ITIES. Tweede Blad, KORINTJI. B^hoorende bij Maariem's DagbEcd" vnn Donderdag 27 -lag. 1903 Hr> 6134 n en Ander öYer Goadzoeken in Atjeh en over Militaire Marscben. Een Atjeh-correspondent van de i Java-Bode schrijft, onder dagteeke- ning van 17 Juli uit Koeta-Radja, on der meer het volgende „Bezwaren zijn slechts d&ar, om ze te overwinnen', zoo luidt de macht spreuk van den tegen wo or digen gou-1 verneur, en de feiten der vijf laatste jaren hebben die spreuk niet alleen tot waarheid gemaakt, maar ook allen er van doordrongen, die onder 't tegen woordig, régime werkzaam zijn. Dit gevoegd bij 't streven om zoover mo gelijk in 't goudland van de boven- Wojla door te dringen, bracht den commandant der mobiele colonne uit Meulaboh er wellicht toe, om een uitweg naar 't Noorden te vinden, toen hij met een 50-tal manschappen tot dekking diende van den ingenieur Mast met het goudonderzoek in die streek. Van een vooraf beraamd plan schijnt geen sprake te zijn geweest. Men zwierf nu eenmaal in Noordelij ke richting om 't edel metaal op te sporenwaarom er geen tocht aan vastgeknoopt en getracht van daar uit de Noordkust te bereikenEttelij ke jaren geleden zou 't niemand iu Let hoofd zijn opgekomen om zonder eenige voorbereiding en route te gaan, en ook heden nog is buiten Atjeh alles in rep en roer, wanneer een tocht als deze op 't program komt. Wat al groote en kleine autoriteiten zijn er bijv. niet mee gemoeid ge weest om den tocht naar Korintji te ondernemen. Ik spreek nu niet van de politieke voorbereidingen, die wa ren misschien noodig en nuttig, maar j Leb meer 't oog op 't militair gedeel te. Daar onderzoekingen, proefnemin- tot in den nacht, hier een impul sief optreden.-Eten wordt onderweg wel gevonden, en als de gids den weg niet meer weet, dan maar op 't kompas voort, over bergen en dalen. Verspert een bandjiirende rivier den weg, fluks een vlot gemaakt en al is t wat wrak en duurt 't wat lang, de troep komt aan den overkant. llarseh van Kapitein Adama van Scheltema. Doch laten we trachten een geregeld verhaal te geven van den zoo roem- vollen marsch. In den vroegen mor- van den 6en Juni richtten de kapitein Adama van Scheltema waar- Lij ook de commandant van de op de Westkust ageerendé compagnie Amboineezen van het 3e bataljon, de kapitein Munter, en de mijningenieur Janssen met een 2J groep sterke macht hunne schreden naar Balé Goemé. Al spoedig bleek 't, dat men te veel naar t Zuiden afzakte, doch daar de gids geen anderen weg wist, werd doorge marcheerd. Zoo bereikte men om 4 uur s namiddags Gadjah Maté, bekend mder den naam van Poetjo Mo ego, een ladang die geheel verlaten bleek. Van hier liep een pad in hoofdza- telijk Noordelijke richting, dat over ladang Aloeë Pineung en Djahoem 'oerde, en waar reizigers, die naar Ara moeten, meestal in een grot over- lachten. Hoewel laatstgenoemde ilaats verlaten bleek en het zoeken iaar goud er grootendeels heeft opge houden, was het instellen van een onderzoek hier van veel belang, om- lat, volgens mededeelingen. vroeger te ira zich kongsie'® vormden om goud e winnen, wel een bewijs, dat de ipbrengst van 't edel metaal niet zoo ering zal geweest zijn. Waarschijn- ijk geschiedde dit niet alleen op dc laats Ara zelf. Met voordacht wordt lier gesproken van plaats, omdat, ooals een paar dagen later bleek, van en kampong geen sprake kan zijn. Ie oevers toch van de rivieren in dit ladschap en speciaal op de aange wezen plek bleken zóó steil, dat er oogstens gelegenheid is er een paar mtjes te bouwen. Den 7en Juni werd; de weg naar beë Pineung ingeslagen. Toen de oep tegen half drie des namiddags ae ladang bereikte, was de bevol- ing, die de patrouille op grooten af- and had zien aankomen, naaa; hein- en ver gevlucht. Vooreerst bleek uit haar overhaaste vlucht enbo- mdien uit het feit, dat bij 't betrek- van het bivak van een hoogen öd een drietal schoten op den troep ffden gelost, die evenwel hun/loei feten. Een kleine patrouille verjoeg schutters, terwijl een andere den atiek doorzocht en in de richting m den Balé Goemé een ladang