Bijvoegsel van „Haarlem's Dagblad" van 16 Jan. Arroud. Reclitbank VERVOLG ZAAK E. 1)E LANOY. Getuige Douglas wordt gehoord.. De nummere van een reeks effecten worden nagegaan en de wijze en da ta, waarop die verzonden en wegge bracht zijn Getuige worden eenige vragen ge daan betreffende usancen in den han del en op liet kantoor van de Bank. Het gebeurde wel op het kantoor, dat ter concersie aangeboden stukken tij delijk gebruikt werden. Voor het con- verteeren van dergelijke stukken werd provisie gerekend ten bate van de Bank. Getuige BAARS, kantoorbediende bij Chemet en YVeetjen te Amster dam. Get. geeft inlichtingen betreffende j stukken. Get. verklaart dat de Portugeezen, toen ze als onderpand werden aange boden. reeds afgestempeld waren voor conversie. Op een vraag van den verdediger of get.- weet dat liet meer gebeurt dat ter conversie toevertrouwde effecten als onderpand worden gegeven, ant woordt get. dat dit op zijn kantoor niet gebeurt. Hoe het bij anderen gaat daarover kan hij zich niet uit laten, hij is niet nieuwsgierig. Get. GORTMANS, kantoorbediende bij Rutgers en de Beaufort te Am sterdam geeft eenige inlichtingen. De verdediger doet dezen get. de zelfde vraag, waarop get. antwoordt dat dit niet geschiedt en hij niet weet of het op andere kantoren gebeurt. Hierna komt voor get. SCHENK, kantoorbediende aan de Amst. Bank die inlichtingen geeft van denzelfden aard als, de voorgaande getuige. Getuige RAPANGE, kantoorbedien de bij Broekman en Honders geeft dergelijke inlichtingen. Get. legt over den brief, waarin de verkoop van eenige effecten is ge last, welke brief door bekl. "herkend wordt. De VERDEDIGER Zoo de stukken ongelimiteerd ten verkoop waren ge stuurd, waarom vroeg dan de firma Br. en H. niet onder 35? Overlegde de firma in zulke gevallen nader? Get. Ja, dat gebeurt. Getuige v. d. BOOGAERDT. VERDEDIGER vraagt hoe lang get. bij de Lanoy was en wat hij van hem denkt. Get. Jarenlang. De Lanoy heeft hem goed behan deld, eigenlijk was hij te goed. De heer d. L. zou nooit willens en wetens iemand bedriegen. VERD. Had de L. een goed over zicht van den stand van zaken. GET. gelooft niet. Als d. L. zich be wust was geweest van den stand der zaken had hij niet zóó gehandeld. Van de Lissesche Bank werd wei nig geld ontvangen. VERD. Was get. bekend dat de waarn. dir. der Lissesche Bank spe culeerde? GET. was het niet bekend, hij heeft het gehoord. VERD. Is het get. bekend dat alle transacties, waarover sprake is, lie pen over schijven en boeken van de Bank? Get. was dit bekend, voor dergelij ke transacties werd provisie gege ven. Get,. H. Ph. SOBELS. VERD. vraagt of get. bekend is dat ter prolongatie gegeven stukken uit A'dam teruggekomen zijn. GET. weet dat. VERD. Ileoft mevr. de Lanoy deel .genomen in de kapitaaluitbreiding? GET. Ja. voor f 10000.— VERD. Ook andere familieleden? GET. weet dit niet zeker. VERD. vraagt get. inlichtingen in de zaken te Lisse. GET. De produratiehouder te Lisse heeft met speculeeren ongev. 