BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD.
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 30 JANUARI 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN REDACTIE EN ADMINISTRATIE DRUKKERIJ
OF 10 CENT PER WEEK. Gr. Houtstraat 55. Z. B. Spaarne 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIÉN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBRIEYEN.
De wereld op haar kop.
Waarde Mevrouw!
Daar zit ik om u te antwoorden.
Maar sta mij toe even op te staan,
voor ik verder ga, en de deur te
sluiten.
Ziezoo, dat helpt! ,,Je wordt hier
opgenomen van den tocht I" zei mijn
vrouw, met kleine overdrijving
maar dat „opgenomen worden" en
„wegwaaien" zijn de staande uitdruk
kingen bij het natuurverschijnsel
tociit, die men neemt „met een
korreltje zout", zooals de Latinisten
zeggen. Wat niet verhindert, dat er
werkelijk met dien scherpen wind
een vinnige luchtstroom door de ge
opende deur kwam. Ook zonder het
verzoek van mijn vrouw zou ik het
behagelijk hebben gevonden haar te
sluiten.
Dat helpt, zei ik iets, wat ge in
dergelijk geval niet altijd zeggen kunt.
Van morgen was ik bij een oude ba
ker van ons, van wie ik vernomen
had, dat zij ziek was. Ik had met
de stumperd te doen. Ik ben een
voorstander van de nieuwe methode
van kinderverplegingluchtig, frisch
en vèel koud water. Maar als de goe
de ziel indertijd onze kindertjes
zoo koud gebakerd had als ze er nu
zélf bij lag, dan sta ik er niet voor
in dat ze allen behouden waren ge
bleven. Wat heeft ze er velen gekoes
terd in d'r leven En nü alle idee
van koestering juist ontbrak in
't meer dan doorluchtig vertrekje.
Dat kan toch zoo niet, zei ik bij mij
zelf, terwijl ik voor haar bed zat
ze moet ergens onder, als ze nog
vervoerbaar is.
„Zou uwes de deur willen dicht
doen?" zei ze zacht en zwak
„het tocht een beetje."
„Een beetje?!"
Ik dacht met een stillen glimlach
aan mijn vrouw. Hier was 't van
pas Je wordt opgenomen
Een blik naar de deur. Inderdaad
stond ze op een wijden kier. Hoe
kwam ik zoo achteloos, bij een zieke
nog wel, haar niet achter mij te
sluiten?
Maar neen, ik had geen schuld. De
sluiting, deelend in het diep verval
van heel de omgeving, weigerde haar
dienst, juist als die 't meest noodig
was. Bij de huur van 't hokje behoor
de het geheim van het duwtje en het
rukje, die de sluiting voltooiden, tot
een plompe dreun of een onge
wone windstoot in den gang de ar
melijke inrichting weer te machtig
werden.
De deur was weer dicht. Tegen den
tocht echter hielp 't niet. Dat speel
de naar buiten door de reten bij het
venster even onbekommerd en vlug
en blijd als 't was binnengekomen
door de gastvrije spleet onder de
deur.
Maar 't armoedig kamertje werd
er alles behalve gastvrijer en blij der
van.
O het tochtte zoo vinnig, tot i n
de bedsteê.
Een ietwat zonderlinge inleiding
tot mijn brief misschien, Mevrouw
Maar schuift u dit op den winter, die
zijn scherpe kuren doet voelen tot
in de huiskamer van de welgebouw
de woning.
Laat mij de waarheid zeggen. De
inleiding gevalt niet zoo kwaad bij
het onderwerp, waarop ik u te ant
woorden heb.
„In Haarlem ook zoo'n last van al
die lijsten?" informeert gij. „Alles
goed en wel, maar het liefdadigheids
budget stijgt formidabel. U weet niet,
waarvoor al niet gebedeld wordt
Het wordt gaandeweg niet meer te
betalen."
Och kom, mijn waarde mevrouw,
rijst het water zóo na aan de lip
pen?... Indien ja. dan is de zaak
doodeenvoudig. Waar niet is, verliest
de keizer zijn recht. U trekt de koor
den onverbiddelijk aanu vermindert
uw giften u herstelt het evenwicht.
Zijt u daaraan toe? Word niet boos,
wanneer ik een hartgrondigen twij
fel bij mij voel opkomen of het met
uw beurs dermate noodlijdend ge
steld is. En verschoon mij, u hebt
mijn meening ingeroepen. Ik heb over
een en ander wel een praatje.
