NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD.
De Erfgenaam van
het Majoraat.
21e Jaargang. No. 6300
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
VRIJDAG 15 JANUARI 1904.
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN ADVERTENTIËN:
DRIE MAANDEN; affipTVan 15 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement
Voor aftapen ïn'den omtrek waar een Agent gevestigd i's ('kom der Haarlem van 1-5 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Reclames 30 Cent per regel,
gemeente) 1.30 f -A Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco per post door Nederland 1.65 ér' (fffcj%Nt\ Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Afzonderlijke nummers 0.02X V 0W~^ BSMwi %r aT
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem 0.37>f tLjjr Hoofdbureau en DrukkerijZuider Buitenspaarne No. 6.
de omstreken en franco per post „0.45 Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122.
Uitgave der Yennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. ©fw* Bijkantoor: Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAG BE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre.
Haarlem's Dagblad van
15 Januari bevat o. a.
De behandeling der zaak Lanoy
voor de Arr. Rechtbank. Bniten-
landsck Overzicht, Binuenl. Sport
en Stad8berichten.
Arroiid. Rechtbank
ZAAK E.DELAJïOT.
Heden werd voor de Rechtbank al
hier behandeld de zaak tegen Ed. de
Lanoy.
De belangstelling in deze zaak was
buitengewoon groot. Alle gereserveer
de plaatsen waren ingenomen door
een tweetal dames en een groot aan
tal heeren, terwijl de publieke tribu
ne eveneens geheel gevuld was.
Reeds geruimen tijd voor den aan
vang van de zitting, verdrong zich
het buitenpubliek voor de toegangs
deur, om zich maar een plaatsje te
kunnen verzekeren.
Een groot gedeelte er van kon ech
ter niet worden toegelaten en moest
onverrichterzake terugkeeren.
De Rechtbank was samengesteld
als volgtMr. J. de Clercq van Weel,
presidentmr. Van Nes van Meer-
kerke, mr. A. van de Koppel, rech
ters mr. Sloterdijek, griffieren
mr. J. de Vries van Doesburgh, subs.-
officier, ambtenaar van het O. M.
De verdediger van beklaagde was
mr. Joh. M. Jolles te Amsterdam.
Ongeveer elf uur werd beklaagde
De Lanoy de Rechtszaal binnengeleid
en nam hij plaats in het bankje der
beklaagden.
Beklaagde, die nu reeds van half
September af in voorloopige hechte
nis is geweest, ziet er slecht uit. Hij
is veel ouder geworden en ziet er niet
uit als iemand van 49 jaren.
Op de desbetreffende vragen van
den President der Rechtbank, ant
woordt beklaagde, dat hij is gebo
ren te Batavia, en woonachtig te
Haarlem 49 jaar oud is en vroeger
directeur der N. Z. Hollandsche Bank
was.
Vervolgens werden de op deze zaak
betrekking hebbende stukken voorge
lezen.
Dagvaarding.
Aan beklaagde is ten laste gelegd,
dat hij in den loop van liet jaar,
voorafgaande aan den 20en Augustus
1903, zijnde de datum van faillietver
klaring, van na te melden Bank, te
Haarlem, of elders hier te lande, op
zettelijk een aantal aan anderen dan
aan hem, beklaagde, toebehoorende
effecten en geldswaardige papieren,
die hij anders dan door misdrijf on
der zich had, met uitdrukkelijke of
stilzwijgende toezegging van geldelij
ke vergoeding voor de hem opgedra
gen bemoeiingen, hetzij in zijne qua-
liteit van directeur der N.- en Z.-
Hoilandsche Bank te Haarlem, hetzij
in privé, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend, immers daarover als
heer en meester heeft beschikt in
strijd met de hem gegeven opdrach
ten en ze heeft onttrokken aan de
1 vrije beschikking van derzelver eige-
naar, als onder meer
A. Ie. op of omstreeks 3 April 1903,
11 stuks Oostenrijksche effecten, elk
ter waarde van fl. 1000, toebehoorende
aan C. C. Knipscheer, althans aan
een ander dan aan hem, beklaagde.
