NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Geregelde Bezorging.
De Erfgenaam van
het Majoraat.
21e Jaargang. No. 2689. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. VRIJDAG 1 JANUARI 1904 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
PER DRIE MAANDEN: an regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor Haarlem o 1.20 Haarlem van 15 regels 0.75, eike regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel.
gemeeStT ee" Agen' geVeS,'gd 'S (k°m der 30 Gr00te lettos naar Plaatsruimte Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco per post" door'Nederland" L65 Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Ganustreerd ZoSags'blad, voor Haarlem' I 037$ Hoofdbureau en Drukkerij: Zuider Buiteuspaarne No. 6.
nde omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Uitgave der Vennootschap Lourens Costerc Directeur J. C. PEEREBOOM. Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
g
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAG BE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31>>is Faubourg Montmartre.
Tweede Blad.
NIEUWJAAR.
De godsdienstige feesten, welke on
ze Germaansclie voorouders vierden,
kwamen alle hierin overeen, dat het
feesten waren van algemeene vreug
de, een vreugde, welke zich uitte in
dansen, zingen, drinken, spelen, op
tochten, enz. Hierover behoeven we
ons volstrekt niet te verwonderen,
want hunne opvatting in deze was
hoogst practisch. De inenschen vier
den immers feest en verheugden zich
m e t de goden, en beschouwen wij
daarbij hunne denkbeelden over „het
hier namaals", dan kan het geen ver
wondering wekken, dat zij op deze
dagen een voorproefje verlangden van
de latere hemelsche feesten.
De eere-dienst der natuur was bij
de feesten de grondslag, en de jaar
getijden speelden hierbij een voorna
me rol.
Het Jul-Joel- of Midwinterfeest was
één der voornaamste, het was ter
eere van de zon, welke dan opnieuw
haar loopbaan begon. Gedurende de
„twaalf nachten", van 25 December
tot 6 Januari, stond de zon stil, ze
rustte dan en dus ook de menschen
moesten rusten. De godinnen bezoch
ten de huizen, ten einde na te gaan
of daar alles in orde was, dan wer
den de vlijtigen beloond en de tragen
gestraft. Het Julvuur werd ontsto
ken en de Jul-ever geslacht, die
gewijd was aan Fro, den god der
jacht, en hem als een zoenoffer werd
geschonken. Was de Zoen-ever
geslacht, dan légden de mannen de
hand op den kop van het dier, daar
bij belovende in het nieuwe jaar
stoutmoedige daden te verrichten.
Vroolijke maaltijden werden gehou
den en braaf werd er gedronken ter
"berinnering aan afwezigen en afge
storvenen
Volgens de oude sagen daalden in
deze dagen de goden uit den hemel
af op de aarde om hunne omtochten
te houden. In wilde vaart vlogen zij
door de lucht, onder het luid geroep
van hallo, holla, lioho Wodan voor
op, rijdende op een wit paard, omge
ven door blaffende honden.
Tri enkele gevallen waren de goden
zichtbaar, zegenden het toestroomen-
de volk en deelden verschillende wel
daden uit, tegelijkertijd genadiglijk
de offers ontvangende.
Soms waren ze alleen hoorbaar in
bet gehuil van den wind.
De beteekenis hiervan is eenvoudig.
Wodan, de zegenende god, de gever
van het goede, ook van de vruchtbaar
heid van den akker. Immers het ka
rakter der Germaansche goden was
meerendeels weldadig, evenals dat
der godinnen.
De wilde jacht door de wolken ver
beeldde den strijd tusschen de ver
schillende elementen in de maand
December, den strijd tusschen dood
en leven, duisternis' en licht, waaruit
het licht en het leven overwinnend
zouden wederkeeren.
Allerhande volkslegenden en sprook- i
jes zijn hieruit geboren, vooral de wil
de jacht der goden heeft in onder-
scheidene landen allerhande vormen j
en gedaanten aangenomen.