ont- ite, die uit een 17-tal pondonks be- aande, werd opgeruimd. Om in de feding van den troep te voorzien, »s één der padi-schuren met baar tooud gespaard gebleven. Uit een •tóe van circa 20 karbouwen, op de iang aan de Aloe Pineung gele ek werd er een uitgezocht om voor henoodigde dierlijke voedsel te die- o. De twee daaropvolgende dagen rasten grootendieels worden zoek ge acht met het opsporen van den weg ar Tjahoem, daar de gids het spoor ister was. Nadat men den eersten S daartoe vergeefsche pogingen in werk had gesteld, en omstreeks 1 aamiddag onverrichterzake in het bivak was teruggekeerd, slaagde Pitein Munter er den volgenden dag het goede pad te vinden. Daar de «ek, die men nru zou moeten pas sen, vrijwel terra incognito was, sloot de commandant eerst de noo- ;e padi te doen stampen, en begaf colonne zich 's anderen daags, ^en van drie dagen vivres, door den man gedragen, en vier dagen vivres bij den trein, om halfzes voor middags op weg naar Tjahoem. Het geluk diende ons troepje, daar Tja hoem reeds om 1 uur 's middags werd bereikt Hoewel nu de gids beweerde, dot een even groot traject de colonne nog van het hierboven besproken Ara scheidde, werd na een korte rust doorgemarcheerd, 's Mans kennis in 't schatten van afstanden bleek niet groot te zijnalthans de troep was om kwart voor vier aan 't punt gekomen dat als Ara werd aange duid. Of hier ooit een vaste vestiging is geweest, valt te betwijfelen. In ieder geval was men naar beste weten op het punt gekomen, waar volgens zeggen goud moest worden gevonden, en maakte de ingenieur zich ook den beschikbaren tijd ten nutte, om met zijn helpers daarnaar een onderzoek in te stellen. Het resultaat hiervan is nog niet openbaar gemaakt. Uit den aard der zaak valt van zoo'n vluchtig onderzoek ndet veel te zeggen on is 't dan ook alleen van belang om bij la tere gelegenheid te dienen als punt van uitgang voor een nauwgezetten arbeid. Do gids zelf in do war. Ladiëm was nu ae eerstvolgende étappeplaats. Op den 11 en Juni brak men te dien einde om half acht in den morgen met 2 groepen op. De groep, wier taak dekking van den mijningenieur was, volgde later. Men kwam 's middags om 3 uur te Ladiëm aan en was, volgens beweren van den gids, nog maar een half uur van Anöë verwijderd, wel was het pad daar heen uiterst moeilijk, maar in den aangegeven tijd was de afstand af te leggen. Hierdoor verleid ging men op weg. Na eerst een hoogte van een kleine 250 M. beklommen te hebben, voerde het pad steil naar beneden, doch in-stede van nu aan de Kroeëng Wojla te zijn aangekomen1, stond men voor een klein riviertje, dat. op de kaart niet. was thuis te brengen en evenmin1 door den gids werd berkend. Alleen wist déze van booren zeggen, dat het pad, waarop men zich be vond, naar Anóë leidde. Op de vraag hoever men nu nog van 't genoemde punt was verwijderd, was zijn ant woord al even nietszeggend. Goedle raad wais duur. In de eerste plaats was men er op bedacht om den trein te doen opsluiten, wat in 't moeilijke, glibberige terrein, langs een steile helling ontzaglijk veel tijd vorderde. Hierin geslaagd zijnde, was de zon achter die lam verdwenen en de duis ternis reeds ingevallen. Wel had men van den tij dl, die noodig was geweest om het achtergebleven gedeelte te doen opmarcheeren. gebruik gemaakt om1, gewapend met brandende obors, een uitweg te vinden, maar tevergeefs. Er echoot dus niets anders over dan, na dat om half elf 's avonds het geheele troepje venaenigd' was, ter plaatse een bivak te betrekken. Of onze mannen na zulk een moeitevollen tocht een warm souper en een zacht bed. wacht ten, valt te betwijfelen, daar van af 'smiddags een milde regen het aard rijk had besproeid en een groot deel van den nacht aanhield. Nauw was 'tdag of 't terrein. Werd verkend. En ziet, wat natuurlijk den avond te vo ren ondoenlijk was geweest, bleek nu gemakkelijk. In minder dan geen tijd bad men de overtuiging, dat't rivier tje, waar men gebivakkeerd! bad, de Kroeëng Anöë moest wezen en de Kroeëng Reunggeuih, vlak tegenover Anöë gelegen, Jiiet verder dan een half