Niet over de ellende over den nood
zelf, die geleden wordtover de hon
derdduizenden, om bij ons land te
blijven? die luid roepende behoeften
hebben van allerlei aard. Denk niet
louter aan de armen in den eigen
lijken zin des woordsdenk aan be
droevende toestanden zonder tal,
waarin door middel van de milde
hand verbetering te brengen is. Daar
over zijn we het immers wel eens?
Ging ik er over door, ik schreef de
„Zaterdagavond"-courant vol. En za
ten we persoonlijk bij - elkaar, we
praatten den Zaterdagavond glad
om. Voeg bij mijn baker al wat uzelf
beter dan ik er weet bij te voegen
noodlijdende jonge moedertjes en in
de handen blazende stakkerds, hun
kerend naar een sjouwtjekranken
en geplaagdenzwoegers die niet
meer voort kunnen minimum-lijders,
die een opgeruimd gelaat moeten
toonenstrijders, wien het wapen
straks ontvalt aan de lamgeslagen
handtobbers, die 't een uitkomst
achten als ze er „geweest" zullen
zijn.
De mensch staat somtijds tegen
over meeningen, inzichten, beschou
wingen, opvattingen oude of nieu
we waarmede hij volstrektelijk niet
zich kan vere enigen. Als hij er over
nadenkt, gevoelt hij er glad tegen
over te staan. Argumenten van an
deren, al geeft hij er aandacht aan,
al laat hij ze gelden „voor wat ze
waard zijn", zooals hij zegt, helpen
hem niet. Een beschouwing, die een
ander met warmte verdedigt, laat
hem koud hij kan er met geen mo
gelijkheid in-komen met zijn "geest.
Hij staat, wat men noemt, op een
totaal ander standpunt.
Ik heb een vriend, die in zulke
gevallen gewoon is te zeggenIndien
ge waarlijk geneigd zijt ernstig op
een dergelijk verschil van meening
in te gaan en uzelf wilt beproeven;
indien 't u werkelijk te doen is om
een antwoord op de vraag of uw
buurman het aan het rechte eind
heeft, dan wel gij? indien gij derhal
ve, bij alle vastheid van standpunt,
aan uw m o g e 1 ij k ongelijk en het
mogelijk i n z i c h t van ongelijk
gelooft, dan moet gij de wereld
eerst eens op haar kop
zetten.
U begrijpt, wat mijn vriend bedoelt.
Een argument wil hij zeggen
dat een ander pakt en aan dezen
van beteekenis schijnt, pakt niet,
en pakt u uit den aard der zaak
niet, juist o m d at gij op een vol
komen tegenovergesteld standpunt
staat, op d&t van den tegenvoeter.
Verwissel daarom eens van plaats
Hij staat noord en kijkt naar het
zuiden. Gij staat zuid en kijkt naar
het noorden. Verwissel eensMet de
plaats verandert de wereld. Misschien
geeft gij na ervaring aan de plaats
van den ander de voorkeur, en m e t
de plaats aan zijn blik op de wereld.
In andere woordenMet üw uit
gangspunt, uw grondgedachte, uw
beginselen hebt gij gelijk en laten
zich uwe stellingen verdedigen. Maar
schuilt niet juist in uw grondge
dachte het ongelijk, zoodat ge ver
standig deedt met totaal van stelling
te veranderen?...
Hebt u er tegen, mevrouw, dit toe
te passen op ons onderwerp?
Wij zijn op het stuk der financiën
en dat heeft zijn deugden tame
lijk vasthoudend. Zonder te wil
len beweren, dat wij uitgaan van
het denkbeeld, dat ons weldadigheids
budget zoo klein mogelijk
blijven moet, behoort het toch tot die
posten, die onderaan op de pagina
staan. Er is allerlei, dat eerst zijn
eisch moet hebben. Dèn van wat
er overschiet Maar er schiet,
schijnt het wel, voor die onderste
posten zoo'n bitter kleinigheidje over;
indien we al niet, na de ruw op
gemaakte begrooting, van de boven
ste nog moeten gaan aftrekken. Het le
ven is zoo duurEn wat zijn er niet
veel dingen, die toch moeten...,
veel uitgaven, die ik mij toch wel
veroorloven mag....
Bovendien-, zeggen we van
menschen die 't beter kunnen mis
sen dan ik, wemelt het
veel luidjes een kwaad. Maar i k heb
er geen last van. Jongen, dat zaakje
looptWeet je wat ik bij mezelf ge
dacht heb?... Nou mot 't met die bij
dragen toch eens anders. Waar ha
len de diakens de centen vandaan,
als ze niet kunnen rekenen op mij
en mijns gelijken?"