Zoo bestaat deze jacht in een Noor-
weegsche overlevering uit zielen, die
niet zooveel kwaads hebben gedaan,
dat zij de hel verdienden, doch ook
niet zooveel goeds, dat ze den hemel
konden beérven. Tot straf moeten zij
dan in dezen tijd Jul-rijden. Onder
deze rubriek worden gerangschikt
dronkaards, spotters en listige be
driegers.
Begrijpelijk is het, dat na de in
voering van het Christendom niet de
heidensche gebruiken konden worden
uitgeroeid, en nog heden ten dage
bestaan er vele, zij het geheel ver
basterd, zoodat de oorsprong veelal
moeilijk is te vinden.
De nacht voor het Joelfeest heette
de Moedernacht, want uit haar
werd het nieuwe jaar geboren, zij
was de moeder van 365 kinderen. Ik
behoef hier nauwelijks op te merken, j
dat dit denkbeeld ook weder aanlei
ding heeft gegeven tot allerhande
sprookjes en vertellingen. We denken
slechts aan de Loosduinsche overle
vering van Margaretha van Hennen-
berg, zuster van den Roomsch-koning
Willem.
Het Nieuwjaarsfeest was bij de
Germanen het vroolijkste van alle, en
volgens de berichten der geloofspredi- j
kers werd het menigmaal op erger-1
lijke wijze gevierd.
Gastmalen, drinkgelagen, rumoer, j
muziek enz. waren het programma j
van den eersten dag des jaars: iets,
wat tot op onzen tijd is gebleven,
hoewel men niet weet, waarom. We
zien hieruit dat ettelijke eeuwen zelfs
niet de oude volkstradities kunnen
doen verdwijnen.
Plaatsruimte belet mij de Germaan
sche gewoonten op dezen dag nader
te omschrijven, zij, die er meer van
weten willen, lezen het welbekende
boek van Ter Gouw, over Onze Volks
vermaken benevens v. d. Bergh's My
thologie.
We willen ons liever nog eens in 't
kort bepalen tot de stad onzer inwo
ning, hoewel ik eerst het volgende wil
doen opmerken.
Met prijzenswaardigen ijver wordt
tegenwoordig te velde getrokken te
gen de verschillende gebruiken op
den eersten Januari, den dag blijk
baar speciaal bestemd voor allerlei
walgelijke tooneelen.
Dit is echter niets nieuws, want
reeds in de 8ste eeuw werd hiertegen
met kracht gestreden.
Eligius waarschuwde zijn toehoor
ders al tegen de goddelooze en onzin
nige gebruiken op nieuwjaarsdag en
verzocht hun die af te schaffen, even
als het zenden van nieuwjaarsge
schenken en heildronken op dezen
dag. Een verkondiger dus reeds van
de afschaffing
Bonifacius ergerde er zich later
niet minder over en bestreed zulks
nog krachtiger. Dat hunne waarschu
wingen niet veel hebben geholpen,
blijkt wel uit het feit, dat na ongeveer
12 eeuwen de toestand niet veel beter
is geworden.
Het nieuwe-jaar-zingen is steeds
in eere gebleven. Zong men in den
Germaanschen tijd heidensche liede
ren, later werden ze vervangen door
Christelijke. Waar vroeger de naam
Wodan of Thor werd gehoord, klonk
later de naam van Jezus, bijv.
Nu singhet en clinghet mit groot
[gheluut
Al in den Nyeuwen jaeren,
Den lekers jaegliet al uut ende uut,
Her Jhesus moet ons bewaren.
Natuurlijk „mit groot gheluut"
Met grove trommelen en kop'ren rin-
jkelbommen.
En toen het buskruit was uitgevon
den, geschiedde dit met donderend
geknal
Deze gewoonte namelijk van zin
gen en schieten schijnt steeds een
overlast der rustige inwoners te zijn
geweest, en onze goede Haarlemsehe
regeering van voorheen heeft daar
wat verordeningen op moeten vast
stellen en met straf moeten' dreigen.