uur marcheeren verwijderd was. Om half acht opgebroken, werd de Kroeëng Reunggeuih zonder veel moei lijkheden doorwaad en kon de troep zich o-mstreeks 9 uur des voormiddags te Roemöh Ba'oë de welverdiende rust verschaffen. (Roemöh Ba'oë is gelegen aan de samenvloeiing van de zoöfeven genoemde rivier en de Kroeëng Inong Wolja nabij het op de kaart- aange geven hoogtepunt 286). De geheele streek bleek verlaten, enkele karbouwen, die rondliepen en waarvan een tweetal werd neergescho ten, om de colonne 't noodige vleesch te verschaffen, duidden er op, dat cle afwezigheid der bewoners slechts van tijdlelijken) aard moest zijn. Eene. in den namiddag in de rich ting van Geumpang gemaakte ver kenning bewees, dat de Kroeëng' Pa- meue bij Oeioe Anjon, waar de Kroe ëng Meu geurientjing er in valt, moest worden overgestoken. Daar de kabtl gekapt en de Kroeëng Pameue be paald ondoorwaadbaar bleek, moest dus naar vlotten worden omgezien om de troep over te zetten. Gelukkig vond men een kltin vlot wat booger op. Van dit vaartuig werd dan ook den vol genden morgen gebruik gemaakt om den overkant te bereiken. Pogingen om 't bestaande vlot te vergrootenmet planken en steelen van sagoebladen, mislukten ten eenemalé, zoodat een paar uur te loor ging met 't overzet ten der colonne. Alsof men nog niet voldoende van het hemelwater had geprofiteerd, regende het den ganschen middag en was 't onmogelijk Djam- boeh Reulok te bereiken. daar de Kroeëng Mengeringtjing. die meerma len moest worden overgestoken, ten laatste ondoorwaadbaar werd, zoodat men op ongeveer 1 kilometer van die plaats 't bivak moest betrekken. Zware Regen. Den 14en Juni, 's morgens om 6 uur afmarcheerend, werden achter eenvolgens Djamboeh Reuiok, de Kroeëng Lamjeuë en tegen 1 uur na middag de eerstvolgende kustplaats, aau die rivier gelegen, bereikt Het weer liet zich zoodanig aanzien, dat besloten werd de schade van den vo- rigen dag in tè halen en door te gaan tot de Poetjo Aloeë Bateë Merak, ten einde den volgenden morgen zoo vroeg mogelijk in Geumpang te zijn. Maar, jawel, een gril! van God. Plu- vius stak ook thans wederom een spaak in 't wiel. Ternauwernood een uurtje op marsch zijnde, begon 't zoo te regenen, dat men 't raadzaam oor deelde, reeds om half drie 's middags een plaats uit te zoeken waar bivak- keeren mogelijk was. 's Anderen daags was 't vroeg dag. Om kwart vóór zes werd 't sein tot den afmarsch gegeven, waarna zonder bijzonderhe den op den tocht te hebben ondervon den, tegen 4 uur Geumpang werd be reikt. Hoewel de komst van de Com- penie blijkbaar geheel onverwacht was, kon hiervan wegens gebrek aan gegevtns van terrein, enz. slechts weinig worden geprofiteerd. Het ge lukte om eenige personen, die met een rent jong gewapend rondliepen, op te vatten, waarna ze tegen betaling van een boete weer werden vrijgela ten. Keutji Bè werd in zijn woning, waar 't bivak werd. betrokken, niet aangetroffen, waarom 't waarnemend hoofd de opdracht ontving voor de le vering van de voor den troep benoo- digde rijst zorg te dragen. Den 16en Juni werd benut om den troep de zoo welverdiende rust -e gunnen en den voorraad rijst aan te vullen. Het op den volgenden dag in de Kroeëng Loetoeng gehouden goudon derzoek leverde geen resultaten op. zoodat besloten werd den 's morgens om 6 uur aangevangen tocht naar Blang Dalam door te zetten, alwaar men dien dag een bivak betrok. Op dien tocht waren in de verschillende kampongs geen mannen, wel vrouwen en kinderen aangetroffen. De eersten bleken naar de ladangs te zijn. Rijst of padi was nergens aanwezig en moest dus van Tangsé, waar men be zig was padi te snijden, worden aan gevoerd. Drie aagmarschen scheidden de co lonne nog van Sigli. dat zonder onge vallen in den avond van den 20en werd bereikt. Zooals reeds werd opgemerkt, dient men nog af te wachten wat voor nut de tocht voor 't goudonderzoek heeft opgeleverd. In ieder geval is bewezen, dat de Atjeher nergens meer veilig is voor ons, daar langzamerhand onze troepen Sumatra's Noordpunt van Oost tot West en van Zuid tot Noord hebben doorkruist. DE