NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD. DE TERUGKEER VAN SHERLOCK HOLMES. 21e Jaargang. No. 6242. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. DONDERDAG 6 NOVEMBER 1903. B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENT1ËN: Voor Haarlem PER DR'E MAANDEN: Van 1—5 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der Haarlem van 1—5 regels ƒ0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel. gemeente)1.30 Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per post door Nederland1.65 f.' iC (v-rt! Kleine advertentiün 3 maal plaatsen voor 2 maai betalen. Afzonderlijke nummers0.02)-^ f Rt Vj i tv'-, I yr j W Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37^1 Jjf Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buitenspaarne No. 6. ,de omstreken en franco per post „0.45 Infercomniunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA AVAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangire G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Sacc., Parijs, JFir Faubourg Montmartre. Tweede Blad. Door A. CONAN DOYLE II—Het Avontuur van den Archi tect van Norwood. Uit een oogpunt van ondervin- rj ding op misdadigersgebied, zei die k heer Sherlock Holmes, is Londen een zeldzaam onbelangwekkende stad ge worden sedent den dood van den be- jtreurden professor Moriarty. Ik geloof niet, dat veel eerzame burgers het in dit opzicht met je eens zullen rijn, antwoordde ik. Nu, nu, ik moet niet zelfzuchtig zijn. zei hij lachend, terwijl hij zijn stoel achteruit schoof van de ontbijt tafel. De maatschappij wint er zeker hij en niemand verliest ierbij, beha de arme specialiteit op dat gebied, die nu niets meer te doen heeft. Toen man nog rondJïiep was er kans van allerlei ongedachte dingen in de ochtendbladen te lezen. Soms was er slechts h'et kleinste spoor, de zwakste aanwijzing, Watson, en toch was het voor mij genoeg om te begrijpen, dat die boosaardige klant in 't spel was en de zachtste beweging aan een der hoeken van het net, herinnerde me aan de spin. die in het midden op L|prooi te loeren zat. Voor den wetenschappelijken bestu- deerder van de hoogere misdadigers- wereld in Europa was er geen hoofcL die zulke voordeelen bood als iden. Maar nu Hij haalde zijn schouders op grappige minachting voor den stand van zaken. dien. hij zettf zoozeer had bevorderd. Op het oogenblik, waarvan ik spreek ..as Holmes verscheidene maanden terug en ik had op zijn verzoek mijn praktijk van de hand gedaan en was weer teruggekeerd naar het kwartier ia Bakerstreet. Een jong dokter. Ver- Der genaamd, had mijn kleine prak- ijk in Kensington overgenomen en h? met bewonderenswaardig weinig aar- reling den prijs betaald, dien ik ge- gjTraagd had, een omstandigheid, die (later werd opgehelderd, toen ik be- Qerkte, dat Venier een verre bloed- rerwant van Holmes was en dat het D'eigenlijk mijn vriend was, die be- ;eipaald had. Onze maanden van samenwerking 'aren niet zoo geheel zonder voor hallen geweest als hij deed voorko- ttSD, want als ik rhijn aanteekeningen aleeis, zie ik, dat in dat tijdperk valt zaak van de papieren van Pre- :nt Murillo en ook het leelijke ge- al van het Hollandsche stoomschip Friesland", dat ons bijna beiden het iron had gekost. Zijn koele en trot- jfi|che natuur, was echter altijd af- 1 eerig van al wat geleek op tóejui- 5 tóng van het publiek en hij beval lij zoo streng mogelijk aan. geen roord over hemzelf, zijn wijze van 'erken of zijn succes te zeggen, een Srbod, dat, zooals ik gezegd heb, "is opgeheven. Sherlock Holmes leunde na boven- enneld luimig protest achterover in ju stoel en vouwde langzaam zijn chtendblad open, toen onze aandacht trd getrokken door een hevig ruk- sa aan de bel, onmiddellijk gevolgd for een hol, dreunend geluid, alsof mand met den vuist