Een
Mplaats.
!/ljW
Haarlemmer Halletjes.
Wat kon liet hem schelen Hij ging
zijn leven naar zijn zin inrichten, hij
was vrij en het moet gezegd - an
dere beslommeringen begonnen hem
bezig te houd'en.
Beslommeringen en hoop.
In het huis, waar hij woonde, haa
zich körtelings een vrouw gevestigd,
ben jaar of twee, drie jonger dan luj,
een vrouw die zeer stil en werkziam
leefde met haar klein dochtertje.
Nu hij niet meer naar het bureau
ging, hoord'e hij' van den ochtend tot
dien avond de naaimachine loopen m
de kleine woning aan de binnenplaats
tegenover zijn vertrekken.
Wie is die dame? had hij op
zekeren dag aan madame Boyard ge
vraagd.
Een weduweArme vrouw, ze
is wèl ongelukkigOch, niet ieder
een is een geluksvogelHaar man is
gestorven, nadat hij haar eerst geruï
neerd had.
Karei ging in ged&chten heen.
Toen hij bij zich thuis was, lachte
het meisje, een lief blondje van acnt
jaar, dat aan het venster stond, hem
toe. Nu was de kennis gemaakt.
Als buren gingen zij met elkaar
om, meer en meer intiem.
Op zekeren avond nam Karei een
besluiten zeide tot zijn buurvrouw
Ik heb u lief. Wilt ge mijn vrouw
worden
Neen, antwoordde de weduwe
zeer zeker heb ik veel achting voor u,
maar ge hebt uw geheele leven zoo
veel geluk gehad:, dat het me beangst
maakt. Als ik er ooit over dacht te
hertrouwen, zou het zijn met een man,
die ongelukkig is en dien ik zou kun
nen troosten.
Haar vochtige oogen waren echter
in tegenspraak met deze woorden en
weer vervloekte Karei die gtelükszon,
die vreeselijke reputatie van geluk, die
hem op zijn levensweg achtervolgde,
VI.
Weet je, wat er gebeurd is, lieve?
zei op een dag madame Boyard tot
haar vriendin, madame Longu'et. Die
mijnheer Cabassut, die zbo de trotsche
uithing met zijn geluk, nu, hij is op
de flesch, beste, totaal geruïneerd
Het schijnt dat hij al zijn geld bij de
X-bank had geplaatst, die gesprongen
is. 'tls afgeloopen! het zou ook niet
billijk zijn, als het geluk altijd den
zelfde toelachte.
Nu, verklaarde madame Longuet,
als de huiseigenaar mijn raad volgde,
zou hij niet lang meer in dit huis
blijvendit is .geen woning voor bede
laars
Het was waar. Het geheele fortuin
van Cabassut was weg. verdwenen in
de ramp, die een der banken trof.
Hij bood zich aan bij het bureau,
waar hij vroeger gewerkt had, om
een betrekking te vragen.
Men lachte hem in 't gezicht uit.
Wel, waar is nu je geluk geble
ven? vroeg men hem.
Tevergeefs zocht hij werk.
Ge hebt tot nog toe te veel geluk
gehad, antwoordde men hem overal
dat is nu voorbij. Ge zoudt ons onge
luk aanbrengen.
Tot overmaat van ramp werd hij
op een d'ag, dat hij uitgeput en ont
moedigd langs de straat liep, omver
geworpen door een omnibus en brak
een been.
Men bracht hem half stervend thuis,
waar madame Boyard weigerde, hem
op te nemen, zeggende, dat hij in 't
hospitaal thuis hoorde.
Gelukkig kwam zijn buurvrouw tus-
schenheide, wijdde zich aan hem en
werdi zijn verpleegster. Zij paste hem
op en genas hem.
Nu, zeide zij, toen Karei weer
op die been was, ben, ik niet bang
-meer voor uw geluk en dlaar ik uw
karakter ken en u sinds langliefhen,
vraag ik u nu, of ge me nog wilt
trouwen. Met moecl en die hebben
we beiden zullen we wel het middel
vinden rond1 te komen.
En zóó leerde Karei Cabassut het
ware levensgeluk kennen, dat van
wederkeerige en oprechte liefdieop
den dag, dat hij geen gelukskind meer
(Bij de plaatjes).
Marienbad is de wereld door als
badplaats bekend, dat echter Enge
land in Harrowgate eenzelfde gele
genheid bezit tot genezing der kwalen
waarvoor Marienbad bezocht wordt,
wel de meeste Engelschen weten 't
zelf niet.