TOCHT NAAK POELAU TENGAH. Aan de Padanger wordt, dato 23 Juli, uit Sandaran Agoeng geschreven: Zooals u uit bovenstaanden plaats naam ziet, hebben we onze beddekens opgenomen en zijn weer een eindje gaan wandelen of, beter gezegd, bet hoofdkwartier is verlegd van Rawang naar Sandaran Agoeng. Uit telegrammen hebt u zeker al ge zien, dat het er den 19en weer warm naar toe is gegaan. Ja, mijn waarde, het was er bepaald warm, maar laat ik u het liever eenigszins geregeld vertel len. 18 Juli rukten wij van Rawang op naar Lempoer Semarap, sterkte3 sec tiën Europeanen en drie sectiën inlanders en het noodige hospi- taalpersoneel, genie en trein. Het doel van den tocht was, Poelau Tengah, een zeer sterke kampong, welke zich eerst heeft onderworpen, doch later, vermoedelijk op aanstoken van vreem de elementen, Tn opstand i§ gekomen, eens duchtig voor die, in ons oog ver keerde, manieren te tuchtigen. Daar toe zouden het 9e bat., d.w.z. pl. m. 1 compagnie van de zuidzijde en onze troepen van de noordzijde de kampong eens flink van de heuvels beschieten, en daarna zoo mogelijk stormender hand nemen. In den nacht van 18 op 19 Juli wer den door onze troepen de omliggende heuvels bezet, zouder den minsten te genstand, maar zeker niet ongemerkt, want om 12 uur 's nachts werd ons bivak (kampong Lempoer Semarap) door den vijand licht beschoten, waar door een Europeesch fuselier lichtge wond werd (schampschot aan het hoofd.) Bij het aanbreken van den dag zou door het treinpersoneel alle barang- barang in de prauwen, welke van Ra wang waren medegegaan, worden ge laden, maar dat was niet noodig. De vijand bad 's nachts zich belast met- de verdere zorg voor de prauwen, zoodat er 's morgens van de 19 sam- pangs nog 1 overbleef. Het eerste vuur op den Kampong. Doordat bet meer nog al ver van de kampong ligt en bet terrein nog al moerassig is, was, ten einde de troep niet te veel te vermoeien, geen wacht bij de prauwen geplaatst. Toen dus niets in de prauwen kon geladen wor den, werd alles onder toezicht gesteld van bet kamponghoofd, en sloot de trein zich aan bij den staf. Hier was het intusschen anders toegegaan. Om half 6 voormiddags ongeveer viel bij den staf het eerste salvo, om de be volking in de vijandelijke kampong te wekken. Al spoedig werd dit door alle troepen gevolgd, "zoodat het- op het eerste oogenblik er wel warm zal ge weest zijn. In den beginne werd ons vuur nog al vrij hevig beantwoord, ge lukkig zonder resultaat, maar spoedig trok de vijand zich terug, naar bet- bin nenste van de kampong, en bleef er slechts hier en daar een enkele schut ter over, die, achter eene groote zware borstwering zittende, zoo nu en dan een schot loste. Onze troepen bleven echter bezig, ook nu en dan een salvo afgevende, zoodat het in de kampong geen minuut veilig was. Om tien uur voormiddag gaf de espeditie-commandant het sein tot den stormaanval, welke zou wor den uitgevoerd door den kapitein v. de Molen met pl.m. één compagnie Europeanen en inlanders door elkaar, ondersteund door de troepen van het 9de bataljon infanterie. (Deze laatsten waren echter nergens te vinden). Het duurde zeer lang eer onze troepen van de heuvels af waren gedaald en in de kampong aangekomen. Naar onze meening ging in den be ginne alles goed. De bestorming afgeslagen. De eerste borstweringen en verster kingen werden zonder den minsten te genstand genomen, en onze troepen rukten op het midden der kampong aan. Opeens echter brak een helsch vuur los uit geweren, donderbussen enz. De beste en laatste verdedigings werken waren blijkbaar bereikt en er werd door onze troepen een overstel pend vuur op afgegeven, maar zonder j resultaat. De vijand week niet en vuurde lustig op onze troepen los. Het signaal tot attaqueeren werd ge geven, en op de versterking gestormd. Maar nu ontwikkelde de vijand ook al zijne krachten, zoodat de onzen met een hagelbui van kogels en zware stee- nen werden ontvangen, waardoor de eerste-luitenant A. van der Slooten door 2 schoten in de borst getroffen, sneuvelde. Ook sneuvelden de Euro- peesche korporaal