BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD. Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 30 JANUARI 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN REDACTIE EN ADMINISTRATIE DRUKKERIJ OF 10 CENT PER WEEK. Gr. Houtstraat 55. Z. B. Spaarne 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÉN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEYEN. De wereld op haar kop. Waarde Mevrouw! Daar zit ik om u te antwoorden. Maar sta mij toe even op te staan, voor ik verder ga, en de deur te sluiten. Ziezoo, dat helpt! ,,Je wordt hier opgenomen van den tocht I" zei mijn vrouw, met kleine overdrijving maar dat „opgenomen worden" en „wegwaaien" zijn de staande uitdruk kingen bij het natuurverschijnsel tociit, die men neemt „met een korreltje zout", zooals de Latinisten zeggen. Wat niet verhindert, dat er werkelijk met dien scherpen wind een vinnige luchtstroom door de ge opende deur kwam. Ook zonder het verzoek van mijn vrouw zou ik het behagelijk hebben gevonden haar te sluiten. Dat helpt, zei ik iets, wat ge in dergelijk geval niet altijd zeggen kunt. Van morgen was ik bij een oude ba ker van ons, van wie ik vernomen had, dat zij ziek was. Ik had met de stumperd te doen. Ik ben een voorstander van de nieuwe methode van kinderverplegingluchtig, frisch en vèel koud water. Maar als de goe de ziel indertijd onze kindertjes zoo koud gebakerd had als ze er nu zélf bij lag, dan sta ik er niet voor in dat ze allen behouden waren ge bleven. Wat heeft ze er velen gekoes terd in d'r leven En nü alle idee van koestering juist ontbrak in 't meer dan doorluchtig vertrekje. Dat kan toch zoo niet, zei ik bij mij zelf, terwijl ik voor haar bed zat ze moet ergens onder, als ze nog vervoerbaar is. „Zou uwes de deur willen dicht doen?" zei ze zacht en zwak „het tocht een beetje." „Een beetje?!" Ik dacht met een stillen glimlach aan mijn vrouw. Hier was 't van pas Je wordt opgenomen Een blik naar de deur. Inderdaad stond ze op een wijden kier. Hoe kwam ik zoo achteloos, bij een zieke nog wel, haar niet achter mij te sluiten? Maar neen, ik had geen schuld. De sluiting, deelend in het diep verval van heel de omgeving, weigerde haar dienst, juist als die 't meest noodig was. Bij de huur van 't hokje behoor de het geheim van het duwtje en het rukje, die de sluiting voltooiden, tot een plompe dreun of een onge wone windstoot in den gang de ar melijke inrichting weer te machtig werden. De deur was weer dicht. Tegen den tocht echter hielp 't niet. Dat speel de naar buiten door de reten bij het venster even onbekommerd en vlug en blijd als 't was binnengekomen door de gastvrije spleet onder de deur. Maar 't armoedig kamertje werd er alles behalve gastvrijer en blij der van. O het tochtte zoo vinnig, tot i n de bedsteê. Een ietwat zonderlinge inleiding tot mijn brief misschien, Mevrouw Maar schuift u dit op den winter, die zijn scherpe kuren doet voelen tot in de huiskamer van de welgebouw de woning. Laat mij de waarheid zeggen. De inleiding gevalt niet zoo kwaad bij het onderwerp, waarop ik u te ant woorden heb. „In Haarlem ook zoo'n last van al die lijsten?" informeert gij. „Alles goed en wel, maar het liefdadigheids budget stijgt formidabel. U weet niet, waarvoor al niet gebedeld wordt Het wordt gaandeweg niet meer te betalen." Och kom, mijn waarde mevrouw, rijst het water zóo na aan de lip pen?... Indien ja. dan is de zaak doodeenvoudig. Waar niet is, verliest de keizer zijn recht. U trekt de koor den onverbiddelijk aanu vermindert uw giften u herstelt het evenwicht. Zijt u daaraan toe? Word niet boos, wanneer ik een hartgrondigen twij fel bij mij voel opkomen of het met uw beurs dermate noodlijdend ge steld is. En verschoon mij, u hebt mijn meening ingeroepen. Ik heb over een en ander wel een praatje. Niet over de ellende over den nood zelf, die geleden wordtover de hon derdduizenden, om bij