„Dat zei Willem wel terecht:
Menigeen heeft een leelijken klap ge
had in zijn kapitaalW ij gelukkig
niet. 't Is toch een aardig toeslagje
Als we 't niet hadden, moesten we
er óok komen. Waar is die lijst van
het M a r t h a-gesticht? Ik maak een
vijf van m'n f 2.50."
„We zitten alle dagen met
z'n zevenen om de tafel", zei ze. En
dat van zoo'n weekloontje En w ij
zijn met ons beidenLaat mij mijn
tractement eens tot weekloon herlei
den. Lieve deugd wat verschillen die
cijfers Maar m ij n stand?Ja
welMijn behoeften... Jawel.
M ij n opvoeding.jawelLaat me
eens nazien, wat is het nu bij mekaar,
dat ik betaal aan contributies en ar
men Toch eigenlijk een klein
percentje."
Zet de wereld op haar
k o p, mevrouw Tel eens op uw
schouwburg, uw wijnkooper, uw mo
diste, uw comestibles-man. Tel er uw
reisje naar Zwitserland bij. Is u er?
Ja, dat reisje was genietelijk, hè, en
wat kwam u frisch terugWilt u nu
eens even naslaan, als u 't vinden
kunt, hoeveel u voor de vacantie-ko-
lonie teekendet, verleden jaar?
Zet de wereld op haar
kop, mevrouw
„Wat 'n last met die lijsten Waar
wordt er al niet voor gebedeld?"
schrijft u.
Ik zet de zaak vierkant andersom
op. Er worden menschen gevonden
niet.zoo bijster velen die zich
beijveren voor een goede zaak. Den
een zijn de oogen opengegaan voor
dit belangde ander is getroffen
door dien nood. Ginds maakt men
de inteekenlijst op voor een oude
stichtinghier die voor een ongeluk
van gisteren. Déze lijst is bepaald
philanthropisch, gene ijvert voor een
sociaal belang.
Er is keuze.
En met 1 a a t u die keuze.
Men is zoo vriendelijk ook u te re-
Keer óm de zaak, mevrouwTo
taal Zet de wereld op haar
p kenen tot diegenen, die gaarne zoe-
De begrootingspostdien we als de k oordeelen, vergelijken, en dan
n»tuarh)toU za^Jer jvereld^naar nMr eigen smaak en hart en opvat
*1 m ting hun giften verdeelen. Juist om-
onder duwen, hebbe zijn van zelf
sprekende plaats onder de eersten.
Ik heb eens enkelen van die „om-
wentelings"-menschen beluisterd in
hun halfluid overpeinzen.
Lach er niet om't Gaat wat tegen
den gewonen draad in.
..„.Zóóveel en zóóveel bedraagt mijn,
inkomen, als ik alles bij elkaar
reken. Ja, precies, dat wordt het wel.
Deksels, valt nog niet tegenHet
emolumentje levert aan 't eind van
't jaar meer op, dan de menschen
zouden denken. Ik mag waarachtig
wel tevreden zijn... Wat zijn er 'n
massa van mijn stand, als ik zoo
eens naga, die zeker minder besom
men En wat geef ik?Dat 's
een zuinig dankbaarheidje, om mezelf
de waarheid te zeggen."
.„Ja, de concurrentie is voor
dat er zooveel nooden zijn. Ieder
gaat gaarne met zijn eigen voorkeur
te rade.
Is 't niet aangenaam dat men u
inlicht?
„Men bedelt voor allerlei."
Gebruik dat woord niet meer, me
vrouw
Men vraagt, uit naam van tal
rijke behoeftigen, aan u en mij en
een ander, van wie men vermoedt,
dat zij iets kunnen missen.
En dat vermoeden omtrent ons is
meestal juist, als wij maar begin
nen met „de wereld op haar kop te
zetten."
Ik heb nog een goeden raad aan
het slot. Een probatenwant hij
leert ons gevengaarne, met opge-
ruimden zinomdat wij er op gere
kend hebbenomdat het geld ervoor
bestemd is.
Maar daarvoor moeten we de zaak
op een bepaalde manier aanpakken.
Ik sprak zoo straks van het uittrek
ken van een bepaald bedrag
voor liefdadigheids-oogmerken.
Dat doet men gewoonlijk niet. En
dat is toch de weg.