Was het schieten lastig en gevaarlijk,
het zingen was en is ongetwijfeld een
brutale bedelpartij.
Het oudst mij bekende verbod onzer
Haarlemsehe Vroedschap is dat van
16 Dec. 1493, luidende „Geen Nieu
we Jaer voor de luyden haer huysen
te singen", een verbod, dat later bij
herhaling is uitgevaardigd, o.rn. den
31 Dec. 1500, 25 Dec. 1516, 24 Dec. 1538
enz., enz.
Het gebod van 25 Dec. 1516 doet
ons tevens zien, dat van stadswege
werd gezorgd voor gezang en muziek,
„want lezen we, „dat niemandt op
nieuwejaersavont of nacht sal gaen
singen of spelen dan de koralen en
trompetters."
Om nog één voorbeeld te noemen is
het volgende vermeldenswaard we
gens de daarbij opgegeven straf.
Den 24 December 1751 vaardigde de
Haarlemsehe regeering een keur uit,
waarbij o.m. het schieten of aanste
ken van vuurwerk op de openbare
straat o. m. ook op Nieuwjaar werd
verboden. Zij, die zich hieraan schul
dig maakten en betrapt werden, kre
gen voor de eerste maal een boete
van ƒ6.voor de tweede maal een
van 25.behalve de correctie naar
omstandigheid van zaken.
Blijkbaar begreep men, dat de
jeugd zich vooral aan dergelijke fei
ten schuldig maakte, en daarom werd
de strenge bepaling vastgesteld, dat
ouders en voogden voor hunne kin
deren en minderjarigen verplicht wa
ren de boete te betalen. Dat de hand
wel gehouden zal zijn aan deze ver
ordening. zouden we hieruit mogen
afleiden, dat de boeten aldus verdeeld
werden een derde voor den hoofd
officier, e.en derde voor den aanbren
ger en een derde voor de diaconie-
armen te Haarlem.
Maar afdoende is het zeker niet
geweest, gelijk blijkt uit latere ver
scherpingen dezer keur.
Ten slotte nog een aloud niet
meer in zwang zijnd Haarlemsch
gebruik op Nieuwjaarsdag, dat eene
herinnering was aan den welbeken
den slag bij Damiate, althans aan de
overlevering, dat de Haarlemmers
hieraan een bijzonder aandeel zou
den hebben gehad.
Volgens Hadrianus Junius bestond
in zijn tijd (16e eeuw) nog de ge
woonte, dat de kinderen op den lsten
Januari kleine vaartuigen of schepen
waarvan de voorstevens van on
deren met een zaag voorzien waren
op stokken door de stad droegen.
Een treurig Nieuwjaarfeest was het
voorwaar voor de Haarlemmers op 1
Januari 1573. De inwoners uit onze
benarde stad begroetten vol hoop op
ontzet dezen feestdag, doch hun lijden
zou eerst beginnen. Het was op dezen
dag, dat voor de eerste maal „als tot
leen waerachtigh nieu Jaer het waere
Woort Gods" in dè Groote Kerk werd
j verkondigd, waarbij de predikant Si
mon Simonsz voor het eerst dezen
dienst zou hebben geleid.
Aluds o. m. Capelle in zijn Beleg
van Haarlem, een verhaal echter, dal
ik meen in twijfel te mogen trekken.
Men zou denken, dat de Spanjaar
den op dezen dag wel werkeloos zou
den zijn gebleven, doch dit is niet
waar. Op dezen dag werd de ver
maarde loopgraaf gemaakt en wierp
j men elkander met kokend water,
brandend pek, gesmolten lood, gloei-
I ende kolen, enz.
j Ten slotte nog een opmerking, of
beter gezegd, de vermelding van een
Nieuwjaars-traditie, welke ik nog
nergens geboekt vond, doch waarop
mijn aandacht viel bij het nasnuffe-
j len van verschillende jaargangen van
ioude couranten.