ons land te blijven? die luid roepende behoeften hebben van allerlei aard. Denk niet louter aan de armen in den eigen lijken zin des woordsdenk aan be droevende toestanden zonder tal, waarin door middel van de milde hand verbetering te brengen is. Daar over zijn we het immers wel eens? Ging ik er over door, ik schreef de „Zaterdagavond"-courant vol. En za ten we persoonlijk bij - elkaar, we praatten den Zaterdagavond glad om. Voeg bij mijn baker al wat uzelf beter dan ik er weet bij te voegen noodlijdende jonge moedertjes en in de handen blazende stakkerds, hun kerend naar een sjouwtjekranken en geplaagdenzwoegers die niet meer voort kunnen minimum-lijders, die een opgeruimd gelaat moeten toonenstrijders, wien het wapen straks ontvalt aan de lamgeslagen handtobbers, die 't een uitkomst achten als ze er „geweest" zullen zijn. De mensch staat somtijds tegen over meeningen, inzichten, beschou wingen, opvattingen oude of nieu we waarmede hij volstrektelijk niet zich kan vere enigen. Als hij er over nadenkt, gevoelt hij er glad tegen over te staan. Argumenten van an deren, al geeft hij er aandacht aan, al laat hij ze gelden „voor wat ze waard zijn", zooals hij zegt, helpen hem niet. Een beschouwing, die een ander met warmte verdedigt, laat hem koud hij kan er met geen mo gelijkheid in-komen met zijn "geest. Hij staat, wat men noemt, op een totaal ander standpunt. Ik heb een vriend, die in zulke gevallen gewoon is te zeggenIndien ge waarlijk geneigd zijt ernstig op een dergelijk verschil van meening in te gaan en uzelf wilt beproeven; indien 't u werkelijk te doen is om een antwoord op de vraag of uw buurman het aan het rechte eind heeft, dan wel gij? indien gij derhal ve, bij alle vastheid van standpunt, aan uw m o g e 1 ij k ongelijk en het mogelijk i n z i c h t van ongelijk gelooft, dan moet gij de wereld eerst eens op haar kop zetten. U begrijpt, wat mijn vriend bedoelt. Een argument wil hij zeggen dat een ander pakt en aan dezen van beteekenis schijnt, pakt niet, en pakt u uit den aard der zaak niet, juist o m d at gij op een vol komen tegenovergesteld standpunt staat, op d&t van den tegenvoeter. Verwissel daarom eens van plaats Hij staat noord en kijkt naar het zuiden. Gij staat zuid en kijkt naar het noorden. Verwissel eensMet de plaats verandert de wereld. Misschien geeft gij na ervaring aan de plaats van den ander de voorkeur, en m e t de plaats aan zijn blik op de wereld. In andere woordenMet üw uit gangspunt, uw grondgedachte, uw beginselen hebt gij gelijk en laten zich uwe stellingen verdedigen. Maar schuilt niet juist in uw grondge dachte het ongelijk, zoodat ge ver standig deedt met totaal van stelling te veranderen?... Hebt u er tegen, mevrouw, dit toe te passen op ons onderwerp? Wij zijn op het stuk der financiën en dat heeft zijn deugden tame lijk vasthoudend. Zonder te wil len beweren, dat wij uitgaan van het denkbeeld, dat ons weldadigheids budget zoo klein mogelijk blijven moet, behoort het toch tot die posten, die onderaan op de pagina staan. Er is allerlei, dat eerst zijn eisch moet hebben. Dèn van wat er overschiet Maar er schiet, schijnt het wel, voor die onderste posten zoo'n bitter kleinigheidje over; indien we al niet, na de ruw op gemaakte begrooting, van de boven ste nog moeten gaan aftrekken. Het le ven is zoo duurEn wat zijn er niet veel dingen, die toch moeten..., veel uitgaven, die ik mij toch wel veroorloven mag.... Bovendien-, zeggen we van menschen die 't beter kunnen mis sen dan ik, wemelt het veel luidjes een kwaad. Maar i k heb er geen last van. Jongen, dat zaakje looptWeet je wat ik bij mezelf ge dacht heb?... Nou mot 't met die bij dragen toch eens anders. Waar ha len de diakens de centen vandaan, als ze niet kunnen rekenen op mij en mijns gelijken?" „Dat zei Willem wel terecht: Menigeen heeft een leelijken klap ge had in zijn kapitaalW ij gelukkig niet. 