Toch is Harrowgate in den laatstcn
tijd een badplaat^ van den eersten
rang geworden en vooral in den jong-
sten zomer als we ten minste bet
gure zon-arme itij achter ons, zoo
noemen mogen was het, bezoek ook
van voorname personages er talrijk.
Zoo leverde dan ook hier de omge
ving die eigenaardige tooneeltjes op,
welke lret karakter van Europa geven.
Doch ook 't aantal meer of minder
lijdenden was er groot en de drinkhal
als de baden, ze werden talrijk be
zocht.
Onze plaatjes stellen kijkjes voorin
deze jonge Engelsche badplaats.
De Panama-hoed is buiten kwestie
tegenwoordig zeer gewild,. Het is do
kostbaarste, de lichtste1 en duurzaam
ste soort van bood. die ooit gemaakt
is. De prijs varieert van een paar En-
gelscho ponden tot f 1200 en meer.
Waarschijnlijk is het meest, dat ooit
voor een Panama-hoedi gegeven werd,
ƒ1680, dat werd) verleden jaar zomei
voor één dezer hoeden betaald. De
beroemde tenor, Jean d'p Reszke, gaf
1440 voor een Panama, terwijl ko
ning Edward zich het beste soort aan
schafte, dat in Londen te krijgen
was voor de som van 1080,
Wat de hoeden zoo duur maakt is
het feit, dat zij van een speciaal soort
gras vervaardigd zijn en geheel met
de hand gevlochten wordien.
Dat gras is zeer zeldzaam en groeit
alleen in Ecuador, Columbia en Gua-
yakuil in Zuid-Amerika. Het wordt,
door vrouwen hijéénjverzameld, die
het óf verkoopen op de markt in de
stad Panama, óf er hoeden van vlech
ten. Het gras moet eerst weeken in
water, om liet stroo buigzaam te ma
ken en gemakkelijk te behandelen.
Die vrouwen zitten weken lang over
één hoed te werken, geduldig en ijve
rig vlechtend© van zes tot acht uur
per dag.
De zeer kostbare hoeden van 500 tot
1200 gulden vorderen voor hun samen
stelling maanden arbeiids. De grond
stof daarvan is zoo fijn, dat het onmo
gelijk is om er langer dan een uur
per dag aan te zitten werken. Men
zegt., dat er op een tentoonstelling in
Londen op 'toogenblik een hoed' te
zien is. waaraan negen maanden lang
gevlochten is, aan dien hoed was het,
maar mogelijk 45 minuten per clag
te werken. Het zou eien verwoesten van
de oogen zijn, als d'e vrouwen er lan
gen tijd' per dag aan werkten. Derge
lijk© hoeden zijn uit één stuk en zoó
fijn gevlochten, dat zij voor 't bloot©
oog totaal niet gevlochten schijnen.
Den vorigen zomer was de Panaina-
Bij 't concert.
Een Zaterdagavond® raat je.
Ons dagelijksch gesprek.
Tooneelspel in verschillende afdee-
lingen. Personen A. B. C. D. enzoo-
voorts, desnoods tot aan Z. toe.
Eerste To on eel. In het kof
fiehuis.
A. Willem, geef me nog een borrel.
(Tot de anderen) Hebben jullie al
gehoord van E.
B., C. en D. (te zamen) Nee, wat
dan
A. Hij moet totaal op de flacon
wezen.
De anderen. Och kom, hoe dan?
A. Door de financieele faillissemen
ten. dat begrijp je. Hij had juist pas
tachtigduizend gulden gedeponeerd.
Weg zijn ze. gevlogen.
B. Zonder onderpand
A. Geen stukje.
C. Je moet dan ook maar on
voorzichtig wezen.
D. Ik heb het altijd wel gedacht.
Hij was te royaal met geld. Op iede
re lijst teekenen, van alles lid wezen,
dat is niet goed in den tegenwoordi-
gen tijd. Je moet de tering naar de
nering weten te zetten.
B. Ja, 't is erg dom. Tachtig mille
zonder waarborg. Je kunt het even
goed in 't water gooien.
Adieu heeren. 't wordt mijn tijd.
(B. af. De anderen zetten het ge
sprek in denzelfden toon voort).
A. (plotseling). Waar blijft E. van
daag? Zou hij misschien nu al failliet
wezen?
C. Best mogelijk.
D. Kijk, daar komt hij juist aan.
A. Dat is toch ook brutaal. Wie
komt er nu bitteren als je pas tachtig
mille verloren hebt?