I Ik bedoel namelijk de Nieuwjaars-
branden. Verbazend groot is het aan
tal branden in de laatste 50 jaar
omstreeks 1 Januari geweest.
W. P. J. OVERMEER.
WAT ER AL ZOO GEBEURDE IN
STAD EN LAND IN HET JAAR 15)03.
HAARLEM
De Administratie van Haar
lem's Dagblad verzoekt beleefd,
klachten over de bezorging der
courant NIET tot de ombren-
gers te richten, maar aan de
Bureaux der courant zelve,
het zij mondeling of schrif
telijk.
Bureaux:
Groote Houtstraat. 55
Zuider Buiteuspaarne 6.
Wanneer wij in vliegende vaart
even het jaar 1903 doorbladeren, dan
vinden we onder de voor Haarlem
merkwaardige gebeurtenissen in de
allereerste plaats het in werking stel
len van onze g e m e e n t e-1 i c h t f a-
brieken. In dat eene jaar heeft zij
reeds vrijwat doorgemaakt: twee nare
quaesties, de premie aan den aanne
mer Van Rhijn en de klacht van den
opzichter Geertsen over onvoldoenden
bouw, maar ook veel goeds, in zoo
ver dat haar debiet kolossaal is toe
genomen, althans wat gas betreft, zoo
dat voor de toekomst, deze gemeente
exploitatie goede winsten belooft.
De zoogenaamde ijsquaestic
kwam tot een einde en de personen
die daaraan deel hadden, zijn zeker j
het geval, al haast vergeten, hoewel
zij indertijd heelwat rumoer maakte, j
bijna zooveel als de hondenten-
toonstelling in 't Brongebouw, i
De Teylerquacstie werd op- j
nieuw opgerakeld, wij behoeven er
wel niet bij te voegen, dat zij in 1903 1
evenmin tot een einde kwam als dat
in 1904 het geval zal wezen. Vlugger
liep de Raadsverkiezing in het voor- j
jaar afde heer Kleijnenherg werd
zonder stemming als Raadslid" verko- j
zen verklaard.
Onze Burgemeester was in Mei tien
jaar in functie en werd daarmee jn
den Raad gecomplimenteerd, eenige
j maanden lgier vereerde onze Koning-
in Z.Ed, met de orde van den Neder-
I landschen Leeuw. Koningin Wilhelmi-
i na zelf zagen we dit jaar niet in Haar-1
j lem, wèl Prins Hendrik die in Mei
j de Kon. Maats, van Wetenschappen
j bezocht en de Koningin-Moeder, die
in den zomer verschil lende gestichten
in Heemstede en hiér met een bezoek
vereerde.
j Van de stichtingen die hier werden
opgericht noemen wij het Haarlemsch
i Tooneel en den Bond voor Lichame-
lijke Opvoeding. De laatste zou zich
zeker gaarne nog veel meer op Haar-
j lems terreinen bewegen, wanneer hij
er maar meer ter zijner beschikking
had de eerste stichting beweegt zich
bij voorkeur op niet-Haarlemsch
grondgebied. Voor 1904 hopen wij ver-
betering van een en ander.
Een derde stichting van belang is
de Haarlemsehe Huishoud- en In- j
dustrieschool.
Wat in het eerste halfjaar voor ons
j de meest schokkende gebeurtenissen
j mochten heeten, dat waren de staking
van het spoorwegpersoneel op 31 Ja-
jnuari en later, na de aanneming van
de bekende wetten, die van 7 April.
Nog heugt het allen, hoe het bericht
J van de opheffing der slaking. op Vrij-
dagochtend als een heuglijke mare
door de stad ging behalve voor ve-
j len, die het werk hadden neergelegd
en sedert dien als uitgestotenen moei
lijke dagen hebben doorworsteld of
die nog doorworstelen.
