koffie op c koerde tot de melk terug,
waaraan ik my nu acht, jaren lang
gehouden heb, zonder dat zich weder
ernstige verscliiynsolcn hebben voor
gedaan.
Zy die aan loodvergiftiging- lyden
mogen in geen geval Koffie drinken.
Een arts, die iny ten behoeve eencr
studie over do in het boekdrukkers
en in het schildersberoep voorkomende
loodvergiftigingen, naar do veelvul
digheid dezer ziekte in onze zieken-
fondsstatisticken vroeg, gaf ray de
verklaring, dat hot in de koffie aan
wezige gift, de koifeïno, is, dat do
loodoxydatie van hot inonschelyke
organisme zeer bevordert. Zelfs mon-
schen, die van natuur een zwakke
maag hebben, ruineoren door het ge
bruik van koffie hunne maagzenuwen.
Des te minder moge lyders aan lood
vergiftiging zich aan het genot van
zulke dranken overgeven. Wie nu
absoluut geen melk meent te kunnen
drinken (dit zal wel meer voor duit-
schers dan voor Hollanders gelden)
die neme met melk en weinia water
toeboroido cacaoprodueton, in de eerste
plaats havorcacao. Dit is niet veel
duurder dan koffie en buitendien voed
zamer.
Eenige neiging tot verstopping blijft
steeds bestaan. Die kan men echter
met succes en zonder eenig nadoel
bestryden, door liet rypolyk gebruik
van groenten en vruchten.
Ik heb als myn plicht betracht deze
mijne ervaring medetedoelen tot wel
zijn aller aan loodvergiftiging lydcndc
collega's. Want niet alleen kan door
do hier voorgeschreven levcnswyzo
menige zieke van zyn smarte bevrijd,
doch ook voor menige brave familie
een echtgenoot en vader behouden
worden. Als rayno regels in dat op
zicht iets mogen bereiken, zal het mij
van harte verheugen.
Aan het stuk van dezen horstolden
zieke sluito zich een statistiek aan,
die momenteel door do duitsche pers
wordt gepubliceerd on waaruit blijkt
dat nog steeds een groot aantal vak-
genooten tegen lood, als dc vyand
hunner gezondheid, hooft to strijden.
Volgens deze statistiek bedroeg het
aantal dor in do ziekenhuizen van
Pruissen behandelde personen, die aan
loodvergiftiging lijden, in hot jaar
1895 1103 (1120 mannen en 43
vrouwen), 1899 1024 (1001 m., 23
vr.)), 1900 1523 (1509 m., 14 vr.),
1901 1383 (1359 m., 24 vr.). Daar
van waren boekdrukkers (letterzet
ters) 1895 304, 1899 551, 1900
510 en 1901 498. Eene kleine
vermeerdering dezor ziekte is dus wel
te constateercnneemt men in aan
merking dat intusschon nieuwe
hygiönischo verordeningen voor boek
drukkerijen en lettergieterijen in wer
king zyn gekomen, dan zou men
mogen verwachten dat dozo vermin
dering in veel sterker mate gevolgd
zou zyn.
(W. v. d. B.)
Van aangezicht tot aangezicht.
Over de Aira, een riviertje, dat de
grens helpt vormen tusschen Turkije en
Bulgarije, ligt de brug van Barakovo.
En daar bij do tegenwoordige oor
logszuchtige stemming tusschen de bei
de landen allicht op een of ander
oogenblik een inval Ln 't land van den
tegenstander over deze brug zou kun
nen worden beproefd, wordt zij van
beide zijden sterk bewaakt.
Daar staan de Turksche krijgers en
de Bulgaarse he, van top tot teen gewa
pend,, voortdurend van aangezicht toi
aangezicht en zeer zeker kost het den
officieren moeiteuitbarstingen te voor
komen.
In geval van oorlog zou dan ook deze
brug allicht het eerst het tooneel wor
den van den fanatieken staatkundigen,
maar niet minder godsdienststrijd tus
schen de Turksche Mahomodanen en do
ChristelIjko Bulgaren.
