NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. Geregelde Bezorging. De Erfgenaam van het Majoraat. 21e Jaargang. No. 2689. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. VRIJDAG 1 JANUARI 1904 B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN: PER DRIE MAANDEN: an regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Voor Haarlem o 1.20 Haarlem van 15 regels 0.75, eike regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel. gemeeStT ee" Agen' geVeS,'gd 'S (k°m der 30 Gr00te lettos naar Plaatsruimte Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco per post" door'Nederland" L65 Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Ganustreerd ZoSags'blad, voor Haarlem' I 037$ Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buiteuspaarne No. 6. nde omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122. Uitgave der Vennootschap Lourens Costerc Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724. g Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAG BE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31>>is Faubourg Montmartre. Tweede Blad. NIEUWJAAR. De godsdienstige feesten, welke on ze Germaansclie voorouders vierden, kwamen alle hierin overeen, dat het feesten waren van algemeene vreug de, een vreugde, welke zich uitte in dansen, zingen, drinken, spelen, op tochten, enz. Hierover behoeven we ons volstrekt niet te verwonderen, want hunne opvatting in deze was hoogst practisch. De inenschen vier den immers feest en verheugden zich m e t de goden, en beschouwen wij daarbij hunne denkbeelden over „het hier namaals", dan kan het geen ver wondering wekken, dat zij op deze dagen een voorproefje verlangden van de latere hemelsche feesten. De eere-dienst der natuur was bij de feesten de grondslag, en de jaar getijden speelden hierbij een voorna me rol. Het Jul-Joel- of Midwinterfeest was één der voornaamste, het was ter eere van de zon, welke dan opnieuw haar loopbaan begon. Gedurende de „twaalf nachten", van 25 December tot 6 Januari, stond de zon stil, ze rustte dan en dus ook de menschen moesten rusten. De godinnen bezoch ten de huizen, ten einde na te gaan of daar alles in orde was, dan wer den de vlijtigen beloond en de tragen gestraft. Het Julvuur werd ontsto ken en de Jul-ever geslacht, die gewijd was aan Fro, den god der jacht, en hem als een zoenoffer werd geschonken. Was de Zoen-ever geslacht, dan légden de mannen de hand op den kop van het dier, daar bij belovende in het nieuwe jaar stoutmoedige daden te verrichten. Vroolijke maaltijden werden gehou den en braaf werd er gedronken ter "berinnering aan afwezigen en afge storvenen Volgens de oude sagen daalden in deze dagen de goden uit den hemel af op de aarde om hunne omtochten te houden. In wilde vaart vlogen zij door de lucht, onder het luid geroep van hallo, holla, lioho Wodan voor op, rijdende op een wit paard, omge ven door blaffende honden. Tri enkele gevallen waren de goden zichtbaar, zegenden het toestroomen- de volk en deelden verschillende wel daden uit, tegelijkertijd genadiglijk de offers ontvangende. Soms waren ze alleen hoorbaar in bet gehuil van den wind. De beteekenis hiervan is eenvoudig. Wodan, de zegenende god, de gever van het goede, ook van de vruchtbaar heid van den akker. Immers het ka rakter der Germaansche goden was meerendeels weldadig, evenals dat der godinnen. De wilde jacht door de wolken ver beeldde den strijd tusschen de ver schillende elementen in de maand December, den strijd tusschen dood en leven, duisternis' en licht, waaruit het licht en het leven overwinnend zouden wederkeeren. Allerhande volkslegenden en sprook- i jes zijn hieruit geboren, vooral de wil de jacht der goden heeft in onder- scheidene landen allerhande vormen j en gedaanten aangenomen. Zoo bestaat deze jacht in een Noor- weegsche overlevering uit