E. Bonjour heeren. hoe gaat het?
(drukt allen de hand) Waar liep het
gesprek over. Zeker over de faillis
sementen, hé?
A. Ja, 't is een vreeselijke toestand.
E. Ik hoor voortdurend meer staak
tjes. Gelukkig ben ik precies den dans
ontsprongen. Ik had cr achtduizend
gulden staan, maar die heb ik veer
tien dagen vóór de catastrophe te
ruggehaald omdat ik ze noodig had.
C. Dat is een felicitatie waard.
Willem, geef mij nog een borrel.
D. Dus zit je er heelemaal niet in?
E. Voor geen cent.
A. Ze zeien van wel.
E. Wie, ze
A. Do menschen.
E. O, die kletsen zooveel. Ik ver
zeker je, dat ik er geen centime aan
te kort kom. Maar weet je w i e*cr dik
inzit P.
De anderen. Is 't heusch waar?
E. 't Moet vreesellijk wezen.
A. Maar hoe dan F. heeft, toch
geen geld?
E. Borg gebleven voor een ander,
zijn zwager, geloof ik. Ik heb hooren
spreken van veertigduizend gulden,
maar laat dat wat overdreven wezen.
Laat het twintig zijn. de man ïs toch
geruïneerd.
C. Ik vind, dat niemand borg voor
een ander blijven moet, als hij niet
minstens twintigmaal zooveel in zijn
brandkast heeft.
D. Ik zou nooit voor iemand, wie
ook, borg wililen wezen, ql was 'tmijn
eigen broör. Aannemen. Willem, 'je
krijgt van mij twee bon-els.
E. Hij zal nu zijn huis wel moeten
verkoopen.
D. Bonjour heeren. (D. af).
F. (binnentredende) Goedenmiddag,
Willem, oen glaasje Cats. Ik hoor, dat
ze denken dat ik borg gebleven ben.
Er is gelukkig niets van aan. 'tls mijn
rijke neef Herman. Hebben jullie al
gehoord van G.
Dg anderen. Nu, wat dan
F. (maakt met de hand een bewe
ging naar zijn hals) Van kant ge
maakt.
De anderen. Wat zeg je?
F. 't, Is een feit. Mijn Vrouw hoeft
het van d'e meid gehoord cn die had
het van een zuster van de meid,, die
in 't huis naast G. dient,
A. Goeie hemel, en waarom?
F. Natuurlijk, de financieele ca
tastrophe, niet waar? Naar ik hoor,
is hij alles kwijt.
C. Geen wonder, dat hij er maar
uitgegaan is, want hij zou zijn fortuin
toch nooit hebben kunnen herstellen.
Een heel brave man, maar geen ener
gie hoegenaamd
F. Was hij niet d'e voogd van, de
aanstaande van je neef?
C. Ja waarachtig, dat is waar ook.
Maar hoe vraag je dat zoo?
F. Och, ik weet niet't kwam
zoo bij me op
C. Denk je, dat haar geld ook
F. Ik weet het heusch niet, hoor.
C. Maar je denkt toch ook, dat het
waarschijnlijk is
F. God beware me ik denk niets.
ornaat uu wet mev m «»et g»v,o.i vw
zag.
Er zijn echter caféhouders, die zich
niet aan de grillen der Amerikanen
storen. Zoo verhaalt iemand van de
Daily Mail", dat de eigenaar van
een groot etablissement, waar veel
Amerikanen komen, hem zeide, dat
zijn klanten wel eens klaagden. „Zoo
kwam er eens iemand bij miij", ver
telde bij, „die mij een „gekleurden
klant" aanwees en uitriep: „Jelui
schijnt hier nikkers te dienen". Ik
antwoordde hem. dat ik ej- niet aan
daóht iemand de dleur te wijzen., die
zich fatsoenlijk gedroeg, al ware hij
ook blauw of groen en zoo droop de
verontwaardigde man af."
E en en ander over Petroleum
industrie te Birma.
De tegenwoordige petroleumindustrie
rn> Birma bereikt jaarlijks een productie
vermogen varu 250.000 liter. De oorspron
kelijke verwachtingen zijn niet verwe
zenlijkt, en nu, nadat het belangrijkste
petroleumiterrein onderzocht is, betwij-
feit men dat de toekomst ©en beduiden
de stijging der productie zal opleveren.