-ALLJBRLKI.
DE ZEESLANG.
Een onzer lezers hooft de vriendelijk
heid om naar aanleiding van hot stukje
in een onzer vorige nummers van „Za
terdagavond" „Lintvisch en Zeeslang"
ter inzage te zenden een verslag van
do vergaderingen van do Ned. Dierkun
dige Vereeniging, in een van welk» ver
gaderingen do heer A. C. Oudomans de
volgende voordracht hield
De Nederlandscho Dierkundige Ver
eeniging behoeft zich zeker niet te scha
men op een haror vergaderingen een
onderwerp aan te roeren, waaraan de
Société Zoologlque do France &13 Ja
nuari 1903) hare aandacht wijdde. Ik
bedoel het onderwerp „de Grooto Zee
slang."
In Nature van 18 November 1880 ver
scheen een bericht van Kapitein Davison
en den len officier Mc. Kechnle van het
Stoomschip Klushiu-Maru, waarin deze
heeren mededeelen, dat door hen een
zeer groot slangvormig dier werd waar
genomen op 15 April 1879, en wel op 9
mijlen afstand van Kaap Satano, de zui.
delijkste Kaap van Japan, beter van het
eiland Kiu-Siu.
Dit bericht gaf mij aanleiding andere
berichten over dit zonderling dier na te
vorschen. Uit eenige daarvan, waarin
sprake is van vertikalo bochten, waar
mede het dier zich voortbewoog, maakte
ik op dat de Grooto Zeeslang in alle ge
val een zoogdier moest zijn, zelfs be
kleed met haar. En en ander publiceerde
ik in het Album der Natuur van 12 No
vember 1881.
Het spreekt van zelf, dat een stukje
van een 16 pagina's, en dat wel in het
Album der Natuur, noch hier te lande,
'noch in het buitenland de aandacht trox
van Zoölogen. Dit bleek mij vooral, toen
ik ia Januari 1889 een boekje in handen
kreeg (wanneer ik mij wel herinner had
Prof. Hubrecht do attentie mij dit ter
Lezing toe te zenden) van de hand van
Henry I.ee, gotiteld ,,Soa Monsters Un
masked", London, 1883, waarin wèl het
onderwerp der Groote Zeeslang behan
deld werd, wól de verschillende meenin.
gen van andere schrijvers vermeld wer
den, wèl zijn eigen gedachte werd weer
gegeven, maar waarin mijne verklaring,
n.l. dat we met een langgerekt zoogdier
te maken hadden, niet genoemd werd.
Mijn eigenliefde was daardoor zóó
gekwetst, dat ik mij voornam oen groo-
ter werk over dit nog onbekende dier te
schrijven. Mijn onderzoek duurde 3 volle
jaren, en het resultaat ts neergelegd in
oen boekdoel getiteld „The Great Sea
Serpent", Lolden en London, 1892.
Dit boek werd in ons eigenland door Zoö
logen met bittoro ironie begroet, al ga
ven enkelen toe, dat de wijze, waarop
door mij het onderworp behandeld was,
allo lof verdiende. Geheel anders in het
buitenland. Van daaruit ontving ik do
meo.vt vleiende beoordeelingen. Mannen
als Ernst Krausc to Berlijn. Georg Wis-
Hcenus to Hamburg en Prof. Von Ma-
renzeilcr te Wcenen schaamden zich
nlot lozingen te houden, en hunne voor
drachten lo pubüceeren, waaTin zij mij
toewenschten, dat eenmaal de tijd zou
aanbreken, waarop Zoölogen niet meer
ongoloovig de schouders zouden op
halen.
In Juli 1897 e-n in Februari 1898 werden
herhaaldelijk twee exemplaren gezien in
de haaien van Along en Faitsi-Long
(Tonkin) en wei door de kapiteins en
officieren van de „Avalanche" en de
Bayard". Hunne beschrijving van het
dier komt volkomen overeen met de
mijne, zooals ik die heb gedistilleerd uit
de verschillende berichten van vroege
re ooggetuigen.
