W. Th. FIELAGE,
Lange Veerstraat 17
Mey's Stoft wasehe 60
I
8
II
Haarlemmer Halletjes.
E. NO ACM., C^rosifngen.
Hofleveran cier
La Patisserie Moderne
PATISSIER
W. WORST
- CUISINIER
Re<n je naar Blackh&ath ge
weest
Ja Watson, ik ben er geweest en
ik bemerkte weldra, dat wijlen de
betreurde Oldacre een aardige scha
vuit was. De vader was weg om zijn
zoon te zoeken. De moeder was thuis,
een klein, onbeduidend, blauwoogig
persoontje, dat ik vond in een toe
stand van half angst, half veront
waardiging. Natuurlijk wilde zij zelfs
de mogelijkheid van schuld niet toe
geven. Maar zij itoondej noch ver
wondering. noch medelijden over het
lot van Oldacre. Integendeel, zij sprak
over hem met zulk een bitterheid,
dat zij zonder het te weten de mee
ning van de politie aanzienlijk ver
sterkte, daar als haar zoonh&ar zoo
over den man had hooren spreken,
dit hem tot haat en geweldadigheid
zou hebben aangezet. „Hij was meer
een kwaadaardige en gedresseerde
aap dan een measchelijk wezen", zei-
de zij, en dat was hij altijd geweest,
van zijn jeugd af. „Hebt ge hem toen
gekend?" vroeg ik. ,,Ja, ik kende hem
welhij was een mijner hofmakers.
Den hemel zij dank, dat ik zoo ver
standig was, niets van hem te willen
weten en met een beter, zij bet dan
ook armer, man te trouwen. Ik was
met hem geëngageerd, mijnheer Hol
mes, toen ik het akelig verhaal hoor
de hoe hij een kat had mishandeld en
ik had zoo'n afschuw van zijn wreed
heid, dat ik niets meer met hem te
maken wilde hebben."
Ze rommelde in een schrijftafel en
haalde daar oen vrouwenportret uit,
dat schandelijk was verminkt met
een imes. „Dat is mijn eigen por
tret". zei zij, ,,hij zond heit mij in
dezen toestand terug, den morgen van
mijn huwelijk. ,,Nu", zeii» ik, „thans
heeft hij hot u toch vergevendaar
hij al zijn goederen aan uw zoon
vermaakt heeft" „Noch mijn zoon,
noch ik liebhen iets vain Jonas Old
acre noodig, hetzij hij leeft dan wel
overleden Is", riep zij uit. „Er is in
den hemel een God, mijnheer Hol
mes, en diezelfde God, Die dien slech
ten man gestraft heeft, zal op het
oogenblik dat Hem dat goed dunkt
laten zien. dat mlijn zoon onschuldig
is." Ik deed nog een paar pogingen,
maar kon niets ontdekken, dat onze
stelling kon steunen. Ten laatste gaf
ik het op en ging naar Norwood.
De plaats Deep Dene House is een,
groote moderne villa, eenigiszins naar
achteren staand, op een edgen stuk
grond en mot oen met laurier kruid
begroeid, veld envoor Rechts en op
eenlgen afstand van den weg lag de
timmerplaats, waar de brand gewoed
heeft. Hier op een blad van mijn
zakboekje is een ruw plan. Dit raam
links i« ddt, hetwelk in Oldacro's ka
mer uitkomt. Zooals je ziet, kan men
er van do straat af in zien. Dat is
ongeveer de ©enige kleine troost, die
Ik vandaag heb gekregen. Lestrade
was er niet, maar zijn brigadier naxn
de hönnieuiis waar. Zij hadden juxvt
verkoolde hout-overblijfselen, vonden
den ochtend doorgebracht met te ra-
Japan is een merkwaardig land
Aan den éénen kant een modern-
militaire staat van. den eersten rang.
niet schromend in 't belang van ei
gen handel, Rusland in zijn bezet-
tingszucht te weerstaan aan de an
dere zijde nog geheel het oude too-
verland der chrysanten, waar ver
beven schoonheidscultus heerscht
naast diepzinnig en mysterieus gods-
Japansch Offerfeest.
dienstig vertoon.