op de buiten- sar bonsde. Toen deze werd open edaan, ontstond er een groot geweld den gang, snelle voetstappen kwa^ en. de trap op en een oogenblik la- r snelde een jonge man. woedend, et verwilderde oogen en haren, bleek i sidderend de kamer binnen. Hij ®k van den een naar den ander en «r de vragende uitdrukking op ons iaat bedacht hij, dat er eenige ver- itschuldiging diende te worden aan- ivoerd voor zulk een weinig cerer oneel binnen komen. Het spijt me, mijnheer Holmes, ep hij, u moet het me niet kwalijk saien. Ik ben haast gek. Mijnheer olmes, ik ben de ongelukkige John Sctor Mc Farlane. Hij zeidie dit alsof het noemen van naam alleen zoowel zijn bezoek s zzijn manier van doen zzou ver laren. maar aan het strak gelaat mijn. vriend kon ik zien, i die naam hem even weinig zei 5 mij Steek een cigarette op, mijnheer Farlane, zei hij, de doos cigaretten Druitschuivend, en ik ben zeker, dat i de symptomen die u vertoont mijn loud dr. Watson hier u een kal merend middel voor zou schrijven. H is de laatste dagen zoo warm ge mest! Nu, als u zich wat kalmer elt, zal het me aangenaam zijn als Plaats wilde nemen en ons heel langzaam en rustig vertellen, wie is en wat u wenscht. U noemde uw naam alsof ik dien moest herkennen, maar ik verzeker u, dat ik, behalve de eenvoudige feiten, dat u vrijgezel, zaakwaarnemer, vrijmetselaar er asthmaiticns jis, niets van. u weet. Bekend; als ik was met de w ze van handelen van mijn 'vriend, was het voor mij niet moeilijk zijn gevolg trekkingen te volgen en te begrijpen, waar hij heen wilde. Onze bezoeker staarde hem in verbazing aan. Ja. dat alles ben ik, mijnheer Holmes, en bovendien ben ik de on gelukkigste man, die op dit oogenblik in Londen rondloopt. Laat me om 's hemels wil niet in den steek, mijn beer HolmesAls ze miij komen ar resteeren vóór ik mijn verhaal vol eindigd heb, maak dan dat ze mij den tijd geven u de geheels waarheid te vertellen Ik zou desnoods me in de gevangenis gelukkig kunnen gevoelen als iL wist, dat u daar buiten voor me aan het werk is. U arresteeren zei Holmes, dat is werkelijk buitengewoon aard buitengewoon interessant. En waar om denkt u gearresteerd te worden? Beschuldigd van den moord op mr. Jonas Old acre, van Beneden Nor wood. Uit het gelaat van mijn vriend sprak een sympathie, die. vrees ik, niet ge heel onvermengd was met voldoe ning. Lieve hemel, zei hij, een oogen blik geleden aan het ontbijt zei ik nog tot mijn vriend, dr. Watson, dat sen- sationeéle gevallen geheel uit onze dagbladen verdwenen zijn. Onze bezoeker stak zijn bevende hand uit en nam de „Daily Tele- praph", die nog op Holmes' knie lag. Als u het had ingezien, mijnheer, zon u terstond geweten hebben, waarom ik. vanochtend bij u ben ge komen. Ik heb een gevoel alsof mijn naam en. het verhaal van mijn onge luk in ieder mond is. Hij keerde het blad' om, zoekend naar de juiste plaats. Hier is het en. met uw toestem ming zal ik het u voorlezen. Luister, mijnheer. Het opschrift luidt„Ge heimzinnige gebeurtenis in Beneden Norwood. Verdwijning van een welbe kend architect. Vermoedens van moord en brandstichting. Een spoor van den misdadiger". Het is dit spoor, dat zij nu reeds volgen, mijn heer Holmes, en ik weet. dat het on herroepelijk naar mij leidt. Ik ben van London Bridge station gevolgd gewor den en ik ben zeker, dat zij alleen op het bevelschrift wachten om mij te arreisteeren. Het zal mijn moeder het kart breken heit zal haar hart breken Hij wrong in doodsangst zijn han den en liet zich achterover in zijn stoel vallen. Ik keek met belangstel ling naar dezen man, die beschuldigd werd van zulk een misdaad. Hij was blond en knap, had schrikachtige blauwe oogen en een gladgeschoren gelaat met een weeke, gebrek aan wilskracht verradenden mond. Hij kon zevenentwintig jaar oud zijn hij