Emile G. Racovitza, Zoöloog deT Bel
gische Antarlctische Expeditie, heeft de
zaak in bovengenoemde Vergadering
dor Société Zoologiquc de France ter
sprake gebracht, met het resultaat, dat
het door hem geschreven opstel in ver
scheidene exemplaren gezonden werd
naar alle streken, waar Fransche Zee
officieren kans hebben het dier weer te
zien, vooral naar Indo-China.
Op mijn voorstel zullen nu ook prij
zen worden uitgeloofd voor de best ge
slaagde fo'tografiën.
Beethoven als organist.
In de erste 2D jaren der vorige
eeuw dirigeerde een gepensionneerdo
kapitein, die een bekwaam musicus
was, uit liefhebberij een tijd lang de
dienstzangen van liet Domkoor te
Linz. Organist van den Dom was des
tijds d:e populaire toonkunstenaar J.
B. Schiedermayr, die te Linz tvyeo
betrekkingen bekleedde: behalve zijn
kerkelijk ambt oefende hij ook dat
van theater-kapelmeester uit. Daaruit
is te verklaren, dat herhaaldelijk ope
ra-thema's in de kerk weerklonken
ja. om het succes van eenige in liet
Casino uitte voeren danscomposities
te voren te onderzoeken, gaf hij zc
op den Zondag voor het bal onder
de godsdienstoefening op het Duin-
orgel ten beste.
De neef van den bovengcnoemdeii
dirigent van het Domkoor, do beroem
de schilder Friedrich Amcrling, ver
haalde jaren geleden de volgende
anecdote
Tijdens een kerkdienst verscheen op
het koor een vreemdeling, die, zon
der te groeten, naast het, orgel ging
staan en meer met de oogen dan met
de oo,ren het orgelspel van Schieder-
miayer volgde. Zijn ernstig gelaat
werd hij ieder preludium donkorder.
Daarbij schoof hij voortdurend dich
ter naar den orgelhank. Toen einde
lijk Schiedermayr weer met een dar
tel thema inzette, zette dc raadselach
tige vreemdeling zicli zondier iets te
zeggen, naast. hem. op de bank, schoof
hem er af en greep in de toetsen. Hij
hield Schiedermayer's thema vast
vereenvoudigde het melodisch, ver
langzaamde en verbreedde het rliyth-
misch en vormde er een heerlijk,
prachtig contrapuntisch doorgevoerd
voorspel uit. Daarna verwerkte hij
het in streng gebonden stijl [ot een
wondermooi adagio, vol vroomheid
en liet het ten slotte met het volle
werk in een kunstige en majestueuse
dubbel-fuga door de kerk bruisen.
Bach scheen uit zijn graf te zijn
opgestaan.
Allen staarden den wonderlijken
vreemde in stomme bewondering nan.
Sprakeloos en ontsteld stond Schie
dermayr onder d'e orgclbank. Zijn
gelaat leek dat van een juist streng
gestraft kind.
Nog twee lang aangehouden slot-
accoorden en de vreemdeling gleed
snel van de orgelhank af, greep haas
tig zijn hood en was reeds dicht bij
de deur. toen Schiedermayr op een
wenk van den dirigent hem nasncldc.
Dc vreemdeling raadde reeds to vo
ren, welke vraag thans tot hem ge
richt zou worden en beantwoordde
ze, vóór hij door dc deur verscheen
met een enkel, op barschen toon uit-
gestooten woord. Dat woord luidde
Beethoven.
Met gevouwen handen keerde
Schiedennayr naar het koor terug cn
op plcchtligcn toon deelde hij eerst
den koordirigent mode
Het was Beethoven dc groote
Beethoven was het-
En als een heilige openbaring ging
het van mond tot mond
Hot wa9 Beethovende groote
Beethoven
Eon zonderling.
Mr. John Vanderbilt, een lid van do
bekondo Amerlkaansche millionnairs-
fumilie, moet, op zijn zachtst uitge
drukt, oen zoor excentriek hoer zijn.