Trek een som uit, zoo groot
m o g e 1 ij k zoo groot als u past
naar uw vermogen, uw vertering,
uw eer en uw hartelijke dankbaar
heid en tracht dandaar b e-
n e d e n te blijven.
Daar beneden. Evenals men bij
een richtig beheer, ten aanzien van
eiken post beneden de begrooting
tracht te blijven.
Dan geeft ge prettig. De aanvraag
overvalt u niet. Het staat er voor.
Zoolang gij nog niet aan het maxi
mum zijt, hebt ge 't aangenaam ge
voel van te geven enover te hou
den.
Al wat er overblijft aan 't eind
van 't jaar is pure winst, is batig
saldo op een vasten post.
En boven maximum gaat ge
niet, met een gerust geweten.
Doch daarvoor zooals ik zei
moeten we, op 't chapiter van geven,
ons wereldje een slagje omdraaien.
Hebt u zin het kunstje te bepro -
ven? Het was mij een waar genot
u den raad te geven. Ik ben over
tuigd dat hij u bevallen zal.
Geloof mij intusschen, mevrouw,
met ware hoogachting
uw toegenegen
LECTORI SALUTEM.
De geschiedenis van een
Jongen en een Meisje
Uit 't Engelsch van TOM MASSAN.
Juist daar, waar het eerbiedwaar
dige, oude fort staat, terzijde van den
weg, die zich al kronkelend tegen den
heuvel opslingert, kwamen de jongen
van twaalf jaar en het meisje van
tien jaar eensklaps tegenover elkan
der te staan.
Beiden waren zij nog ongedwongen
natuurkinderen. En terwijl zij daar nu
op het nauwe pad vlak tegenover el
kander stonden en elkander eens aan
keken, barstten zij beiden in een
hartelijk gelach uit.
Tenslotte zeide het kleine meisje
deftig
Neem me niet kwalijk, maar ik
lachte jou niet uit.
En de jongen, die niet wist, wat hij
anders moest zeggen, antwoordde ook:
Neem me niet kwalijk, maar ik
lachte jou ook niet uit.
Waarna zij beiden weer hartelijk
lachten.
Ik herinner me niet, dat ik jou
ooit gezien heb, zei het meisje, en
we zijn hier toch al eene heele week.
Mama en ik logeeren op „het kasteel",
logeer jij daar ook?
Neen, zei de jongen, vader en
ik logeeren op „de Citadel".
Wij zijn eerst gisteren gekomen. Hoe
lang blijven jullie hier?
Dat weet ik niet. Mama heefter
niets van gezegd. En hoelang blijven
jullie
Dat weet ik ook niet. Vader heeft
er ook niets van gezegd.
Hierover moesten ze natuurlijk weer
samen lachen. Kinderen vinden na
praten iets verschrikkelijk grappigs!
En alsof het afgesproken werk was,
gingen ze naast elkaar op een gemak
kelijk plaatsje tegen een vooruitsprin
genden rotspunt zitten en keken stil
voor zich heen naar beneden, waar
de oude St. Laurence zijne wateren
kalm en statig voortduwde.
Ik ben blij, dat ik je hier ont
moet heb, zei het meisje. Ik was
bang, dat ik het hier erg eenzaam
zou hebben. Mama heeft het van tijd
tot tijd ook erg eenzaam. Ik heb geen
papa meer, zie je.
En ik geen moeder meer, zei de
jongen eenvoudig. Dat is te zeggen,
hier op aarde niet meer.
Ja juist, zei het meisje, dat be
doel ik ook. Heeft jou papa het ook
wel eens erg eenzaam?
Ja, zei de jongen. Somtijds
zegt hij, "t is een harde ploeter.
Juist keek het kleine meisje naar
boven, naar den heuvel.
O, riep ze uit, daar komt mijns
mama nu aan
De jongen keek naar den anderen
kant.
He, riep hij, en daar komt
mijn vader aan
Het was vier en twintig uur later.
De jongen en het meisje zaten weer
op hun oude plaatsje.
Ik ben verschrikkelijk blij, dat
wij elkander hier ontmoet hebben,
zei het kleine meisje, terwijl zij daar
bij in de kleine, blanke handjes klap
te. En mama heeft gezegd, dat zij
het ook prettig vindt. We hebben erg
veel pleizier samen gehad, he
Ja, dat geloof ik wel, zei de jon
gen een weinig aarzelend. Ik wou,
dat ik eens prettig voetbal kon spelen.
Het kwam zijn eer van jongen na
tuurlijk te na, om te bekennen, dat
hij erg pleizierig met een meisje ge
speeld had.