2e. Op of omstreeks 27 Juli 1903, G
stukken dergelijke effecten, elk ter
waarde van fl. 100, toebehoorende
aan mej. Knipscheer.
3e. Op of omstreeks 7 Mei 1903 één
dergelijk effect ter waarde van 1000,
toebehoorende aan notaris Versfeit te
Haarlem, althans aan een ander dan
aan hem, beklaagde.
4e. Op of omstreeks 3 Juli 1903, 20
stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, 7 stuks dergelijke
effecten, elk ter waarde van 100, en
3 dergelijke effecten, elk ter waarde
van ƒ50, toebehoorende aan de erven
Mr. Besier, althans aan anderen dan
aan hem, beklaagde.
5e. Op of omstreeks 25 Febr. 1903,
5 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, toebehoorende aan
Hendrik Joh an Daudeij, althans aan
een ander dan aan hem, beklaagde.
6e. Op of omstreeks 20 Juli 1903,
2 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van f 1000, toebehoorende aan
P. Daudeij, althans aan een ander
dan aan hem beklaagde, en 3 stuks
dergelijke effecten, elk ter waarde
van 1000, toebehoorende aan H. Cra
mer, althans aan een ander dan aan
hem, beklaagde.
7e. Op of omstreeks 22 Juli 1903,
2 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, en 8 stuks derge
lijke effecten, elk ter waarde van
100, toebehoorende aan Cornelis
Arend Kok, althans aan een ander
dan aan hem beklaagde.
8e. Op of omstreeks 17 April 1903.
5 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, toebehoorende aan
J. W. Sabel, althans aan een ander
dan aan hem beklaagde.
9e. Op of omstreeks 4 Maart 1903,
4 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, toebehoorende aan
H. S. J. Balcels en aan H. J. Bakels,
althans aan een ander dan aan hem,
beklaagde.
10e. Op of omstreeks 27 Juli 1903.
6 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van f 100, toebehoorende als
voren.
lie. Op of omstreeks 10 Juli 1903,
2 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, toebehoorende aan
C. Beumer.
12e. Op of omstreeks 27 Juli 1903,
12 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van ƒ100, toebehoorende als
voren.
13e. Op of omstreeks 4 Juni 1903.
3 stuks dergelijke effecten, elk ter
waarde van 1000, en 3 stuks Portu-
geesclie effecten, elk ter waarde van
ÏOO pond sterling, alles toebehooren
de aan mr. W. a. 't Hooft, althans
aan een ander, dan aan hem, be
klaagde.
14e. Op of omstreeks 1 November
1902, twaalf dergelijke als laatstge
noemde effecten, en nog eens 2 dito
elk ter waarde van fr. 2500 en nog eens
2 dito van frs. 500, alles toebehooren
de aan de weduwe Van Steeden, ge
boren Hartenroth, althans aan een
ander dan aan hem, beklaagde en
een Portugeesch effect, groot 100 pd.
sterling, toebehoorende aan Janne
tje M. E. v. Steeden, wed. Götz, al
thans aan een ander, dan aan hgm,
beklaagde.
15e. Op of omstreeks 27 Sept. 1902,
17 stuks dergelijke effecten, ter waar
de van frs. 500, toebehoorende aan
.J. J. Swaan, wed. Rijk, 5 stuks der
gelijke effecten, elk ter waarde van
frs. 2500, en 3 stuks dergelijke effec
ten elk ter waarde van frs. 500, toe
behoorende aan J. Kuypers, althans,
enz.
welke opgesomde effecten hem of
wel aan zijn onderhoorig personeel
voor hem of namens de eigenaars i
waren toevertrouwd geworden om
voor de conversie van die effecten te
zorgen en om wat de Oosten
rijksche effecten betreft die stuk
ken daarna aan de eigenaars terug
te geven en wat de Portugeesche
waarden betreft, om deze in te rui
len en aan de eigenaars te restituee-
ren de effecten, die door de Portugee- j
sche regeering daarvoor in de plaats
zouden worden geleverd.