100.000 zoek geraakt. Anders zou dit de Noord-Zuid-Holl. Bank ten goede zijn gekomen. VERD. vraagt wat get. van den heer d. L. denkt. GETUIGE achtte den heer de La noy niet in staat de stukken willens en wetens te verduisteren. Zeer zeker wilde hij ze teruggeven. Ook" hierop heeft het. ongeluk te Lisse invloed gehad. De heer de Lanoy heeft niet kun nen weten dat de zaken van de Lis sesche Bank zoo slecht stonden. De OFFICIER merkt op dat, gezien den toestand te Lisse, de Lanoy moei lijk kon rekenen on liet inkomen van die 100,000. GET. zegt, dat vorig jaar de Lisse sche Bank op tijd betaald had. VERD. vraagt of get. weet, dat de Lanoy heeft aangedrongen op beper king van crediet te Lisse GET. is bekend, dat daarop is aan gedrongen en dat er te Lisse ook ge volg aan gegeven is. Get. KLOPPENBURG, accountant. Get. is destijds aangesteld üls accoun tant van de N. en Z. Holl. Bank. Hij w eet van de zaken dier Bank niets af dan toen hem gelast werd de boeken na te zien. Toen bleek hem, dat on mogelijk was de balans goed te keu ren daar administratie niet in orde en niet goed bij was. Het verslag is door get. ingeleverd aan de directie der Bank. Get. VAN SUCIiTELEN, accountant, heeft als medewerker van vorigen get. kennis van feiten genomen en mee het verslag geteekend. De vraag of in 1902 de toestand zóó was, dat de Bank taande kon blijven, is moeilijk te beantwoorden, zegt ge. t Er was geen zekerheid, dat zij vallen moest. VERD. vraagt den heer v. Suchte- len of hem bekend is, dat voorkomt dat effecten, die ter conversie zijn a. geboden, worden gegeven als onder pand. Geho o r d heeft get. het wèl. maar niet waargenomen. Het is niet zooals het behoort. VERD. zou gaarne van curatoren weten het globaal cijfer, dat uitge keerd zal kunnen worden. CURATOREN verklaren, dat moei lijk te kunnen zeggen. Maar met het geen tot nog toe bekend is, noemt Mr. Mc Donakl een cijfer van 40 pCt. Mr. T1DEMAN zeal, dat hij cijfer kan noemen. Valt het mee, "dan zeker meer dan 40 pCt., valt het te gen dan minder, VERD. vraagt naar de hoeveelheid beschikbaar kasgeld. Dit blijkt ongeveer 2 ton te zijn, wat zou bedragen 20 pCt. van de vorde ringen. HET REQUISITOIR, Het OPENBAAR MINISTERIE meent sober te kunnen zijn. Deze zaak heeft zeer de aandacht getrok ken. Deze algemeen geachte man is gebleken ie hoog geschat te zijn, heeft zich schandelijk aan anderer geld vergrepen. Zijn verblijf te Haarlem was een ramp voor de stad. Spreker zal beklaagde niet verder hard vallen. Effecten, hein toever trouwd, werden soms den dag daarna in onderpand gegeven te Amsterdam. De juridische wetenschap heeft uit gemaakt dat beleenen van ander s goed, zonder zekerheid het terug te kunnen geven, strafbaar is. De zekerheid van teruggave be stond allerminst. De handelwijze van beklaagde was in den handel niet gebruikelijk. Spreker wijst er op. dat de toeëige- ning, door beklaagde gepleegd, niet hem zelf. maar de Bank ten goede kwam. Maar al is voor strafbaar zijn niet noodzakelijk toeëigenen ten eigen bate. in dit geval was werkelijk de Itóéëigenine ten eigen bate. want be klaagde was de Bank. Het kwam fei telijk in zijn eigen zak. Wat betreft sub B Beklaagde heeft bekend en heeft zich niet nader verklaard ten aanzien van de effecten-Peeperkorn. Later heeft zich te dien opzichte een ander gezichtspunt geopend en spr, was geneigd, de aanklacht sub B te laten vallen, uitgezonderd echter ten aanzien van de stukken Ned. I Veem. Spreker is van oordeel, dat iets pleit in het voordeel van beklaagde. Spreker gelooft dat het feit. dat he- klaagde hier staat als geruïneerd man. in zijn voordeel pleit. Was hij se- j routineerd, hij had zich in veiligheid kunnen stellen. In