koffie op c koerde tot de melk terug, waaraan ik my nu acht, jaren lang gehouden heb, zonder dat zich weder ernstige verscliiynsolcn hebben voor gedaan. Zy die aan loodvergiftiging- lyden mogen in geen geval Koffie drinken. Een arts, die iny ten behoeve eencr studie over do in het boekdrukkers en in het schildersberoep voorkomende loodvergiftigingen, naar do veelvul digheid dezer ziekte in onze zieken- fondsstatisticken vroeg, gaf ray de verklaring, dat hot in de koffie aan wezige gift, de koifeïno, is, dat do loodoxydatie van hot inonschelyke organisme zeer bevordert. Zelfs mon- schen, die van natuur een zwakke maag hebben, ruineoren door het ge bruik van koffie hunne maagzenuwen. Des te minder moge lyders aan lood vergiftiging zich aan het genot van zulke dranken overgeven. Wie nu absoluut geen melk meent te kunnen drinken (dit zal wel meer voor duit- schers dan voor Hollanders gelden) die neme met melk en weinia water toeboroido cacaoprodueton, in de eerste plaats havorcacao. Dit is niet veel duurder dan koffie en buitendien voed zamer. Eenige neiging tot verstopping blijft steeds bestaan. Die kan men echter met succes en zonder eenig nadoel bestryden, door liet rypolyk gebruik van groenten en vruchten. Ik heb als myn plicht betracht deze mijne ervaring medetedoelen tot wel zijn aller aan loodvergiftiging lydcndc collega's. Want niet alleen kan door do hier voorgeschreven levcnswyzo menige zieke van zyn smarte bevrijd, doch ook voor menige brave familie een echtgenoot en vader behouden worden. Als rayno regels in dat op zicht iets mogen bereiken, zal het mij van harte verheugen. Aan het stuk van dezen horstolden zieke sluito zich een statistiek aan, die momenteel door do duitsche pers wordt gepubliceerd on waaruit blijkt dat nog steeds een groot aantal vak- genooten tegen lood, als dc vyand hunner gezondheid, hooft to strijden. Volgens deze statistiek bedroeg het aantal dor in do ziekenhuizen van Pruissen behandelde personen, die aan loodvergiftiging lijden, in hot jaar 1895 1103 (1120 mannen en 43 vrouwen), 1899 1024 (1001 m., 23 vr.)), 1900 1523 (1509 m., 14 vr.), 1901 1383 (1359 m., 24 vr.). Daar van waren boekdrukkers (letterzet ters) 1895 304, 1899 551, 1900 510 en 1901 498. Eene kleine vermeerdering dezor ziekte is dus wel te constateercnneemt men in aan merking dat intusschon nieuwe hygiönischo verordeningen voor boek drukkerijen en lettergieterijen in wer king zyn gekomen, dan zou men mogen verwachten dat dozo vermin dering in veel sterker mate gevolgd zou zyn. (W. v. d. B.) Van aangezicht tot aangezicht. Over de Aira, een riviertje, dat de grens helpt vormen tusschen Turkije en Bulgarije, ligt de brug van Barakovo. En daar bij do tegenwoordige oor logszuchtige stemming tusschen de bei de landen allicht op een of ander oogenblik een inval Ln 't land van den tegenstander over deze brug zou kun nen worden beproefd, wordt zij van beide zijden sterk bewaakt. Daar staan de Turksche krijgers en de Bulgaarse he, van top tot teen gewa pend,, voortdurend van aangezicht toi aangezicht en zeer zeker kost het den officieren moeiteuitbarstingen te voor komen. In geval van oorlog zou dan ook deze brug allicht het eerst het tooneel wor den van den fanatieken staatkundigen, maar niet minder godsdienststrijd tus schen de Turksche Mahomodanen en do ChristelIjko Bulgaren. -ALLJBRLKI. DE ZEESLANG. Een onzer lezers hooft de vriendelijk heid om naar aanleiding van hot stukje in een onzer vorige nummers van „Za terdagavond" „Lintvisch en Zeeslang" ter inzage te zenden een verslag van do vergaderingen van do Ned. Dierkun dige Vereeniging, in een van welk» ver gaderingen do heer A. C. Oudomans de volgende voordracht hield De Nederlandscho Dierkundige Ver eeniging behoeft zich zeker niet te scha men op een haror vergaderingen een onderwerp aan te roeren, waaraan de Société Zoologlque do