't Is toch een aardig toeslagje Als we 't niet hadden, moesten we er óok komen. Waar is die lijst van het M a r t h a-gesticht? Ik maak een vijf van m'n f 2.50." „We zitten alle dagen met z'n zevenen om de tafel", zei ze. En dat van zoo'n weekloontje En w ij zijn met ons beidenLaat mij mijn tractement eens tot weekloon herlei den. Lieve deugd wat verschillen die cijfers Maar m ij n stand?Ja welMijn behoeften... Jawel. M ij n opvoeding.jawelLaat me eens nazien, wat is het nu bij mekaar, dat ik betaal aan contributies en ar men Toch eigenlijk een klein percentje." Zet de wereld op haar k o p, mevrouw Tel eens op uw schouwburg, uw wijnkooper, uw mo diste, uw comestibles-man. Tel er uw reisje naar Zwitserland bij. Is u er? Ja, dat reisje was genietelijk, hè, en wat kwam u frisch terugWilt u nu eens even naslaan, als u 't vinden kunt, hoeveel u voor de vacantie-ko- lonie teekendet, verleden jaar? Zet de wereld op haar kop, mevrouw „Wat 'n last met die lijsten Waar wordt er al niet voor gebedeld?" schrijft u. Ik zet de zaak vierkant andersom op. Er worden menschen gevonden niet.zoo bijster velen die zich beijveren voor een goede zaak. Den een zijn de oogen opengegaan voor dit belangde ander is getroffen door dien nood. Ginds maakt men de inteekenlijst op voor een oude stichtinghier die voor een ongeluk van gisteren. Déze lijst is bepaald philanthropisch, gene ijvert voor een sociaal belang. Er is keuze. En met 1 a a t u die keuze. Men is zoo vriendelijk ook u te re- Keer óm de zaak, mevrouwTo taal Zet de wereld op haar p kenen tot diegenen, die gaarne zoe- De begrootingspostdien we als de k oordeelen, vergelijken, en dan n»tuarh)toU za^Jer jvereld^naar nMr eigen smaak en hart en opvat *1 m ting hun giften verdeelen. Juist om- onder duwen, hebbe zijn van zelf sprekende plaats onder de eersten. Ik heb eens enkelen van die „om- wentelings"-menschen beluisterd in hun halfluid overpeinzen. Lach er niet om't Gaat wat tegen den gewonen draad in. ..„.Zóóveel en zóóveel bedraagt mijn, inkomen, als ik alles bij elkaar reken. Ja, precies, dat wordt het wel. Deksels, valt nog niet tegenHet emolumentje levert aan 't eind van 't jaar meer op, dan de menschen zouden denken. Ik mag waarachtig wel tevreden zijn... Wat zijn er 'n massa van mijn stand, als ik zoo eens naga, die zeker minder besom men En wat geef ik?Dat 's een zuinig dankbaarheidje, om mezelf de waarheid te zeggen." .„Ja, de concurrentie is voor dat er zooveel nooden zijn. Ieder gaat gaarne met zijn eigen voorkeur te rade. Is 't niet aangenaam dat men u inlicht? „Men bedelt voor allerlei." Gebruik dat woord niet meer, me vrouw Men vraagt, uit naam van tal rijke behoeftigen, aan u en mij en een ander, van wie men vermoedt, dat zij iets kunnen missen. En dat vermoeden omtrent ons is meestal juist, als wij maar begin nen met „de wereld op haar kop te zetten." Ik heb nog een goeden raad aan het slot. Een probatenwant hij leert ons gevengaarne, met opge- ruimden zinomdat wij er op gere kend hebbenomdat het geld ervoor bestemd is. Maar daarvoor moeten we de zaak op een bepaalde manier aanpakken. Ik sprak zoo straks van het uittrek ken van een bepaald bedrag voor liefdadigheids-oogmerken. Dat doet men gewoonlijk niet. En dat is toch de weg. Trek een som uit, zoo groot m o g e 1 ij k zoo groot als u past naar uw vermogen, uw vertering, uw eer en uw hartelijke dankbaar heid en tracht dandaar b e- n e d e n te blijven. Daar beneden. Evenals men bij een richtig beheer, ten aanzien van eiken post beneden de begrooting tracht te blijven. Dan geeft ge prettig. De aanvraag overvalt u niet. Het staat er voor. Zoolang gij nog niet aan het maxi mum zijt, hebt ge 't aangenaam ge voel van te geven enover te hou den. Al wat er overblijft aan 't eind van 't jaar is pure winst, is batig saldo op een vasten post. En boven maximum gaat ge niet, met een gerust geweten. Doch