BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 16 JANUARI 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
REDACTIE, ADMINISTRATIE EN DRUKKERIJ
ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLADjZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBRIEVEN.
Ie Kunst Tan BrieTeu Schrijven.
Beste Beppie!
B e p p i e nog steeds, alsof ik den
oortjagenden tijd vergat en voorbij-
ag dat ge al eenige jaren een eer-
ame notarisvrouw zijt
Neen, dat vergeet ik niet, en ik geef
i gaarne wat je toekomt. Maar juist
aaröm blijft 't in mijn brieven Bep l
n BeppieWant onder de dingen
Se je toekomen van je oom, dien ge
ltijd nog wel een beetje lijden
Qocht, staat vooraan die oude ver-
rouwelijkheid, die wij beiden gaarne
rin houden. En des te liever houd ik
Se vertrouwelijkheid vast, wanneer
k je even gemoedelijk te kapittelen
leb, gelijk vandaag het geval is.
Mijn waarde neef de notaris moet
lat maar voor lief nemen. En dit
loet hij, dat weet ik. Ja, ik zou sterker
lurven wedden. Indien de zwaarwich-
jge acten, de drukke verkoopingen
mn bouwmanswoningen of levende
aave, aan uw Gustaaf nog den tijd
gunnen een blik te slaan in ooms cor
respondentie, dan zegt hij na de le
ring misschien wel met een knipoogje
8n een kus „Wel schat, als ik zei
Sat die brief aan het verkeerde adres
was, zou ik jokken".
Wat aardige „Ansicht" zondt gij
Dns gisteren van wat ge noemtuw
„negerijtjeMaar ik onderschrijf
dat woord in geenen deele. Je vlakke
weiden en morsige grintwegen zijn
wel Amsterdam niet, maar wat een
tuin en een hofWelk een overvloed
van hartsterkende lucht, waar gij op
de Prinsengracht vaak naar snaktet
Hoe heerlijk zaten wij verleden zomer
onder je linden. En verrukkelijk is
het vergezicht uit je hoekje, waar
ge voor uw logés uw voortreffelijk
kopje thee weet te schenken. Zoodra
't opzomert, Bep ziet gij mij en tan
te op een goeden Zondag uit den tram
stappen. Waarlijk, ge hebt nog zoo'n
slecht lot niet getrokken
En dan de postDat verstaat zich,
dat voor u buitenlui die trouwe bode,
naar wiens goede gaven ge bij 't ont
bijt en tegen 't etensuur al verlangend
iuitziet, onbetaalbaar, is. Gustaaf
neemt met een deftig gezicht zijn aan
deel aan de paperassen en groote ge
lakte enveloppen, en gij snuffelt aan
stonds tusschen de klein-formaat
I epistels.
„Ja, brieven krijgen" zoo schreeft
gij onlangs in uw kattebelletje
(zal ik maar zeggen, als gij er niet
boos om wordt) „brieven krijgen,
dat is een heerlijkheid". Als vader en
moeder en je trouwe zuster Marie en
de onvolprezen vriendinnen je weer
van alles op de hoogte helpen, dan
zijt gij recht in uw nopjes.
„Hoe innig genietelijk" schrijft
gij „als ze mij niet vergeten, maar
zelfs de kleinste bijzonderheden uit
huis vertellen en alles waarin ik be
lang stel de revue laten passeeren,
i tot den kanarie toe. Maar brieven
s c h r ij v e n,eerlijk gezegd, ik
ben een onverbeterlijk trage schrijf
ster. Hoe 't zoo komt, weet ik niet,
maar die kunst schijnt mij niet aan-
geboren. Ik krijg van alle kanten aan
maningen, dat ze niets van mij hoo-
j ren, ensoms zelfs een gevoelig
tikje dat 't briefje „heel gezellig" was,
maar dat er „eigenlijk zoowat niets"
in stond. Nu, ze moeten me een klein
beetje nemen zooals ik ben. En, lieve
hemel, er gebeurt hier nietsGeluk
kig voor u allen dat ik mijn baby
heb. Over hem ben ik onuitputtelijk.
O, tante, méér dan schattig wordt hij.
Verbeeld u, gisteren
Nu, de baby, dat 's alvast wét.