France &13 Ja nuari 1903) hare aandacht wijdde. Ik bedoel het onderwerp „de Grooto Zee slang." In Nature van 18 November 1880 ver scheen een bericht van Kapitein Davison en den len officier Mc. Kechnle van het Stoomschip Klushiu-Maru, waarin deze heeren mededeelen, dat door hen een zeer groot slangvormig dier werd waar genomen op 15 April 1879, en wel op 9 mijlen afstand van Kaap Satano, de zui. delijkste Kaap van Japan, beter van het eiland Kiu-Siu. Dit bericht gaf mij aanleiding andere berichten over dit zonderling dier na te vorschen. Uit eenige daarvan, waarin sprake is van vertikalo bochten, waar mede het dier zich voortbewoog, maakte ik op dat de Grooto Zeeslang in alle ge val een zoogdier moest zijn, zelfs be kleed met haar. En en ander publiceerde ik in het Album der Natuur van 12 No vember 1881. Het spreekt van zelf, dat een stukje van een 16 pagina's, en dat wel in het Album der Natuur, noch hier te lande, 'noch in het buitenland de aandacht trox van Zoölogen. Dit bleek mij vooral, toen ik ia Januari 1889 een boekje in handen kreeg (wanneer ik mij wel herinner had Prof. Hubrecht do attentie mij dit ter Lezing toe te zenden) van de hand van Henry I.ee, gotiteld ,,Soa Monsters Un masked", London, 1883, waarin wèl het onderwerp der Groote Zeeslang behan deld werd, wól de verschillende meenin. gen van andere schrijvers vermeld wer den, wèl zijn eigen gedachte werd weer gegeven, maar waarin mijne verklaring, n.l. dat we met een langgerekt zoogdier te maken hadden, niet genoemd werd. Mijn eigenliefde was daardoor zóó gekwetst, dat ik mij voornam oen groo- ter werk over dit nog onbekende dier te schrijven. Mijn onderzoek duurde 3 volle jaren, en het resultaat ts neergelegd in oen boekdoel getiteld „The Great Sea Serpent", Lolden en London, 1892. Dit boek werd in ons eigenland door Zoö logen met bittoro ironie begroet, al ga ven enkelen toe, dat de wijze, waarop door mij het onderworp behandeld was, allo lof verdiende. Geheel anders in het buitenland. Van daaruit ontving ik do meo.vt vleiende beoordeelingen. Mannen als Ernst Krausc to Berlijn. Georg Wis- Hcenus to Hamburg en Prof. Von Ma- renzeilcr te Wcenen schaamden zich nlot lozingen te houden, en hunne voor drachten lo pubüceeren, waaTin zij mij toewenschten, dat eenmaal de tijd zou aanbreken, waarop Zoölogen niet meer ongoloovig de schouders zouden op halen. In Juli 1897 e-n in Februari 1898 werden herhaaldelijk twee exemplaren gezien in de haaien van Along en Faitsi-Long (Tonkin) en wei door de kapiteins en officieren van de „Avalanche" en de Bayard". Hunne beschrijving van het dier komt volkomen overeen met de mijne, zooals ik die heb gedistilleerd uit de verschillende berichten van vroege re ooggetuigen. Emile G. Racovitza, Zoöloog deT Bel gische Antarlctische Expeditie, heeft de zaak in bovengenoemde Vergadering dor Société Zoologiquc de France ter sprake gebracht, met het resultaat, dat het door hem geschreven opstel in ver scheidene exemplaren gezonden werd naar alle streken, waar Fransche Zee officieren kans hebben het dier weer te zien, vooral naar Indo-China. Op mijn voorstel zullen nu ook prij zen worden uitgeloofd voor de best ge slaagde fo'tografiën. Beethoven als organist. In de erste 2D jaren der vorige eeuw dirigeerde een gepensionneerdo kapitein, die een bekwaam musicus was, uit liefhebberij een tijd lang de dienstzangen van liet Domkoor te Linz. Organist van den Dom was des tijds d:e populaire toonkunstenaar J. B. Schiedermayr, die te Linz tvyeo betrekkingen bekleedde: behalve zijn kerkelijk ambt oefende hij ook dat van theater-kapelmeester uit. Daaruit is te verklaren, dat herhaaldelijk ope ra-thema's in de kerk weerklonken ja. om het succes van eenige in liet Casino uitte voeren danscomposities te voren te onderzoeken, gaf hij zc op den Zondag voor het bal onder de godsdienstoefening op het