Zijn bloedverwanten en zijn vrienden
noemen hein wegens zijn vreemde le
venswijze nooit anders dan den „klui
zenaar van den Hoksenkop."
Men krijgt hem bijna nooit te zien.
Hij reist niet, werkt niet, schrijft niet,
doet ook niets anders. Hij haat de vrou
wen en is, in weerwil van zes millioe-
nen, ongehuwd gebleven. Zijn leven
brengt hij eenzaam door in een hut op
den Hi ksonkop, een borg in Pennsylva
nia, Ln een prachtig landschap. Daar
woont hij geheel alleen, het eene Jaar
in, het andere Jaar uit en verricht zelf
allen huishoudelijken arbeid: koken,
naaien, broton, stoppen. HIJ wascht zijn
ondorkleeren eigenhandig in een brui
sende woudbeek en vangt in hetzelfde
water forellen voor zijn maaltijd, schiet
zijn eigen wild cn verbouwt zijn eigen
groenten, melkt zUn eigen geiten en bakt
zijn eigen brood.
De oonigo mensch, dien liJJ ooit ziet,
Is een Jongo, in de nabijheid wonende
pachter, die hem meel en eieren brengt
cn hbm hot weinige, dat hij van do bui
tenwereld begeert, verschaft. De mllltoe-
neri-kliuzenaar ontvangt nooit brieven
on leeSl slechts eenige lievelingsboeken.
HIJ beidt oen afschuw van kranten en
tijdschriften. Men mompelt dat hij, als
Zurahtusfra, ra de oonzaamheld diepzin
nige gedachten uitbroedt en eenmaal
een bock. uut den stoen der wijzen be
vat, op de vèrbaasdo wereld los zal la-
ton HU hoeft door zijn mlllioenen het
geld in den grond loeren verachten, een
leerschool, die menigeen nlot ongaarne
zou willen doormaken.
Het instinct van den Koekoek
Reeds aan de ouden was bekend,
dat de koekoeken en met hen bijna
alle leden van de onderfarailie der
boomkoekoeken (Cuculinae) niet zelf
de eieren uitbroedeen, maar ze leg
gen in de nesten van andere vogels,
die zich met de verzorging der koe
koeksjongen belasten. Tot nu toe heeft
men in de nesten van meer dan 100
soorten van vogels een koekoeksei ge
vondendoor nauwkeuriger onder
zoek zou deze lijst zonder twijfel nog
belangrijk grooter worden. Bij voor
keur gebruikt de koekoek de nesten
van rietzangers, kwikstaarten" en
grasmusschen van vele andere vo
gels wordt heit nest alleen in geval
van nood en misschien ook wel bij
vergissing gebruikt.
De eieren van den koekoek zijn
buitengewoon klein, iets grooter
slechts dan die van onze huismusch.
Bij geen anderen vogel, wiens eieren
men kent. komen zulke groote afwij
kingen voor. Soms zijn ze grooter,
soms kleiner, bovendien verschillend
van vorm en zeer ongelijk van kleur
en teekening; in verband met de
plaatselijke gesteldheid heeft nu eens
deze, dan weer die kleur de overhand.
Ieder wijfje legt slechts één ei in
ieder door haar gekozen aieet en
doet dit in den regel eerst, wanneer
het nest van de toekomstige pleeg
ouders reeds eieren bevat; waarvan
er door het kookoekswijfje één wordt
uitgenomen, dat ze meestal verslindt.
Reedis vroeg vliegt het wijfje uit,
om een nest te zoeken. Het mannetje
vergezelt haar niet op deze reis. Ge
woonlijk wotrdt het gezochte nest
reeds onder het vliegen gevonden,
soms na eenigen tijd in de struiken
te hebben rondgeklauterd, of na het
bespieden van de vogelis, die voor
pleegouders zijn uitgekozen, bij het
bouwen van het nest. Hoe schuw de
koekoek anders ook is. hij deze gele
genheid komt. het w'ijfje dikwijls in
de onmiddellijke nabijheid van wo
ningen en soms zelfs in schuren en
bergplaatsen. Is de tijd van het leg
gen gekomen, dan gaat het koekoeks
wijfje op het nest zitten, als dit mo
gelijk isin andere gevallen wordt
het ei op den grond gelegd, in den
snavel genomen en zoo in het nest
overgebracht.