En daar hooren we graag van.
Maar overigens, luister eensIk
heb een klein lesje voor je. Misschien
krijg ik er een groot bedankje voor.
Ongetwijfeld, brieven schrij
ven is een kunst, mijn kind!
Maar klachten als de uwe, dat die
kunst u niet is aangeboren, zijn meer
dan onzinnig. Tot zekere hoogte ver
staat haar elk die wil; leert althans
ieder gemakkelijk hare geheimen. Viel
er niets moeilijkers te doen in deze
onze wereld, dan stond 't nog zoo
kwaad niet. We hebben immers het
oog niet op gewichtige stukken die
laten we voor Gustaafs kantoor of
op deftige felicitatie- en condoleantie-
brieven? Al geldt 't ook van deze Het
begin is het halve werk. Alles wat ge
flink aanpakt, valt mee. En alles wat
onvermijdelijk is, doe dat zonder uit
stel De brief met zwarten rand, dien
gij ter zijde schuift, ligt er van avond,
ligt er morgen en overmorgen nóg,
enziet u nog dreigender aan. Want
het uitstel heeft de taak moeilijker
gemaakt. De sterke indruk van het
oogenblik die uw pen zou hebben bij
gestaan, die u het juiste woord zou
hebben doen vinden, is voorbij. En
naast den rouwbrief heeft van morgen
de post alweer een anderen officieelen
neergelegd, zonder zwarte randen, op
zwaar hoilandsch papier, yaarin de
zwaar hoilandsch papier, waarin de
len dat hun Henriette de bruid is.
Nu hebt ge uw tijd en... uw stem
ming te verdtt
Doch laat rusten dit intermezzo.
We hebben 't niet over deze soort cor
respondentie, doch over gewone f a-
miliebrieven.
Ik stem 't je toe er zijn menschen
die met benijdbaren slag aan hun
epistels een hoogen graad van geniet
baarheid geven.
En er zijn anderen, in wier hou
terige koopmanswendingen of afge
broken telegramstijl geen spier te vin
den is van dat lenige en vloeiende,
van dien gemakkelijken overgang,
die losse wending, dat behoorlijk be
handelen van hun moedertaal, het
welk, geholpen door een straaltje ver
nuft en een tintje humor, juist aan
de brieven der eersten hun genietbaar
heid bijzet.
Er is inderdaad groot verschil. Want
een brief is een mensch. Een mensch,
die haastig, koud, slordig, half, u wat
verteltof die vriendelijk, rustig
naast u zitten gaat om met vroolijken
lach en gezellig gekeuvel, met gemoe
delijken ernst of heilige overtuiging
met u te spreken.
Niet aan ieder behoort dit laatste
talent.
Maar wèl kan ieder zich het voor
recht verzekeren zóo te schrijven, dat
zijn brief een met vreugde te gemoet
geziene en dankbaar in ontvangst ge
nomen verschijning zij.
Er is éene hoofdvoorwaarde, waar
aan de andere zich aansluiten, waar
uit de andere volgen. Ze is deze
Schrijf, niet wat gij kwijt
wilt zijn, maar wat de ont
vanger weten wil.
Niet, wat gij kwijt wilt zijn. Dit
wil geenszins zeggen, dat de inhoud
van uw brief niet over uzelven zou
mogen loopen. Integendeel. Schrijf
over uzelf, uw huis, uw belangen,
over uw denken en doen, zooveel gij
wilt. Daar is het om te doen. Want
het moet een brief van zijn. Ande
ren schrijven weer over het hunne.
Maar dit bedoelt de waarschuwing
dat gij niet haastig samenraapt wat
't eerst in den zin komt, opdat de
bladzijden (klein formaat postpapier
bij voorkeur) op 't vlugst gevuld mo
gen zijn, zonder eenigszins te be
denken of niet allerlei vergeten wordt,
wat aan hem of aan haar, wien gij
schrijft, allermeest voor de hand ligt,
ja zelfs geenszins over het hoofd ge
zien mocht worden.