Vranckx, benevens 2 Europeesche fuseliers. Voorts werd doodelijk gewond, de Europ. sergeant Meier, "terwijl bovendien nog een acht tal soldaten meer of minder zwaar gewond werd. Licht- gewond werd de 2e-luitenant der infanterie Van de Water. Het was onmogelijk de verster king te nemen, waarom de kapitein Van der Molen zijn troep verzamelde en, de gewonden dekkende, terugtrok. U begrijpt, dat het voor onze troepen een leelijke slag was, niet zoozeer om het nog al groot aantal dooden en gewonden, dan wel omdat- we het hoofd hadden gestooten. In het bivak van den vorïgen nacht teruggekomen, werd met het oog op de gewonden, beslo ten naar Rawang terug te keeren. Alle dooden en gewonden, benevens een groot gedeelte van de barang barang, werden in prauwen (die inmiddels van Rawang waren opgeroepen) geladen, en de terugmarsch werd te half zes ure namiddag aangevangen. Om 11 uur 's avonds was de troep met zijn treu- rigen last weer op Rawang vereenigd. De kapt. Jonker werd den volgenden morgen met een sterke patrouille in de richting van het gevechtsterrein van den vorigen dag uitgezonden. Hierbij was ingedeeld één opnemer om het terrein op te nemen en verder in kaart te brengen. Onze soldaten schieten op lian eigen kameraden. Even buiten kampong T. Pau geko men, ontmoette de troep, een met kle wang gewapenden inlander, die, toen hem gelast werd zijne wapens .af te leg gen, den kapitein Jonker aanviel, en dezen heel licht aan de hand ver wondde. Door de ontstane verwarring waren de inlandsche soldaten zoo ze nuwachtig, dat zij dwars door hunne eigen troepen heeuvuurden, met het noodlottig gevolg, dat één inlandscli fuselier sneuvelde, en 2 zwaar gewond werden, van welke laatste er nog één denzelfden dag overleed. Dit stemde nog treuriger dan den vorigen dag. Ieder soldaat staat bloot voor een vij andelijk schot, maar den dood te vin den door de slechte eigenschappen van kameraden, dat is wel het ergste. Het is dan ook verschrikkelijk zoo veel jonge soldaten als hier zijn. De Europeanen zijn voor de grootste helft nog geen jaar in Indië, en de inlanders zijn meestal niet langer in dienst. Voor het meerendeel menschen, die nog nooit iets hebben bijgewoond. Des middags om 2 uur, werden de lijken van de den vorigen dag gesneu velden ter aarde besteld, en 's avonds om vijf uur de slachtoffers van de onvoorzichtigheid hunner kameraden. Het is een aangrijpend gezicht vijf kameraden met welke men den vorigen dag welgemoed op marsch ging, zoo tegelijk en naast elkaar in hunne laat ste' rustplaats te zien afdalen, en dan daarnaast nog twee plaatsen open te zien voor anderen die op dit laatste eerbewijs wachten. De kampong Poleau Tengab is thans formeel belegerd. Alle toevoer is afgesneden, voor zoo ver dit in Indische terreinen, en met inlanders mogelijk is. Twee troepen, elk ongeveer één compagnie sterk, lig gen om de kampong 'heen, en laten die niet met rust door er telkens, zoo wel bij nacht als bij dag ieder oogen blik salvo's in te werpen, maar zonder een paar vuurmonden zal het wel niet gaan. Onderstaande berichten zijn ontleend aan de „Java-Bode" van 2228 Juli Yaa het Oorlogsterreln. De berichtgever in het Korintjicshe meldt omtrent de troepenbeweging al daar het volgende: Zooals reeds is medegedeeld, was de espeditie-commandant den 2en Juli met 1 sectie inlanders en 1 sectie Eu ropeanen naar Sandaran Agoeng opge rukt, zoodat des avonds aldaar een compagnie Europeanen en 1 sectie in landers waren verzameld. Den 3en Juli rukte de colonne op over Poeloe Pandan, waar geen tegen stand werd geboden, naar Pengasi". Deze kampoeng was zeer versterkt en op tegenweer voorbereid. Na een hard nekkig verzet werd deze kampoeng ge nomen doch t.en koste van één ge wonde (de Europeesche fuselier De Vries, alg. stb. no. 55725). De verliezen van den vijand waren vrij groot. Hij moest 16 dooden op het slagveld ach terlaten terwijl uit de veelvuldige bloed plekken bleek, dat het aantal gewon den groot was, 2 krijgsgevangenen, 30 voorlaadgeweren en vele blanke wape nen vielen in onze handen. 