Na het leggen van het ei. keert de
koekoek herhaaldelijk naar het nest
terug, om er e'ieren of zelfs jongen
van de rechtmatige eigenaars "it te
werpen. De bewering, dat de zangvo.
gels er zeer mede ingenomen zijn, als
een vrouwelijke koekoek hun ne3t,
nadert en er een ei in legt. mist allen
grond. Opmerkelijk is het daarom,
dat de bedoelde vogelis, die iedere
verstoring van hun nest zeer onaan
genaam vinden, in dit geval oen uit
zondering maken en het koekoeksei
behandelen, alsof het van henzelf af
komstig is. Zij haten het wüjfje van
den koekoek, maar laten het vreem
de ei, of het daaruit gekomen jong
niet boeten, voor wat zijn moeder
misdreef
Als eon zeer hulpbehoevend wezen
verlaat de jonge koekoek heit ei. Hij
heeft een wanstaltig dikken kop,
groote. pupillen en een zwartachtige
'huid. Hij groeit aanvankelijk ,snel en
heeft een verbazender! eetlust; hij
heeft meer voeder noodig dan zijn
pleegouders hem kunnen verschaffen;
een gevolg daarvan is, dal de jongen,
die met hem het voer zouden moeten
doelen, verhongeren hij werpt ze
ook wel ten slotte uit het nest. als
ze niet door zijn moeder weggcnömen
of om 't leven gebracht worden. Zoo
blijft de koekoek de eenige bewoner
van het nest.
Treffend is do harm hartigheid, die
do kleine zangvogel, hij het groot
brengen van den koekoek toonen.
Met grooten ijver voorzien ze het
vraatzuchtige monster met een over
vloed van voedsel. Zelfs na het uit
vliegen volgen zij het nog dagenlang.
Wanneer de koekoek geboren is m
een hollen boom, komt het soms voor
dat hij wegens de engheid van dc
opening niet in staat "is, het nest te
verlaten, in dit geval blijven zijn
pleegouders om zijnentwil tot laat in
het najaar achter cn voederen hem
aanhoudend. Om deze reden, zeg*
Brehm, hecfl men wijfjes van kwik
staarten hier zien blijven, nadat reeds
al haar soorlgenooten naar het Zui
den waren afgereisd.
Dg fresco's van Michel Angolo
Over het feit, dat de fresco's van Mi
chel Angelo in de Sixtijnsche kapel niet
ondorgang bedreigd worden, bevat „Tho
American" een bericht, waaraan wij hot
volgendo ontleenen
Een der laatste daden van Leo XIII
was, zooals men weet, de benoeming van
een bijzondere commissie, dio tot taak
heeft de meesterwerken van Michel An
gelo, aan een onderzoek te onderwerpen,
daar deze door de bouwvalligheid dor
Sixtijnsche kapel ernstig gevaar loopen
verloren te gaan. Deze commissi o is
saamgestold uit do eerste deskundigen
van Rome en stelt zich ten doel, zooveel
mogelijk de verwoestingen van doze kost
bare schilderstukken te voorkomen. Tot
de leden dier commissie behooren
Seitz, Sneider, Mannucci, Marucchi, Cali
Nogara, Steinmann, Cai, Boni en Valles.
Het voorloopig onderzoek heeft aange
toond, dat de dakbalken reeds dermate
vervallen zijn, dat ieder oogenblik een
ongeluk verwacht had kunnen worden.