zielen, die niet zooveel kwaads hebben gedaan, dat zij de hel verdienden, doch ook niet zooveel goeds, dat ze den hemel konden beérven. Tot straf moeten zij dan in dezen tijd Jul-rijden. Onder deze rubriek worden gerangschikt dronkaards, spotters en listige be driegers. Begrijpelijk is het, dat na de in voering van het Christendom niet de heidensche gebruiken konden worden uitgeroeid, en nog heden ten dage bestaan er vele, zij het geheel ver basterd, zoodat de oorsprong veelal moeilijk is te vinden. De nacht voor het Joelfeest heette de Moedernacht, want uit haar werd het nieuwe jaar geboren, zij was de moeder van 365 kinderen. Ik behoef hier nauwelijks op te merken, j dat dit denkbeeld ook weder aanlei ding heeft gegeven tot allerhande sprookjes en vertellingen. We denken slechts aan de Loosduinsche overle vering van Margaretha van Hennen- berg, zuster van den Roomsch-koning Willem. Het Nieuwjaarsfeest was bij de Germanen het vroolijkste van alle, en volgens de berichten der geloofspredi- j kers werd het menigmaal op erger-1 lijke wijze gevierd. Gastmalen, drinkgelagen, rumoer, j muziek enz. waren het programma j van den eersten dag des jaars: iets, wat tot op onzen tijd is gebleven, hoewel men niet weet, waarom. We zien hieruit dat ettelijke eeuwen zelfs niet de oude volkstradities kunnen doen verdwijnen. Plaatsruimte belet mij de Germaan sche gewoonten op dezen dag nader te omschrijven, zij, die er meer van weten willen, lezen het welbekende boek van Ter Gouw, over Onze Volks vermaken benevens v. d. Bergh's My thologie. We willen ons liever nog eens in 't kort bepalen tot de stad onzer inwo ning, hoewel ik eerst het volgende wil doen opmerken. Met prijzenswaardigen ijver wordt tegenwoordig te velde getrokken te gen de verschillende gebruiken op den eersten Januari, den dag blijk baar speciaal bestemd voor allerlei walgelijke tooneelen. Dit is echter niets nieuws, want reeds in de 8ste eeuw werd hiertegen met kracht gestreden. Eligius waarschuwde zijn toehoor ders al tegen de goddelooze en onzin nige gebruiken op nieuwjaarsdag en verzocht hun die af te schaffen, even als het zenden van nieuwjaarsge schenken en heildronken op dezen dag. Een verkondiger dus reeds van de afschaffing Bonifacius ergerde er zich later niet minder over en bestreed zulks nog krachtiger. Dat hunne waarschu wingen niet veel hebben geholpen, blijkt wel uit het feit, dat na ongeveer 12 eeuwen de toestand niet veel beter is geworden. Het nieuwe-jaar-zingen is steeds in eere gebleven. Zong men in den Germaanschen tijd heidensche liede ren, later werden ze vervangen door Christelijke. Waar vroeger de naam Wodan of Thor werd gehoord, klonk later de naam van Jezus, bijv. Nu singhet en clinghet mit groot [gheluut Al in den Nyeuwen jaeren, Den lekers jaegliet al uut ende uut, Her Jhesus moet ons bewaren. Natuurlijk „mit groot gheluut" Met grove trommelen en kop'ren rin- jkelbommen. En toen het buskruit was uitgevon den, geschiedde dit met donderend geknal Deze gewoonte namelijk van zin gen en schieten schijnt steeds een overlast der rustige inwoners te zijn geweest, en onze goede Haarlemsehe regeering van voorheen heeft daar wat verordeningen op moeten vast stellen en met straf moeten' dreigen. Was het schieten lastig en gevaarlijk, het zingen was en is ongetwijfeld een brutale bedelpartij. Het oudst mij bekende verbod onzer Haarlemsehe Vroedschap is dat van 16 Dec. 1493, luidende „Geen Nieu we Jaer voor de luyden haer huysen te singen", een verbod, dat later bij herhaling is uitgevaardigd, o.rn. den 31 Dec. 1500, 25 Dec. 1516, 24 Dec. 1538 enz., enz. Het gebod van 25 Dec. 1516 doet ons tevens zien, dat van stadswege werd gezorgd voor gezang en muziek, „want lezen we, „dat niemandt op nieuwejaersavont of nacht sal gaen singen of spelen dan de koralen en trompetters." Om nog één voorbeeld te