B. op of omstreeks 21 Jan. 1903.
1. 8 aandeelen Nederlandsche Veem
elk ter waarde van ƒ250; drie aandee-
den N. Friesche Locaal Spoorweg Mij.
elk ter waarde van 1000 2 aandee-
len Cultuur-Mij. Kaliwangoe Planta-
i ran, elk ter waarde van 1000, welke
geldswaardige papieren hem, beklaag
de, door den eigenaar Hendrik Peper-
i koorn ten kantore van de N. en Z.
j Holl. Bank persoonlijk zijn ter hand
gesteld geworden, alleen met het
I doel om de werkelijke waarde, welke
die stukken toen ter tijd hadden door
bemiddeling van beklaagde te verne
men.
Alle welke effecten en geldswaardi
ge papieren hij, wat de sub A. ge-
l noemde betreft ten behoeve van de
door hem bestuurd wordende voren
genoemde Bank of van zich zelf aan
verschillende firma's of Bank-instel-
lingen te Amsterdam als bij de Ont
vang en Betaalkas, Rutgers en de
Beaufort, Broekman en Honders, de
Amsterdamsche Bank en Chemet en
Weet jen in onderpand heeft gegeven
voor door hem opgenomen gelden, het
zij voor ontvangen gelden op prolon
gatie, hetzij ter suppleëering op vroe-
j ger reeds afgesloten prolongatie-pos-
j ten, alles zonder de middelen te heb-
ben noch met zekerheid te kunnen
verwachten om ze bij opvrage te kun
nen inlossen en terug geven.
en wat die sub B. betreft ten be
hoeve van zijn meergenoemde Bank
of van zich zelf aan de firma Broek
man en Honders te Amsterdam ten
verkoop heeft opgezonden.
Beklaagde hoort deze voorlezing
kalm aan.
De President vraagt na voorlezing
van het bovenstaande aan beklaagde
Blijft u bij uwe bekentenis de
onder letter A vermelde effecten naar
Amsterdam te hebben laten brengen
in onderpand of prolongatie
Beklaagde antwoordt bevestigend.
Wat aangaat het hem sub B ten
laste gelegde, ontkent beklaagde.
Getuigen.
De volgende getuigen werden in
deze zaak gehoordMr. Willekes
Macdonald en Mr. P. Tideman, cura
tors in het faillissement der Noord
en Zuid-Hollandsche Bankmej.
Knipscheer; notaris U. J. K. Versfeit
H. J. DaudeyC. A. KokJ. W. Sa
bel Mej. H. S. J. BakelsG. J. Beu
mer te BeverwijkMr. W. A. 't Hooft
oud-president der Haarlemsche Recht
bank Mr. H. Ph. 't Hooft, advocaat
en procureurW. A. Güts, J. J.
Swaan, W. de RijkJ. Kuipers, en
H. Peeperkoorn. Verder J. J. Douglas,
kantoorbediende van de Noord- en
Zuid-Holl. BankG. J. Baars, van
de firma Chemet en Weetjens te Am
sterdam J. F. Gotmans van de fir
ma Rutgers en Beaufort te Amster
dam W. F. Rapagne, van de firma
Broekman en Honders te Amsterdam;
G. Schenk, van de Amsterdamsche
Bank; en W. A. Bruyn, van de ont
vang- en Betaalkas te Amsterdam en
eindelijk de accountants R. A. Klop
penburg en F. A. van Suchtelen.
J. W. v. d. Bogaardt, kantoorbe
diende en IJ. Ph. Sobels te Heemstede
beiden getuigen décharge.
Getuigenverhoor.