Mot de grootste voorzichtigheid worden
deze nu verwijderd en door ijzeren dra
gers vervangen, waardoor men niet en
kel hel dak voor ineenstorting hoopt te
LieTfoèflen, maar tevens ook op het oog
heeft, do Sixtijnsche kapel brandvrij te
malcen. Ondiertusschen, is binnen in de
kapel een stellage opgericht, welke bijna
tot aan <ïe meesterstukken van Michel
Angelo reikt, zoodat de onderzoekers
met de grootste nauwkeurigheid hun
waarnemingen zullen kunnen verrichten
betreffende den toestand der schilder
stukken.
Ais resultaat kwamen zij tot de ont
dekking, dat er niet alleen door do
fresco's groote scheuren loopen, maar
ook dat op meer plaatsen de oppervlakte
reeds een dreigende welving vertoont
en men binnen korteren of langerentijd
het afvallen van stukken kalk en schil
derwerk te duchten had.
De opdracht der herstelling welke moet
geschieden zonder dat het werk van den
lurasknaar beschadigd wordt, is voor
zeker geen gemakkelijke taak doch prof.
Seitz die het opzicht heeft over alle
schilderstukken in het Vaticaan, is van
meening, dat het dak kan hersteld wor
den zonder dat de fresco's er de nadee-
ligo gevolgen van ondervinden.
Een zeer interessant en tevens gerust
stellend feit is, dat de spleten en scheu
ren, die men van den beganen grond
a(I meende te rien, mei echt zijn, doch
dat deze vier ecuwen geleden door Miche]
Angelo zelf werden aangebracht uit een
„grap" die hij zich ten koste van zijn
vriend en geestverwant Baccio Pintelli
veroorloofde. Deze was de architect van
de Sixtina en scheen er zich op te be-
30 jaar later tegen het dak eenige scheu-
heid gebouwd wasom hem den schrik
op het lijf te jagen schilderde Angelo
30 Jaar later tegen het dak etnige scheu
ren tor breedte van twee duim. Met het
huidige schilderwerk begon hij in 1508
Cn was daarmede nog in geen vier jaar
tijds gereed.
Leo XIII bevaj de grootste voorzichtig
heid' aan, toen men met de besproken
restauratie een aanvang maakte en
stond er op, dat geen enkel scblldeT met
zijn penseel aan de fresco's zou raken.
,Er leeft heden ten dage geen man",
zeide hij tot een der leden uit de com
missie, „die aan een lijn der kunststuk
ken, komen kan zonder schade aan te
richten."
Nachtwandelaars noemt men xe
schertsend, de op onze teekening af
gebeelde half apen, waarvan de klein
ste, de muis en de kat-maki. op Ma
dagascar. de grootste le pittiin
West-Afrika aangelroffen worden.
De Zoölogische Tuin te Berlijn be
zit eenige van deze merkwaardige
dieren.
Overdag zitten ze ineengerold in
•een hoek te slapen en hebben dan
veel weg van een harigen bal, maar
als de duisternis gevallen is zijn de
smalle, hooge kooien van leven ver
tlalf-Apen.
vuld.
In vlugge, bevallige sprongen vlie
gen de muis-maki's over de takken
ou tegen liet traliewerk op en kijken
daarbij don beschouwer mot hun
wondergroote uilcnoogcn, liet eigen
aardigste kenmerk van dc nachtdie
ren, vreemd-starend aan.
Vooral hij de muis-maki zijn de
oogen merkwaardig ontwikkeld, veel
moor nog dan hij do kat-maki, en
ze laten goen plaats haasf, boven den
neus.
Do pitti lijkt meier op een jong van
dc kleinere berensoorten, ware het
niet. 'lat de staart op een anderen
oorsprong wees.
liet geslacht der half-apen, dat ook
in Indië aangetroffen wordt, heeft
door zijn wonderlijke verspreiding
tut allerlei geleerde theorieën aanlei
ding gegeven, doch tot heden staat
slechts dit vast. dat hun oorsprong
reusachtig ver in de geschiedenis te
rugvoert.
Chamberlain'B lsvenswijze
Een vriend van den minister schreef
aan een der Britscho bladen oen schets
van den volkshypnotiseur. De schets
stelt ons Joe voor in de dagen, toen hij
zich voorbereidde voor den grooten
strijd, dien hij nu heeft aangebonden.
