BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 16 JANUARI 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. REDACTIE, ADMINISTRATIE EN DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLADjZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEVEN. Ie Kunst Tan BrieTeu Schrijven. Beste Beppie! B e p p i e nog steeds, alsof ik den oortjagenden tijd vergat en voorbij- ag dat ge al eenige jaren een eer- ame notarisvrouw zijt Neen, dat vergeet ik niet, en ik geef i gaarne wat je toekomt. Maar juist aaröm blijft 't in mijn brieven Bep l n BeppieWant onder de dingen Se je toekomen van je oom, dien ge ltijd nog wel een beetje lijden Qocht, staat vooraan die oude ver- rouwelijkheid, die wij beiden gaarne rin houden. En des te liever houd ik Se vertrouwelijkheid vast, wanneer k je even gemoedelijk te kapittelen leb, gelijk vandaag het geval is. Mijn waarde neef de notaris moet lat maar voor lief nemen. En dit loet hij, dat weet ik. Ja, ik zou sterker lurven wedden. Indien de zwaarwich- jge acten, de drukke verkoopingen mn bouwmanswoningen of levende aave, aan uw Gustaaf nog den tijd gunnen een blik te slaan in ooms cor respondentie, dan zegt hij na de le ring misschien wel met een knipoogje 8n een kus „Wel schat, als ik zei Sat die brief aan het verkeerde adres was, zou ik jokken". Wat aardige „Ansicht" zondt gij Dns gisteren van wat ge noemtuw „negerijtjeMaar ik onderschrijf dat woord in geenen deele. Je vlakke weiden en morsige grintwegen zijn wel Amsterdam niet, maar wat een tuin en een hofWelk een overvloed van hartsterkende lucht, waar gij op de Prinsengracht vaak naar snaktet Hoe heerlijk zaten wij verleden zomer onder je linden. En verrukkelijk is het vergezicht uit je hoekje, waar ge voor uw logés uw voortreffelijk kopje thee weet te schenken. Zoodra 't opzomert, Bep ziet gij mij en tan te op een goeden Zondag uit den tram stappen. Waarlijk, ge hebt nog zoo'n slecht lot niet getrokken En dan de postDat verstaat zich, dat voor u buitenlui die trouwe bode, naar wiens goede gaven ge bij 't ont bijt en tegen 't etensuur al verlangend iuitziet, onbetaalbaar, is. Gustaaf neemt met een deftig gezicht zijn aan deel aan de paperassen en groote ge lakte enveloppen, en gij snuffelt aan stonds tusschen de klein-formaat I epistels. „Ja, brieven krijgen" zoo schreeft gij onlangs in uw kattebelletje (zal ik maar zeggen, als gij er niet boos om wordt) „brieven krijgen, dat is een heerlijkheid". Als vader en moeder en je trouwe zuster Marie en de onvolprezen vriendinnen je weer van alles op de hoogte helpen, dan zijt gij recht in uw nopjes. „Hoe innig genietelijk" schrijft gij „als ze mij niet vergeten, maar zelfs de kleinste bijzonderheden uit huis vertellen en alles waarin ik be lang stel de revue laten passeeren, i tot den kanarie toe. Maar brieven s c h r ij v e n,eerlijk gezegd, ik ben een onverbeterlijk trage schrijf ster. Hoe 't zoo komt, weet ik niet, maar die kunst schijnt mij niet aan- geboren. Ik krijg van alle kanten aan maningen, dat ze niets van mij hoo- j ren, ensoms zelfs een gevoelig tikje dat 't briefje „heel gezellig" was, maar dat er „eigenlijk zoowat niets" in stond. Nu, ze moeten me een klein beetje nemen zooals ik ben. En, lieve hemel, er gebeurt hier nietsGeluk kig voor u allen dat ik mijn baby heb. Over hem ben ik onuitputtelijk. O, tante, méér dan schattig wordt hij. Verbeeld u, gisteren Nu, de baby, dat 's alvast wét. En daar hooren we graag van. Maar