DE ZATERDAGAVOND. L®iterkufrröl$ We«k'bia«J vtwsw Jong mn Oud Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad Vriend: Hoe kon jij als vcgctari'er zulk een gans tot vrouw nemen EEN VOORGEVOEL. Zie eens, Johan, de panloffels, die ik hier borduur, zijn voor jou be stemd. als we eenmaal getrouwd zijn. Hm misschien wel omge keerd. dat ik voor de pantoffels be stemd ben. Nu zal het toch wel tijd worden, dat uw jongen liet een of ander be gint. Geeft het. u geen groote zorg, dat hij nog altijd niets uitvoert? O, neen, zoolang hij nog niets is, kan hij immers alles worden. UIT EEN ROMAN. en zwijgend neuriede Edu- ard een lied. DIAGNOSE. Loopjongen (tot zijn collega)Zeg, Jan, waarom loop je zoo mank? Hen je quitanties moeten presenteeren RechterGij zijt aangeklaagd, gis ternacht twee nachtwachts te hebben afgeranseld. Wat bracht u duartoe Beschuldigde Mijn huinuniteitsge- voel, EdelAchtborewant voor één nachtwacht zou zoo'n pak slaag te kras geweest zijn. VOORZORGSMAATREGEL. Baron (die gereed! staat om op de jacht te gaan) Opzichter, waar zijn de di-ij vers OpzichterZe»komen terstond, ba ron; ze zijn even naar huis gegaan, om afscheid van vrouw en kinderen te nemen Agent (van een verzekeringsmaat schappij) Hoe hoog wil je je huis verzekeren laten BoerNou, me dunkt zoo tot aan den schoorsteen. Heer: O, mejuffrouw, u is de zon van mijn leven. Jonge dame (ontsteld)Mijnheer, hoe kunt u mij bij de zon vergelijken, sinds de mannen der wetenschap daar op zooveel vlekken ontdlekt hebben. HELDENMOED. Gast: Jan, breng mij dc rekening Waarom kijk je mij zou verbaasd aan? Is dat zoo iets bijzonders? Kellner Neen, dat niet, mijnheer; ik sta er alleen verbaasd van, dat u dat zoo koelbloedig kunt zeggen VaderIk geloof, dat ik mijn doch ters het best aan den inan ka» bren gen door haar een goede opvoeding te laten geven. Vriend: Je zult misschien nógbctcr slagen tegenwoordig, denk ik, als je haar 't geld meegeeft, dat de opvoeding zou kosten. 'T BEGINT AL. Heeft mijn middel tegen de slape loosheid je geholpen PatientJawel, dokter, mijn voet. slaapt Eil Professor (met een brief in de hand) pat is nu al het derde postzegel, dat ik doorslik in plaats van het vocmig te maken. i NAAR VOLGORDE. Mevrouw Parvenu Hier ziet u het portret van mijn manals kind als manen hiecr als baron ALTIJD NOBEL. Conducteur Rijdt u eerste klasse Reiziger Neen. derde klasse maar ik wacht eerste klasse. Een voorzichtig man gelijkt op een speldzijn hoofd houdt hem terug van te ver te gaan. Echtgenoote (van een beroemd ad vocaat) Al weer ben je met d,e keu ken ontevreden. Natuurlijk, voorde grootste misdadigers trek je partij, maar als ik kook, ken je geen ver zachtende omstandi gh eden. HuurderWaarom laat u toch dc goot niet maken, het lekt voortdurend. Huisheer: Ja, maar, terwijl het re gent, kunnen ze die goot niet repa- reeren. Huurder: Waarom doen ze 't dan niet, als het droog weer is Huisheer Dan lekt het niet. OOK EEN MUNCHHAUSEN. Afrika-reizigerHet zal u wel bevreemden, dat u hier aan de door mij buitgemaakte leeuwenhuiden geen schotwonden kunt ontdekken Heer O, volstrekt nietde dieren zijn zeker, zoodra ze u in 't oog kre gen, uit hun vel gesprongen Bij de lees-les op school komt ineen stukje de uitdrukking„een meer edel gevoel" voor. Nadat een der leerlingen op de vraag des onderwijzers, wat hij onder een „meer edel gevoel" verstaat? het antwoord schuldig blijft, vraagt de meester hem Is bijvoorbeeld honger een meer edel gevoel? LeerlingNeen, meester dorst 1 Chef Je hebt gevraagd, of je een dag vrij kunt krijgen, om je grootmoe der te gaan begraven. KlerkJa, mijnheer, als het niet regent. EEN MODERNE PARIS. Jonge dame Welke dame uit ons gezelschap zoudt u den appel, toe