Aan den vooravond van do Glosgower
rede, schrijft de huisvriend, scheen
Chamberlain uiterlijk volkomen kalm.
Door zijn absolute onverschilligheid
voor den storm van smaadredenen,
pamfletten, brochures en artikelen,
kalmeert hij zijn vrienden als do or
kaan het ergste woedt, logt Chamber
lain rustig een nieuw perk bloemen
aan."
Na een beschrijving van Joe's land
huis te I-Iighbury, dat zeer eenvoudig
is ingericht, vervolgt de vriend „On
danks zijn uitwendige kalmte is hij aan
den vooravond van eene rede eenigs-
zins nerveus. Want de lichamelijke in
spanning is al groot en slechts een man
van de krachtigste gezondheid kan doen
wat hij doet. Hij is 67 jaar oud, maar
zoo levendig, jong en krachtig, dal men
hem voor zijn zoon zou kunnen houden.
Chamberlain staat laat op, doch hij leest
reeds in bed zijn couranten en brieven,
's Morgens bestaat zijn hoofdbezigheid
in het leiden van de correspondentie. In
den regel ontvangt hij dagelijks 200 brie
ven, die hij niet alleen leest, maar ook
met de grootste nauwkeurigheid beant
woordt.
Twee steno'grafen teeltenen de wenken
voor de antwoorden op. Chamberlain's
particuliere secretaris waakt over de
verdere uitwerking. Onderwijl komen
voortdurend telegrammen van minis
ters, politieke vrienden, verkiezings
agenten enz. Reporters belegeren aan
den vooravond vaa eene groote rede
voering Chamberlain's huls om als het
mogelijk is, wat te weten to komen. Do
verslaggevers weten, dat Chamberlain
hen altijd buitengewoon vriendelijk be
handelt en zelden onverrichter zake naar
huis stuurt. Hij werkt tot laat in den
nacht. Voor het diner neemt hij een bad,
om acht uur gebruikt, hij met zijn huls
gezin het middagmaal cn daarna gaat
hij weer aan 't werk. Een uurtje ploete
ren in den tuin is hem genoeg voor
lichaamsbeweging.
Het reizen van den Czaar.
ln de Oswobsjdenje (De Bevrijding)
maakt een zekere meneer Struve twee
bescheiden openbaar, die eenig denk
beeld geven van de wijze, waarop de
Keizer aller Russen in zijn eigen
land moet reizen.
Het eerste document is betiteld
„Voorzorgsmaatregelen, toe tc pas
sen in de dorpen op de Keizorlijko
reisroute van do stad Arzamas naai
de kloosters van Sarovvo en Diveco
en over het kerkdorp Gloechowo te
rug naar. Arzamas,"
Die maatregelen zijn
lo. Alle gehouwen, zoowel do be
woonde als ook do onbewoondezoo
wel die aan den weg zelf als die,
welke links en rechts van den weg
staan op een afstand, van 10 sasjen
(vadem), moeten twee dagen vóór dc
doorreis zoo zorgvuldig mogelijk door
een commissie onderzocht, worden.
De commissie bestaat onder me
dewerking van twee getuigen uit
een politic- en een gendarmerie-
officier (waar er een beschikbaar is)
en uit de oudsten dos dorps van de
plaats. Dc oudste officier in rang
bekleedt het voorzitterschap. Do ge
bouwen. welke de eigenaars niet spe
ciaal noodig hebben, worden dooi
de commissie verzegeld cn vier uren
voor dat de keizer doorkomt, moet
de commissie zich overtuigen, datdc
zegels niet geschonden zijn.
Nota. Wanneer later voor de eige
naren zich een bijzondere behoefte
opdoet om tot een verzegeld gebouw
toegang to erlangen, dan kan dat
in tegenwoordigheid der daartoe -be
voegde commissie geschieden daar
na wordt het gebouw weer verzegeld.