was gekleed' als een gentle man, Uit een zak van zijn lichten overjas stak een bundel papieren, die zijn ambt verrieden. We moeten den tijd, dien we hebben, benutten, zei Holmes. Wat son, zou je zoo vriendelijk willen zijn de courant te nemen en me het be doelde bericht voor te lezen. Tusschen dikke lijnen, waarmee de jonge man het artikel had aange duid, las ik het volgende verhaal. „Laat in den nacht en vroeg heden morgen had er te Beneden Norwood een voorval plaats, dat, naar gevreesd wordt, duidt op een ernstige mis daad. Mr. Jonas Oldacre is een wel bekend inwoner van dlie wijk, waar hij gedurende vele jaren het vak van architect heeft uitgeoefend. Mr. Old acre is vrijgezel, twee en vijftig jaal oud en woont in Deep Dene.-House aan den kant van Sydenham op den weg naar die plaats. Hij heeft den naam gehad iemand te zijn met zon derlinge manieren, geheimzinnig en teruggetrokken. Vóór eenige jaren dieed hij eigenlijk reeds geen zaken meer, -vwaarin hij, naar men zeide, zich 'een aanzienlijk fortuin vergaar de. Aan de achterzijde van het huis bestond echter nog een kleine hout tuin en vannacht omstreeks 12 uur werd alarm gemaakt daar een der houtstapels in brand stond. Stoom spuiten waren spoedig ter plaatse, maar het droge hout brandde verba zend fel en het was onmogelijk het vuur te blusschen vóór de stapel ge heel verbrand was. Tot op dit oogen blik droeg het geval het kenmerk van een gewoon ongeval', maar nieuwe aanduidingen schenen op een ernstige misdaad te wijzen. Men was verwon derd over de afwezigheid van den eigenaar van het huis en men stelde een onderzoek in. waarbij bleek, dat hij niet in huis was. Nasporingen in zijn slaapkamer deden zien. dat zijn bed niet was beslapen, dat een brand kast, die in de kamer stbnd, open was, dat een aantal belangrijke pa pieren door de kamer verspreid was en ten slotte, diat er sporen waren van een bevigen strijd' daa<r lichte bloedsporen gevonden werden in de kamer, zoowel als aan een eikenhou ten wandelstok. Het is bekend, dat de heer Oldacre dien nacht nog laat een bezoeker in zijn slaapkamer had dontvangen en de gevonden stok is herkend als toe te behooren aan dien bezoeker, den jongen Londenschen zaakwaarnemer John Hector Mc Far lane. jongste lid rvan de firma Gra ham en Mc Farlane, Gresham Buil dings E. C. 426. De politie meent in haar bezit aan wijzingen te hebben, die een zeer aannemelijk motief voor de misdaad opleveren en men behoeft er niet aan te twijfelen of geruchtmakende ont hullingen zullen volgen. Later bericht. Op het oogenblik, dat w)ij gaan afdrukken, loopt het ge rucht. dat Mr. John I-lector Mc-Far- lane gearresteerd is als verdacht van den moord op Mr. Jonas Oldacre. Zeker is tenminste, dat bevel daar toe is gegeven. Het onderzoek te Norwood heeft nog meer onheilspel lende bijzonderheden aan het licht gebracht. Behalve de sporen van een worste ling in de kamer yan den ongeluk- kigen architect is nu bekend, dat de jalouziën van zijn slaapkamer, die gelijkvloers i)s. open gevonden werden dat er teekens zijn gevonden' alsof een zwaar lichaam door den houttuin is gedragen en verder wordt verze kerd, dat er verkoolde overblijfselen zijn gevonden onder de asch van den verbranden houtstapel. De mening van de politie is dat er een gruwzame misdaad is gepleegd, dat het slacht offer werd vermoord' in zijn eigen slaapkamer, zijn papieren gestolen en het lijk daarna is gedragen naar de houtstapel om zoo alle sporen van d,e misdaad) te doen verdwijnen. De leiding van helt onderzoek is uitste kend' in handen van den inspecteur Lestrade van Scotland Yard, die het spoor van den misdadiger volgt met zijn gewone energie en voortvarend heid." Sherlock Holmes luisterde met ge sloten oogen en de vingertoppen te gen elkaar, naar dit merkwaardig verhaal. Het geval