's Nachts werd te Pengasi overnacht deze nacht was rustig en den 4en Juli werd de tocht voortgezet. Een sectie inlanders bleef te Pen gasi achter, om het opvoeren van vi vres te vergemakkelijken. De 2e luitenant Brouwers ging dien zelfden dag met 20 bajonetten en een transport vivres van Rawang naar Poe loe Pandan. De compagnie Europeanen zette den marsch voort over Taróetoeng naar Poe lau Sangkar. Taroetoeng was reeds ge deeltelijk verlaten en bood geen verder verzet meer, alleen kreeg de colonne nog enkele schoten van de overzijde van de Marangin-rivier, die echter geen schade verrichtten. Alles gaf den in druk van overhaast verlaten te zijn, zoo was het ook het geval met Poe lau Sangkar. Op een eiland in de rivier, waar deze ondoorwaadbaar is, lag een zwaar versterkte kampoeng, die bezet was. Het was reeds te laat om deze kampoeng nog te nemen, zoodat men tot den volgenden dag zou wachten. Den 5en Juli werd begonnen met het maken van vlotten voor het overtrek ken van de rivier. De padi in den om trek werd getoemboekt, terwijl tevens aan de werkzaamheden tot het in orde brengen van het bivak werd begonnen. De Merangin is slechts voor prau wen bevaarbaar tot Pengasi, zoodat de verdere opvoer van vivres, enz. moet plaats hebben door middel van dwang arbeiders. De colonne zal eenige dagen te Poe lau Sangkar vertoeven tot het verzame len van eene groote hoeveelheid vi vres, die desnoods ook voldoende zijn voor de Djambi-colonne. Van deze colonne, noch van de kleine patrouilles onder luitenant Gusdorf werd eenig bericht ontvangen. Bericht werd verzonden naar de Djambi-co lonne dat de colonne zich te Poelau •angkar bevindt. Gezondheidstoestand is zeer gunstig. Matrozen en Politie. Nader wordt gemeld over het op stootje aan boord van de Baud: Des avonds hadden aan boord van het stoomschip Baud der Koninklijke l'aketvaartmaatsehappij, dat in de kom van ltet dok Tandjong Priok ge meerd lag, ongeregeldheden plaats ten- ;cvolge van oneenighcid tusschen en- Me Javaansche en Madoereesche ma trozen, die elkander in het haar zaten om een paar vrouwen, welke clandes tien aan boord waren gebracht. Een politic-oppasser aan den wal, die het tumult bemerkte, ging met een tambangan aan boord en eïsclite de vrouwen op, welke hij terecht als de oorzaak van het opstootje beschouwde. Als eenig antwoord viel de bemanning met handspaken en koevoeten op den vertegenwoordiger van het gezag aan en ranselde er zoolang op los tot de man, met wonden overdekt, bewuste loos op het dek nederstortte. De beide roeiers van den tambangan, dit ziend, keerden naar den wal terug en waarschuwden den schout Hekman, die met den opziener Beerhorst, den mantri der opium-regie en een vijftien tal oppassers zich met den meesten spoed naar de Baud begaf om de schul digen te arresteeren en tevens de vrou wen mede te nemen. Aan boord gekomen, ondervond de politie lievig verzet van de zijde der bemanning, die zich met messen en koevoeten had gewapend. Nadat men haar tevergeefs gesommeerd had de wapens nedv-r te leggen, trad de politie krachtig op: een hevige worsteling ontstond, waarbij eenentwintig matro zen min of meer zwaar gewond en ook de politie-oppassers er niet zonder kleerscheuren afkwamen. Vooral de mantri der opium-politie kwam slechts weg; hij kreeg een slag met een koe voet tegen zijn hoofd die hem nog lang zal heugen. De politie-opziener Beer horst hield zich wakker en ging de ergste belhamels moedig te lijf. Het slot van de geschiedenis was, dat de geheele bemanning werd gear resteerd op zes matrozen na, die overboord gesprongen en nog niet gevonden zijn. Opstootje aan boord van de „Edi" In het „Soer. Hbl." deelen de ma trozen K. Winkel en F. A. Wiebes het volgende mede Wij dobberden met H. M.'s,,Edi" op de golven van den Grooten Oceaan. Het was den 12en Mei en wij zouden over een paar dagen op het eiland Yap aankomen. Maar voordat wij er aankwamen, hadden er gebeurtenis sen aan boord plaats, die wij ons verplicht achten te publiceeren. Een jong matroos die onder cura- teele stond, omdat de dokter hem moest behandelen als een ontoereken