Duin- orgel ten beste. De neef van den bovengcnoemdeii dirigent van het Domkoor, do beroem de schilder Friedrich Amcrling, ver haalde jaren geleden de volgende anecdote Tijdens een kerkdienst verscheen op het koor een vreemdeling, die, zon der te groeten, naast het, orgel ging staan en meer met de oogen dan met de oo,ren het orgelspel van Schieder- miayer volgde. Zijn ernstig gelaat werd hij ieder preludium donkorder. Daarbij schoof hij voortdurend dich ter naar den orgelhank. Toen einde lijk Schiedermayr weer met een dar tel thema inzette, zette dc raadselach tige vreemdeling zicli zondier iets te zeggen, naast. hem. op de bank, schoof hem er af en greep in de toetsen. Hij hield Schiedermayer's thema vast vereenvoudigde het melodisch, ver langzaamde en verbreedde het rliyth- misch en vormde er een heerlijk, prachtig contrapuntisch doorgevoerd voorspel uit. Daarna verwerkte hij het in streng gebonden stijl [ot een wondermooi adagio, vol vroomheid en liet het ten slotte met het volle werk in een kunstige en majestueuse dubbel-fuga door de kerk bruisen. Bach scheen uit zijn graf te zijn opgestaan. Allen staarden den wonderlijken vreemde in stomme bewondering nan. Sprakeloos en ontsteld stond Schie dermayr onder d'e orgclbank. Zijn gelaat leek dat van een juist streng gestraft kind. Nog twee lang aangehouden slot- accoorden en de vreemdeling gleed snel van de orgelhank af, greep haas tig zijn hood en was reeds dicht bij de deur. toen Schiedermayr op een wenk van den dirigent hem nasncldc. Dc vreemdeling raadde reeds to vo ren, welke vraag thans tot hem ge richt zou worden en beantwoordde ze, vóór hij door dc deur verscheen met een enkel, op barschen toon uit- gestooten woord. Dat woord luidde Beethoven. Met gevouwen handen keerde Schiedennayr naar het koor terug cn op plcchtligcn toon deelde hij eerst den koordirigent mode Het was Beethoven dc groote Beethoven was het- En als een heilige openbaring ging het van mond tot mond Hot wa9 Beethovende groote Beethoven Eon zonderling. Mr. John Vanderbilt, een lid van do bekondo Amerlkaansche millionnairs- fumilie, moet, op zijn zachtst uitge drukt, oen zoor excentriek hoer zijn. Zijn bloedverwanten en zijn vrienden noemen hein wegens zijn vreemde le venswijze nooit anders dan den „klui zenaar van den Hoksenkop." Men krijgt hem bijna nooit te zien. Hij reist niet, werkt niet, schrijft niet, doet ook niets anders. Hij haat de vrou wen en is, in weerwil van zes millioe- nen, ongehuwd gebleven. Zijn leven brengt hij eenzaam door in een hut op den Hi ksonkop, een borg in Pennsylva nia, Ln een prachtig landschap. Daar woont hij geheel alleen, het eene Jaar in, het andere Jaar uit en verricht zelf allen huishoudelijken arbeid: koken, naaien, broton, stoppen. HIJ wascht zijn ondorkleeren eigenhandig in een brui sende woudbeek en vangt in hetzelfde water forellen voor zijn maaltijd, schiet zijn eigen wild cn verbouwt zijn eigen groenten, melkt zUn eigen geiten en bakt zijn eigen brood. De oonigo mensch, dien liJJ ooit ziet, Is een Jongo, in de nabijheid wonende pachter, die hem meel en eieren brengt cn hbm hot weinige, dat hij van do bui tenwereld begeert, verschaft. De mllltoe- neri-kliuzenaar ontvangt nooit brieven on leeSl slechts eenige lievelingsboeken. HIJ beidt oen afschuw van kranten en tijdschriften. Men mompelt dat hij, als Zurahtusfra, ra de oonzaamheld diepzin nige gedachten uitbroedt en eenmaal een bock. uut den stoen der wijzen be vat, op de vèrbaasdo wereld los zal la- ton HU hoeft door zijn mlllioenen het geld in den grond loeren verachten, een leerschool, die menigeen nlot ongaarne zou willen doormaken. Het instinct van den Koekoek Reeds aan de ouden was bekend, dat de koekoeken en met hen bijna alle leden van de onderfarailie der boomkoekoeken (Cuculinae) niet zelf de eieren uitbroedeen, maar ze leg gen in de nesten van andere