zijn voordeel komt zijn diep berouw en den wensch boete te doen. Echter wijst spr. op de velen die ongelukkig zijn ge maakt. Spr. eischt 2 jaar gevangenis straf met in mindering brengen der prev. hechtenis. BEKLAAGDE wenscht tot zijn ver- j dediging niets te zeggen. HET PLEIDOOI. Verdediger Mr. Joh. M. Jolles. Den VERDEDIGER deed het goed een meer mild woord in het requisi- I toir te hébben vernomen. PLEITER aarzelde een oogenblik deze verdediging op zich te nemen met 't oog op de gebeurtenissen van den laatsteu tijd. Maar spr. ziet in bekl. niet den bankdirecteur, maai den mensch en dien te helpen is altijd goed. Spr. zal liet gebeurde niet ver goelijken en, het is op uitdrukkelijk verzoek van bekl. hem niet trachten schoon te wasschen. De heer de La noy neemt de volle zwaarte van het geen hij gedaan heeft op zich. De Lanoy heeft zichzelf in hechte nis begeven. Hij is teruggebracht van zijn oorspronkelijk plan zich bij verstek te laten veroordeelen en daar toe heeft in hoofdzaak meegewerkt het ten laste gelegde in zake Peper- koorn. Bekl. wond zich daarover op en noemde die handeling een schurken streek, waarvan hij niet begreep dat men hém kon verdenken. Ware dit feit waar geweest, zei de Lanoy, dan zou ik een schurk zijn en zóó voel ik me niet. Spr. acht het goed dat bekl. verde digd wordt opdat de feiten kunnen getoetst worden. Pleiter bespreekt met een enkel woord de dagvaarding. Deze kan niet zijn onverdeelde bewondering weg dragen. Deze is vaag, aarzelend. Zóó wat betreft de ten laste legging dat het feit gepleegd is tc Haarlem of el ders in Nederland. Zóó ontzeilt men den eisch dat dé plaats van het mis drijf moet staan in de dagvaarding. Oppervlakkig noemt spr. de dag vaarding waar worden aangeduid de effecten. De dagvaarding spreekt van Oostenrijksche effecten Nos. zooveel, wat veel te algemeen is. Aarzelend noemt spr. de dagvaar ding. Het komt hem voor dat het O. M. niet wist hoe, wat en wie hij iets ten laste moest leggen. De verwar ring tusschen de Bank en den heer de Lanoy maakt het O. M. zwak. Tot de zaak zelf komend zal spr. zich niet in details yerdiepei:. Hij wijst erop dat de heer Versfeit nooit eigenaar is geweest van een stuk. De heer Baars heeft gezegd dat een deel der Portugeezen is teruggekomen, maar bekend is niet welke, 't Is de vraag of de Fortugeesche stukken, die omgeruild moesten worden, wel verduisterd konden worden. Door ze ter ruiling te geven gaf de eigenaar zijn recht op die stukken prijs. Er bestond hier geen zakelijke vordering op het gegeven stuk. Op al die kleinigheden wil spr. niet verder aandringen, de hou ding van De Lanoy is zoo royaal mogeliik. liii neemt alles op zich. PI. wil dus óók royaal zijn en over on derdeden heen glijden. Spreker wil echter niet royaal zijn wal betreft zijn 3 hoofdpunten de zaak-Peeperkorn, de vraagheeft plaats gehad wederrechtelijke toeëige- ning en in de derde plaats is bekl. daarvoor aansprakelijk Pleiter vond hei requisitoir zoo slecht niet, maar wèl in de zaak- Peeperkorn is het O. M. niet royaal geweest, Deze zaak heeft beklaagde veel kwaad gedaan, Pleiter had ge hoopt, dat het O. M. deze aanklacht zou laten vallen, maar in één op zicht deed het dat niet. De heer De Lanoy is. nooit gehóórd over de verklarïng-Peeperkoni, die is later in de stukken opgenomen. Maar het gaat niet aan te zeggen hij