overigens, luister eensIk heb een klein lesje voor je. Misschien krijg ik er een groot bedankje voor. Ongetwijfeld, brieven schrij ven is een kunst, mijn kind! Maar klachten als de uwe, dat die kunst u niet is aangeboren, zijn meer dan onzinnig. Tot zekere hoogte ver staat haar elk die wil; leert althans ieder gemakkelijk hare geheimen. Viel er niets moeilijkers te doen in deze onze wereld, dan stond 't nog zoo kwaad niet. We hebben immers het oog niet op gewichtige stukken die laten we voor Gustaafs kantoor of op deftige felicitatie- en condoleantie- brieven? Al geldt 't ook van deze Het begin is het halve werk. Alles wat ge flink aanpakt, valt mee. En alles wat onvermijdelijk is, doe dat zonder uit stel De brief met zwarten rand, dien gij ter zijde schuift, ligt er van avond, ligt er morgen en overmorgen nóg, enziet u nog dreigender aan. Want het uitstel heeft de taak moeilijker gemaakt. De sterke indruk van het oogenblik die uw pen zou hebben bij gestaan, die u het juiste woord zou hebben doen vinden, is voorbij. En naast den rouwbrief heeft van morgen de post alweer een anderen officieelen neergelegd, zonder zwarte randen, op zwaar hoilandsch papier, yaarin de zwaar hoilandsch papier, waarin de len dat hun Henriette de bruid is. Nu hebt ge uw tijd en... uw stem ming te verdtt Doch laat rusten dit intermezzo. We hebben 't niet over deze soort cor respondentie, doch over gewone f a- miliebrieven. Ik stem 't je toe er zijn menschen die met benijdbaren slag aan hun epistels een hoogen graad van geniet baarheid geven. En er zijn anderen, in wier hou terige koopmanswendingen of afge broken telegramstijl geen spier te vin den is van dat lenige en vloeiende, van dien gemakkelijken overgang, die losse wending, dat behoorlijk be handelen van hun moedertaal, het welk, geholpen door een straaltje ver nuft en een tintje humor, juist aan de brieven der eersten hun genietbaar heid bijzet. Er is inderdaad groot verschil. Want een brief is een mensch. Een mensch, die haastig, koud, slordig, half, u wat verteltof die vriendelijk, rustig naast u zitten gaat om met vroolijken lach en gezellig gekeuvel, met gemoe delijken ernst of heilige overtuiging met u te spreken. Niet aan ieder behoort dit laatste talent. Maar wèl kan ieder zich het voor recht verzekeren zóo te schrijven, dat zijn brief een met vreugde te gemoet geziene en dankbaar in ontvangst ge nomen verschijning zij. Er is éene hoofdvoorwaarde, waar aan de andere zich aansluiten, waar uit de andere volgen. Ze is deze Schrijf, niet wat gij kwijt wilt zijn, maar wat de ont vanger weten wil. Niet, wat gij kwijt wilt zijn. Dit wil geenszins zeggen, dat de inhoud van uw brief niet over uzelven zou mogen loopen. Integendeel. Schrijf over uzelf, uw huis, uw belangen, over uw denken en doen, zooveel gij wilt. Daar is het om te doen. Want het moet een brief van zijn. Ande ren schrijven weer over het hunne. Maar dit bedoelt de waarschuwing dat gij niet haastig samenraapt wat 't eerst in den zin komt, opdat de bladzijden (klein formaat postpapier bij voorkeur) op 't vlugst gevuld mo gen zijn, zonder eenigszins te be denken of niet allerlei vergeten wordt, wat aan hem of aan haar, wien gij schrijft, allermeest voor de hand ligt, ja zelfs geenszins over het hoofd ge zien mocht worden. Schrijf niet wat gij kwijt wilt we zen, maar wat de ontvanger weten wil. Ten aanzien van de correspondentie, die wij hier op het oog hebben baart dit immers geen de