Schrijf niet wat gij kwijt wilt we
zen, maar wat de ontvanger
weten wil. Ten aanzien van de
correspondentie, die wij hier op het
oog hebben baart dit immers geen de
minste moeilijkheid. Het is een quaes-
tie slechts van u even in te denken
in uw onderlinge verhouding, een en
kel oogenblik u voor den geest te roe
pen den kring van belangstelling van
hem of haar aan wie uw schrijven
gericht is. Het is een zaak van een
weinig hart en een ommezientje tijd.
Uit deze hoofdvoorwaarde volgen de
andere.
Beantwoordt den laatst
ontvangen brief.
Dat is de gereede weg om den uwen
doel te doen treffen en hem een
gunstige ontvangst te verzekeren. In
den brief, die daar naast u ligt, komt
een bepaalde vraag voor, een informa
tie, een verzoek. Dat was u waarlijk
door het hoofd gegaan. Meent ge dat
men dit geschreven heeft om er g e e n
antwoord op te ontvangen? Of wel,
men schreef een opmerking, die een
terugslag eischter wordt een onder
werp aangeroerd, dat ge slechts te
vervolgen hebt. Gij zoudt waarlijk uit
uzelf op dit onderwerp niet gekomen
zijn, heden. En toch ligt het tusschen
u beiden voor de hand. En men stelt
er prijs op te weten wat gij ervan
denkt.
Ei, hebt ge nu den inhoud van uw
antwoord niet reeds voor drie vier
den in het hoofd?
DaaromNeem, terwijl gij den
brief herleest, een kladje naast
u, enteeken met een enkel
woord a an, zoowel wat gij te be
antwoorden als wat gij uit u zelf
daaraan toe te voegen hebt. Dan ver
geet gij niets.
Op die manier, Bepwordt brieven
schrijven, wel verre van een druk
kende plicht te zijn, een bezigheid, die
u vreugde geeft. Vaak bieden brieven
aan onzen geest en ons hart de gele
genheid saam te leven en mee te voe
len met anderen, méér nog dan de per
soonlijke omgang vermag te verschaf
fen. Men geeft zich, ongestoord, niet
in de rede gevallen. Men geeft zich
met zijn volle ziel.
O, gij wouwen kent van dat ver
mogen het heerlijk geheimenis, indien
gij slechts wilt. Gij, met uw leven
dige verbeelding, uw warm gemoed,
uw bezig zijn in de kleine maar liefe-1 pudding gevestigd waren, rood en op-
lijke dingen des levens. En gij zouat I gezwollen van het huilen,
die gaaf verzuimen en klagen over
het gemis van zeker talent, terwijl
't u louter schort aan wat aanpak,
wat goeden wil, wat orde en gemis
van een goede gewoonte?
Geef, beste meid, aan uw ontvangen
correspondentie een vaste plaats (bui
ten den achterzak van uw japon) in
«en laadje van uw schrijfbureau, in
een dikken omslag van een oud ca
hier. Leg er onverwijld uw brieven in.
Zet ge u dan om te antwoorden,
gij hebt niet te zoeken naar den laat-
sten brief van uw broer Jan in Pa
ramaribo of naar dien van juffrouw
Constance, oude vriendin van uw
moeder, die u met welwillendheden
overlaadde, en zoo dringend om „een
enkel woordje terug" vroeg. Ddar lig
gen ze voor 't grijpen. Misschien hebt
ge op den omslag van den brief of op
een kleine bloc-notes in uw laadje
reeds aangeteekend wat Jan gaarne
weten wilde. Vroeg hij niet wat gij
denkt van Couperus en of Boissevain
nog altijd bezig is met zijn lofdichten
op het Gooi? Vroeg zijn vrouw u niet
instantelijk naar het beste modejour
naal? En juffrouw Constance Als gij
haar brief niet overleest, vergeet gij
bepaald te bedanken voor dat oude
fototje van u, dat zij insloot. G ij
vondt 't nog al „nuchter", maar zij
dacht er u een genoegen mee te doen,
en dét is de quaestie
Maar nu eindig ik. Laat ons eens
hooren wat Gus er van zei, groet
hem hartelijk, geef den kleinen Gus
al de kusjes, die tante met haar groe
ten hierin sluit en geloof mij onver
anderd
je liefhebbende oom
Hallo, riep Jimmy, wat doe je
hier
Het kind keek om.
Niets. Ik heb alleen zoo'n ergen
honder, zuchtte het.