Eén dier eigenaardige godsdiensti
ge ceremoniën stelt onze plaat voor.
Door het aan beide zijden weelde
rig begroeide kanaal trekken sterke
koelies twee schuiten.
In de ééns de voorstezitten
priesters van Boeddha en maken
eentonige muziek op instrumenten of
prevelen drenzend: bezweringsformu
les. In de andere in tegenstelling
daarmee is 'talles vroolijkheid. Ja-
pansche meisjes in kleurige kimono's
zingen en schertsen en werpen bloe
men en met spreuken beschreven ge
kleurde papieren in het water. Deze
bevallige Japaneesjes spreiden een
eigenaardige bevalligheid ten toon.
kelen, ondier de asch van den ver
branden) houtstapel en behalve ds
verkoolde hout-overblijfselen, hadden
zij 'verscheidene verkleurde metalen
ronde voorwerpen. Ik onderzocht ze
zorgvuldig, en er was geen twijfel
aan of het waren brooksknoopen. Ik
kon zelfs onderscheiden, dat een er
van gemerkt was met den naam
„Hyorns", dien van Oldacre's kleer
maker. Ik onderzdcht daarop het
veld nauwkeurig, in de hoopj er tee-
kens of sporen te vinden, maar de
langdurige droogte heeft alles zoo
hard gemaakt als ijzer. Er was niets
to zien dan alléén, dat eeniglichaam
of eenige rol floor een lage particu
liere heg was gesleept, die in één lijn
ligt met de hoop hout. Dat alles
stemt natuurlijk overeen met de offi-
cieele uitlegging van het geval. Met
het Augustus-zonnetje in mijn rug,
kroop ik gedurende een uur het veld
af, maar bij 't eind was ik niet wij
zer dan in den beginne. Na deze mis
lukking ging ik in de slaapkamer en
onderzocht die. De bloedsporen waren
zeer licht, nauwelijks lichte smeeren
en even een kleurtje, maar buiten
twijfel waren ze versch. De stok was
verplaatst maar ook daaraan waneix
de .sporen licht.
Er is geen twijfel aan of de stok
behoort onzen cliënt, trouwens hij
erkent hei Voetstappen van beide
mannen kon men op het Tapijt zien,
maar geen van een derden persoon,
wat ook alweer in 't voordeel van de
bewering der tegenpartij is. Slechts
één sprankje hoop kreeg ik en toch
liep het op niets uit. ft onderzocht
den inhoud van de brandkast, die er
grootende-cls uit was genomen en op
tafel gelegd. I)e papieren waren in
verzegelde enveloppen geborgen,
waarvan een of twee door de politie
aijn geopend. Zij waren, voor zoover
ik kon oordeelen, niet van groote
waarde en evenmin toonde liet kas
boek aan, dat mr. Oldacre in zulke
overvloedige omstandigheden ver
keerde. Maar het scheen me toe, dat
alle papieren err niet waren. Er wa
ren vermeldingen van stukken, mo
gelijk de meest waardevolle, die ik
nieit kon vinden. Dit zou natuurlijk,
al|s we het afdoend kondon bewijzen,
het argument van Lest/rade met zich
zelf in tegenspraak brengen, want
wie zal iets stelen, dat hij weet, toch
binned kort te zullen erven?
Eindelijk, nadat ik alles onderzocht
had en niets bijzonders gevonden, be
proefde ik mijn geluk bij de huis
houdster. Ze heet juffrouw Lexington
en is een 'kleine, donkere, stille vrouw
miet achterdochtige oogen. Zij zou
ons iets kunnen vertellen als ziij wilde,
daarvan ben ik zekerMaar ze was
zoo gesloten als een bins. Ja, ze had
Mc F ar lane om half tien binnen ge
laten. Ze wilde, dat haar hand was
afgevallen eer ze dat deed.