De plaatsen der petroleumbronnen zijn
over een .groot areaal verspreid, dat
zich in een breedte van ongeveer 60 kilo
meters ten oosten van Arakau Voma
bevind. Deze petroleumgrondenj behoo-
ren den Miocaan. De destillatie ver
schaft van d© ruwe olie 50 pet. brand
olie, 40 pet., en 10 pet. paraffine. De ver-
krij.gingsmethoden zijn zeer primitief en
onderscheiden zich niet van de metho
den voor 100 jaren. De oliebronnen be
staan uit een schacht, bekleed "met dicht
bijeen (geplaatste houten balken, is 0.60
quadraatmeter in de dwarste. Bij het
uitdiepen gebruikt men beitels in den
vorm van eenigszins puntige en in twee
zagen eindigende schoppen, deze ijze
ren beitels zijn bevestigd aan stevige
houten stelen met haindvatsels. Derge
lijk gereedschap kan men echter slechts
in weeke bergschachten gebruilcén. Vaste
Waar is mijn schoonmoeder?
schachten worden bewerkt met een, ijzer
gewicht van 70 kilogram zwaarte. Het
gewicht is voorzien van een beitel, en
hangt met een touw over de balken,
welke de bron bedekken.
Wordt nu het touw doorgesneden, dan
valt het stuk ijzer met volle kracht en
zwaarte op den rotsgrond, en doet deze
tot puin) verbrijzelen. De bergwerkers
dalen in de bronnen aan een stuk touw,
dat aan- het uiteinde van twee lussen is
voorzien,waarin zij de beenien steken.
In de bovenste schachten kan een arbei
der ongeveer 4 uren aan de bronnen
werkenmaar zoo hij in de olie toe
voerende schacht werkzaam is, dan mag
hij, tengevolge der schadelijke gassen,
slechts 10—18 pet, van de werktijd, ach
tereen beneden blijven. In, de bronnen
wordt zonder licht gewerkt, de -berg
werkers binden daarom, voor het afda
len, een doek voor de oogen om ze aan de
duisternis te doen gewennen, en zijn
volgens deze manier in staat om, een
maal beneden gekomen, direot den ar
beid. te beginnen. Ter bescherming van
vallende steenen dragen zij hoeden van
palmbladeren.
Inentingen tegen hondsdol
heid-
Volgens opgave van het Rljksge-
zondhe'idlsainbt in Pruisen kwamen
in die Oostelijke, aan Rusland' grenzen-
d© provincies die meeste, gevallen van
hondsdolheid voor.
In het, jaar 1901 werdiem 187 gevallen
van beet door dolle dieren vernield: en
hiervan 112 maal door honden, 6 maal
door katten, 4 maal door runderen, en
1 maal dioor een paard en werct 79
maal door een dieuTjroef het bestaan
van doilébond'szickte bewezen.
Het, bleek dat de bijtwonden aan het
hoofd het gevaarlijkst waren, daar on
der de in de jaren 18971901 vermelde
15 gevallen met doodelijken afloop 7
maal bijtwonden aan het hoofd de
oorzaak waren, Van de 187 gebetenen
in nou j'BJUir rjui onaerwiorpoi
aan de inëntingen tegen hondsdolheid
en van dezen werd niemand ziek en
stierf ook niemand.
Gemiddeld stierven gedurende de
laatste 5 jaren van 142 niet geneeskun
dig behandelden 7, is gel. 4.y pet.,
van 341 geneeskundig behandelden,
doch niet ingeente personen. 10 is gel.
2.9 pCt., van 652 ingeënt© personen
daarentegen slechts 1 is gek 0.15 pCt.
Hangende ladders van staal
draad.
De figuren geven een nieuw soort
ladder weer, vervaardigd uit een staal
draad, die in het midden omgebogen
is en aan het einde van ophanghaken
is voorzien. De treden, uit gasbuis
bestaand©, zijn op de iwijze, zooals in
de figuur is aangegeven, op de be
paald© afstanden door middel van
klinkboutjes aan het staaldraad be
vestigd! O.a. bij brand is dit soort lad
ders van groot nut, omdat zij niet,zoo
als de touwladders, verbranden kun
nen, en door de meerdere stabiliteit
van het materiaal ook niet zoo hevig
slingeren bij het gebruik.
Ill
DIAMANT.
gedachte, dat de beambten eener groot© iaidustriëele onder
neming zich leenden tot een, verachtelijke comedie als aan het
station was afgespeeld, bracht zijn bloed aan hot koken, De
lieer Clayton had een ernstige studie gemaakt van do arbeids-
quaestie, hij had vaak scheeve verhoudingen opgemerkt tus-
schen patroons en arbeiders, maar nog nimmer had hij zooiets
weerzinwekkends aanschouwd als dit. Het viel hem sterk tegen
in dien jongen Winter, dat deze zonder blijkbaren tegenzin
aan de comedie had deelgenomen.