er kent alles, clus dit zal hij ook wel er kennen. Over de zaak zelf is De La noy niets gewaagd. Uit alle feiten blijkt, dat de effecten niet zijn gege ven ter koersbepaling, maar ter ver koop. Pleiter wijst op de houding van Peeperkorn. die niet gezien heeft dat ..ter verkoop" met groote letters op het regu stond. Toen hij brieven over den verkoop ontving, protesteer de hij niet. Pleiter is van oordeel dat. Peeperkorn ze gaf om te verkoopen, maar neemt aan, dat hier een misver stand heerscht. Maar in elk geval is nu het feit onbewezen, óók wat de effecten Holl. Veem betreft. Peeperkorn gaf ze om te verkoopen en De Lanoy had liet recht ze te verkoopen. Zonneklaar is aangetoond, dat de aanklacht inzake Peeperkorn niet bewezen is, zoodat pleiter op rehabilitatie voor zijn cliënt in deze aandringt. Op zijn tweede punt komend, wijst pleiter er op, dat de raadkamer van Haarlem in 1888 heeft beslist. dat verpanden van effecten nooit verduis tering kan opleveren. Het strafbaar zijn hangt af van omstandigheden, zei de rechtbank te Haarlem, liet is altijd strafbaar, zei het Hof. Spreker is het met de Haarlemsche Recht bank eens en later bleek, dat ook de Hooge Raad van oordeel was, dat de strafbaarheid van omstandigheden af hing. Pleiter geeft de jurisprudentie in deze. Onderzocht moet dus worden of de omstandigheden zóó waren, dat aan verduistering moet worden ge dacht. Het O. M. moet bewijzen dat beklaagde niet in staat was en niet den wil had de effecten weer in te lossen. Dikwijls heeft beklaagde stuk ken gelicht en dus zijn wensch tot inlossing getoond. Pleiter wijst op de specuiatiën van den heer Vos van de Lissesche Bank; hadden die niet plaats gehad, dan was het geld hier in de kas gevloeid. Daarop rekenende, meende De La noy, de prolongaties hij tijds te kun nen inlossen. Ook rekende hij od bin nen te komen gelden. De Lanoy is optimist en hoopte bij tijds verschil lende posten binnen te ltriigen. Al die voorstellingen in beklaagde's verward hoofd deden hem hopen. Wat De Lanoy deed, gebeurt meer, al erkenden de getuigen dat niet. Men zegt zulke dingen niet. daarom wisten getuigen het niet. Pleiter meent, dat het O. Si. moet bewijzen, dat De Lanoy niet heeft willen lossen en geweten heeft niet te kunnen lossen. Eerst dan is hij strafbaar. Het karakter van beklaag de pleit voor het tegendeel. Wel is De Lanoy grenzeloos optimist, maar. we hebben het gehoord, getuigen acht ten hem niet in staat een ander op te lichten, Resumeerend meent pleiter, dat niet bewezen is de opzettelijke, wederrech telijke toeëigening. Het derde punt acht pleiter een novum in de jurisprudentie. Het be treft de vraag Is de heer De Lanoy strafrechterlijk aansprakelijk voor de toeëigenine dei- effecten Pleiter gelooft van niet. Dit subsidiair als de rechtbank het twee de punt niet aanneemt. Is een directeur van een naamlooze vennootschap strafrechterlijk verant woordelijk voor hetsreen in die ven nootschap geschiedt Aangetoond moet worden dat De Lanoy zich iets heeft toegeëigend. Maar dat is het geval niet. De Bank heeft zich iets- toegeëigend. de Bank, die een afzon derlijk rechtspersoon is. Hier staat terecht.de heer De Lanoy, niet de directeur van de Bank. Niet als direc teur van de Bank heeft De Lanoy ver duisterd. maar de Bank zelf heeft het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5