kennen HeerDat spreekt immers van zek ve... Haar, die de meeste kilonieters op haar fiets kan afleggen. INSCHIKKELIJK. Onderwijzer (tot jongen Prins, hij de aardrijkskundige les) Zou uwe Koninklijke Hoogheid mij eens willen wijzen, waa rNapels ligt?Hm! Dat is eigenlijk Genua, maar, wc kunnen het met Genua ook best doen Blauwkous De schilder, die mijn portret geteekend heeft, zei, dat. ik iets klassieks in mijn gelaat had Wat. is dat eigenlijk klassiek Heer: Ja, ziet u dat is, hm! iets ouds DUBBELZINNIG COMPLIMENT. DameWelnu, luitenantik ben zeker tij diens uwe- overplaatsing erg veranderd LuitenantIn geen geval, mevrouw, u is altijd nog de oude VreemdelingZoudt u zoo goeci willen zijn. mij den weg naar het sta tion te wijzen? Agent: Dat is niet moeilijk te vin den. Gij loopt die straat daar ginds tot aan het einde, toe af, dan zult ge aan uw linkerhand op den hoek een kruidienierswinkeltje ziennu, daar vlak tegenover dat groote. hoogc ge bouw met de torens is het station. US D I A M AN T. naar het parket, en dan kun je, gewapend met het bevelschrift waarbij de invrijheidstelling van Wolston wordt gelast, met Je vriendinnetje er op uit gaan om haar in de armen van haar broer te voeren. Er zit, werkelijk iets romantisch inMaar één ding heb ik vergeten 1" „Wat dan7" „Wel, ik weet housch niet, hoe ik dat geheels bedrag In specie van de bank naar het kantoor van den magistraat zal krijgen. Enfin, misschien zal de man zoo genadig zijn en het bedrag gedeeltelijk ln papier aannemen." Met hun drieèn reden zij naar de bank, gedurende welken rit Nellie moeite had haar blijdschap en dankbaarheid te be dwingen. De heer Clayton kreeg het bedrag terstond uitbe taald, zoodat het oponthoud slechts een paar minuten duurde Op het kantoor van den magistraat gekomen, trof de heer Clayton diem waardigen ambtenaar in een bijzonder opgewekte stemming aan. Zoo onhandelbaar en lastig als hij den vorlgen dag was geweest, zoo meegaand en welwillend beloonde hij zich nu. liet bleek al spoedig, dat hij had geluncht ln de club, waar Benjie Benonlc open tafel had gehouden een gastvrij heid. waarvan ieder die maar wilde, gebruik kon maken. ,,lk moet zeggen", zei do rechter met een eenigszins dikke tong, „dat Benjie ik weet dat hij het me niet kwalijk zou nemen als hij wist, dat ik hem zoo noemde dat Benjie een almachtig goeie kerel is, en dat hij met zijn geld weet om Ie springen als een als een.' gentleman. Dat moet tot zijn eer gezegd worden 1 Natuurlijk is hij niet zooals u en ik hij heeft niet veel geleerd, en hij is van huis uit niet veel, geloof ik. Maar hij heeft een massa geld en hij is er verbazend gul en royaal mee Dat is een groot ding, niet waar?" De heer Clayton stemde het met een enkel woord toe, maar herinnerde don woorden rijken rechter tevens aan het doel waanneo hij was gekomen. ,,Dat is ook zoo", antwoordde de magistraat, ,,één oogenblik asjeblieft, ik ben in een ommezien, terug." Met veel drukte en beweging verliet hij de kamer om zijn klerk de noodlgo orders te geven. Het duurde In mr. Claytons gedachten een eeuwigheid voor hij terugkwam Toen hij eindelijk weer verscheen, glinster-'.» zijn gelaat van vroolijkheid en goede luim-. DIAMANT. 