Aan deze gebeurtenissen kunnen wij
niet denken, zonder er ons bij te
herinneren, dat de heer Hugenholtz,
Kamerlid en Raadslid, een maand
gevangenisstraf moest ondergaan voor
een uiting:, in een openbare vergade
ring gedaan.
Het tweede halfjaar begon met de
periodieke verkiezingen voor den Ge
meenteraad, waarbij alle aftredenden
werden herkozen en de heer Rinkema
den heer Roog verving. De Haarlem
sehe paardentram, bescheiden maar
uitmuntend bekende onderneming,
vierde den £3en Juli haar 25-jarig
bestaan.
Een brand in de cavaierie-kazerne,
met een daarmee gepaard gaauden
diefstal van een kistje met geld bracht
heel wat gepraat mee, maar niet in
verhouding tot den schrik, die
heerschte toen den 14den Augustus
de firma Laane Van Bemmel in
staat van faillissement geraakte. Die
schrik werd bijna een paniek, toen den
20sten Augustus daarop volgende de
Noord- en Zuid-Hollandsehe Bank en
haar directeur eveneens kwamen te
failleeren en laatstgenoemde zelfs,
wegens door hem zelf erkende mal
versatiën den 8sten September in het
Huis van Bewaring werd opgestoten.
De schrik is thans voorbij, maar de
gevolgen van deze gebeurtenissen zul
len velen tot over de, grenslijn van
het jaar 1903 vergezellen.
Den 14den Augustus werd met vuur-
werk. bal en regens het l2l/>-jarig be-
staan van „Verfraaiing" hei-dacht,
den 31sten vinden wij zooals altijd
den Koninginnedag, opgewekt en met
mooi weer en ditmaal met een nieuw
nummer Bloemencorso op 't program-
i ma. Een paar dagen vroeger had het
uittreden van het Raadslid Modoo uit
i de S. D. A. P. zeer de aandacht ge-
trokken.
Een brandje in de Groote Kerk op
5 Sept. liep, zooal niet met een sisser,
i dan toch met een beetje rook af. Oni-
1 streeks de helft van deze maand werd
de benoeming van Mgr. A. J. Gallier
tot Bisschop van Haarlem medege
deeld.
Voor het publiek waren de manoeu
vres, die in de tweede helft van Sep
tember in den omtrek van Haarlem
werden gehouden, zeer amusant, al
klaagden de boeren over ingedrukte
ruiten en doodelijk beangste koeien.
De maand September eindigde met
j inbraak en diefstal bij den heer Stolp
aan den Kleinen Houtweg, waarvan
de daders spoedig werden opgespoord
en nu reeds gevonnist zijn. Een twee-
1 de inbraak die opzien baarde, was
die van 't Koloniaal Museum, waar
bij de nachtwaker Gijs de Lange den
booswicht heldhaftig verjoeg.
Het jubilé bij gelegenheid van het
400-jarig bestaan van Trou moet
Blij eken, half December, ligt ons al-
1 len nog versch in 't geheugen.
En wanneer wij dan nog herinnerd
hebben aan de intrekking van het
Raadsbesluit aangaande erfpacht van
gronden en dat van invoering van
den 10-urigen werkdag, aan het be-
zoek der Amerikaansche schilders,
aan de verfraaiing van den Ilout door
i Springer, aan de verdwijning van de
liberale Kiesvereenigïng Haarlem en
de oprichting van die der Liberale
Unie, dan gevoelen wij volkomen, dat
Feuilleton.
Naar het Uuitsch van
E. V O N WERNER.
Speciaal bewerkt voor
Haarlem's Dagblad.
4)
Met die woorden besloot Mejuffrouw
Fernstein, zuster van den landheer
van Ottendorf een verontwaardigd
verhaal tegen haar broeder. Zij scheen
hem daarmee niets nieuws te vertel
len, want hij zag er wel boos maar
in 't geheel niet verbaasd uit, toen
hij antwoordde Nu, zoo erg zal het
wel niet worden, maar ik geef je toch
geen ongelijk. Als ik geweten had,
dat Hohenfels ons daarmee zoo'n
koopje leverde, dan had ik hem voor
de eer bedankt. Nu heb ik het een
maal beloofd en dien mijn woord ie
houden.