minste moeilijkheid. Het is een quaes- tie slechts van u even in te denken in uw onderlinge verhouding, een en kel oogenblik u voor den geest te roe pen den kring van belangstelling van hem of haar aan wie uw schrijven gericht is. Het is een zaak van een weinig hart en een ommezientje tijd. Uit deze hoofdvoorwaarde volgen de andere. Beantwoordt den laatst ontvangen brief. Dat is de gereede weg om den uwen doel te doen treffen en hem een gunstige ontvangst te verzekeren. In den brief, die daar naast u ligt, komt een bepaalde vraag voor, een informa tie, een verzoek. Dat was u waarlijk door het hoofd gegaan. Meent ge dat men dit geschreven heeft om er g e e n antwoord op te ontvangen? Of wel, men schreef een opmerking, die een terugslag eischter wordt een onder werp aangeroerd, dat ge slechts te vervolgen hebt. Gij zoudt waarlijk uit uzelf op dit onderwerp niet gekomen zijn, heden. En toch ligt het tusschen u beiden voor de hand. En men stelt er prijs op te weten wat gij ervan denkt. Ei, hebt ge nu den inhoud van uw antwoord niet reeds voor drie vier den in het hoofd? DaaromNeem, terwijl gij den brief herleest, een kladje naast u, enteeken met een enkel woord a an, zoowel wat gij te be antwoorden als wat gij uit u zelf daaraan toe te voegen hebt. Dan ver geet gij niets. Op die manier, Bepwordt brieven schrijven, wel verre van een druk kende plicht te zijn, een bezigheid, die u vreugde geeft. Vaak bieden brieven aan onzen geest en ons hart de gele genheid saam te leven en mee te voe len met anderen, méér nog dan de per soonlijke omgang vermag te verschaf fen. Men geeft zich, ongestoord, niet in de rede gevallen. Men geeft zich met zijn volle ziel. O, gij wouwen kent van dat ver mogen het heerlijk geheimenis, indien gij slechts wilt. Gij, met uw leven dige verbeelding, uw warm gemoed, uw bezig zijn in de kleine maar liefe-1 pudding gevestigd waren, rood en op- lijke dingen des levens. En gij zouat I gezwollen van het huilen, die gaaf verzuimen en klagen over het gemis van zeker talent, terwijl 't u louter schort aan wat aanpak, wat goeden wil, wat orde en gemis van een goede gewoonte? Geef, beste meid, aan uw ontvangen correspondentie een vaste plaats (bui ten den achterzak van uw japon) in «en laadje van uw schrijfbureau, in een dikken omslag van een oud ca hier. Leg er onverwijld uw brieven in. Zet ge u dan om te antwoorden, gij hebt niet te zoeken naar den laat- sten brief van uw broer Jan in Pa ramaribo of naar dien van juffrouw Constance, oude vriendin van uw moeder, die u met welwillendheden overlaadde, en zoo dringend om „een enkel woordje terug" vroeg. Ddar lig gen ze voor 't grijpen. Misschien hebt ge op den omslag van den brief of op een kleine bloc-notes in uw laadje reeds aangeteekend wat Jan gaarne weten wilde. Vroeg hij niet wat gij denkt van Couperus en of Boissevain nog altijd bezig is met zijn lofdichten op het Gooi? Vroeg zijn vrouw u niet instantelijk naar het beste modejour naal? En juffrouw Constance Als gij haar brief niet overleest, vergeet gij bepaald te bedanken voor dat oude fototje van u, dat zij insloot. G ij vondt 't nog al „nuchter", maar zij dacht er u een genoegen mee te doen, en dét is de quaestie Maar nu eindig ik. Laat ons eens hooren wat Gus er van zei, groet hem hartelijk, geef den kleinen Gus al de kusjes, die tante met haar groe ten hierin sluit en geloof mij onver anderd je liefhebbende oom Hallo, riep Jimmy, wat doe je hier Het kind keek