Zijn ontstemming was zóó merkbaar, dat zijn vrouw hem
na het ontbijt, toen zij alleen waren, vroeg of hij soms slecht
nieuws omtrent Raymond Wolston had vernomen.
„Noen, volstrekt niet", antwoordde hij. „Integendeel, ik ver
wacht; dat n>j h°? vóór don avond in vrijheid zal worden
gesteld.'.
„Waarom heb je dat arme kind dan zoö beangst gernaaia
door een gezicht te zotten alsof de wereld dreigde te vergaan,'^
vroeg mevrouw Clayton licht verwijtend. „Is er iets gebeurd?"
„Gebeurd, nöen, dat ni©t, thaar het zien van die misselijke
vertooning aan het station, heeft mö^vi'öesclijk ontstemd. Het
gezicht van di© twee millionanairs 3Te zich in een rijtuig doof
de straten latent trekken door hun employés, die geprest wor
den hen feestelijk in te halen, en als ze het niet doen, gevaar
loopen aan den dijk gezet te worden, dat is té kras Zulke
toestanden kennen wij in Engeland goddank niet
„En geloof j©, dat het heelemaal eon gedwongen fraaiig
heid was?"
„Ja, dat was duidelijk to zien, afgescheiden van hetgoen
de jongo Winter mij vertelde. Hij was er ook, en vertelde me,
d,at hij een paar uur vrijaf had om het „feestelijk" gedrang
te helpen vermeerderen en den grooton Magnus hulde te bren
gen. Goeie hemel I wat zouden onze werklieden wel zeggen
als ze wisten dat er zulke dingen gebeuren
Do heer Clayton bleef den geheelen ochtend uit zijn humeur,
en al deed hij tegenover het jonge meisje zijn best opgeruimd
to schijnen. Nell'ie gevoelde zeer goed dat er iets was. Onwille
keurig. bracht zij de ontevreden stemming varr haar gastheer
in verband met de zaak die haar geen oogenblik uit do ge
dachten was. Zij verlanigdo er zoo vurig naar Ray weer te
zien, dat zij er telkens weer op terugkwam. Haar vrienden
echter drongen er sterk bij haar op aan, nog een paar uur
DIAMANT.
112
geduld te hebben, in de hoop dat er straks wel een telegram
uit Engeland zou komen, waardoor zij niet alleen, in de gele
genheid zou worden gesteld, haar broer te zien, doch ook om
hem, voorloopig althans, bij zich te houden. Hoe nood© ook,
stemde zij er in toe te wachten.
„Als de borgstelling wordt aangenomen, George, wat ben
je dan van plan te doen?" vroeg mevrouw Clayton aan haar
man, even vóór dat zij igingen lunchen.
„Hoe bedoel je dat?"
„Ik bedoel of je van plan bent, het bedrag dat je moet storten
te verbeuren, en Wolston in de gelegenheid te stellen het land
te verlaten7"
„Nee 1 waarorai zou ik dat doen I"
„Je bent er immers ©ven als ik van overtuigd, dat de arme
jongen onschuldig Is, niet waair?"
„Ja, en
„Eni zou je 't dan over je kunnen verkrijgen om hem op
genade of ongenade over te leveren aan een rechtbank, die
in dergelijke gevallen als een De Vargas te werk gaat?
Do heer Clayton zweeg eenige oogenblikken.
Het middel dat je voorstelt om den jongen man uit deri
brand te helpen", zei hij eindelijk aarzelend, „is wel wat erg
radicaal, dunkt me."
„Maar ben je van plan het toe te passen?
Hm", antwoordde hij mot een glimlach, „ik weet het nog
niet ik kan. nog niets Deloven. Ik bon van plan om in dit
gevat op dezoltcle wijze 10 handeion als ik tl» andere moeilijke
gevallen heb gedaan".
.'.Eerst^lLog^ oorloolde middelen te beproeven, en als
die niet helpen.
Dan zien wme verder te doen staat", antwoordde hij leuk.
"o Dan is het goed", riep mevrouw Clayton, na een oogen-
blik tc hebben nagedacht, verheugd uit. ..Nu weet Ik genoeg.
Ik zal je niets meer vragen. Je bent een Ueve, beste man
Even na do lunch kwam het gewmschte telegram aan. De
heer Clayton brak het haastig open; een enk.de blik toonde
hCmKom'dzermr ClSto™ S^one opgewektheid had
herwornièn. ..nu zullen we eerst naar de bank gaan en dan