Mejuffrouw Fernstein, een statige
dame van middelbaren leeftijd, die oij
haar broeder, die weduwnaar was,
sinds eenige jaren het huishouden be
stierde, stelde zich met dat antwoord
volstrekt niet tevreden.
Hij zet het heele huis hier op
stelten, klaagde zij. Geen van de on
dergeschikten wil met hem te doen
hebben, omdat hij voortdurend net
een geladen geweer overal ronddwaalt
en het zou mij niets verwonderen, ais
hij schoot, wanneer iemand hem iels
in den weg lei. Hij is den dag van
zijn aankomst al in je kamer binnen
gedrongen en heeft zonder te vragen,
een van je buksen uit het geween sR
genomen. Hij was gewoon altijd een
geweer bij de hand te hebben.
Dat blijkt, want hij schiet, zoo
als ik het in mijn leven niet meer
gezien heb bracht Fernstein in hut
midden, terwijl zijn zuster voortging.
En toen je vandaag buiten op het veld
was, heeft hij ook weer wat uitge-
haald. Toen heeft hij den vos uit dc
stal gehaald, hem het tuig aangelegd
len zonder zadel weggerend! Dat 's
het dier niet gewoon, het werd wild,
steigerde en sloeg met zijn achter
poot,en. Ik heb in doodsangst hier
voor het venster staan kijken cn
ginds voor de stal stonden de bedien
den. Wij dachten, dat er een ongeluk
gebeuren zou, maar je hadt dien jon
gen eens moeten zien Net zoo ang
heeft hij den armen vos met zweep
slagen mishandeld, tot hij gehoor
zaamde, maar het dier trilde over alle
leden. Toen sprong hij er af en riep
ons spotachtig toe, dat hij ons rijden
wilde leeren.
Ja het is een dolleman, stemde
de landheer toe, die het verhaal over
den vos al van zijn ondergeschikten
gehoord had, die echter door de wilde,
waaghalzerij van zijn gast toch ge-
imponeerd werd. Had ik Koert maar
niet naar den opperhoutvester laten
gaan, maar ik verwachtte Bernard ook
eerst een paar dagen later. De.secrc-|
taris heeft zeker dag en nacht met
hem gereisd om maar van hem af te
zijn, het zal ook geen plezierreisje j
voor hem zijn. Maar onze jongen Kan
ieder óogenblik daar houdt juist:
het. rijtuig voor de deur stil
Hij ging voor 't venster staan.
Werkelijk het was Koert, die eeni-l
ge dagen bij den zoon van den opper-1
houtvester, zijn eenigen vriend, nad
doorgebracht, en nu terugkeerde. Hij
sprong uit het rijtuig en stormde de
kamer binnen, omhelsde onstuimig
zijn tante en trad toen hartelijk op|
zijn vader toe.
Daar ben ik weer papaIs Ber-1
nard Hohenfels er al Ik heb mij al
zoo op dien kameraad verheugd.
Van die vriendschap zal niet veel
komen, zei Fernstein droog. Wij zit
ten leelijk met dien wildeman opge
scheept, die ons op 't dak gestuurd
is. Vraag maar aan je tante, die is
buiten zichzelf van schrik over hem.
Een monster is het! "riep zijn'
tante uit, en begon direct een lang
zondenregister van den nieuwaange-
komene op te noemen, die volgens
haar in een paar dagen tijds geheel
Ottendorf onderste boven had ge
keerd.
Neem je in acht voor hem, Koert,
zoo eindigde zij. Tart hem niet met
je gewonen spotlust, anders valt hij
uit als eén woedende beer.
Koert lachte luid over deze afschil
dering en over de zichtbare angst van
zijn tante.