noemen is het volgende vermeldenswaard we gens de daarbij opgegeven straf. Den 24 December 1751 vaardigde de Haarlemsehe regeering een keur uit, waarbij o.m. het schieten of aanste ken van vuurwerk op de openbare straat o. m. ook op Nieuwjaar werd verboden. Zij, die zich hieraan schul dig maakten en betrapt werden, kre gen voor de eerste maal een boete van ƒ6.voor de tweede maal een van 25.behalve de correctie naar omstandigheid van zaken. Blijkbaar begreep men, dat de jeugd zich vooral aan dergelijke fei ten schuldig maakte, en daarom werd de strenge bepaling vastgesteld, dat ouders en voogden voor hunne kin deren en minderjarigen verplicht wa ren de boete te betalen. Dat de hand wel gehouden zal zijn aan deze ver ordening. zouden we hieruit mogen afleiden, dat de boeten aldus verdeeld werden een derde voor den hoofd officier, e.en derde voor den aanbren ger en een derde voor de diaconie- armen te Haarlem. Maar afdoende is het zeker niet geweest, gelijk blijkt uit latere ver scherpingen dezer keur. Ten slotte nog een aloud niet meer in zwang zijnd Haarlemsch gebruik op Nieuwjaarsdag, dat eene herinnering was aan den welbeken den slag bij Damiate, althans aan de overlevering, dat de Haarlemmers hieraan een bijzonder aandeel zou den hebben gehad. Volgens Hadrianus Junius bestond in zijn tijd (16e eeuw) nog de ge woonte, dat de kinderen op den lsten Januari kleine vaartuigen of schepen waarvan de voorstevens van on deren met een zaag voorzien waren op stokken door de stad droegen. Een treurig Nieuwjaarfeest was het voorwaar voor de Haarlemmers op 1 Januari 1573. De inwoners uit onze benarde stad begroetten vol hoop op ontzet dezen feestdag, doch hun lijden zou eerst beginnen. Het was op dezen dag, dat voor de eerste maal „als tot leen waerachtigh nieu Jaer het waere Woort Gods" in dè Groote Kerk werd j verkondigd, waarbij de predikant Si mon Simonsz voor het eerst dezen dienst zou hebben geleid. Aluds o. m. Capelle in zijn Beleg van Haarlem, een verhaal echter, dal ik meen in twijfel te mogen trekken. Men zou denken, dat de Spanjaar den op dezen dag wel werkeloos zou den zijn gebleven, doch dit is niet waar. Op dezen dag werd de ver maarde loopgraaf gemaakt en wierp j men elkander met kokend water, brandend pek, gesmolten lood, gloei- I ende kolen, enz. j Ten slotte nog een opmerking, of beter gezegd, de vermelding van een Nieuwjaars-traditie, welke ik nog nergens geboekt vond, doch waarop mijn aandacht viel bij het nasnuffe- j len van verschillende jaargangen van ioude couranten. I Ik bedoel namelijk de Nieuwjaars- branden. Verbazend groot is het aan tal branden in de laatste 50 jaar omstreeks 1 Januari geweest. W. P. J. OVERMEER. WAT ER AL ZOO GEBEURDE IN STAD EN LAND IN HET JAAR 15)03. HAARLEM De Administratie van Haar lem's Dagblad verzoekt beleefd, klachten over de bezorging der courant NIET tot de ombren- gers te richten, maar aan de Bureaux der courant zelve, het zij mondeling of schrif telijk. Bureaux: Groote Houtstraat. 55 Zuider Buiteuspaarne 6. Wanneer wij in vliegende vaart even het jaar 1903 doorbladeren, dan vinden we onder de voor Haarlem merkwaardige gebeurtenissen in de allereerste plaats het in werking stel len van onze g e m e e n t e-1 i c h t f a- brieken. In dat eene jaar heeft zij reeds vrijwat doorgemaakt: twee nare quaesties, de premie aan den aanne mer Van Rhijn en de klacht van den opzichter Geertsen over onvoldoenden bouw, maar ook veel goeds, in zoo ver dat haar debiet kolossaal is toe genomen, althans wat gas betreft, zoo dat voor de toekomst, deze gemeente exploitatie goede winsten belooft. De zoogenaamde ijsquaestic kwam tot een einde en de personen die daaraan deel hadden, zijn zeker j het geval, al haast vergeten, hoewel zij indertijd heelwat rumoer maakte, j bijna zooveel als de hondenten- toonstelling in 't Brongebouw, i