bare of een halven krankzinnige, werd op den Hen Mei jl. gestraft met vijf dagen provoostarrest, omdat hij zich ziek gemeld had met borst- en hoofd pijn en niet ziek was bevonden. Nu moet men weten, dat de officier van gezondheid aan de enkels van den voet den aard der ziekte onderzocht. De provoost is hier aan boord een hok van ongeveer 4£ kub. M. inhoud, waar gewoonlijk een temperatuur van 90 gr. Fahrenheit in heerscht, met weinig ventilatie. Op den avond van den 12en Mei wilde de lijder niet meer in dit hok, als de deur niet open bleef, wat bij vorige arrestanten wel toegelaten, maar dezen man pertinent geweigerd werd. Er werden een viertal matrozen gecommandeerd om den ontoereken bare er met geweld in te duwen. Het mocht niet gelukken hem er zoo in te krijgen, daarom werden hem de hand- en voetboeien aangedaan. De officier der wacht, die beneden kwam en de leiding van de worsteling op zich nam, om het wat gauwer klaar te spelen, zag weldra in, dat het niet ging. Nu kwam de commandant van de „Edi". de luitenant ter zee der eerste klasse M. van Nassau zelf om laag. Men moet weten, dat het op or der van den commandant was. dat de dokter dezen arrestant onder behande ling had. De commandant preste den lijder tot zeven maal toe. of hij er nu in wildeja of neenMaar de man bleef kalm en beweerde het er niet in te kunnen uithouden, als de deur dicht was. Daar werden op eens alle electrische lampjes uitgedraaid in het tusschendeks en er werd geprotes teerd door de matrozen over zulk op treden. De commandant gelastte om de lampjes aan te draaiener werd er een aangedraaid. De dokter vond het erg treurig en ging daarna naar het bovendek, onvoldaan. De lijder was op een der bakskisten gaan zitten in het tusschendeks, toen de dokter en de officier van admini stratie beneden kwamen. Er werd ge commandeerd van „aanpakken" begon een ware mishandelingeeni- gen matrozen werd uitdrukkelijk ge last aan te pakkende lijder ver weerde zich tot het uiteTste en werd op een erbarmelijke manier door het tusschendeks geslierd, ten aanschou- we van den dokter. Nu schoten er op eens eenige matrozen toe. uit hun kooi, van het bovendek tot zelfs door de koekoeken en vraagden of het nu nog niet mooi genoeg wasof dat nu een behandeling was voor een zenuw lijder. Er werden op dat oogenblik uitdruk kingen gebezigd, die wij nog niet op het papier durven zetten, aan het adres van den De heeren officieren trokken lang zaam terug, de trap op naar het bo vendek, onder protest en geschreeuw van de equipage. Zij begonnen bet ernstige van de geheelë zaak in ie zien, want er moesten zeven revolvers met 84 scherpe patronen achteruit ge bracht worden. Het was ongeveer 9.30, nu moest allehens op het halfdek aantreden. De officieren stonden ge dogend voor de aangetreden man schappen, die vooral niet naar vooruit mochten kijken. Toen werden er een zestal matrozen uit de aangetreden manschappen gehaald, die den lijder nu in de cel moesten trappen. De hangmatten werden eerst alle maal af gevierd en nu begon het „ge weld" opnieuw. Bootsman Regut bond nu nog een eind touw aan de beenen van den man en het gelukte nu wer kelijk hem in het hok te krijgen. Drie dagen later moest den lijder bij den eersten officier komen daar werd hem alles geschonken, zeggeeen dag provoostarrest en twee rapporten wer den er geschrapt. De dokier heeft in het bijzijn van de geheele equipage den jongen man verklaard, dat de commandant ge faald had en dat de geheele zaak be rustte op een misverstand. De dokter wilde er niets meer mede te maken hebben, maar ZEd. had geheel op orders van den commandant gehan deld. De jonge matroos was als de ver moedelijke dader aangezien van het overhoord werpen van scheepsinven- taris-goederen. In plaats nu van hem volgens de voorschriften te behande len, door hem in voorarrest te zetten, waar de commandant Het recht toe heeft, werd hij op een gruwzame mar nier mishandeld. Er heeft zich vóór het beschreven geval nog een dergelijke zaak met den bedoelden matroos voorgedaan. Maar daar wij niet te veel kunnen eischen