heeft zeker wel iets belangwekkends, zei hij op zijn eigen langzame wijze. Mag ik in de eerste plaats vragen Mr. Mc Farlane, hoe het komt. dat u nog in vrijheid is, terwijl er genoeg vermoeden schijnt te bestaan om u gevangen te nemen Ik woon te Torrington Lodge, Black Leath, bij mijn ouders, mijn heer Holmesmaar gisteravond was ik, daar ik zeer laat zaken te doen had met Mr. Jonas Oldacre, in een hotel in Norwood en van daar kwam ik naar hier voor mijn zaken. Van deze geheele historie wist ik niets vóór ik in den trein zat; toén las ik hetgeen u zoojuist gehoord heeft Ik zag plotseling het afschuwelijk gevaar van mijn toestand en ik haastte mij u de zaak in handen te geven. Ik /twijfel er niet aan of ik zal gevan gen genomen worden óf op mijn kan toor óf thuis. Een man is me ge volgd van London Bridge-station en ik twijfel niet ofGroote hemel, wat is dat? Het was het geluid van de bel, direct gevolgd door voetstappen op de trap'. Een oogenblik later verscheen onze oude vriend Lestrade in de ka mer. Over zijn schouder zag ik even een oftwee agenten in uniform. Mr. John Hector Mc Farlane vroeg Lestrade. Onze ongelukkige cliënt sitond doodsbleek op. Ik arresteer u als verdacht van den moord op Mr. Jonas Oldacre van Beneden Norwood. Mc Farlane wendde zich tot ons met een gebaar van wanhoop en zonk op nieuw in zijn stoel als iemand, die vernietigd is. Een oogenblik, Lestrade, zei Hol mes. Een half uur meer of m in dei kan voor jou geen verschil makenen deze heer was op 't punt ons verslag te doen van zijn interessant geval en waardoor er misschien wat licht in de zaak komt. Ik denk, dat het niet moeilijk zal' zijn om er licht in te ontsteken, zed Lestrade grimmig. Niettegenstaande dat, stel ik er met je permissie heel veel belang in het verhaal te hooren. Nu, mijnheer Holmes, het is moeilijk voor mij u iets te weigeren, want u is ons van nut geweest en we hebben u op Scotland Yard wèi wat te danken, zei Lestrade. Maar ik moet bij mijn arrestant blijven en ik waarschuw hem, dat van hetgeen hij1 zéggen zal tegen hem gebruik ge maakt zal kunnen worden. Ik wensch niet anders, zei onze cliënt. Al wat ik vraag is. datt u zult toehooren en de geheele waarheid Teeren kennen. Lestrade keek op zijn horloge en zeiIk geef u een half uur. Ik moet eerst verklaren, zei Mc Farlane, dat ik niets van mr. Jonas Oldacre af wist Zijn naam was me bekend, want vele jaren geleden wa ren mijn ouders met hem bekend, maar dat hield later op. Ik was daar om zeer verbaasd toen hij gisteren ongeveer dre uur 's middags mijn kantoor binnen kwam in de City. Maar ik was nog meer verbaasd, toen hij mïj de reden van zijn bezoek mee deelde. Hij had in zijn hand ver scheidene vellen van een notitieboek, dicht beschreven hier zijn ze die 'hij op mijn tafel legde. „Hier is mijn testament", zei hij „u moet het voor mij in den door de wet geëiscbten vorm schrijven, mijnheer Mc Farlaneik blijf hier zoolang zitten wachten." Ik ging zitten en u kunt zich mijn verbazing voorstellen, toen ik be merkte, dat. op eenige uitzonderin gen na, hij al zijn bezittingen aan mij naliet. Hij ü"as een vreemde, kleine man met iets frgt-achtigs en als ik opkeek, zag ik zijn vriendelijke! grijze oogen op mij' gevestigd meteen uitdrukking alsof" hij inwendig pret had. Ik kon nauwelijks mijn oogen gelooven, toen ik den inhoud van het testament las, maar bij verklaarde mij, dat hij ongetrouwd was en bij na geen betrekkngen in leven had, dat hij mijn ouders in zijn jeugd ge- kend had en dat hij altijd van mij had hooren spreken als van een zeer ijve rig jongmensch. zoodat hij verze kerd was, dat zijn geld bij mij in goede handen zou zijn. Natuurlijk kon ik niet anders doen dan een dankbetuiging stamelen. Het .testa ment werd gereed gemaakt en ge- teekend. waarbij mijn klerk als ge