110 en lusteLoos als tevoren werd herhaald. Vergiste hij zich, of hoorde do heer Clayton een spottende klank in het zoogenaamd gejuich? Die kleine, levendige man was dus Benjie Benom, dien Magnus tot zijn rechterhand had gemaakt, nadat hij hem eerst aan den rand van den afgrond had gebracht. De employés, onxler wie ook Philip, schaarden zich nu voor het rijtung. Er was een klein oponthoud, doordat het touw in de war was geraakt. Plotseling klonk een ruwe, ongeduldigo stem uit het rijtuig Vertrekt dat vee dan nooit?" Het was de heer Magnus die sprak. Het waren do eerste woorden die hij had geuit sinds zijn aankomst te Camberton. De autoriteiten dreven het personeel in ruwe termen tot spoed: aan. Eindelijk zette het rijtuig zich in bewegingde mannen, die het trokken, liepen in een flinken draf en opnieuw hoorde -men hoerageroep. Toen zij de-n hoek van den stationsweg omsloegen, namen zij zulk een korten draai, dat de landauer rakelings langs het trottoir ging als Philip niet een krachtigen duw had gegeven, zou het rijtuig over den randsteen zijn gegaan mot het vermoedelijk gevolg dat het zou zijn omge slagen. Buiten adem door het snelle loopen, maande Philip zijn buurman tot voorzichtigheid aan. „Kijk toch uit 1" zeide hij. „Je hadt liet rijtuig bijna doen kantelen I" Het was toevallig dezelfde man die hem bij zijn aankomst aan liet station had aangeklampt. ,,En wat zou dat?" klonk het lachend terug. „Als ik er kans toe zie, die twee schobbejakken een kool te stoven, dan zal ik het niet laten I" Het rijtuig bereikte echter zonder ongelukken de Camberton- club, waar de hooge gasten nogmaals werden vorwelkomd door de autoriteiten, die in huurrijtuigen den landauer waren gevolgd. De heer Clayton wandelde in een gedrukte stemming naar zijn hotel terug. De geheele vertooning, die hij had bijgewoond walgde htm. Wait hem het meest hinderde, was niet het machts misbruik van den igeldkonlng tegenover zijn ondergeschikten, doch het vernederend eerbetoon, waartoe dezen zich lieten gebruiken, dat geheel het karakter droeg van slavernij. De c/5 T3 No. 159. Zaterdag 13 September 1903 Meest gel9K®B. Dagblad is Haarlem en Omstreken Een Gelukskind. Klokslag half zes koerde Karei Ca- bassu 1, als naar gewoonte van zijn bureau terug en vroeg aan zijn con cierge, madame Boyaad Is er ook iota voor me gekomen Zeker, mijnheer, hier is een brief, diien de besteller vanmiddag heeft ge bracht. Dank u, zei Cabassut, terwijl hij met een vermoeid uiterlijk de hand uitstak. Ik ben zeker, dat u weer iets gelukkigs overkomt, zei do concierge, want u is zóó'n gelukskind. Cabassut haalde zijn schouders op zonder te antwoorden en qlom, na een vtuchtigen blik op den brief te hebben geslagen, naar boven. Nu, lieve, zei madame Bovard tot madame Longuet, haar vriendin en bewoonster van de vijfde verdie ping, die een praatje was komen ma ken, dfit is er óók een, d;ie geluk heeft. Al wat hij onderneemt, lukt hem. Wat een gelukskind 1 Een gelukskind 1 Nagenoeg van net oogenblik af, dat hij ter wereld kwam, hoorde Karei Cabassut. dit epitheton bij zijn naam voegen. Bloedverwanten, vrienden, schoolmakkers, buren ver zuimden nooit, wanneer zij over hem spraken, er bij te voegen het geluks kind. Zóó, gelukskind 1 was de groet, waarmee men liom dagelijks op het, bureau ontving. Ha, daar komt het gelukskind binnen, riepen in koor de stamgasten van hot café, zoodra hij binnentrad. Doe mij wat van je geluk over, zeiden sommigen. Neen, met jou speel ik niet, zei den anderen, als bij een partijtje voor sloeg, jij bent te gelukkig 1 Zelfs zijn concierge, madame Boy- ard, ontving hem bijna dagelijks mot zijn bijnaam. Gelukskinddit woord klonk Ca bassut onophoudelijk in de ooren. als een noodzakelijk bestanddeel van zijn leven, 'twas een verschrikking. En deze man, die zoo gelukkig was, die door een ieder zoo benijd werd, om zijn geluk, liet zich, zoodra hij in zijn kamer was, mat en ontmoedigd in een stoel vallen, bukkend onder het gewicht van zijn eeuwigen vporspoea. II. Werkelijk was Karei Cabassut al tijd gelukkig geweestgeluk aanbren gende godinnen moeten aan zijn wieg hebben gestaan. Zijn ouders waren zeer brave men- schen, die hij liet ongeluk had gehad te verliezen, maar zóó