Als het anders niet is; ik heb
altijd honger. Waar is je moeder?
Op die vraag begon het kind op
nieuw te schreien.
Weggeloopen, antwoordde ze ein
delijk. Ze zei, ze zou een agent gaan
halen om mij in het armenhuis te
brengen, maar daar ben ik al eens
geweest, daarheen wil ik niet meer.
Hoe heet je
Alice.
Jimmy keerde het geldstuk eenige
keeren in zijn hand om. Vandaag
wil ik eens wat bijzonders doen.
Kom aan, ga maar mee, Al's.
Het kleintje, liet zich niet bidden. Al
heel gauw zaten zij ieder met een
groot stuk pudding voor zich, en wa
ren spoedig beste maatjes.
Jimmy vertelde haar alles, wat hij
van zich zelf wist. Hij had vader noch
moeder. Sal Steerer voedde hem op.
Zij sloeg hem echter zoo. dat hij weg
geloopen was en in geen weken thuis
gekomen.
Waar woon je dan eigenlijk
Och, waar ik terecht kom. In
Grecian Lane is een plek, daar bevalt
het mij het best als ik geen geld heb
om in eene slaapstee te gaan.
Kan je mij niet meenemen?
vroeg het kleintje. Ik weet ook niet,
waar ik slapen zal.
Zoo trokken beide kinderen naar
het 'kleine steegje, waar nog meer
ongelukkige hunne moede ledematen wakker.
LECTORI SALUTEM.
P.S. Nog een klein verzoek. Ik ben
secretaris van den Anti-Prentbrief-
kaarten-Bond. Begunstig ons met uw
lidmaatschap. Het gaat zonder kosten
of moeite. Er zijn statuten, noch con
tributie, noch vergaderingen. Gij
geeft u alleen bij mij op met de be
lofte van nimmer onder den huichel-
achtigen schijn van iemand plezier
te doen met een prentje, de kleinst
mogelijke ruimte te kiezen
voor uw correspondentie.
,Yoor Niets" getrouwd.
Een geschiedenis uit het
donkere Londen.
Jimmy Steer had een goeden dag.
Een heer had hem een zesstuiverstuk
gegeven, omdat hij zijn paard had
vastgehouden in Convent Garden.
Telkens en telkens liet hij het geld
stuk door zijn handen glijden, er over
peinzende wat hij voor het geld doen
zou. Opeens viel zijn blik op een klein
meisje, zoowat 2 jaar jonger dan hij.
Jimmy was negen jaar.
Het kleine meisje stond voor de ra
men van een klein volkskoffiehuis,
terwijl de tranen onophoudelijk over
hare wangen liepen. Zij was even
armoedig gekleed als Jimmyhaar
gezichtje echter was schoon en haar
boezelaar was het aan te zien, dat het
pas gewasschen was. Ze wa§ werke
lijk een mooi kind, al warén haar
zwarte oogen die steeds op een stuk
Achter een pilaar verborgen, wachtten
zij hand in hand het begin van de
plechtigheid af.
Wel is waar verstond geen van bei
den iets van de toespraak van den
geestelijke, maar toch had hij nog
nooit zulke aandachtige toehoorders
gehad dan deze beide kinderen. Toen
de geestelijke de vraag deed, die be
gint met de woorden„Wilt gij deze
vrouwen de bruimgom met „Ja"
antwoordde, scheen Jimmy dit niet ge
hoord te hebben, maar toen de bruid
aan de beurt kwam, haar „Ja" uitte
spreken, fluisterde hij Alice toe
„Zeg ja."
Ja, stamelde deze.
Nu kan niemand ons meer schel
den, meende Alice, toen ze na afloop
van de plechtigheid de kerk verlieten.
Twaalf uur later ging ds. Barnett,
de welbekende philantroop, met den
inspecteur van een toevlucht vooron-
behuisden en een agent door Grecian
Lane. Zij waren op een van die toch
ten, die den arm sten der arme, ver
waarloosde kindertjes hulp en red
ding geven. Op eenigen afstand volg
de een rijtuig. Van tijd tot tijd liet de
agent zijn lantaarn in stoepen en
portieken schijnen.
Plotseling bleef hij staan, juist voor
Jimmy's slaapplaats.