tuige optrad. Hier is het op blauw papier en deze stukjes papier zijn, zooals ik heb gezegd, het klad. Mr. Jonas Oldacre deelde mij daar op mee, dat er een aantal papieren was, huurceelem. eigendomsbewijzen, onderpanden en zoo meer, die ik diende te zien en waarvan ik den inhoud moest begrijpen. Hij zeide, dat bij niet gerust zou zijn tot de geheele zaak was afgedaan en vroeg mij dien avond aan zijn huis te Norwood te komen en het testament mee te brengen om de zaken te rege len. „Denk er om. mijn jongen, geen woord er over tegen je ouders vóór de geheele zaak in orde is. We zul len dit als een kleine verrassing voor hen bewaren." Hij stond hier zeer op en liet het mij uitdrukkelijk be loven. U kunt begrijpen, mijnheer Hol mes, dat ik niet in een stemming was hem iets, wat hij ook zou kun nen vragen, te weigeren. Hij was nu mijn weldoener en mijn geheel ver langen was zijn wenschen in alle opzichten geheel te volvoeren. Ik zond dus een telegram naar huis om te melden, dat ik belangrijke zaken had en dat ik onmogelijk kon zeggen, hoe laat ik thuis zou komen. Mr. Ol dacre had mij gezegd, dat hij gaarne had, dat ik om negen uur met hem soupeerde zoo hij vóór dat uur thuis kon zijn. Ik had eenige moeite zijn huis te vinden, zoodat het bijna half tien was, toen ik er aankwam. Ik vond: hem Een oogenblik. zeide Holmes, wie deed de deur open Een vrouw van middelbaren leeftijd, die. naar ik veronderstel, zijn huishoudster was. En zij was het vermoedelijk die uw naam noemde Juist, zei Mc. Farlane. Ga voort, als 'tu belieft. Deze vrouw liet mij in een zit kamer, waar een goedi souper was klaar gezet. Later bracht mr. Jonas Oldacre mij in zijn slaapkamer, waar een zware brandkast stond. Deze opende hij en hij nam er een massa stukken uit, die we samen doorlie pen. Het was tusschen elven en twaalven toen we gereed waren. Hij zeide, dat wij de huishoudster niet moesten storen. Hij liet mij uit door zijn vensterdeur, die al dien tijd open had gestaan. Was de jalouzie toen dicht Ik ben er niet zeker van, maar ik geloof dat ze half dicht was. Ja, ik herinner me nu, dat hij ze op haalde om de deur open te duwen. Ik kon mijn stok niet vinden en hij zeide: ..dat doet er niet toe, miin jongen, ik zal je nu dikwijls zien, naar ik hoop en ik zal je stok be waren tot je terug komt om hein te halen." Zóó verliet ik hem, terwijl de brandkast nog open stond en de pa pieren in pakken op de tafel lagen. Het was zóó laats dat ik niet meer terug kon naar Blackheath; zoo doende bracht ik den nacht in Aner- ley Arms' door en verder wist ik van niets voor ik vanochtend dit afschu welijk geval in de courant las. Is er nog iets dat u zou willen vragen, mijnheer Holmes? vroeg Les trade. die een paar maal zijn wenk brauwen had opgetrokken gedurende dat merkwaardig verhaal. Niet vóór ik naar Blackheath geweest ben. U meent naar Norwood, zei Lestrade. O ja, zeker moet ik dèt ge meend hebben, zei Holmes met zijn geheimzinnig lachje. Lestrade wist bij ondervinding dat dit scherp verstand' zaken wist te ontwarren, die voor hem onbegrijpe lijk waren. Ik zEtg hem nieuwsgierig naar mijn compagnon zien. Ik zou nu wel een woordje met u willen spreken, mijnheer Sherlock Holmes, zei hij. Nu, mijnheer Mc. Farlane, twee van mijn mannen staan aan de deur en beneden wacht een rijtuig. De ongelukkige jonge man stond op en met een laatsten, smeekenden blik op ons verliet hij het vertrek. De agenten brachten hem in het rijtuig, maar Lestrade bleef. Holmes had de blaadjes, die het kladvan het testament bevatten, op genomen en keek er naar met de grootste belangstelling. Er valt wel iets van dat docu ment te zeggen, Lestrade. zeide hij. de blaadjes overreikend. De inspecteur nam ze aan met een nieuwsgierigen blik. Ik kan eenige van de eerstere gels lezen, ook deze in 't