om. Niets. Ik heb alleen zoo'n ergen honder, zuchtte het. Als het anders niet is; ik heb altijd honger. Waar is je moeder? Op die vraag begon het kind op nieuw te schreien. Weggeloopen, antwoordde ze ein delijk. Ze zei, ze zou een agent gaan halen om mij in het armenhuis te brengen, maar daar ben ik al eens geweest, daarheen wil ik niet meer. Hoe heet je Alice. Jimmy keerde het geldstuk eenige keeren in zijn hand om. Vandaag wil ik eens wat bijzonders doen. Kom aan, ga maar mee, Al's. Het kleintje, liet zich niet bidden. Al heel gauw zaten zij ieder met een groot stuk pudding voor zich, en wa ren spoedig beste maatjes. Jimmy vertelde haar alles, wat hij van zich zelf wist. Hij had vader noch moeder. Sal Steerer voedde hem op. Zij sloeg hem echter zoo. dat hij weg geloopen was en in geen weken thuis gekomen. Waar woon je dan eigenlijk Och, waar ik terecht kom. In Grecian Lane is een plek, daar bevalt het mij het best als ik geen geld heb om in eene slaapstee te gaan. Kan je mij niet meenemen? vroeg het kleintje. Ik weet ook niet, waar ik slapen zal. Zoo trokken beide kinderen naar het 'kleine steegje, waar nog meer ongelukkige hunne moede ledematen wakker. LECTORI SALUTEM. P.S. Nog een klein verzoek. Ik ben secretaris van den Anti-Prentbrief- kaarten-Bond. Begunstig ons met uw lidmaatschap. Het gaat zonder kosten of moeite. Er zijn statuten, noch con tributie, noch vergaderingen. Gij geeft u alleen bij mij op met de be lofte van nimmer onder den huichel- achtigen schijn van iemand plezier te doen met een prentje, de kleinst mogelijke ruimte te kiezen voor uw correspondentie. ,Yoor Niets" getrouwd. Een geschiedenis uit het donkere Londen. Jimmy Steer had een goeden dag. Een heer had hem een zesstuiverstuk gegeven, omdat hij zijn paard had vastgehouden in Convent Garden. Telkens en telkens liet hij het geld stuk door zijn handen glijden, er over peinzende wat hij voor het geld doen zou. Opeens viel zijn blik op een klein meisje, zoowat 2 jaar jonger dan hij. Jimmy was negen jaar. Het kleine meisje stond voor de ra men van een klein volkskoffiehuis, terwijl de tranen onophoudelijk over hare wangen liepen. Zij was even armoedig gekleed als Jimmyhaar gezichtje echter was schoon en haar boezelaar was het aan te zien, dat het pas gewasschen was. Ze wa§ werke lijk een mooi kind, al warén haar zwarte oogen die steeds op een stuk Achter een pilaar verborgen, wachtten zij hand in hand het begin van de plechtigheid af. Wel is waar verstond geen van bei den iets van de toespraak van den geestelijke, maar toch had hij nog nooit zulke aandachtige toehoorders gehad dan deze beide kinderen. Toen de geestelijke de vraag deed, die be gint met de woorden„Wilt gij deze vrouwen de bruimgom met „Ja" antwoordde, scheen Jimmy dit niet ge hoord te hebben, maar toen de bruid aan de beurt kwam, haar „Ja" uitte spreken, fluisterde hij Alice toe „Zeg ja." Ja, stamelde deze. Nu kan niemand ons meer schel den, meende Alice, toen ze na afloop van de plechtigheid de kerk verlieten. Twaalf uur later ging ds. Barnett, de welbekende philantroop, met den inspecteur van een toevlucht vooron- behuisden en een agent door Grecian Lane. Zij waren op een van die toch ten, die den arm sten der arme, ver waarloosde kindertjes hulp en red ding geven. Op eenigen afstand volg de een rijtuig. Van tijd tot tijd liet de agent zijn lantaarn in stoepen en portieken schijnen. Plotseling bleef hij staan, juist voor Jimmy's slaapplaats. Arme