Ik heb aan mijn vader verteld,
dat je gezegd hebt, dat je moeder het
wcleens eenzaam had, zeide hij en
lachte.
Kijkzeide het meisje. Jon
gens kunnen nu toch nooit een geheim
bewaren. Vindt je, dat je aardig ge
handeld hebt?
Waarom niet zei de jongen.
Je hebt me niet verteld, dat het
een geheim was. En bovendien is mijn
vader de beste man van de wereld.
i Hij is te vertrouwen. Hij is erg zooals
j het behoort. Jij bent toch niet gek,
is 't wel? vroeg hij.
Nee, neen, dat geloof ik niet,
zei het meisje.
Zie je, vervolgde de jongen, ik
jwou maar zeggen, dat als je dat niet
1 bent, en het ook niet graag zijn wilt,
j dat je dan aan je moeder moogtover-
zeggen, wat mijn vader gezegd heeft,
dat hij het soms ook verschrikkelijk
eenzaam heeft. Dan zijn wij gelijk,
he
Ditmaal glimlachte het meisje.
Dat is grappig, riep zij uit. En
toen zachter als voor zich zelf, zeide
zij ik heb het haar al verteld.
Het was twee dagen later.
De twee vrienden, want de kennis
making was al lang in dikke vriend
schap overgegaan, waren weer eens
vermoeid van de lange wandeling en
zaten nu wederom tegen den rotspunt
geleund. Op eenigen afstand zag men
duidelijk tegen den helderen Canadee-
schen hemel de omtrekken van twee
gestalten, vrij wat grooter dan die
der kinderen. Maar dat is eene ande
re geschiedenis
De jongen raapte kiezelsteentjes op
en wierp ze daarna een voor
- _.'!KZL_
ver als hij kon, over 't water heen.
Jij kunt lang niet zoo vergooien,
als je papa, zeide het, meisje.
Een Zaterdagavondpraatje.
Naar ik gehoord heb, heeft onze
Gemeenteraad pas een vergadering
gehouden over de tramquaestie.
Misschien zegt de le^er„dat kan
niet", omdat hij er niets van gehoord
of gelezen heeft. Jawel, maar weet
de lezer wel, hoe geheimzinnig alles
tegenwoordig op 't Stadhuis toegaat?
Met pijnlijke zorg wordt de buitenwe
reld buiten de stadhuiszaken gehou
den. Welnu, zou er dan ook geen
Raadsbijeenkomst kunnen wezen,
waar de goe gemeente niets van
weet?
Hoewel ik volstrekt niet verplicht
kan worden geacht om mijn bron te
noemen, wil ik alleen maar zeggen,
dat er in iedere Raadszaal een schoor
steen is en dat het wel eens gebeu
ren kan, dat zoo'n schoorsteen ver
stopt is, zoodat er dan een schoor
steenveger moet worden gehaald
de lezer begint het nu te vatten,
denk ik, en ik zal hem nog verder
op den weg helpen, door hem in ver
trouwen mee te deelen, dat ik sedert
een paar jaar italiaansch studeer
omdat ik, zoodra ik geld genoeg heb,
een reis naar Genua, Milaan en Na
pels denk te maken, en dat ik mijn
italiaansche stompzinnigheid tracht
scherp te slijpen aan de toalkennis
van italiaansche schoorsteenvegers,
Patrizio Moltoloni en Giacomo Pan-
frelini en hoe ze verder heeten mo
gen.
Laat ik er bij zeggen, dat de ver
gadering plaats gehad moet hebben
in de oude Raadszaal op 't Stadhuis.
Daar kropen mijn vrienden Moltoloni
en Panfrelini juist op den schoor
steen rond, toen ze een stem hoorden
zeggen „Koper
„Wat dat Koper?" vroeg mijn
vriend Panfrelini.
„Ah, Giacomo", zuchtte ik, „wel
zijt gij een zoon van 't zachte zui
den. Wie zou hier in 't noorden Ko
per niet kennen? In 't italiaansch
Koprio, de bode, de eerste bode.
„Wat?" vroeg Patrizio.
„Och ja, hoe heet dat ook weer:
mesaggiere
„Ah, si, si," riepen mijn twee zwar
te vrienden en zett'en hun verhaal
voort. De heer Koprio vroeg „wat
blief, mijnheer?" „Is er niemand
in de buurt, die ons kan afluisteren?"