De Teylerquacstie werd op- j nieuw opgerakeld, wij behoeven er wel niet bij te voegen, dat zij in 1903 1 evenmin tot een einde kwam als dat in 1904 het geval zal wezen. Vlugger liep de Raadsverkiezing in het voor- j jaar afde heer Kleijnenherg werd zonder stemming als Raadslid" verko- j zen verklaard. Onze Burgemeester was in Mei tien jaar in functie en werd daarmee jn den Raad gecomplimenteerd, eenige j maanden lgier vereerde onze Koning- in Z.Ed, met de orde van den Neder- I landschen Leeuw. Koningin Wilhelmi- i na zelf zagen we dit jaar niet in Haar-1 j lem, wèl Prins Hendrik die in Mei j de Kon. Maats, van Wetenschappen j bezocht en de Koningin-Moeder, die in den zomer verschil lende gestichten in Heemstede en hiér met een bezoek vereerde. j Van de stichtingen die hier werden opgericht noemen wij het Haarlemsch i Tooneel en den Bond voor Lichame- lijke Opvoeding. De laatste zou zich zeker gaarne nog veel meer op Haar- j lems terreinen bewegen, wanneer hij er maar meer ter zijner beschikking had de eerste stichting beweegt zich bij voorkeur op niet-Haarlemsch grondgebied. Voor 1904 hopen wij ver- betering van een en ander. Een derde stichting van belang is de Haarlemsehe Huishoud- en In- j dustrieschool. Wat in het eerste halfjaar voor ons j de meest schokkende gebeurtenissen j mochten heeten, dat waren de staking van het spoorwegpersoneel op 31 Ja- jnuari en later, na de aanneming van de bekende wetten, die van 7 April. Nog heugt het allen, hoe het bericht J van de opheffing der slaking. op Vrij- dagochtend als een heuglijke mare door de stad ging behalve voor ve- j len, die het werk hadden neergelegd en sedert dien als uitgestotenen moei lijke dagen hebben doorworsteld of die nog doorworstelen. Aan deze gebeurtenissen kunnen wij niet denken, zonder er ons bij te herinneren, dat de heer Hugenholtz, Kamerlid en Raadslid, een maand gevangenisstraf moest ondergaan voor een uiting:, in een openbare vergade ring gedaan. Het tweede halfjaar begon met de periodieke verkiezingen voor den Ge meenteraad, waarbij alle aftredenden werden herkozen en de heer Rinkema den heer Roog verving. De Haarlem sehe paardentram, bescheiden maar uitmuntend bekende onderneming, vierde den £3en Juli haar 25-jarig bestaan. Een brand in de cavaierie-kazerne, met een daarmee gepaard gaauden diefstal van een kistje met geld bracht heel wat gepraat mee, maar niet in verhouding tot den schrik, die heerschte toen den 14den Augustus de firma Laane Van Bemmel in staat van faillissement geraakte. Die schrik werd bijna een paniek, toen den 20sten Augustus daarop volgende de Noord- en Zuid-Hollandsehe Bank en haar directeur eveneens kwamen te failleeren en laatstgenoemde zelfs, wegens door hem zelf erkende mal versatiën den 8sten September in het Huis van Bewaring werd opgestoten. De schrik is thans voorbij, maar de gevolgen van deze gebeurtenissen zul len velen tot over de, grenslijn van het jaar 1903 vergezellen. Den 14den Augustus werd met vuur- werk. bal en regens het l2l/>-jarig be- staan van „Verfraaiing" hei-dacht, den 31sten vinden wij zooals altijd den Koninginnedag, opgewekt en met mooi weer en ditmaal met een nieuw nummer Bloemencorso op 't program- i ma. Een paar dagen vroeger had het uittreden van het Raadslid Modoo uit i de S. D. A. P. zeer de aandacht ge- trokken. Een brandje in de Groote Kerk op 5 Sept. liep, zooal niet met een sisser, i dan toch met een beetje rook af. Oni- 1 streeks de helft van deze maand werd de benoeming van Mgr. A. J. Gallier tot Bisschop van Haarlem medege deeld. Voor het publiek waren de manoeu vres, die in de tweede helft van Sep tember in den omtrek van Haarlem werden gehouden, zeer amusant, al klaagden de boeren over ingedrukte ruiten en doodelijk beangste koeien. De maand September eindigde met j inbraak en diefstal bij den heer Stolp aan den