De eerste getuige. Mr. Willekes Mac
donald beantwoordt de verschillende
vragen, door den President hem ge
steld aangaande de verduisterde stuk
ken.
Door verschillende crediteuren wa
ren o.a. stukken opgevraagd, dieniet
meer aanwezig waren.
Wat de stukken ven Peeperkoorn
aangaat, deze zijn naar Amsterdam
gezonden, om een maatstaf te krijgen,
wat de dingen waard waren.
Beklaagde voegt hieraan toe, dat
hij de stukken van den heer P. op
diens verzoek naar een Amsterdam-
schen bankier heeft gezonden ter ver
koop.
Het O. M. wijst er op, dat toch de
heer P. herhaaldelijk bij beklaagde
is geweest om hem de stukken terug
te vragen. Daarop kreeg de heer P.
ten antwoord, dat hij hoop had de
stukken nog eens te kunnen inlossen.
Beklaagde meent dat hij steeds den
heer P. ten antwoord heeft gegeven,
dat de verkoop op zijn eigen verzoek
gedaan, gehandhaafd bleef.
Voorts was hij steeds van meening
verschillende waarden terug te kun
nen geven, omdat hij remise van de
Lissesche Bank verwachtte, en ook op
eene uitgifte van eene nieuwe serie
aandeelen der Bank.
De verdediger vraagt of alle trans
acties zijn geschied door de N. Z. H.
Bank of door De Lanoy in privé.
Getuige antwoordt, dat de trans
acties geschiedden door de N. Z. H.
Bank. De stukken waren steeds ge
stempeld met het stempel der Bank
en geteekend door De Lanoy of diens
plaatsvervanger.
Naar aanleiding van een onderhan
deling met een Amsterdamsche Bank
meent de President, dat beklaagde
niet op zijn eigen naam had mogen
beleenen.
De verdediger vroeg of hij beklaag
de in staat achtte willens en wetens
zijn cliënten te bedriegen.
Getuige antwoordt dat beklaagde
een persoon is, die geen narigheid
kon zien, en alles met onverklaarbaar
optimisme wegcijfert.
Hij voerde een echte struisvogel
politiek; en getuige meent dan ook,
dat beklaagde niet de overtuiging
heeft "-ehad, dat de zaken er zoo
slecht voorstonden, maar wel dat al
les terechtkwam.
Het O. M. meent, dat bekl. dan toch
zeer roekeloos is geweest. Op een an
dere vraag van den verdediger, ant
woordt getuige, dat hij meent, dat
bekl. niet onbekwaam was voor zijn
zaak, maar dat de zaken, door meer
dere werkzaamheden hem over het
hoofd zijn geloopen. Nog deelt de
curator mede, dat een bedrag van
circa 2 ton nu reeds door de curato
ren is geïnd.
Uit het verhoor van den tweeden
getuige, Mr. Tideman, blijkt, dat hij
omtrent de stukken van Peeperkoorn,
een regu op het kantoor heeft gevon
den, waaruit zou blijken, dat diens
effecten ten verkoop zijn gegeven.
Voorts gaf de curator eenige verkla
ringen omtrent de identiteit der ver
dwenen stukken. Verschillende eige
naren van ter conversie gegeven stuk
ken maakten na 20 Aug. aan curato
ren melding van hun verlangen om
hun stukken terug te ontvangen. Om
trent den stand der zaak verklaart
get., dat er in 't voorjaar minder ont
vangen was dan vorige jaren.
Op vragen van den verdediger, ant
woordt getuige, dat zijn indruk is, dat
bekl. niet is iemand, die gaarne op
zettelijk anderen arm zou maken. Z. i.
was bekl. geplaatst op een standpunt
niet evenredig met beklaagde's capa
citeiten. Hij heeft steeds eene vage
voorstelling gehad van den loop der
zakenhij wilde de narigheden nooit
zien, en hield er een soort struisvogel
politiek op na. Nieuwe zaken nam hij
steeds aan, om verliezen met eventu-
eele winsten te trachten te dekken.