Ze was om half elf naar bed ge
gaan. Haar kamer was in het andere
gedeelte van het huis en zij kon
niets hooren van wat ivioorviel. Mr.
McFarlane had zijn hoed en, naar
zij meende, ook zijn stok in de gang
gelaten. Ze wa<> wakker geworden
door het leven bij den brand. Haar
arme, goede meester was zeker ver
moord geworden. Of hij vijanden
had? Wel, iedereen hoeft vijanden,
Een Zaterdasarondpraatje.
Er was eens iemand, die aan een an
der gold had geleend en dat niet kon
terugkrijgen. Dit bracht hem begrijpelij
kerwijze uit zijn humeur en toen hij zijn
schuldenaar op straat ontmoette, zed hij
„Jij mocht nio dat geleende geld wol
eens teruggeven 1"
De ander was hierover zeer veront
waardigd, niet omdat hij gemaand werru
voor teruggave, maar omdat de ander
hem aansprak met „jij".
Andere menschen kwamen daaraan to
pas. De schuldenaar, die harder schreeu
wen kon dan de schuldeischer, wan,
meer gebeurt, vroeg aan iedereen of hot
te pos kwam, dat de ander horn aan
sprak met „JU". „Neen", zeien de mem
schen, „dat vindon we niet heel beleefd.
HU had wel u kunnen zeggen." En zoo
gaven zo don schuldeischer ongelijk.
Deze, zich bescheiden verdedigende, zei
wed, dat de ander hem gedd schuldig was
en het niet betaalde, maar daar hU
zooals ik zei niet zoo hard schreeuwen
kon als de ander, letten de menschen
daar niet op, maar beklaagden wel den
schuldenaar, die zoo onhoffelUk was
toegesproken met „JU".
Aan dit leerzaam verhaal dacht ik,
toen ik deze week in den gemeenteraad
hoorde, hoe de heeren Van do Kamp en
.Schram een strafpredikatie afstaken aan
hot adres van den directeur van de bur
geravondschool, den heer Herman J. de
Vrtes, omdat hU in een schrijven een aan.
val had gericht op den heer Roog, die
geen lid van den gemeenteraad moer is
on hier ook niet meer woont.
Maar do heeren vergaten, dat de heer
Roog, nadat hij in November 1902 van
het onderwUs aan de burgeravondschool
gezegd had, dat het niet voldoende aan
sluit bij de praktUk on dat er ruw werd
omgesprongen mot do Jjt and stoffen, in.
gebreke is gebleven de Juistheid van die
bewering aan te toornen. Is het wonder,
dat de heer de Vries, <lio volstrekt geen
kribbebUter Is, maar evenmin over zich
laat loopen, heeft willen constateeren,
dat do heer Roog zUn beschuldigingen
niet heeft bewezen?
HU had dat vroeger kunnen doen, be
weerden de heeren van de Kamp en
Schram. '1 Is wol mogelijk, maar het
ligt voor de hand, dat hij tot het laatste
toe op het rapport des heeren Roog ge
wacht heeft. Eerst toen. deze geen lid
van den Raad meer was, had hij de ze
kerheid, dat er geen rapport meer te
verwachten was. Toen kwam het er dus
ook weinig op aan, wanneer de heer
de Vries zijn schrijven indiende. Dat zou
altijd gekomen zijn na het vertrek van
den heer Roog.
Als dus de heeren Schram en van dc
Kamp hom verwUten dat hij met zUn
brief te laat komt, dan doen ze precies
als de schuldenaar uit mijn verhaaltje,
die zóóveel nadruk legde op een bUzaak,
dat de hoofdzaak niet in 't oog viel. Die
hoofdzaak is, dat de heer Roog zijn be
zwaren legen do burgeravondschool niet
waar heeft kunnen maken, ze althans
niet waar heeft gemaakt en dat bot
jammer is, dat hU tUdens zijn Raads
lidmaatschap dat zelf niet beeft erkend.