jong, dat liem slechts een vogo, lieve herinnering aaxt hen overbleef. Zij hadden hem een mooi fortuin nagelaten en een zooal niet aristocra- tisclien, dan toch volkomen eerlijken naam, wat nog wél zoo goed is. Een tante had hem met moederlijke teederlieid opgevoed en omringde hem in zijn jonge jaren niet alle mogelijke zorgen. In de studie vond hij goede kame raden en had hij veel succes. Maar van dit oogenblik af begon hetgeen ciie. marteling van zijn leven zou woraen. Gelukskind Als hij prijzen verdiende, wanneer hij loftuitingen van zijn meesters ontving, schenen zijn mede leerlingen niet te begrijpen, dat die prijzen en die lof de belooning waxen voor zijn nauwgezet werk en zijn zeer helder verstandnooit schreef men ze toe aan zijn verdiensten, altijd aan zijn geluk. Zijn kind/ergcest kwam in opstand tegen een oordcel. waarvan hij de onrechtvaardigheid voelde, zonder cue Ie. kunnen of durven in het licht stel len. Hij was te nederig om deze zeer juiste opmerking te maken: Zoo ik slaag, komt d'at. omdat ik doe, wat daartoe noodig ia lïij liet hen dus praten, maar leed van dit oogenblik af door zijn wèlver- dienden voorspoed, die uitsluitend aan zijn geluk-star werd toegeschreven. Als jongmensch Legde hij schitterend zijn examens af. Wat heeft die Cabassut een ge luk riepen zijn kameraden, de exami natoren libebcn hem juist gevraagd wat hij wist. Niemand begreep, dat het volkomen hetzelfde zou zijn geweest, zoo men hem andere vragen hud gedaan, daar hij zich op alle voorbereid had. Neen. dat was het geluk van Cabassut. Wat een gelukskind 1 III. Toen Karei Cabassut vijf en twintig jaar was, greep de liefde in zijn leven in. Hij ontmoette een allerliefst, jong Op zekeren dag viroeg Karei in één dier gesprekken, zooals verliefden die met elkaar houden Waarom heb je me lief? Iloe komt liet dat dit geluk me is te beux> gevallen V Mooi ben ik niet. Je ziet or niet kwaudi uit, ant woordde liet meisje zonder veel geest drift. Ik ben niet schatrijk, wat som mige meisjes nog wel eens verleidt ik heb een eervolle, maar bescheiden betrekking. Mijn fortuin is even groot als liet uwe. antwoordde Ernestine en we zijn van éen stand. Maar lioo komt hot dun vroeg Karei, die op een zoete bekentenis hoopte. Nu, zie oens hier. Je hebt altijd geluk gehad en ik hoop, dat het nu ook mij zal gaan toelachen. Wat! En neem je me daarom? JuistEen man, die geluk heeft, valt niet elk meisje ten deel. Karei was ontdaan, hij dacht eens na en begreep, welk een dor, egoïstisch hart zulk een antwoord moest hebben ingegeven. Hij ging heen en kwam niet meer terug. Na dien, toen Ernestine getrouwd rennen, je verliest nooit, noch bij het spel, noch bij de courses I Dat komt, antwoordde Karei zacht, omdat ik nooit*-speel, noch bij het één, noch bij het ander. Dat doet er niet toe. Je kunt je er op beroemen een verbazende geluksvo !gel te zijn. En zóó ging zijn leven voort, geluk kig en treurig tegelijkertijd'. J Vrienden had hij veel. maar in de .oprechtheid van geen hunner geloofde hij. Hij voelde, dat dile gelukszon, die 'door iedereen geroemd) werd, hen uilen tot hem trok, in de hoop. dat ook op hen een straaltje zou vallen. Na zijn ondervinding met Ernestine Jiadl 1-' het denkbeeld van een huwe lijk geheel opgegeven, hoewel hij er naar verlangde zich een gezellig thuis te scheppen, eeai verlangen, dat groo- ter werd, naarmate hij op do maat schappelijke ladder klom. Zoodoende was deze man. die zoo veel geluk liad, diep ongelukkig en drukte hem zwaar die roep van geluks kind te zijn, die hem overal achter volgde. De wedstrijd om den Anierica-eup. Het Eng. jacht „Shamrock III" en liet Amorikuansche jacht „Reliance" (in het midden up den achtergrond) zeilen togen