vogels, die zich met de verzorging der koe koeksjongen belasten. Tot nu toe heeft men in de nesten van meer dan 100 soorten van vogels een koekoeksei ge vondendoor nauwkeuriger onder zoek zou deze lijst zonder twijfel nog belangrijk grooter worden. Bij voor keur gebruikt de koekoek de nesten van rietzangers, kwikstaarten" en grasmusschen van vele andere vo gels wordt heit nest alleen in geval van nood en misschien ook wel bij vergissing gebruikt. De eieren van den koekoek zijn buitengewoon klein, iets grooter slechts dan die van onze huismusch. Bij geen anderen vogel, wiens eieren men kent. komen zulke groote afwij kingen voor. Soms zijn ze grooter, soms kleiner, bovendien verschillend van vorm en zeer ongelijk van kleur en teekening; in verband met de plaatselijke gesteldheid heeft nu eens deze, dan weer die kleur de overhand. Ieder wijfje legt slechts één ei in ieder door haar gekozen aieet en doet dit in den regel eerst, wanneer het nest van de toekomstige pleeg ouders reeds eieren bevat; waarvan er door het kookoekswijfje één wordt uitgenomen, dat ze meestal verslindt. Reedis vroeg vliegt het wijfje uit, om een nest te zoeken. Het mannetje vergezelt haar niet op deze reis. Ge woonlijk wotrdt het gezochte nest reeds onder het vliegen gevonden, soms na eenigen tijd in de struiken te hebben rondgeklauterd, of na het bespieden van de vogelis, die voor pleegouders zijn uitgekozen, bij het bouwen van het nest. Hoe schuw de koekoek anders ook is. hij deze gele genheid komt. het w'ijfje dikwijls in de onmiddellijke nabijheid van wo ningen en soms zelfs in schuren en bergplaatsen. Is de tijd van het leg gen gekomen, dan gaat het koekoeks wijfje op het nest zitten, als dit mo gelijk isin andere gevallen wordt het ei op den grond gelegd, in den snavel genomen en zoo in het nest overgebracht. Na het leggen van het ei. keert de koekoek herhaaldelijk naar het nest terug, om er e'ieren of zelfs jongen van de rechtmatige eigenaars "it te werpen. De bewering, dat de zangvo. gels er zeer mede ingenomen zijn, als een vrouwelijke koekoek hun ne3t, nadert en er een ei in legt. mist allen grond. Opmerkelijk is het daarom, dat de bedoelde vogelis, die iedere verstoring van hun nest zeer onaan genaam vinden, in dit geval oen uit zondering maken en het koekoeksei behandelen, alsof het van henzelf af komstig is. Zij haten het wüjfje van den koekoek, maar laten het vreem de ei, of het daaruit gekomen jong niet boeten, voor wat zijn moeder misdreef Als eon zeer hulpbehoevend wezen verlaat de jonge koekoek heit ei. Hij heeft een wanstaltig dikken kop, groote. pupillen en een zwartachtige 'huid. Hij groeit aanvankelijk ,snel en heeft een verbazender! eetlust; hij heeft meer voeder noodig dan zijn pleegouders hem kunnen verschaffen; een gevolg daarvan is, dal de jongen, die met hem het voer zouden moeten doelen, verhongeren hij werpt ze ook wel ten slotte uit het nest. als ze niet door zijn moeder weggcnömen of om 't leven gebracht worden. Zoo blijft de koekoek de eenige bewoner van het nest. Treffend is do harm hartigheid, die do kleine zangvogel, hij het groot brengen van den koekoek toonen. Met grooten ijver voorzien ze het vraatzuchtige monster met een over vloed van voedsel. Zelfs na het uit vliegen volgen zij het nog dagenlang. Wanneer de koekoek geboren is m een hollen boom, komt het soms voor dat hij wegens de engheid van dc opening niet in staat "is, het nest te verlaten, in dit geval blijven zijn pleegouders om zijnentwil tot laat in het najaar achter cn voederen hem aanhoudend. Om deze reden, zeg* Brehm, hecfl men wijfjes van kwik staarten hier zien blijven, nadat reeds al haar soorlgenooten naar het Zui den waren afgereisd. Dg fresco's van Michel Angolo Over het feit, dat de fresco's van Mi chel Angelo in de Sixtijnsche kapel niet ondorgang bedreigd worden, bevat „Tho American" een