Ook deze getuige heeft de overtui
ging gekregen, dat bekl. steeds de
gedachte heeft gehad, dat alles te
recht zou komen. De zaken zijn z. i.
bekl. over het hoofd gegroeid.
Op een vraag van den verdediger of
de heer de Lanoy zelf voordeel van
deze transacties genoten heeft, of dat
alles over de schijven der Bank liep,
antwoordde getuige, dat alles over de
schijven der Bank liep. Dat de heer
de Lanoy van de transacties zelf voor
deel genoten heeft, gelooft Mr. Tide
man niet. Bekl. toch leefde als iemand
van zijn stand zeer eenvoudig.
BEKL. zegt op een desbetreffende
vraag, dat hij rekening te houden had
niet alleen met de N.- en Z.-IIoll. maar
ook met de Lissesche Bank. Ver
schillende credieten waren door bekl.
opgezegd, waarvan er nu ook ingeko
men zijn. Bekl. zegt, niet hard te zijn
geweesthij zette niet alles op haren
en snaren, wanneer niet alles op tijd
in kwam.
Bekl. wilde nog enkele inlichtingen
geven over het crediet der Lissesche
Bank, maar de president valt hem
in de rede, en zegt, dat men bij
deze zaak moet blijven.
Getuige Mej. C. C. KNIPSCHEER
verklaart, dat zij bekl. in Augustus
zelf gesproken heeft, dat hij toen tot
haar zeide kom de volgende week
terug.
Hoe kon u dat zeggen is de vraag
van den president.
Bekl. antwoordde daarop, dat dit
heel goed kon, daar hij veel geld
wachtende was van opgezegde cre
dieten.
Getuige notaris VERSFELT heeft
verschillende stukken van de erven
Besier aan bekl. toevertrouwd. Ook
dit erkent bekl.
Getuige H. J. DAUDEIJ verklaart,
dat hij in de maand Februari Oos
tenrijksche effecten bij bekl. heeft ge
bracht, en de stukken door den pro
curatie-houder zijn in ontvangst ge
nomen. De stukken werden gegeven
ter conversie.
Op de vraag van den verdediger,
verklaart getuige, dat hij één stuk
terugontvangen heeft.
Getuige C. A. KOK legde eenzelfde
verklaring af. Voorts verklaarde hij
nog, dat hij kort voor het faillisse
ment gevraagd had of hij voor zijn
stukken geld kon krijgen. Reeds meer
had get. deze vraag aan bekl. gesteld,
maar steeds een ontkennend antwoord
gekregen en de mededeeling, dat de
stukken niet aanwezig waren.
Getuige J. W. SABEL verklaart
eveneens de stukken ter conversie ge
geven te hebben, doch ze niet terug
gekregen te hebben.
Op al deze verklaringen heeft bekl.
niet de minste aanmerking. Hij erkent
alles volmondig.
Mej. BAKELS verklaart, dat ze in
Maart stukken ter conversie heeft ge
bracht. Met de stukken mocht niets
anders worden gedaan. Wanneer ze
er om vroeg, kreeg ze deze niet.
Op 18 Augustus is ze er zelf heen
gegaan en heeft toen van den heer
de Lanoy ten antwoord gekregen, dat
wanneer ze van de reis terugkwam,
hij haar de stukken zou teruggeven.
Ook de overige getuigen legden ge
lijke verklaringen af, zonder nieuwe
mededeelingen te doen..
Mr. W. A. 't Hooft en diens zoon,
i Mr. H. Ph. 't Hooft, die beiden effec-
i ten aan bekl. ter hand hebben ge-
steld, verklaren, dat de N. Z. H.
Bank provisie genoot van de conversie.
Na de pauze wordt het getuigenver
hoor voortgezet.