Arme kinderen, mompelde hij in
zich zelf.
Hier liggen er twee, dokter.
Ds. Barnett kwam zacht naderbij,
wierp een blik op de in lompen ge-
kleede kinderen die elkander omar
mend, lagen te slapen.
Hei daar, riep de agent en boog
zich over hen heen. Wordt eens
hadden uitgestrekt.
Jimmy moest nu hard werken om
voor hun beiden den kost op te halen.
Hij had echter niet altijd buitenkans
jes, een paard vast te houden of iets
dergelijks kwam niet altijd voor, en
kon hij den angst niet van zich afzet
ten, dat er een dag zou komen, waar
op men hem mee zou nemen, evenals
zijne vriendjes, die één voor één in
een verbeterhuis terecht gekomen
waren.
Als we maar eenmaal getrouwd
waren, kon niemand ons meer schei
den, dat zei moeder altijdmaar hoe
trouw je, Jimmy
O, dat is heelemaal niet moei
lijk, antwoordde Jimmy met overtui
ging-
Dicht bij Trafalgar Square is een
kerk, daar trouwen iederen dag men
schen. Ik ben ook wel eens gaan kij
ken. Ze staan dan voor een soort hek,
en een heer in een lang wit kleed,
leest iets uit een boek voor. Dat is de
man, die hen trouwt.
Geloof je, dat hij ons ook trou
wen zal
Voor niets, natuurlijk niet. Ik heb
nog maar drie stuivers en daarvan
moeten wij morgen ontbijten.
Ik kan best zonder ontbijt, Jim
my. dan trouw ik toch maar liever.
Als we nu eens binnensluipen, wan
neer de menschen trouwen, dan kun
nen wij misschien meteen voor niets
getrouwd worden.
Voorzichtig, opgepast, daar komt
een diender aan. Kruip zoover moge
lijk in je hoekje, Al's.
II.
Den volgenden dag om tien uur kon
men Jimmy en Alice zien in de buurt
van de kerk. Tegen elf uur kwam er
een bruidsstoet aanrijden.
Kom hier*, Alice. Er wordt ge
trouwd.
Voorzichtig, zonder door iemand op
gemerkt te worden, slopen zij de kerk
binnen in de buurt van de peekstoel.
Jimmy kroop in elkaar en opende
slaapdronken zijn oogen. Al's sprak
zachtjes in den slaap.
Wat zegt ze vroeg de inspec
teur.
Ons kan niemand meer scheiden,
antwoordde de agent. Komaan,
vooruit, wordt nu wakker.
De knaap sloeg nu heelemaal zijn
oogen op, ontdekte de zoo gevreesde
uniform en stond opeens op zijne
voeten.
Loop gauw weg, Al's, riep hij.
Daar is een agent.
Hij zelf trachtte niet weg te loopen
en liet het zich kalm welgevallen, dat
de agent hem beetpakte.
Alice richtte zich nu ook op en be
gon te schreien.
Als 't u belieft, mijnheer de
agent, doet u Jimmy geen kwaad hij
heeft niets gedaan.
Niemand zal hem kwaad doen,
antwoordde de inspecteur. Waar
woon je?
Bij Jimmy.
En waar woont Jimmydat is
zeker je 'broertje
Neen, mijnheer, antwoordde het
meisje. Wij zijn getrouwd. U mag
ons niet scheiden.
Dr. Barnett keek naar den inspec
teur en deze keek den agent aan. geen
van drieën lachten.
Eindelijk mompelde ds. Barnett:
Zoo iets heb ik nog nooit beleefd.
Terwijl de kinderen hunne geschie
denis vertelden, kwam het rijtuig dich
terbij.
Dit ziende, riep Al's uitU zult
ons toch bij elkander laten
Zonder tegenstribbelen liet zij 't
toen toe, dat de inspecteur haar in
het rijtuig tilde. Jimmy sloeg echter
als een dolleman om zich heen. Het
hielp hem echter weinighij moest
ook in het rijtuig.
III.
Meer dan veertien jaren zijn sedert
verloopen. Een jonge, flinke man,
venwereld zooiets van ambachtsonder-
wijs zou komen te bestaan oefening
in leege huizen, ter voorbereiding
voor volle, een soort junioresklasse.