daarvoor zooals ik zei moeten we, op 't chapiter van geven, ons wereldje een slagje omdraaien. Hebt u zin het kunstje te bepro - ven? Het was mij een waar genot u den raad te geven. Ik ben over tuigd dat hij u bevallen zal. Geloof mij intusschen, mevrouw, met ware hoogachting uw toegenegen LECTORI SALUTEM. De geschiedenis van een Jongen en een Meisje Uit 't Engelsch van TOM MASSAN. Juist daar, waar het eerbiedwaar dige, oude fort staat, terzijde van den weg, die zich al kronkelend tegen den heuvel opslingert, kwamen de jongen van twaalf jaar en het meisje van tien jaar eensklaps tegenover elkan der te staan. Beiden waren zij nog ongedwongen natuurkinderen. En terwijl zij daar nu op het nauwe pad vlak tegenover el kander stonden en elkander eens aan keken, barstten zij beiden in een hartelijk gelach uit. Tenslotte zeide het kleine meisje deftig Neem me niet kwalijk, maar ik lachte jou niet uit. En de jongen, die niet wist, wat hij anders moest zeggen, antwoordde ook: Neem me niet kwalijk, maar ik lachte jou ook niet uit. Waarna zij beiden weer hartelijk lachten. Ik herinner me niet, dat ik jou ooit gezien heb, zei het meisje, en we zijn hier toch al eene heele week. Mama en ik logeeren op „het kasteel", logeer jij daar ook? Neen, zei de jongen, vader en ik logeeren op „de Citadel". Wij zijn eerst gisteren gekomen. Hoe lang blijven jullie hier? Dat weet ik niet. Mama heefter niets van gezegd. En hoelang blijven jullie Dat weet ik ook niet. Vader heeft er ook niets van gezegd. Hierover moesten ze natuurlijk weer samen lachen. Kinderen vinden na praten iets verschrikkelijk grappigs! En alsof het afgesproken werk was, gingen ze naast elkaar op een gemak kelijk plaatsje tegen een vooruitsprin genden rotspunt zitten en keken stil voor zich heen naar beneden, waar de oude St. Laurence zijne wateren kalm en statig voortduwde. Ik ben blij, dat ik je hier ont moet heb, zei het meisje. Ik was bang, dat ik het hier erg eenzaam zou hebben. Mama heeft het van tijd tot tijd ook erg eenzaam. Ik heb geen papa meer, zie je. En ik geen moeder meer, zei de jongen eenvoudig. Dat is te zeggen, hier op aarde niet meer. Ja juist, zei het meisje, dat be doel ik ook. Heeft jou papa het ook wel eens erg eenzaam? Ja, zei de jongen. Somtijds zegt hij, "t is een harde ploeter. Juist keek het kleine meisje naar boven, naar den heuvel. O, riep ze uit, daar komt mijns mama nu aan De jongen keek naar den anderen kant. He, riep hij, en daar komt mijn vader aan Het was vier en twintig uur later. De jongen en het meisje zaten weer op hun oude plaatsje. Ik ben verschrikkelijk blij, dat wij elkander hier ontmoet hebben, zei het kleine meisje, terwijl zij daar bij in de kleine, blanke handjes klap te. En mama heeft gezegd, dat zij het ook prettig vindt. We hebben erg veel pleizier samen gehad, he Ja, dat geloof ik wel, zei de jon gen een weinig aarzelend. Ik wou, dat ik eens prettig voetbal kon spelen. Het kwam zijn eer van jongen na tuurlijk te na, om te bekennen, dat hij erg pleizierig met een meisje ge speeld had. Ik heb aan mijn vader verteld, dat je gezegd hebt, dat je moeder het wcleens eenzaam had, zeide hij en lachte. Kijkzeide het meisje. Jon gens kunnen nu toch nooit een geheim bewaren. Vindt je, dat je aardig ge handeld hebt? Waarom niet zei de jongen. Je hebt me niet verteld, dat het een geheim was. En bovendien is mijn vader de beste man van de wereld. i Hij is te vertrouwen. Hij is erg zooals j het behoort. Jij bent toch niet gek, is 't wel? vroeg hij. Nee, neen, dat geloof ik niet, zei het meisje. Zie je, vervolgde de jongen, ik jwou maar zeggen, dat als je dat niet 1 bent, en het ook niet graag zijn wilt, j dat je dan aan je moeder moogtover- zeggen, wat mijn vader gezegd heeft, dat hij het soms ook verschrikkelijk eenzaam heeft. Dan zijn wij gelijk, he Ditmaal glimlachte het meisje. Dat is grappig, riep zij uit. En toen zachter als voor zich zelf, zeide zij ik heb het haar al verteld. Het was twee dagen later. De twee vrienden, want de kennis making was al lang in dikke vriend schap overgegaan, waren weer eens vermoeid van de lange wandeling en zaten nu wederom tegen den rotspunt geleund. Op eenigen afstand zag men duidelijk tegen den helderen Canadee- schen hemel de omtrekken van twee gestalten, vrij wat grooter dan die der kinderen. Maar dat is eene ande re geschiedenis De jongen raapte kiezelsteentjes op en wierp ze daarna een voor - _.'