Eerst wordt gehoord getuige PE-
PERKOORN. Getuige verklaart, dat
hij den heer de Lanoy stukken heeft
ter hand gesteld, en die herhaaldelijk
heeft teruggevraagd, wat onder ver
schillede voorwendsels werd gewei
gerd. Nog daags vóór het faillisse
ment heeft get om de effecten
gevraagd, die de heer de Lanoy heette
wachtende te zijn, maar ze waren nog
niet gekomen.
Op een vraag van den VOORZ. ver
klaart get. de effecten aan bekl. zelf
ter hand te hebben gesteld. Get. had
niet gezien, dat er op het regu ge
schreven stond, dat ze verkocht moes
ten worden en dat was ook de bedoe
ling niet.
Rechter Jlir. Mr. Van Nes v. Meer-
kerke vraagt, wanneer get. gezien
lieeft, dat er „ten verkoop" op het re
gu stond.
GET. zegt, dat niet te hebben gezien
vóór het faillissement.
De VOORZ. kan men op het kan
toor Lanoy verondersteld hebben, dat
de stukken verkocht moesten worden?
GET. meent van niet. Hij heeft te
zeer te goeder trouw gehandeld. Hem
wordt onder het oog gebracht, dat hij
om de waarde ervan te weten niet
acht stukken had behoeven te
geven.
GET. erkent dit; bekl. had gezegd:
breng ze maar eens mee.
Er wordt get. op gewezen, dat hij
niet duidelijk te kennen heeft gege
ven, dat de stukken niet verkocht
mochten worden.
BEKL. blijft er bij, dat ze hem ter
hand waren gesteld om te verkoopen.
De stukken konden verkocht wor
den tegen den laatst genoteerden
koers.
De VOORZ. Heeft get. u, bekl., een
ongelimiteerde opdracht tot verkoo
pen gedaan
Bekl. heeft het als zoodanig.
Een rechtstreeks antwoord hierop
wordt door bekl. niet gegeven.
GET., nader ondervraagd, zegt. dat
misschien als de prijs hem beviel, hij
wel had willen verkoopen, maar hij
wilde alleen de reëele waarde weten.
VERDEDIGER vraagt of get. lezen
kan. Hij las geen brieven, geen kwi-
tantiën. Heeft get., toen hij zag, dat
er op het regu iets was doorgehaald,
niet gezien, dat er op geschreven
was ten verkoop
GET. Ja, toen heb ik het gezien,
maar wanneer dat was, weet get. niet
VERD. Heeft getuige geprotesteerd
toen hij zag, dat er: ..ten verkoop"
op stond?
GET. Neen.
Ook tegen den verkoop van een
ander stuk heeft getuige niet gepro
testeerd.
De VERDEDIGER vraagt of getuige
den brief, meldend den verkoop van
het lot-Turkije, ontvangen heeft.
GET. Waarschijnlijk wèl. Ik heb
er geen aandacht aan gewijd.
BEKL. erkent dat get. herhaalde
lijk om de stukken gevraagd heeft.
Rechter VAN ES Hebben Broek
man en Honders zich dan ten onrech
te die stukken toegeëigend
BEKL. Ik zou zeggenja.
Getuige Douglas wordt gehoorcL.
Feuilleton.
Naar het Duitsch van
E. VON WERNER.
Speciaal bewerkt voor
Haarlem's Dagblad.
1*)
De jonge zeeman was toch ietwat
verbaasd over dezen eenvoud en on
willekeurig vergeleek hij de beide
meisjes met elkaar. Hildur was on
getwijfeld mooier, maar Inga met
haar levendige bespraaktheid vond
hij veel aantrekkelijker. Men kon het
haar aanzien, dat zij een stadskind
was, de lichte, smaakvolle zomerja-
pon stond haar allerliefst en daarbij
ging zij met de beide heeren, die haar
toch eigenlijk nog vreemd waren, om,
met een zekerheid en onbevangenheid,
die toonde, dat zij zich dikwijls in
gezelschapskringen bewoog:
Hildur daarentegen was stil en
terughoudend, niet omdat zij bang
of verlegen was, dat lag niet in haar
natuur, maar haar ontbraken de ge
makkelijke vormen van den omgang,
men merkte, dat zij zelden met
vreemden verkeerde.