Maar laat ik niet spotten. De zaak
is er te ernstig voor en we doen wel,
met in deze lange nachten er de
grendels maar flink voor te schuiven.
Gevaar voor inbraak, gevaar om je
geld te verliezen, gevaar om straks je
broodbrief weer hooger te zien wor
den je zou er uitloopen, wanneer
het elders beter was. Toch zijn er
nog menschen, die dat probeeren
willen. In het afgeloopen jaar zijn
169 Haarlemsche ingezetenen naar
het buitenland vertrokken, de meeste
naar Transvaal of Amerika, één zelfs
naar China.
Oppervlakkig beschouwd lijkt dat
veel, maar wanneer we bedenken dat
vrouwen en kinderen ook onder het
cijfer begrepen zijn en dat er maar 79
mannen onder waren, dan wordt -het
een ander geval. Verschuiving is er
altijd. En het meerendeel is dan toch
aan Haarlem getrouw gebleven.
Toch is het een slechte tijd, met
veel werkloosheid en armoede, waar
in naar het voorjaar verlangd wordt,
waarlijk niet in de eerste plaats om
Zuidenwind en lelietjes van dalen,
maar om werk en brood.
Kom spoedig, blijde tijd!
FIDEUO.
Een Zaterdagarondpraatje.
Het Schouwburgcomité-Jansstraat
en het Schouwburgcomité-Wilhelmi-
nastraat hebben een gezamenlijke ver
gadering gehouden, waarvan de bla
den zeggen, dat de besprekingen voor-
loopig geheim worden gehouden. Ik
heb geen van de deelnemers gesproken
en nog veel minder onder de tafel
verborgen gezeten om de discussiën
af te luisteren en toch kan ik mij wel
voorstellen, hoe het ongeveer ge
gaan is.
Vooraf hebben de vergaderden el
kaar naar hun welvaren gevraagd,
wat in de maand Januari volstrekt
geen holle phrase is of behoeft te
zijn.
Daarna heeft iemand de vergade
ring geopend en den wensch uitge
sproken, dat de gedachten wisseling
een vruchtbaar resultaat zou mogen
hebben. (Applaus).
In den loop der discussieën, die
daarna aanvangen, wordt geconsta
teerd, dat het publiek alleen dan naar
de comedie gaat, wanneer het zich
da. c aangenaam gevoelt.
A ugezien niemand tegen dit stand
punt iets redelijks vermag in te bren
gen, heerscht er een nadenkend stil
zwijgen.
De opmerking wordt gemaakt, dat
het zaak is om het denkbeeld van
een aangenamen, modernen schouw
burg in Haarlem zoo goed mogelijk
tot oplossing te brengen. (Applaus).
Een spreker, de koe bij de horens
vattende, oppert het vermoeden, dat
de moeilijkheid ligt in de vraag, welk
van de twee plannen het beste is.
Verwachtingsvol stilzwijgen. Het
Comité-Jansstraat ontrolt triomfante
lijk het plan-London. Het Comité-
Wilhelminastraat oppert de vraag, of
men van een ouden schouwburg wel
een nieuwen kan maken.
Het Comité-Jansstraat zijnerzijds
doet beleefd opmerken, dat weliswaar
een geheel nieuw gebouw uit den
aard van de zaak beter wezen moet,
maar dat het zeer bezwaarlijk wezen
zal, daarvoor het kapitaal bijeen te
krijgen.
Over deze twee punten ontspint zich
een vriendschappelijke gedachtenwis-
seling. Een van de aanwezigen maakt
de opmerking, dat het gemeenschap
pelijk streven is om te komen tot een
bevredigende oplossing. (Applaus).
In den loop der discussies wordt de
prijs genoemd, dien de tegenwoordige
eigenaar voor den schouwburg vraagt.
Over 't algemeen wordt deze prijs niet
te laag gevonden. Integendeel.
Een der aanwezigen doet opmerken,
dat elk plan gebaseerd moet zijn op
een subsidie van de gemeente, hetzij
in den vorm van grond (applaus van
het Comité-Wilhelminastraat) of in
dien van een jaarlijksch bedrag aan
geld (toejuiching van het Comité-
Jansstraat). Hij zegt dat in tegenstel
ling met Thorbecke's bekende verkla
ring kunst wel degelijk regeerings-
zaak is. (Algemeen applaus).