van den redacteur, aangaande de plaatsruimte, kunnen wfij dit niet be schrijven. Maar wat wil nu het geval De dok ter is nu eensklaps krankzinnig ge worden. Het was treurig, den man, die eerst den praktijk uitoefende, eens klaps in zoo'n waanzinnigen toestand te zien. Wat zou de oorzaak wezen ZEd. had geheel op order van den commandant gehandeld. Volgens een later bericht is de lui tenant ter zee M. van Nassau als commandant van de „Edi" vervangen door den luitenant ter zee Van Nauta Lemke. Ifiefstai van 's Lands Kas. De diefstal ten nadeelo van 's lands kas te Soerabaja, ten vorigen jare ge pleegd, en die totaal oubegrijpelijk scheen wegens de schier onoverkome lijke hinderpalen welke uit den weg moeten geruimd zijn: het gebouw was zwaar gegrendeld en zorgvuldig ge sloten, en werd bovendien door een schildwacht bewaakt, is, blijkens een uiedecteeiing van het Soerabajasch Handelsblad, thans door den krijgsraad aldaar berecht. De van diefstal verdachte fuselier Den Hollander werd door de militaire rechtbank schuldig bevonden aan het hem ten laste gelegde, en veroordeeld tot 18 maanden militaire gevangenis. De veroordeelde heeft van dit vonnis revisie laten aanteekenen. Beschaving van adellijke Inlanders. Raden Adjeng Kartini, de begaafde dochter van den regent van Japara, met haar zuster steeds vooraan om de ontwikkeling der Javaansche vrouw te bevorderen, zal, naar men ons uit Rem bang schrijft, in het huwelijk treden met den regent van Rembang, Raden Adipati Djojo Adiningrat. Aan dit aanstaand huwelijk is een geschiedenis verbonden welke weder bewijst hoe de voordeelen eener wes- tersche opvoeding steeds meer veld winnen onder den inlandschen adel. De regent van; Rembang verloor na melijk een jaar geleden zijn vrouw. Voorshands geen lust gevoelend om weder in het huwelijk te treden, werd hij bij recepties e. d. in den ka- boepaten ter zijde gestaan door do echtgenoote van den patih-wedono, Ra den Ajoe Pringgowinoto, een vrouw, van hooge afkomst, die de Europeesche lagere school volgde, onder andere baar onderricht ontving van den heer H. Sonius, thans hoofd der school aan den Vrijmetselaarsweg. Raden Ajoe Pringgowinoto trad dan bij recepties als gastvrouw voor den regent op en daar zoowel de regent als de patih zich ook in het Hollandsch uitdrukken, kregen de avondjes bij den regenteen aangenaam karakter, zeer in den smaak vallend van Rembang's ingezetenen. De regent zag echter in dat het niet steeds zoo kon gaan en ten slotte be sloten tot een tweede huwelijk, wensch- te hij een echtgenoote die hem gelijk was, een westersche opvoeding had genoten. Zoo viel zijn keuze op Raden Adjeng Kartini, die het aanzoek aan nam en die, eenmaal regentsvrouw, zeker nog meer in het belang barer inlandsche zusters werkzaam zal kun nen zijn dan zij nu reeds is. (Bat. Nbl.) In het „Bat. Nwbl." zijn opgenomen de volgende telegrammen Kota Radja, 22 Juli. Bij het arrestee ren van den Keutjhi van kampong Mangeung verwondde deze den Euro- peeschen serg. Van Loggem, stb. no. 6848. De wondis niet levensgevaarlijk. De aanrander werd neergelegd. Luitenant Ten Klooster overviel met een deta chement de schuilplaats van een be rucht bendekoof d, Njamamat van Lambeusoe. Het hoofd en drio man van de bende werden neergelegd. Bij een patrouille in EenoengSaboe, werd do Europeesche sergeant Ferrari, stam boek no. 543254917 niet levensge vaarlijk gewond. Drio vijanden met hun wapens vielen in onze banden. Kota Radja, 24 Juli. Een patrouille onder luitenant Groeneveld overviel in Djamboe Aj© een vijandelijke bende. Dc vijand liet zeven dooden liggen. Een gevangene viel onze troepen in handen buitgemaakt werden vijf geweren en vele blanke wapens. Een marechaus see-patrouille overviel in Pedië een bende welke bezig was de spoorbaan to vernielen. Van den vijand bic ven 19 dooden op het terrein. Wij kregen rijf gewonden. Bij de passencontröle in Pe dië werden niet levensgevaarlijk ge wond de Europeesche fuselier Fran ke, stamb. no. 54274. en Booth, stamb. no. 42058.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 5