Ik gun den heer Roog van ganscher
harte zijn Edammer rust, maar men
moet het zadel altUd leggen op het
rechte paard.
Met andere woordenmen moet billijk
wezen en ik geloof, dat ik mU aan het
tegendeel niet schuldig maak, als ik zeg,
dat het voorstel van den heer Hugen-
holtz om 1700 te bestemmen voor klee-
dng van behoeftige schoolkinderen, nüj
verwonderd heeft. Iloe nu I Het Haar-
lemsch Arbeiders-Secretaniaal, waarvan
de heer Hugenholtz ik mag wéf zeggen
de ziel is, vraagt om een subsidie voor
voeding en kleeding. En de heer Hugen
holtz zelf laat de voedilng op eenmaal
vallen en bepaalt zich tot kleedlng. Hoe
zit dat nu in elkander. Een van beiden
of do heer Hugenholtz gaat met zijn
laatste voorstel tegen don draad in, of
hU heeft ingezien, dat de voeding over
bodig was en dan is het adres van het
H A. S. niet goed voorbereid geweest.
Kan de heer Hugenholtz mU hierover
eon.ig licht verschaffen dan zou hU mee-
worken tot de oplossing van wat voor
mij en anderen op dit oogeniblilk een
raadsel Is.
In raadselen wandelt de mensch nu
eenmaal op aard. Sommige zijn gemak -
kelUk, andere zeer bezwaarlijk op te
lossen. Het is bUvoorbeeld voor Iemand
d.le doordenkt, niet zoo vreemd, waarom
er in den laats ten tUd tal van personen
Hamburger Metworst, Franltforler Knak
worst, Kasseier Ribbespeer, Hoofdkaas,
RolpeDs. - Dagelijks versche gelardeerde
Kalfslever en Roastbeef verkrijgbaar.
Mainzer Zuurkool. V
Teleplioon 272
uit één stuk vervaardigd, is
Practisch, Elegant,
van echt linnen niet te onderscheiden
en goedkooper dan het waschloon voor Linnengoed.
Verkrijgbaar te Haarlem bij
GEBROEDERS HOLT, Anegang 33J AC. HAMILTON,
Anegang en F. P. REICHLRT, Gr. Houtstraat 53, hoek
Peuzelaarsteeg, P. P. RIETFORT, Gierstr. 44,Gebrs. VAN
GELDER, L. Veerstraat 31, JOH. H. ALBERS, Gierstr. 27.
K. KAAN, Spaarnwouderstraat 72.
ZIJLSTRAAT 9 TELEFOON 58
Levering van Déjeuners,
Diners, Soupers (met
of zonder bijlevering
van servies)
Dagelijks uitzenden van
diners in diverse prijzen
Aanbevelend
gtoomkleerenbleeberlj
VAN
JOH8 JACK.
Lang* Hceremraot 136-138, Haarlain.
Bediening naar wensch.
Attesten op mijn kantooi- ter inzage.
De wasschen zijn tegen brandschade verzekerd
139 DIAMANT.
naar uit om gauw dood to gaan., wèl? Als u het goedvindt,"
liet hU er op volgen, „dan zullen we een wandeling door
de galerij maken."
Zij traden links een gang binnen,, die, evenals al de andere
galerijen, stevig langs de wanden en van boven betimmerd en
geschoord) was hoe geweldig de druk van boven was. kon
men hieruit afleiden, dat de dikke houten pilaren op verschei
dene plaatsen geheel verwrongen waren. In het midden der
galerU iliep een tramlUn, langs welke het loopen zeer werd
bemoeilUkt door kuilen en gaten en modderhoopen, die men,
ondanks hot electrische licht, in den regel eerst bemerkte als
men er midden in trapte. Wat bet gaan nog meer bemoeilUkte,
was de omstandigheid, dat men uiterst voorzichtig moe&t zUn,
'niet in aanraking ,to komen met de voorbUrUdende trucks,
die door gespierde, bUna geheel naakte negers over de rails
werden voortgeduwd telkens was men genoodzaakt om te
zien of er ook iets in aantocht was. Reeds na een paar minu
ten gevoelde mevrouw Clayton zich zoo door en door moe,
dat zU het In stilte betreurde, zich te hebben laten overhalen
om meo to gaan. Nellie speet het alleen dat zU niet wat ge*
makkelUker kleeren aan had. De lucht in do mUn was niet zoo
benauwd en drukkend als zU hadden gevreesd zU konden
tenminste onbelemmerd ademhalen.