bericht, waaraan wij hot volgendo ontleenen Een der laatste daden van Leo XIII was, zooals men weet, de benoeming van een bijzondere commissie, dio tot taak heeft de meesterwerken van Michel An gelo, aan een onderzoek te onderwerpen, daar deze door de bouwvalligheid dor Sixtijnsche kapel ernstig gevaar loopen verloren te gaan. Deze commissi o is saamgestold uit do eerste deskundigen van Rome en stelt zich ten doel, zooveel mogelijk de verwoestingen van doze kost bare schilderstukken te voorkomen. Tot de leden dier commissie behooren Seitz, Sneider, Mannucci, Marucchi, Cali Nogara, Steinmann, Cai, Boni en Valles. Het voorloopig onderzoek heeft aange toond, dat de dakbalken reeds dermate vervallen zijn, dat ieder oogenblik een ongeluk verwacht had kunnen worden. Mot de grootste voorzichtigheid worden deze nu verwijderd en door ijzeren dra gers vervangen, waardoor men niet en kel hel dak voor ineenstorting hoopt te LieTfoèflen, maar tevens ook op het oog heeft, do Sixtijnsche kapel brandvrij te malcen. Ondiertusschen, is binnen in de kapel een stellage opgericht, welke bijna tot aan <ïe meesterstukken van Michel Angelo reikt, zoodat de onderzoekers met de grootste nauwkeurigheid hun waarnemingen zullen kunnen verrichten betreffende den toestand der schilder stukken. Ais resultaat kwamen zij tot de ont dekking, dat er niet alleen door do fresco's groote scheuren loopen, maar ook dat op meer plaatsen de oppervlakte reeds een dreigende welving vertoont en men binnen korteren of langerentijd het afvallen van stukken kalk en schil derwerk te duchten had. De opdracht der herstelling welke moet geschieden zonder dat het werk van den lurasknaar beschadigd wordt, is voor zeker geen gemakkelijke taak doch prof. Seitz die het opzicht heeft over alle schilderstukken in het Vaticaan, is van meening, dat het dak kan hersteld wor den zonder dat de fresco's er de nadee- ligo gevolgen van ondervinden. Een zeer interessant en tevens gerust stellend feit is, dat de spleten en scheu ren, die men van den beganen grond a(I meende te rien, mei echt zijn, doch dat deze vier ecuwen geleden door Miche] Angelo zelf werden aangebracht uit een „grap" die hij zich ten koste van zijn vriend en geestverwant Baccio Pintelli veroorloofde. Deze was de architect van de Sixtina en scheen er zich op te be- 30 jaar later tegen het dak eenige scheu- heid gebouwd wasom hem den schrik op het lijf te jagen schilderde Angelo 30 Jaar later tegen het dak etnige scheu ren tor breedte van twee duim. Met het huidige schilderwerk begon hij in 1508 Cn was daarmede nog in geen vier jaar tijds gereed. Leo XIII bevaj de grootste voorzichtig heid' aan, toen men met de besproken restauratie een aanvang maakte en stond er op, dat geen enkel scblldeT met zijn penseel aan de fresco's zou raken. ,Er leeft heden ten dage geen man", zeide hij tot een der leden uit de com missie, „die aan een lijn der kunststuk ken, komen kan zonder schade aan te richten." Nachtwandelaars noemt men xe schertsend, de op onze teekening af gebeelde half apen, waarvan de klein ste, de muis en de kat-maki. op Ma dagascar. de grootste le pittiin West-Afrika aangelroffen worden. De Zoölogische Tuin te Berlijn be zit eenige van deze merkwaardige dieren. Overdag zitten ze ineengerold in •een hoek te slapen en hebben dan veel weg van een harigen bal, maar als de duisternis gevallen is zijn de smalle, hooge kooien van leven ver tlalf-Apen. vuld. In vlugge, bevallige sprongen vlie gen de muis-maki's over de takken ou tegen liet traliewerk op en kijken daarbij don beschouwer mot hun wondergroote uilcnoogcn, liet eigen aardigste kenmerk van dc nachtdie ren, vreemd-starend aan. Vooral hij de muis-maki zijn de oogen merkwaardig ontwikkeld, veel moor nog dan hij do kat-maki, en ze laten goen plaats haasf, boven den neus. Do pitti lijkt meier op een jong van dc kleinere berensoorten, ware het niet. 