midden van de 2de pagina en één of twee op eind. Die zijn zoo duidelijk, alsof gedrukt waren, maar het schrift tusschen is heel slecht en er zijn plaatsen, die ik in 't geheel nie'tkan lezen. Wat maak je daaruit op?vroeg Holmes. Nu, wat maakt u er uit op Dat het geschreven is in den trein. Het goed schrift is geschreven, tewijl de trein stil stond aan een sta tion. hei slechte, terwijl de trein reed en het heel slechte als de trein over een wissel reed. Een kundig expert zou terstond weten te zeggen, dat dit geschreven is op een hoofdlijn want nergens dan in de nabijheid van een groote stad kunnen zooveel wissels voorkomen. In de veronder stelling, dat hij den geheelen dag is bezig geweest zijn testament op te maken, dan moet de trein een snel trein zijn geweest, die maar eens stopte tusschen Norwood en London Bridge. Lestrade begon te lachen. Als u met uw theorieën begint, mijnheer Holmes, kan ik er niet bij, zei hij. Wat heeft dit met het geval te maken? Wel. het bevestigt het verhaal van den jongen man. dat het testa ment door Jonas Oldacre is opge- korpsen met afschaffing van het ploegenstelsel. werd beschouwd als een niet onbelangrijke verzwaring van den dienstplichtal in strijd met den geest der Militiewetals mi litaristisch en reactionnair en niet overeen te brengen met het democra tisch beginsel om den druk voor al len zooveel mogelijk gelijk te maken. Dringend noodig in het belang van defensie of tot bestrijding van cven- tueele binnenlandsche onlusten acht te men het evenmin. Waar nu reeds achtereenvolgens twee van elkander afwijkende voorstellen tot wijziging der Militiewet werden ingediend, wenschten enkelen te vernemen of de minister meent, dat, als dit w. o. wordt aangenomen, voorshands geen nadere wijzigingen zullen worden noodig geacht, met name of de mi nister kan verzekeren, dat hij later geen voorstel tot verhooging van het blijvend gedeelte boven het thans voorgestelde maximum van 8000 zal doen. Anderzijds werd opgemerkt, dat beschuldigingen omtrent reactionnai- re of militaristische bedoelingen wei nigzin heebben en tot begripsverwar ring aanleiding geven, waar het aan komt op eeue wijziging, welke, be houdens een verhooging van het maximum van het blijvend gedeelte met slechts 500 man, geenszins ver zwaring, maar alleen verplaatsing van lasten met zich brengt. Vele leden waren van meening, dat het wenschelijk is, bij deze gelegen heid de vrijstelling te herstellen, wel ke j'ongelieden, wier ouders in Ned.- Ind'ië gevestigd zijn, en die naar Nederland komen om te studeersn. onder de vorige Militiewet genoten. Andere leden meenden, dat de aan bevolen wijziging niet zou zijn in het belang der kadervorming. Gewezen werd op het feit. dat men tengevolge van de redactie der artt. 13 en 18 zoowel hier te lande als m België of Duitschland dienstplichtig kan zijn. Aangedrongen werd ten el ede niet vele miliciens tegen hun zin te verplichten tot een buitengewoon lang verblijf in de kazerne op wijziging van art. 116, krachtens hetwelk mi liciens kunnen worden aangewezen om tot kader te worden opgeleid, voor zoover zich van de lichting geen voldoend aantal geschikte personen daartoe aanmeldt. Men wenschte een zoodanige wij ziging der wet, dat eerst allen, die aan de bij art. 104 gestelde edschen van militaire bekwaamheid en icha- melijke geoefendheid voldoen, voor inlijving tot korte oefening m san- maakt op zijn reis van gisteren. Het j merking gebracht zouden worden, en is merkwaardig, nietwaar dat zulkdat inlijving van ongeoefenden tot een gewichtig stuk op zoo'n haastige wijze wordt opgemaakt. Het doet ver moeden, dat liij van oordeel was, dat het van niet veel practisch belang zou zijn. Als iemand een testament maakte, waarvan hij vermoedde, dat het nooit dienst zou moeten doen, aan zou hij het op deze wijze doen. Nu, hij schreef zijn eigen dood vonnis meteen, zei Lestrade. Denk je dat? U niet? Nu. 