kinderen, mompelde hij in zich zelf. Hier liggen er twee, dokter. Ds. Barnett kwam zacht naderbij, wierp een blik op de in lompen ge- kleede kinderen die elkander omar mend, lagen te slapen. Hei daar, riep de agent en boog zich over hen heen. Wordt eens hadden uitgestrekt. Jimmy moest nu hard werken om voor hun beiden den kost op te halen. Hij had echter niet altijd buitenkans jes, een paard vast te houden of iets dergelijks kwam niet altijd voor, en kon hij den angst niet van zich afzet ten, dat er een dag zou komen, waar op men hem mee zou nemen, evenals zijne vriendjes, die één voor één in een verbeterhuis terecht gekomen waren. Als we maar eenmaal getrouwd waren, kon niemand ons meer schei den, dat zei moeder altijdmaar hoe trouw je, Jimmy O, dat is heelemaal niet moei lijk, antwoordde Jimmy met overtui ging- Dicht bij Trafalgar Square is een kerk, daar trouwen iederen dag men schen. Ik ben ook wel eens gaan kij ken. Ze staan dan voor een soort hek, en een heer in een lang wit kleed, leest iets uit een boek voor. Dat is de man, die hen trouwt. Geloof je, dat hij ons ook trou wen zal Voor niets, natuurlijk niet. Ik heb nog maar drie stuivers en daarvan moeten wij morgen ontbijten. Ik kan best zonder ontbijt, Jim my. dan trouw ik toch maar liever. Als we nu eens binnensluipen, wan neer de menschen trouwen, dan kun nen wij misschien meteen voor niets getrouwd worden. Voorzichtig, opgepast, daar komt een diender aan. Kruip zoover moge lijk in je hoekje, Al's. II. Den volgenden dag om tien uur kon men Jimmy en Alice zien in de buurt van de kerk. Tegen elf uur kwam er een bruidsstoet aanrijden. Kom hier*, Alice. Er wordt ge trouwd. Voorzichtig, zonder door iemand op gemerkt te worden, slopen zij de kerk binnen in de buurt van de peekstoel. Jimmy kroop in elkaar en opende slaapdronken zijn oogen. Al's sprak zachtjes in den slaap. Wat zegt ze vroeg de inspec teur. Ons kan niemand meer scheiden, antwoordde de agent. Komaan, vooruit, wordt nu wakker. De knaap sloeg nu heelemaal zijn oogen op, ontdekte de zoo gevreesde uniform en stond opeens op zijne voeten. Loop gauw weg, Al's, riep hij. Daar is een agent. Hij zelf trachtte niet weg te loopen en liet het zich kalm welgevallen, dat de agent hem beetpakte. Alice richtte zich nu ook op en be gon te schreien. Als 't u belieft, mijnheer de agent, doet u Jimmy geen kwaad hij heeft niets gedaan. Niemand zal hem kwaad doen, antwoordde de inspecteur. Waar woon je? Bij Jimmy. En waar woont Jimmydat is zeker je 'broertje Neen, mijnheer, antwoordde het meisje. Wij zijn getrouwd. U mag ons niet scheiden. Dr. Barnett keek naar den inspec teur en deze keek den agent aan. geen van drieën lachten. Eindelijk mompelde ds. Barnett: Zoo iets heb ik nog nooit beleefd. Terwijl de kinderen hunne geschie denis vertelden, kwam het rijtuig dich terbij. Dit ziende, riep Al's uitU zult ons toch bij elkander laten Zonder tegenstribbelen liet zij 't toen toe, dat de inspecteur haar in het rijtuig tilde. Jimmy sloeg echter als een dolleman om zich heen. Het hielp hem echter weinighij moest ook in het rijtuig. III. Meer dan veertien jaren zijn sedert verloopen. Een jonge, flinke man, venwereld zooiets van ambachtsonder- wijs zou komen te bestaan oefening in leege huizen, ter voorbereiding voor volle, een soort junioresklasse. Maar laat ik niet spotten. De zaak is er te ernstig voor en we doen wel, met in deze lange nachten er de grendels maar flink voor te