elkaar. De „Reliance" is vóór. meisje,waarvan leeftijd en maatschap pelijke positie mot de zijne overeen kwamen. Hij werd op haar verliefd en het scheen, dat zij zijn liefde beant woordde. De goede jongen had alle eigenschap pen, om oprecht bemind te worden en bezat alles om zijn vrouw gelukkig ve maken. Hij bracht als huwelijksgift mee een edelmoedig hart, een opreent gemoed, teederheid. en hij vertrouwde, dat zijn aanstaande hem liefhad om hem zelf. Toen bracht hij heerlijke dagen door. Zij waren buiten op het land, dat een poëtische lijst vormde voor hun liefde. Van 's morgens tot'savonds werden wandelingen gemaakt onder het lommer der groote bosschen en het waren onvergetelijke oogenblikken van zoet gekoos. Karei had dichterlijke in gevingen, die hij zijn vriendin zegde, zooals ze hem van hot hart naar de lippen welden. Ernestine, zijn aanstaande, luisterde voldaan en glimlachend toe. hoewei het haar niet zeer ontroerde. was, werd verteld, dat ze haar man zeer ongelukkig maakte. Geluksvogelzeidon Karel's vrien den. Als jij haar nu eens getrouwd had Dat heet ik nu weer geluk heb ben 1 En gezond vorstand mompelde Cabassut met een zucht. IV. Zóó ging het in Karel's loven gedu rende lange jaren. Al wat hem goeds overkwam, tengevolge van zijn ver dienste, gezond oordeel en flink wer ken. werd aan zijn geluk toegeschre ven. Hij maakte geregeld promotic echter nauwelijks in verhouding to;: zijn werk. Wat heeft hij een geluK j zeiden dezen met sympathie, genen met jalouzie. Zijn fortuin nam toe. dank zijn soliditeit en verstandige belegging. Wat oen geluk heeft hij Het loopt je verbazend mee 1 zei- de hem een zijner collega's, een lief hebber van het kaartspel en de wed Op zekeren dag liep onder Karei s vrienden een onwaarschijnlijk ge rucht. Er was een vacature ontstaan in de hoogere rangen van den tak van dienst, waarvan hij deel uit maakte. Het sprak van zelf, dat hij in aanmerking kwam. Hij voldeed aan alle eischen en, zonder dit in aan merking te nemen, was iedereen er van overtuigd, dat hij gekozen zou worden. Dit was zelfs zóó sterk, dat sommige candidaten afzagen van den strijd tegen zulk een goduchten mede- dinger. Wat is er aan to doen zeiden ze. Cabassut solliciteert en met zijn geluk! Er bleef tegenover hem slechts één cancLidaat, een heel jonge man, die naar men zei, slechts gesolliciteerd had om eens te probeer en. En deze werd benoemd. Dat is sterk, zeiden de kletsers, het gelukskind heeft tegenslag. Zou het lot keeren? Verduiveld Hij heeft ook al zoo lang geluk gehad 1 Eenige voorzichtige vrienden trok ken zich tegenover Cabassut wat terug. Als het geluk iemand den rug toe keert, weet jeDit waren degenen, die eerst, het vriendelijkst en behulp zaamst waren geweest. Anderen slechts zeer weinigen vonden woorden van sympathie en medegevoel, die Karei ontroerden net waren degenen, wicn hij, in den tijd van zijn voorspoed, nooit een dienst had bewezen .omdat zij er hem geen gevraagd hadden. Hij zelf, gekrenkt dat hij zijn rech ten en streven miskend) zag, besloot zijn ontslag ie nam en. Zijn fortuin wut groot genoeg om. zich dit te veroor loven. Maar deze ontslagname kostte hem nog eenige schijnvrienden. Ilij zal niet meer in de gelegen heid) zijn anderen vun dienst te zijn, zijn geluk zal slechts hem zelf dienen in 't vervolg, zoo zei incn. Eigenlijk is dut groot gelukskind een geduchte egoist. Och, gelukskind, gelukskind Misschien is dat zoo erg niet. We zul len eens zien. Het ia billijk, dat het hem eens treft, hij heeft geluk genoeg gehad'. I Cabassut stoorde zich niet aan at deze praatjes, wijl hij scherpzinnig ge noeg was te roden en wijsgeerig ge noeg om te vergeven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 5