'tis best mogelijk, maar het geval is me nog niet duidelijk. Niet duidelijk Als dit niet dui delijk is, wat is 'tdan? Dit is een jonge man, die opeens hoort dat, als een zeker, veel ouder man sterft, hij zijn fortuin zal erven. Wat doet hij nu Hij zegt niemand iets. maar hij richt de zaken zóó in, dat hij zijn cliënt dien nacht zal zien. Hij wacht tot de eenige andere persoon in huis naar bed is en dan vermoordt hij den man in de eenzaamheid van zijn slaapkamer, verbrandt zijn lijk en gaat naar een hotel in de buurt. De bloedsporen in de kamer en ook die aan den stok zijn zeer licht. Zeer waarschijnlijk meende hij. dat bij zijn misdaad geen bloed' gestort was en hoopte hij dat het lichaam door het vuur verteerd zou zijn. zoodat alle sporen zouden zijn verdwenen, sporen, die hem als dader zouaen aanwijzen. Is dat niet waarschijn lijk? (Slot volgt in het nummer, dat Za- terdagavond verschijnt). Binnenland. Staten Generaal MILITIEWET. Verscheidene leden waren, blijkens 'tAfdeelingsverslag. met het wetsont werp tot aanvulling en wijziging van enige bepalingen der Militiewet 1901 niet ingenomen, ofschoon zij erken- den, dat sommige der voorgestelde wijzigingenbepaaldelijk de nieuwe regeling van de vergoedingen aan minvermogende betrekkingen van kostwinners, als verbeteringen zijn te beschouwen. De hoofdstukken ech ter een verhooging van het maxi mum van het blijvend gedeelte en tot verlenging van den duur van den dienst bij dat gedeelte van vier tot acht maanden voor de onbereden korte oefening alleen zou geschieden, voor zoover er minder dan 52UO ge- oefenden beschikbaar zijn. In ©ene afdeeling werd een Dij dit voorloopig verslag gevoegde nota voorgelezen van den heer Van Vlij men waarbij in overweging wordt gegeven alle lotelingen aan een zorgvuldig geneeskundig onderzoek te onderwerpen vóórdat over de aan wijzing tot den dienst beslist wordt, met welk denkbeeld sommigen zicli ingenomen verklaarden, terwijl an deren het zeer bezwaarlijk achtten, deze verandering in' de wet te bren gen. Enkele leden wenschten art, 111 gewijzigd te zien, opdat de miliciens na het bereiken van den 23-jarigen leeftijd niet meer tot herhalingsoefe ningen opgeroepen kunnen worden. Uit de breedvoerige beschouwingen bij de artikelsgewijze behandeuag blijkt onder meer, dat verscheidene leden het niet wenschelijk achtten aan de regeering eene zoo gr«.o-a vrijheid te geven in het bepalen van de opkomst der miliciens, als wordt voorgesteld; dat zeer vele leden over wegend) bezwaar hadden tegen toe passing van de voorgestelde bepaling op de miliciens der lichting 1963. De ter volledige oefening ingelijf- den der bereden korpsen, waarvan velen reeds in ongelegenheid' zijn ge komen en financieele schade hebben geleden, toen de aanvang van hua oefeningstijd werd uitgesteld, hebben steeds in de verwachting verkeerd, dat hun eerste oefeningstijd met 1 December zou zijn afgeloopen. Vol gens de voorgestelde bepaling zou die tijd mot twee maanden verlengd worden, hetgeen op zichzelf reeds hard ware. maar waarbij nog komt, dat de verlenging velen het verlies hunner betrekking zou kosten. Andere leden achtten de voorge stelde bepalingen noodig. Sommige leden waren van oordeel, dat de minister beter zou doen. in dien hij het ploegenstelsel handhaaf de. maar daarentegen het noodige deed om de positie van liet reserve kader en de toetreding tot dat kader te bevorderen. Vele leden konden zich niet veree nigen met het brengen van het blij vend gedeelte van 7500 op SOOO. Bestreden werd, ten aanzien van de grondwettelijke, onverwijlde bui tengewone oproeping van dienstplich tigen, de opvatting van den minister.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 5