!KZL_ ver als hij kon, over 't water heen. Jij kunt lang niet zoo vergooien, als je papa, zeide het, meisje. Een Zaterdagavondpraatje. Naar ik gehoord heb, heeft onze Gemeenteraad pas een vergadering gehouden over de tramquaestie. Misschien zegt de le^er„dat kan niet", omdat hij er niets van gehoord of gelezen heeft. Jawel, maar weet de lezer wel, hoe geheimzinnig alles tegenwoordig op 't Stadhuis toegaat? Met pijnlijke zorg wordt de buitenwe reld buiten de stadhuiszaken gehou den. Welnu, zou er dan ook geen Raadsbijeenkomst kunnen wezen, waar de goe gemeente niets van weet? Hoewel ik volstrekt niet verplicht kan worden geacht om mijn bron te noemen, wil ik alleen maar zeggen, dat er in iedere Raadszaal een schoor steen is en dat het wel eens gebeu ren kan, dat zoo'n schoorsteen ver stopt is, zoodat er dan een schoor steenveger moet worden gehaald de lezer begint het nu te vatten, denk ik, en ik zal hem nog verder op den weg helpen, door hem in ver trouwen mee te deelen, dat ik sedert een paar jaar italiaansch studeer omdat ik, zoodra ik geld genoeg heb, een reis naar Genua, Milaan en Na pels denk te maken, en dat ik mijn italiaansche stompzinnigheid tracht scherp te slijpen aan de toalkennis van italiaansche schoorsteenvegers, Patrizio Moltoloni en Giacomo Pan- frelini en hoe ze verder heeten mo gen. Laat ik er bij zeggen, dat de ver gadering plaats gehad moet hebben in de oude Raadszaal op 't Stadhuis. Daar kropen mijn vrienden Moltoloni en Panfrelini juist op den schoor steen rond, toen ze een stem hoorden zeggen „Koper „Wat dat Koper?" vroeg mijn vriend Panfrelini. „Ah, Giacomo", zuchtte ik, „wel zijt gij een zoon van 't zachte zui den. Wie zou hier in 't noorden Ko per niet kennen? In 't italiaansch Koprio, de bode, de eerste bode. „Wat?" vroeg Patrizio. „Och ja, hoe heet dat ook weer: mesaggiere „Ah, si, si," riepen mijn twee zwar te vrienden en zett'en hun verhaal voort. De heer Koprio vroeg „wat blief, mijnheer?" „Is er niemand in de buurt, die ons kan afluisteren?" „Niemand", zei Koprio. „Ook geen persmuskiet?" (wat is dat voor een dingeen persrauskiet? vroeg Panfrelini.) „Doet er niet toe", zei ik, „een persmuskiet daar bedoelen ze een inktverknoeier mee, een kran tenschrijver „Krantenschrijver?" zei Patrizio en krabbelde in zijn donkeren krullebol. „Ach ja, giornalista „Nu dan, ook geen giornalista was in de buurt. Giacomo had een scheur in den buitenmuur ontdekt en kon daardoor naar binnen kijken. („Bene, Giacomo", zei ik goedkeurend). Daar zag hij een heer binnenkomen, met zwart haar..." „Si, si," bevestigde Panfrelini, „Are ha capegli neriEn die ging op een stoel zitten, midden in de zaal." „Was hij klein of groot?" „No no, niet groot, affatto grande, un piccolo „Klein dus en wat verder?" „Met een mooiehoe noemt u dat ook waarcravatto colorito „Ah juist, een gekleurde das om." „Si, si," riepen ze uit één mond „magnifico „En hoe heette die mijnheer?" vroeg ik. Mijn twee zwartjes keken elkaar hulpeloos aan. ,,'t Was een stad," zei Panfrelini. „Ja", bevestigde Moltoloni, „waar wij gewerkt hebben, een stad in Frankrijk „Marseille, Toulon, Bordeaux?" „No, no „Lyon?" zei ik, want er begon mij een licht op te gaan. Dat was het. Lyon met nog wat er voor. Ik had de hand gelegd op een staatsgeheimde directeur van de E. N. E. T. had in 't geheim gecon fereerd