Plotseling kwamen zU op een plaats waar een soort van
kamer of nis in den muur was uitgehouwen.
„Hier kunnen we wel een minuut of vUf uitrusten", zeide
de ingenieur, ziende hoe vermoeid zU waren.
De dames gingen op een groote, langwerpige kist, die langs
den muur was geplaatst, zitten.
„Leunt vooral niet tegen den muur I" waanschuwde hun
geleider.
„Waarom niet?"
„Dat zal Ik u laten zien."
Meteen streek hU een lucifer aan en hiold hem dicht tegen
den muur. Zij zagen toen honderden, misschien wel duizeax-
don insecten, krioelend in de spleten en scheuren.
Mevrouw Clayton rilde.
„Wat zUn dat voor beesten?" vroeg Nellie.
„Wandluizen", was het lakonieke antwoord. „De mUn we
melt van dat ongedierte."
Mevrouw Glayton liet een kreet van afgrijzen hoorenhaar
DIAMANT.UO
vermoeidheid voor een oogenblik vergetend, vloog zU snel
overeind. „Ik dacht dat we dat afschuwelUk ongedierte alleen
boven den grond hadden," zeldo zU.
De temperatuur in de nis was tamelUk drukkend, zoodat
het niet geraden scheen er lang te vertoeven. De ingenieur
deelde het gezelschap een en ander mede omtrent het werken
in do mUn.
,,A propos", zei hU ten slotte, „weet u wel wat er in die
kist is waarop u zit?... Dynamiet i Als dat ontplofte, dan zou
Voordat hij den zin had voleindigd, hoorde men een hevig
kraken, gevolgd door een doffen slag, nauwelUks een meter
van hen af. Een groote massa, zwaar genoeg om een paar
menschen onder haar gewicht te verpletteren, was van de
zoldering komen vallen. Even later viel een meter of wat ver-
dier eeqi tweede klomp neder.
„Hm, hm", zei de ingenieur na een oogenblik zwUgen,
„dat is in lang niet gebeurd. Als de dames uitgerust zUa,
is bet misschien beter hier niet langer te blUven. Men kan
nooit weten
Mevrouw Clayton en Nellie, die zich allesbehalve op haar
gemak gevoelden, haakten er naar om weg te komen. De
hitte en het wandgedierte en de dynamiet en de stukken, die
van do zoldering vielen, dat alles te zamen begon geweldig
op de zenuwen te werken.
Toen zU weer in de galerU waTen, kwamen zU een slanken,
magonm man, tegen, gekleed in een mijnwerkerskostuum,
en blijkbaar tot op de huid nat. Hot was Edward Weare. HU
herkende het gezelschap terstond, en stilstaande, riep hij
angst ig uit
„In 's hemels naam, wat doet u hier beneden?"
ZU keken hem eenigszins verbaasd aan. De heer Clayton
had den Jongen man aan zUne stem herkend en wilde Juist
iets zeggen, toen de Ingenieur, die een oogenblik was achter
gebleven, naar voren trad.
„Wat is er, WeaTe?" vroeg hU.
Weare gTeep hem bij den arm en trok hem ter zUde.
„Om Gods wil, meneer." fluisterde hU „zorg dat ze zoo
gauw mogelUk hier vandaan komen I Ik weet niet wat er
vanavond aan scheeltof het de plesregen is, dien we
een paar dagen geleden hebben gehad, of die verschuiving
verleden week, ik weet het niet, maar er Is Iets niet In den