Kleinen Houtweg, waarvan de daders spoedig werden opgespoord en nu reeds gevonnist zijn. Een twee- 1 de inbraak die opzien baarde, was die van 't Koloniaal Museum, waar bij de nachtwaker Gijs de Lange den booswicht heldhaftig verjoeg. Het jubilé bij gelegenheid van het 400-jarig bestaan van Trou moet Blij eken, half December, ligt ons al- 1 len nog versch in 't geheugen. En wanneer wij dan nog herinnerd hebben aan de intrekking van het Raadsbesluit aangaande erfpacht van gronden en dat van invoering van den 10-urigen werkdag, aan het be- zoek der Amerikaansche schilders, aan de verfraaiing van den Ilout door i Springer, aan de verdwijning van de liberale Kiesvereenigïng Haarlem en de oprichting van die der Liberale Unie, dan gevoelen wij volkomen, dat Feuilleton. Naar het Uuitsch van E. V O N WERNER. Speciaal bewerkt voor Haarlem's Dagblad. 4) Met die woorden besloot Mejuffrouw Fernstein, zuster van den landheer van Ottendorf een verontwaardigd verhaal tegen haar broeder. Zij scheen hem daarmee niets nieuws te vertel len, want hij zag er wel boos maar in 't geheel niet verbaasd uit, toen hij antwoordde Nu, zoo erg zal het wel niet worden, maar ik geef je toch geen ongelijk. Als ik geweten had, dat Hohenfels ons daarmee zoo'n koopje leverde, dan had ik hem voor de eer bedankt. Nu heb ik het een maal beloofd en dien mijn woord ie houden. Mejuffrouw Fernstein, een statige dame van middelbaren leeftijd, die oij haar broeder, die weduwnaar was, sinds eenige jaren het huishouden be stierde, stelde zich met dat antwoord volstrekt niet tevreden. Hij zet het heele huis hier op stelten, klaagde zij. Geen van de on dergeschikten wil met hem te doen hebben, omdat hij voortdurend net een geladen geweer overal ronddwaalt en het zou mij niets verwonderen, ais hij schoot, wanneer iemand hem iels in den weg lei. Hij is den dag van zijn aankomst al in je kamer binnen gedrongen en heeft zonder te vragen, een van je buksen uit het geween sR genomen. Hij was gewoon altijd een geweer bij de hand te hebben. Dat blijkt, want hij schiet, zoo als ik het in mijn leven niet meer gezien heb bracht Fernstein in hut midden, terwijl zijn zuster voortging. En toen je vandaag buiten op het veld was, heeft hij ook weer wat uitge- haald. Toen heeft hij den vos uit dc stal gehaald, hem het tuig aangelegd len zonder zadel weggerend! Dat 's het dier niet gewoon, het werd wild, steigerde en sloeg met zijn achter poot,en. Ik heb in doodsangst hier voor het venster staan kijken cn ginds voor de stal stonden de bedien den. Wij dachten, dat er een ongeluk gebeuren zou, maar je hadt dien jon gen eens moeten zien Net zoo ang heeft hij den armen vos met zweep slagen mishandeld, tot hij gehoor zaamde, maar het dier trilde over alle leden. Toen sprong hij er af en riep ons spotachtig toe, dat hij ons rijden wilde leeren. Ja het is een dolleman, stemde de landheer toe, die het verhaal over den vos al van zijn ondergeschikten gehoord had, die echter door de wilde, waaghalzerij van zijn gast toch ge- imponeerd werd. Had ik Koert maar niet naar den opperhoutvester laten gaan, maar ik verwachtte Bernard ook eerst een paar dagen later. De.secrc-| taris heeft zeker dag en nacht met hem gereisd om maar van hem af te zijn, het zal ook geen plezierreisje j voor hem zijn. Maar onze jongen Kan ieder óogenblik daar houdt juist: het. rijtuig voor de deur stil Hij ging voor 't venster staan. Werkelijk het was Koert, die eeni-l ge dagen bij den zoon van den opper-1 houtvester, zijn eenigen vriend, nad doorgebracht, en nu terugkeerde. Hij sprong uit het rijtuig en stormde de kamer binnen, omhelsde onstuimig zijn tante en trad toen hartelijk op| zijn vader toe. Daar ben ik weer papaIs Ber-1 nard Hohenfels er al Ik heb mij al zoo op dien kameraad verheugd. Van die vriendschap zal niet veel komen, zei Fernstein droog. Wij