met de leden van den ge meenteraad. „Vertel verder", zei ik ongeduldig. „De kleine zwarte heer hield een redevoering, ah eloquentehij praatte heel mooi. Over de E.N.E.T. had hij het en zeC'dat ze ook rijden wou door de stad heen, van de sta- zione naar de forestanaar den Hout, maar zei hij, het gemeentebe stuur eischte te veelToen klopte een andere signore met een hamer en zei, dat het nog lang niet genoeg was... generalmentes insufficiënte." „En wat verder?" „Toen wou de kleine, zwarte heer weer spreken, maar dat mocht hij nog niet. Een andere signore zei toen, dat de zwarte heer nog veel meer moest gevenvrijkaarten voor alle leden van den Raad en hunne familiën „En veel geld aan de gemeente due mila, tweeduizend gulden per maand, voor de vergunningging Panfrelini voort. „En er was één signore, die ook heel mooi praten kon", zei Moltoloni, „en zóó lang! Hij wou... hoeveel was 't ook weer? quarante lire, twin tig gulden, in de week voor iederen conduttore en carrozziere „Juist, twintig gulden per week voor de conducteurs en wagenvoer ders." „En toen kwam er een andere heer", zei Panfrelini, „die wou, dat de rit maar vijf centen kosten zou en nooit meer." „En toen kwam er weer een ander", zei Moltoloni, „die wou dat de poveri, de arme menschen heelemaal voor niets zouden meerijden..." „Sollazzevole", antwoordde Panfre lini, „prettig, dan rijden wij, spazza- cammini, wij schoorsteenvegers, ook voor niets mee." „Dat beviel den kleinen zwarten heer niet," zei Moltolini, „hij draai de maar op zijn stoel heen en weer en zei dan„troppo, troppo", te veel. Er was één heer, die maar voortdu rend zei„Tutto per comunita, alles voor de gemeente. Met de E. N. E. T. hebben wij niet te maken". Eindelijk stond de kleine zwarte heer op, maakte een buiging en zei„Addio, Signori", en stapte de deur uit." „En was het toen afgeloopen?" vroeg ik. „No, no", verklaarde Panfrelini. „Toen kwam er een andere heer bin nen, grande, heel groot, en blond, biondo. Zij noemden hemsignor Grï... Grip..." „Grippeling?" vroeg ik. „Si, si", riepen ze als uit één mond. „Hij ging ook op een stoel zit ten, ik geloof op denzelfden", zei Moltoloni. „En verder?" vroeg ik" ongeduldig. „Verder is er niet", zelen ze, „want toen kwam de padrone, de baas en zag dat we niet werkten en riep ons beneden. Allo, allo", en de zwarte bengels g repen met een glimlach naar hun ooren, alsof ze de straf nog voelden. „Che colpo che botta Wat een slaag „En hebben jullie toen verder mijn heer Grippeling niet meer gezien?" Ja, dat hadden ze toch. Geen tien minuten na de komst van den padro ne hadden ze den heer, den grande biondo, haastig op de Groote Markt zien loopen, met een verschrikt ge zicht, alsof hij een jettatore (boos oog) had gezien. Als iemand nu mocht denken, dat ik mijn twee italiaanschen vrienden elk een bankje van duizend gulden gegeven heb, dan zal ik dat niet te genspreken. De waarheid is evenwel, dat ze elk met twee sigaren al won derwel tevreden waren. Na dien dag heeft mij wel eens de angst bekro pen, dat zij een beetje aan hun duim hadden gezogen, maar als dat zoo is hebben ze 't in elk geval gedaan op wetenschappelijke manier en niet onaannemelijk. Want wanneer B. en W. bij de hooge eischen, die zij voor de overneming der concessie van de paardentram stellen, nog telkens weer nieuwe voorwaarden voegen, zooals ze nu onlangs gedaan hebben, dan zal zeker en zonder twijfel de E. N. E. T. het gemeentebestuur „addio" toeroepen cn de heer Grippeling. ver schrikt, de vlucht nemen. Laat dan de gemeente hij 't atloopen van de concessie maar zoeken naar liefheb- straisï dc 1,0ükGn van dc 1* voor 1 oprapen waren! ..lutto per comunitèI" jawel „ma non troppo 00^oat Haar,em's gemeentebestuur eens aan t spreekwoord van de kan denken en aan wat hem overkomt die het onderste daaruit hebben wil FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5