi" vervangen
door den luitenant ter zee Van Nauta
Lemke.
Ifiefstai van 's Lands Kas.
De diefstal ten nadeelo van 's lands
kas te Soerabaja, ten vorigen jare ge
pleegd, en die totaal oubegrijpelijk
scheen wegens de schier onoverkome
lijke hinderpalen welke uit den weg
moeten geruimd zijn: het gebouw was
zwaar gegrendeld en zorgvuldig ge
sloten, en werd bovendien door een
schildwacht bewaakt, is, blijkens een
uiedecteeiing van het Soerabajasch
Handelsblad, thans door den krijgsraad
aldaar berecht.
De van diefstal verdachte fuselier
Den Hollander werd door de militaire
rechtbank schuldig bevonden aan het
hem ten laste gelegde, en veroordeeld
tot 18 maanden militaire gevangenis.
De veroordeelde heeft van dit vonnis
revisie laten aanteekenen.
Beschaving van adellijke
Inlanders.
Raden Adjeng Kartini, de begaafde
dochter van den regent van Japara,
met haar zuster steeds vooraan om de
ontwikkeling der Javaansche vrouw te
bevorderen, zal, naar men ons uit Rem
bang schrijft, in het huwelijk treden
met den regent van Rembang, Raden
Adipati Djojo Adiningrat.
Aan dit aanstaand huwelijk is een
geschiedenis verbonden welke weder
bewijst hoe de voordeelen eener wes-
tersche opvoeding steeds meer veld
winnen onder den inlandschen adel.
De regent van; Rembang verloor na
melijk een jaar geleden zijn vrouw.
Voorshands geen lust gevoelend om
weder in het huwelijk te treden,
werd hij bij recepties e. d. in den ka-
boepaten ter zijde gestaan door do
echtgenoote van den patih-wedono, Ra
den Ajoe Pringgowinoto, een vrouw,
van hooge afkomst, die de Europeesche
lagere school volgde, onder andere
baar onderricht ontving van den heer
H. Sonius, thans hoofd der school aan
den Vrijmetselaarsweg. Raden Ajoe
Pringgowinoto trad dan bij recepties
als gastvrouw voor den regent op en
daar zoowel de regent als de patih
zich ook in het Hollandsch uitdrukken,
kregen de avondjes bij den regenteen
aangenaam karakter, zeer in den smaak
vallend van Rembang's ingezetenen.
De regent zag echter in dat het niet
steeds zoo kon gaan en ten slotte be
sloten tot een tweede huwelijk, wensch-
te hij een echtgenoote die hem gelijk
was, een westersche opvoeding had
genoten. Zoo viel zijn keuze op Raden
Adjeng Kartini, die het aanzoek aan
nam en die, eenmaal regentsvrouw,
zeker nog meer in het belang barer
inlandsche zusters werkzaam zal kun
nen zijn dan zij nu reeds is.
(Bat. Nbl.)
In het „Bat. Nwbl." zijn opgenomen
de volgende telegrammen
Kota Radja, 22 Juli. Bij het arrestee
ren van den Keutjhi van kampong
Mangeung verwondde deze den Euro-
peeschen serg. Van Loggem, stb. no.
6848.
De wondis niet levensgevaarlijk. De
aanrander werd neergelegd. Luitenant
Ten Klooster overviel met een deta
chement de schuilplaats van een be
rucht bendekoof d, Njamamat van
Lambeusoe. Het hoofd en drio man
van de bende werden neergelegd. Bij
een patrouille in EenoengSaboe, werd
do Europeesche sergeant Ferrari, stam
boek no. 543254917 niet levensge
vaarlijk gewond. Drio vijanden met hun
wapens vielen in onze banden.
Kota Radja, 24 Juli. Een patrouille
onder luitenant Groeneveld overviel in
Djamboe Aj© een vijandelijke bende.
Dc vijand liet zeven dooden liggen. Een
gevangene viel onze troepen in handen
buitgemaakt werden vijf geweren en
vele blanke wapens. Een marechaus
see-patrouille overviel in Pedië een
bende welke bezig was de spoorbaan to
vernielen. Van den vijand bic ven 19
dooden op het terrein. Wij kregen rijf
gewonden. Bij de passencontröle in Pe
dië werden niet levensgevaarlijk ge
wond de Europeesche fuselier Fran
ke, stamb. no. 54274. en Booth, stamb.
no. 42058.