Ten slotte wordt besloten om nog
eens te vergaderen, waarna de verga
derden elkaar wel te rusten wensclien
en een uur later genoeglijk droomen
van den idealen schouwburg, die door
gaans zich in redelijk bezoek mag ver
heugen en een aannemelijke rente
oplevert aan de aandeelhouders.
Het spreekt vanzelf, dat ik voor dit
verslag, dat lijnrecht uit mijn duim
afkomstig is, niet insta. Mijnentwege
kan de rangorde der besprekingen
eenigszins anders zijn geweest, maar
dat kan den lezer koud laten. Dat deze
en andere argumenten er ter sprake
zijn gekomen, is natuurlijk en van
zelf sprekend en dat is toch de hoofd
zaak maar.
Misschien hebben de vergaderden
elkaar er met droefheid op gewezen,
dat zij ten opzichte van schouwburg
plannen leven in een ongunstige pe
riode het publiek bang door den
brand in het theater te Chicago en
de autoriteiten om dezelfde reden in
het harnas gejaagd en op den zoek
naar gebreken in onze openbare lo
kalen en naar de middelen, om die
te verhelpen. De commandant van de
brandweer en de directeur van pu
blieke werken stellen elk afzonderlijk
een onderzoek daarnaar in en het
eind van de historie zal wezen, dat
het den ondernemers van publieke
vermakelijkheden geld zal kosten. Ik
klaag daar niet over, want elke ver
grooting van de veiligheid is zooveel
gewonnen, maar het eenige artikel,
dat afdoend helpen zou, kan geen com
mandant van de brandweer en geen
directeur van publieke werken ons
leveren. „Kalmte in gevaar", heet dat,
't is geen stroopje en geen poeier,
geen zalf en geen pleister, je kunt het
niet in je zak dragen, noch om je
hals hangen. Vandaar dan ook, dat
zoo weinig menschen het artikel bij
de hand hebben juist op 't moment,
als de behoefte daaraan zich doet ge
voelen. En zoolang dat zóó is en niet
anders, zal men altijd min of meer
gevaar loopen, in het allerbest bevei
ligde lokaal niet door vuur, maar door
vrees om te komen
Nu deze twee heeren eenmaal bezig
zijn, krijgen misschien ook onze open
bare stadsgebouwen een extra-beurt.
Er zijn over 't brandgevaar in het Ste
delijk Museum indertijd ook harde
noten gekraakt en de schutters, re
genten en regentessen van Frans
Hals zullen wel niet in een paniek ko
men te vallen, maar tegenover vuur
hebben zij toch weinig te bieden. De
eenige openbare bouwwerken, die met
het vuur kunnen spotten, zijn de
drinkfonteinen en het weermannetje
op de Groote Markt. Het weermannetje
knipt zelfs niet met de oogen, wanneer
in een donkeren winternacht schaat-
senrijlievende jongelui vlak in zijn
facie lucifers afsteken om te zien, of
hij haast onder het vriespunt wijst.
Overigens is onze samenleving nog
niet zóó beschaafd, of we vinden er
overal gevaren. Ook waar we het
heelemaal niet zouden zoeken. Wie
zou nu om maar iets te noemen,
inbraak verwachten in leege huizen?
En toch heeft deze in den laatsten
tijd driemaal plaats gehad. Eens in
een onbewoonde villa aan den Bloe-
mendaalschen weg en tweemaal in
onbewoonde dito's in den Aerden-
hout. Wanneer we ons nu afvragen,
wat men in leege huizen meent te
rooven, dan moeten we daar bij in
acht nemen, dat de leegheid van de
Bloemendaalsche villa's maar betrek
kelijk schijnt te wezen. Het volstrekte
ledig bestaat daar evenmin als in de
geheele natuur. Althans het gespuis
heeft uit een van de huizen een karpet
van honderd gulden ontvreemd.
Toch kan de buit in zoo'n perceel
natuurlijk nooit groot wezen. Met
schrik denken we dan ook aan de
mogelijkheid, dat er ook in de boe-