schuiven. Gevaar voor inbraak, gevaar om je geld te verliezen, gevaar om straks je broodbrief weer hooger te zien wor den je zou er uitloopen, wanneer het elders beter was. Toch zijn er nog menschen, die dat probeeren willen. In het afgeloopen jaar zijn 169 Haarlemsche ingezetenen naar het buitenland vertrokken, de meeste naar Transvaal of Amerika, één zelfs naar China. Oppervlakkig beschouwd lijkt dat veel, maar wanneer we bedenken dat vrouwen en kinderen ook onder het cijfer begrepen zijn en dat er maar 79 mannen onder waren, dan wordt -het een ander geval. Verschuiving is er altijd. En het meerendeel is dan toch aan Haarlem getrouw gebleven. Toch is het een slechte tijd, met veel werkloosheid en armoede, waar in naar het voorjaar verlangd wordt, waarlijk niet in de eerste plaats om Zuidenwind en lelietjes van dalen, maar om werk en brood. Kom spoedig, blijde tijd! FIDEUO. Een Zaterdagarondpraatje. Het Schouwburgcomité-Jansstraat en het Schouwburgcomité-Wilhelmi- nastraat hebben een gezamenlijke ver gadering gehouden, waarvan de bla den zeggen, dat de besprekingen voor- loopig geheim worden gehouden. Ik heb geen van de deelnemers gesproken en nog veel minder onder de tafel verborgen gezeten om de discussiën af te luisteren en toch kan ik mij wel voorstellen, hoe het ongeveer ge gaan is. Vooraf hebben de vergaderden el kaar naar hun welvaren gevraagd, wat in de maand Januari volstrekt geen holle phrase is of behoeft te zijn. Daarna heeft iemand de vergade ring geopend en den wensch uitge sproken, dat de gedachten wisseling een vruchtbaar resultaat zou mogen hebben. (Applaus). In den loop der discussieën, die daarna aanvangen, wordt geconsta teerd, dat het publiek alleen dan naar de comedie gaat, wanneer het zich da. c aangenaam gevoelt. A ugezien niemand tegen dit stand punt iets redelijks vermag in te bren gen, heerscht er een nadenkend stil zwijgen. De opmerking wordt gemaakt, dat het zaak is om het denkbeeld van een aangenamen, modernen schouw burg in Haarlem zoo goed mogelijk tot oplossing te brengen. (Applaus). Een spreker, de koe bij de horens vattende, oppert het vermoeden, dat de moeilijkheid ligt in de vraag, welk van de twee plannen het beste is. Verwachtingsvol stilzwijgen. Het Comité-Jansstraat ontrolt triomfante lijk het plan-London. Het Comité- Wilhelminastraat oppert de vraag, of men van een ouden schouwburg wel een nieuwen kan maken. Het Comité-Jansstraat zijnerzijds doet beleefd opmerken, dat weliswaar een geheel nieuw gebouw uit den aard van de zaak beter wezen moet, maar dat het zeer bezwaarlijk wezen zal, daarvoor het kapitaal bijeen te krijgen. Over deze twee punten ontspint zich een vriendschappelijke gedachtenwis- seling. Een van de aanwezigen maakt de opmerking, dat het gemeenschap pelijk streven is om te komen tot een bevredigende oplossing. (Applaus). In den loop der discussies wordt de prijs genoemd, dien de tegenwoordige eigenaar voor den schouwburg vraagt. Over 't algemeen wordt deze prijs niet te laag gevonden. Integendeel. Een der aanwezigen doet opmerken, dat elk plan gebaseerd moet zijn op een subsidie van de gemeente, hetzij in den vorm van grond (applaus van het Comité-Wilhelminastraat) of in dien van een jaarlijksch bedrag aan geld (toejuiching van het Comité- Jansstraat). Hij zegt dat in tegenstel ling met Thorbecke's bekende verkla ring kunst wel degelijk regeerings- zaak is. (Algemeen applaus). Ten slotte wordt besloten om nog eens te