Ik mij in acht nemen Dat ont
brak er nog maar aanMaar zien
wil ik hem zoo spoedig mogelijk, dat
monster. Waar huist het eigenlijk
Wij hebben hem de groote lo
geerkamer gegeven en als hij buiten
niet een of ander kattekwaad uitvoert,
dan zit hij binnen te morren. Hij wil
beslist weer weg. Jij gaat toch mee
naar hem toe, Karei, zij kennen el
kaar nog in 't geheel niet.
Ik denk er niet over, eindelijk
wensch ik eens rust te hebben, brom
de Fernstein, terwijl hij de courant
weer opnam, in welks lectuur hij zoo
pas gestoord was.
Och ja, papa, den strijd met den
Noorschen beer zal ik wel geheel al
leen uitvechtenriep Koert overmoe
dig. Als ik niet terugkom, dan heeft
hij mij met huid en haar verstonden,
dan weet u er maar alles van, tante
Met die woorden liep hij weg.
De logeerkamer was boven aan den
anderen kant van het huis. Men had
den neef van den Freiherr von Ho-'
henfels met onderscheiding behandeld
j en hem daarom de grootste en de
j beste der logeerkamers die op den
tuin uitzag, ingeruimd. De nieuw aan-
i gekomene scheen dat voorrecht ech
ter volstrekt niet te waardeeren. Toen
de zoon des huizes de deur opende,
lag hij zoo lang als hij was op de
sofa, met de beenen op de mooi oe-
klcede armleuningen, en staarde on
veranderlijk naar boven in den helde
ren zomerhemel, waartoe het wijd ge-j
opende venster gelegenheid gaf. Hij
nam niet de minste notitie van den
I binnentredende, ofschoon hij hem
hoorde komen.
I Goeden dag zei Koert, voorloo-
i pig zeer vriendschappelijk, maar nïj
kreeg geen antwoord. De jonge Ho
henfels gaf zich de moeite niet zijn
hoofd om te draaien.
Slaap je vroeg Koert, terwijl hij
de deur dicht deed en naderbij kwam.
Aan je oogen zou ik het niet zeggen,
j Ik zeg je goeden dag kun je geen
antwoord geven
I Wat doe je hier? vroeg Bernard
I kortaf en op mee sterachtig en toon,
terwijl hij zich halverwege oprichtte.
Wat een vraag; ik ben toch hier
thuisIk ben Koert Fernstein en
kom juist van een bezoek bij den op-
I perhoutvester terug. Ik wist al, dat
jij er bent, maar je schijnt mij een
rare snijboon toe.
Laat mij met rustbromde de
ander, terwijl hij weer ging liggen,
maar Koert liet zich niet van de wijs
brengen. Hij bekeek den gast nauw
keurig van alle kanten, als bekeek hij
een curiositeit.
Tante heeft gelijk, je lijkt wat
op een beer zei hij eindelijk. En papa
noemt je de wildeman. Daarom ben
ik nieuwsgierig geworden en besloot
eens een kijkje van je te gaan nemen!
En nu. brand maar tos.
Met die woorden ging hij op een
stoel zitten, sloeg de beenen over el
kaar en wachtte op een uitbarsting
van woede van den wildeman.
Bernard had hem eerst geheel ver
bluft aangekeken, nu sprong hij ech
ter woedend op.
Je móet mij met rust latenGa
heen, ik wil niets met je te maken
hebben Naar huis wil ik
Dat klonk vijandig genoeg. Bernard
Hohenfels was, ofschoon even oud
als Koert, toch bijna een hoofd groe
ier dan deze. hij had een krachtige,
gespierde gestalte, maar hij had iets
ruws en boerscli in zijn uiterlijk. Geen
trek in zijn gelaat deed vermoeden,
dat hij tot den adelstand behoorde,
dat onder zijn voorvaderen zooveel
ridderlijke verschijningen geweest wa
ven. De trekken hadden nog wel het
twijfelachtige en onontwikkelde van