Haar kleeding was hoogst eenvou
dig en verried, dat zij gewoon was,
van alles in (ie huishouding aan te
pakken. Ze was zeer practisch, maar
uiterst onbevallig gekleed. Zij wist
toch, dat haar aanstaande bruigom
heden komen zou en zijn vriend mee
brengen, maar zij droeg haar gewone
huisjapon en liet zich door de tegen
woordigheid van den jongen officier
in haar werk niet storen, ofschoon
Bernard er met een kwalijk verborgen
blik van misnoegen naar keek.
Inga, die over alle mogelijke onder
werpen babbelde, Meld juist een ver
haal over Christiania. waar .zij eenige
jaren op een instituut had doorge
bracht. toen dominé Eriksen binnen
trad. Hij was iemand op gevorderden
leeftijd, met grijs haar en van hoogst
eenvoudig uiterlijk. Hij begroette
zijn aanstaanden schoonzoon, heette
diens gast vriendelijk welkom en
nam toen ook deel aan het gesprek,
dat nu op andere onderwerpen kwam.
De predikant informeerde naar al
les, wat de Duitsche Marine betrof,
waarvoor hij zich bijzonder scheen te
interesseeren. Koert gaf bereidwillig
en uitvoerig antwoord en merkte met
bevreemding op, dat vader noch
dochter daar iets van schenen te we
ten en Bernard was toch jaren
lang in zeedienst geweest. Hij nam
ook nu bijna geen deel in het ge
sprek, maar was bij zijn meisje voor
het venster gaan staan en keek ver
strooid naar buiten.
Metéén schoof lr- als om ruimte te
krijgen, de mand niet verstelgoed op
zijde, zoodat Hildur er niet meer bij
kon.
Heeft Harald Thorvik nog altijd
niets van zich laten hooren vroeg
hij plotseling, midden tusschen het.
gesprek der anderen in. Ik heb hem
drie maanden geleden mijn verloving
al gemeld, maar geen antwoord ge
kregen en ik weet heelernaal niet,
waar hij op 'toogenblik is.
IJarald's moeder heeft eergiste
ren een brief van hem gekregen, zei
de predikant. Hij is nog in Hamburg,
maar komt waarschijnlijk al heei
gauw in Raansdal met het jacht
van den Duitschen prins, waarop hij
stuurman is. Hij is reeds van 't voor
jaar af in die betrekking.
Ja, ik weet 't, maar ik heb mij
er over verbaasd, dat hij op een
Duitsch schip heeft dienst genomen.
Hij spreekt wel wat Duitsch en kan
zich daarin verstaanbaar maken, dat
heeft hij indertijd van mij geleerd.
Maar de stijfhoofdige Harald. die zoo
aan zijn Noorwegen hangt en op alles
wat vreemd is, minachtend neerziet,
zal moeite hebben in den omgang met
den kapitein en de bemanning. Hij
heeft tot nu toe alleen op vaderland-
sche schepen gevaren.
De condities zullen wel schitte
rend zijn, meende de predikant. Bo
vendien heeft nij zich maar tot den
herfst verbonden. De prins wenschte
dit jaar een Noorschen stuurman, die
in onze wateren nauwkeurig den weg
kent en toen is Thorvik hem aanbevo
len. In elk geval komt hij heel spoe
dig met de Zeeadelaar".
Koert, die reeds op het hooren van
de eerste woorden opmerkzaam ge
worden was. keek vreemd op bij het
hooren van dien naam.
..De Zeeadelaar"? herhaalde hij.