vergaderen, waarna de verga derden elkaar wel te rusten wensclien en een uur later genoeglijk droomen van den idealen schouwburg, die door gaans zich in redelijk bezoek mag ver heugen en een aannemelijke rente oplevert aan de aandeelhouders. Het spreekt vanzelf, dat ik voor dit verslag, dat lijnrecht uit mijn duim afkomstig is, niet insta. Mijnentwege kan de rangorde der besprekingen eenigszins anders zijn geweest, maar dat kan den lezer koud laten. Dat deze en andere argumenten er ter sprake zijn gekomen, is natuurlijk en van zelf sprekend en dat is toch de hoofd zaak maar. Misschien hebben de vergaderden elkaar er met droefheid op gewezen, dat zij ten opzichte van schouwburg plannen leven in een ongunstige pe riode het publiek bang door den brand in het theater te Chicago en de autoriteiten om dezelfde reden in het harnas gejaagd en op den zoek naar gebreken in onze openbare lo kalen en naar de middelen, om die te verhelpen. De commandant van de brandweer en de directeur van pu blieke werken stellen elk afzonderlijk een onderzoek daarnaar in en het eind van de historie zal wezen, dat het den ondernemers van publieke vermakelijkheden geld zal kosten. Ik klaag daar niet over, want elke ver grooting van de veiligheid is zooveel gewonnen, maar het eenige artikel, dat afdoend helpen zou, kan geen com mandant van de brandweer en geen directeur van publieke werken ons leveren. „Kalmte in gevaar", heet dat, 't is geen stroopje en geen poeier, geen zalf en geen pleister, je kunt het niet in je zak dragen, noch om je hals hangen. Vandaar dan ook, dat zoo weinig menschen het artikel bij de hand hebben juist op 't moment, als de behoefte daaraan zich doet ge voelen. En zoolang dat zóó is en niet anders, zal men altijd min of meer gevaar loopen, in het allerbest bevei ligde lokaal niet door vuur, maar door vrees om te komen Nu deze twee heeren eenmaal bezig zijn, krijgen misschien ook onze open bare stadsgebouwen een extra-beurt. Er zijn over 't brandgevaar in het Ste delijk Museum indertijd ook harde noten gekraakt en de schutters, re genten en regentessen van Frans Hals zullen wel niet in een paniek ko men te vallen, maar tegenover vuur hebben zij toch weinig te bieden. De eenige openbare bouwwerken, die met het vuur kunnen spotten, zijn de drinkfonteinen en het weermannetje op de Groote Markt. Het weermannetje knipt zelfs niet met de oogen, wanneer in een donkeren winternacht schaat- senrijlievende jongelui vlak in zijn facie lucifers afsteken om te zien, of hij haast onder het vriespunt wijst. Overigens is onze samenleving nog niet zóó beschaafd, of we vinden er overal gevaren. Ook waar we het heelemaal niet zouden zoeken. Wie zou nu om maar iets te noemen, inbraak verwachten in leege huizen? En toch heeft deze in den laatsten tijd driemaal plaats gehad. Eens in een onbewoonde villa aan den Bloe- mendaalschen weg en tweemaal in onbewoonde dito's in den Aerden- hout. Wanneer we ons nu afvragen, wat men in leege huizen meent te rooven, dan moeten we daar bij in acht nemen, dat de leegheid van de Bloemendaalsche villa's maar betrek kelijk schijnt te wezen. Het volstrekte ledig bestaat daar evenmin als in de geheele natuur. Althans het gespuis heeft uit een van de huizen een karpet van honderd gulden ontvreemd. Toch kan de buit in zoo'n perceel natuurlijk nooit groot wezen. Met schrik denken we dan ook aan de mogelijkheid, dat er ook in de boe-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7