zit ten leelijk met dien wildeman opge scheept, die ons op 't dak gestuurd is. Vraag maar aan je tante, die is buiten zichzelf van schrik over hem. Een monster is het! "riep zijn' tante uit, en begon direct een lang zondenregister van den nieuwaange- komene op te noemen, die volgens haar in een paar dagen tijds geheel Ottendorf onderste boven had ge keerd. Neem je in acht voor hem, Koert, zoo eindigde zij. Tart hem niet met je gewonen spotlust, anders valt hij uit als eén woedende beer. Koert lachte luid over deze afschil dering en over de zichtbare angst van zijn tante. Ik mij in acht nemen Dat ont brak er nog maar aanMaar zien wil ik hem zoo spoedig mogelijk, dat monster. Waar huist het eigenlijk Wij hebben hem de groote lo geerkamer gegeven en als hij buiten niet een of ander kattekwaad uitvoert, dan zit hij binnen te morren. Hij wil beslist weer weg. Jij gaat toch mee naar hem toe, Karei, zij kennen el kaar nog in 't geheel niet. Ik denk er niet over, eindelijk wensch ik eens rust te hebben, brom de Fernstein, terwijl hij de courant weer opnam, in welks lectuur hij zoo pas gestoord was. Och ja, papa, den strijd met den Noorschen beer zal ik wel geheel al leen uitvechtenriep Koert overmoe dig. Als ik niet terugkom, dan heeft hij mij met huid en haar verstonden, dan weet u er maar alles van, tante Met die woorden liep hij weg. De logeerkamer was boven aan den anderen kant van het huis. Men had den neef van den Freiherr von Ho-' henfels met onderscheiding behandeld j en hem daarom de grootste en de j beste der logeerkamers die op den tuin uitzag, ingeruimd. De nieuw aan- i gekomene scheen dat voorrecht ech ter volstrekt niet te waardeeren. Toen de zoon des huizes de deur opende, lag hij zoo lang als hij was op de sofa, met de beenen op de mooi oe- klcede armleuningen, en staarde on veranderlijk naar boven in den helde ren zomerhemel, waartoe het wijd ge-j opende venster gelegenheid gaf. Hij nam niet de minste notitie van den I binnentredende, ofschoon hij hem hoorde komen. I Goeden dag zei Koert, voorloo- i pig zeer vriendschappelijk, maar nïj kreeg geen antwoord. De jonge Ho henfels gaf zich de moeite niet zijn hoofd om te draaien. Slaap je vroeg Koert, terwijl hij de deur dicht deed en naderbij kwam. Aan je oogen zou ik het niet zeggen, j Ik zeg je goeden dag kun je geen antwoord geven I Wat doe je hier? vroeg Bernard I kortaf en op mee sterachtig en toon, terwijl hij zich halverwege oprichtte. Wat een vraag; ik ben toch hier thuisIk ben Koert Fernstein en kom juist van een bezoek bij den op- I perhoutvester terug. Ik wist al, dat jij er bent, maar je schijnt mij een rare snijboon toe. Laat mij met rustbromde de ander, terwijl hij weer ging liggen, maar Koert liet zich niet van de wijs brengen. Hij bekeek den gast nauw keurig van alle kanten, als bekeek hij een curiositeit. Tante heeft gelijk, je lijkt wat op een beer zei hij eindelijk. En papa noemt je de wildeman. Daarom ben ik nieuwsgierig geworden en besloot eens een kijkje van je te gaan nemen! En nu. brand maar tos. Met die woorden ging hij op een stoel zitten, sloeg de beenen over el kaar en wachtte op een uitbarsting van woede van den wildeman. Bernard had hem eerst geheel ver bluft aangekeken, nu sprong hij ech ter woedend op. Je móet mij met rust latenGa heen, ik wil niets met je te maken hebben Naar huis wil ik Dat klonk vijandig genoeg. Bernard Hohenfels was, ofschoon even oud als Koert, toch bijna een hoofd groe ier dan deze. hij had een krachtige, gespierde gestalte, maar hij had iets ruws en boerscli in zijn uiterlijk. Geen trek in zijn gelaat deed vermoeden, dat hij tot den adelstand behoorde, dat onder zijn voorvaderen zooveel ridderlijke verschijningen geweest wa ven. De trekken hadden nog wel het twijfelachtige en onontwikkelde van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5