Spreekt u misschien over Prins Al
fred Sassenburg? Zijn jacht werd in
Hamburg zeeklaar gemaakt, toen ik
wegging. Een prachtig schip
Ja, hij was het vorige jaar hier
ook, zei Bernard. Ken je den prins
Neen, maar ik heb thuis veel
over hem gehoord, want hij was kort
geleden gast op Guntersberg geweest
en daar leerde mijn vader hem ken
nen.
Prins Sassenbur- heeft een groot
jachtgebied daarboven in de Raans-
daler bergen, zei dominé Eriksen. Hij
brengt daar geregeld eenige weken
door en den overigen tijd kruist hij
met zijn ..Zeeadelaar" in onze wate
ren. Hij is bij ons een welbekende
gast.
Er scheen Koert een opmerking op
de lippen te zweven, hij hield ze
echter in en zette het gesprek niet
verder voort. Tot Inga wendde hij
zich met de vraag of zij Edsviken,
het landgoed van zijn vriend kende
en die daarop een ontkennend ant
woord gaf.
Ik heb het alleen van buiten
.gezien, want toen ik twee jaar gele-
den hier was, leefde de vroegere
eigenaar nog. maar oom zegt, dat
het een oud, Noorsch landgoed is,
met historische herinneringen.
Ja, zoo is het, bevestigde de pre
dikant. Ik heb mij tijdens mijn veel
jarige ambtsbediening allerlei aan-
teckeningen omtrent Raansdal verza
meld. Ten deele stammen zij nog uit
den vroegsten tijd en toen werd
Edsviken al als landgoed genoemd.
Later kwam het in handen van een
boerenfamilie, die het tot voor korten
tijd bezeten heeft. De laatste eigenaar
stierf kinderloos en toen wilde een
gelukkig toeval, dat het goed juist te
koop stond, toen Bernard terugkwam.
In mijn kamer hangt een oud schil
derij van ons plaatsje, dat ik toe
vallig ontdekte. Als u zich er voor in
teresseert, luitenant, zal ik het u
laten zien.
Koert wilde dat heel gaarne, en
Inga, die het ook nog niet gezien
had, sloot zich bij hem aan. In de
deur staande, keerde zij zich echter
nog eens om met een ondeugend vra-
genden blik. Zij verwachtte blijkbaar
dat de verloofden zich dat alleen-zijn
zouden ten nutte maken door elkaar
eens hartelijk aan te halen, wat zij
in 't bijzijn van anderen niet schenen
te willen doen.
Doch er gebeurde niets van dat
alles, Hildur stond alleen op en wilde
een nieuw stuk verstelwerk uit den
mand halen, maar Bernard kwam
tusschenbeiden.
Och, doe dat nietzei hij onge
duldig. Je behoeft toch, als Koert er
is, niet juist dit werk te doen.
Zij keek hem verwonderd aan.
Waarom niet Ik doe het toch
ook, als jij er bent
Dan zijn wij alleen, maar als er
gasten bij zijn, is het iets anders.
Denk je. dat je nichtje Inga derge
lijk werk doet, als haar ouders be
zoek hebben?
Inga is een kind van rijke ou
ders en zeer verwend, zij bemoeit
zich heelernaal niet met zulke bezig
heden. Ik heb al het naaiwerk in
huis steeds zelf gedaan en bij ons is
dat ook noodzakelijk.
In mijn huis zal het niet meer
noodig zijn, verklaarde Bernard. In
elk geval verzoek ik je, het niet meer
te doen, als Koert tegenwoordig is.
Hoor je, Hildur, dat verzoek ik je
En dan nog iets waarom trok je
je hand terug, toen hij er een kus op
wilde drukken Dat is eenvoudig een
vriendelijkheid, die algemeen in
zwang is in de kringen, waar hij
verkeert.
Maar bij ons is het geen ge
bruik, dat heb je hem toch zelf ge
zegd.
(Wordt vervolgd.)