'lat de staart op een anderen oorsprong wees. liet geslacht der half-apen, dat ook in Indië aangetroffen wordt, heeft door zijn wonderlijke verspreiding tut allerlei geleerde theorieën aanlei ding gegeven, doch tot heden staat slechts dit vast. dat hun oorsprong reusachtig ver in de geschiedenis te rugvoert. Chamberlain'B lsvenswijze Een vriend van den minister schreef aan een der Britscho bladen oen schets van den volkshypnotiseur. De schets stelt ons Joe voor in de dagen, toen hij zich voorbereidde voor den grooten strijd, dien hij nu heeft aangebonden. Aan den vooravond van do Glosgower rede, schrijft de huisvriend, scheen Chamberlain uiterlijk volkomen kalm. Door zijn absolute onverschilligheid voor den storm van smaadredenen, pamfletten, brochures en artikelen, kalmeert hij zijn vrienden als do or kaan het ergste woedt, logt Chamber lain rustig een nieuw perk bloemen aan." Na een beschrijving van Joe's land huis te I-Iighbury, dat zeer eenvoudig is ingericht, vervolgt de vriend „On danks zijn uitwendige kalmte is hij aan den vooravond van eene rede eenigs- zins nerveus. Want de lichamelijke in spanning is al groot en slechts een man van de krachtigste gezondheid kan doen wat hij doet. Hij is 67 jaar oud, maar zoo levendig, jong en krachtig, dal men hem voor zijn zoon zou kunnen houden. Chamberlain staat laat op, doch hij leest reeds in bed zijn couranten en brieven, 's Morgens bestaat zijn hoofdbezigheid in het leiden van de correspondentie. In den regel ontvangt hij dagelijks 200 brie ven, die hij niet alleen leest, maar ook met de grootste nauwkeurigheid beant woordt. Twee steno'grafen teeltenen de wenken voor de antwoorden op. Chamberlain's particuliere secretaris waakt over de verdere uitwerking. Onderwijl komen voortdurend telegrammen van minis ters, politieke vrienden, verkiezings agenten enz. Reporters belegeren aan den vooravond vaa eene groote rede voering Chamberlain's huls om als het mogelijk is, wat te weten to komen. Do verslaggevers weten, dat Chamberlain hen altijd buitengewoon vriendelijk be handelt en zelden onverrichter zake naar huis stuurt. Hij werkt tot laat in den nacht. Voor het diner neemt hij een bad, om acht uur gebruikt, hij met zijn huls gezin het middagmaal cn daarna gaat hij weer aan 't werk. Een uurtje ploete ren in den tuin is hem genoeg voor lichaamsbeweging. Het reizen van den Czaar. ln de Oswobsjdenje (De Bevrijding) maakt een zekere meneer Struve twee bescheiden openbaar, die eenig denk beeld geven van de wijze, waarop de Keizer aller Russen in zijn eigen land moet reizen. Het eerste document is betiteld „Voorzorgsmaatregelen, toe tc pas sen in de dorpen op de Keizorlijko reisroute van do stad Arzamas naai de kloosters van Sarovvo en Diveco en over het kerkdorp Gloechowo te rug naar. Arzamas," Die maatregelen zijn lo. Alle gehouwen, zoowel do be woonde als ook do onbewoondezoo wel die aan den weg zelf als die, welke links en rechts van den weg staan op een afstand, van 10 sasjen (vadem), moeten twee dagen vóór dc doorreis zoo zorgvuldig mogelijk door een commissie onderzocht, worden. De commissie bestaat onder me dewerking van twee getuigen uit een politic- en een gendarmerie- officier (waar er een beschikbaar is) en uit de oudsten dos dorps van de plaats. Dc oudste officier in rang bekleedt het voorzitterschap. Do ge bouwen. welke de eigenaars niet spe ciaal noodig hebben, worden dooi de commissie verzegeld cn vier uren voor dat de keizer doorkomt, moet de commissie zich overtuigen, datdc zegels niet geschonden zijn. Nota. Wanneer later voor de eige naren zich een bijzondere behoefte opdoet om tot een verzegeld gebouw toegang to erlangen, dan kan dat in tegenwoordigheid der daartoe -be voegde commissie geschieden daar na wordt het gebouw weer verzegeld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8