„Niemand", zei Koprio. „Ook
geen persmuskiet?" (wat is dat voor
een dingeen persrauskiet? vroeg
Panfrelini.) „Doet er niet toe", zei
ik, „een persmuskiet daar bedoelen
ze een inktverknoeier mee, een kran
tenschrijver
„Krantenschrijver?" zei Patrizio en
krabbelde in zijn donkeren krullebol.
„Ach ja, giornalista
„Nu dan, ook geen giornalista was
in de buurt. Giacomo had een scheur
in den buitenmuur ontdekt en kon
daardoor naar binnen kijken. („Bene,
Giacomo", zei ik goedkeurend). Daar
zag hij een heer binnenkomen, met
zwart haar..."
„Si, si," bevestigde Panfrelini,
„Are ha capegli neriEn die
ging op een stoel zitten, midden in
de zaal."
„Was hij klein of groot?"
„No no, niet groot, affatto grande,
un piccolo
„Klein dus en wat verder?"
„Met een mooiehoe noemt u
dat ook waarcravatto colorito
„Ah juist, een gekleurde das om."
„Si, si," riepen ze uit één mond
„magnifico
„En hoe heette die mijnheer?"
vroeg ik.
Mijn twee zwartjes keken elkaar
hulpeloos aan. ,,'t Was een stad,"
zei Panfrelini.
„Ja", bevestigde Moltoloni, „waar
wij gewerkt hebben, een stad in
Frankrijk
„Marseille, Toulon, Bordeaux?"
„No, no
„Lyon?" zei ik, want er begon mij
een licht op te gaan.
Dat was het. Lyon met nog wat er
voor. Ik had de hand gelegd op een
staatsgeheimde directeur van de
E. N. E. T. had in 't geheim gecon
fereerd met de leden van den ge
meenteraad.
„Vertel verder", zei ik ongeduldig.
„De kleine zwarte heer hield een
redevoering, ah eloquentehij
praatte heel mooi. Over de E.N.E.T.
had hij het en zeC'dat ze ook rijden
wou door de stad heen, van de sta-
zione naar de forestanaar den
Hout, maar zei hij, het gemeentebe
stuur eischte te veelToen klopte
een andere signore met een hamer
en zei, dat het nog lang niet genoeg
was... generalmentes insufficiënte."
„En wat verder?"
„Toen wou de kleine, zwarte heer
weer spreken, maar dat mocht hij
nog niet. Een andere signore zei
toen, dat de zwarte heer nog veel
meer moest gevenvrijkaarten voor
alle leden van den Raad en hunne
familiën
„En veel geld aan de gemeente
due mila, tweeduizend gulden per
maand, voor de vergunningging
Panfrelini voort.
„En er was één signore, die ook
heel mooi praten kon", zei Moltoloni,
„en zóó lang! Hij wou... hoeveel
was 't ook weer? quarante lire, twin
tig gulden, in de week voor iederen
conduttore en carrozziere
„Juist, twintig gulden per week
voor de conducteurs en wagenvoer
ders."
„En toen kwam er een andere
heer", zei Panfrelini, „die wou, dat
de rit maar vijf centen kosten zou en
nooit meer."
„En toen kwam er weer een ander",
zei Moltoloni, „die wou dat de poveri,
de arme menschen heelemaal voor
niets zouden meerijden..."
„Sollazzevole", antwoordde Panfre
lini, „prettig, dan rijden wij, spazza-
cammini, wij schoorsteenvegers, ook
voor niets mee."
„Dat beviel den kleinen zwarten
heer niet," zei Moltolini, „hij draai
de maar op zijn stoel heen en weer
en zei dan„troppo, troppo", te veel.
Er was één heer, die maar voortdu
rend zei„Tutto per comunita, alles
voor de gemeente. Met de E. N. E. T.
hebben wij niet te maken". Eindelijk
stond de kleine zwarte heer op,
maakte een buiging en zei„Addio,
Signori", en stapte de deur uit."
„En was het toen afgeloopen?"
vroeg ik.
„No, no", verklaarde Panfrelini.
„Toen kwam er een andere heer bin
nen, grande, heel groot, en blond,
biondo. Zij noemden hemsignor
Grï... Grip..."
„Grippeling?" vroeg ik.
„Si, si", riepen ze als uit één
mond. „Hij ging ook op een stoel zit
ten, ik geloof op denzelfden", zei
Moltoloni.
„En verder?" vroeg ik" ongeduldig.
„Verder is er niet", zelen ze, „want
toen kwam de padrone, de baas en
zag dat we niet werkten en riep ons
beneden. Allo, allo", en de zwarte
bengels g repen met een glimlach
naar hun ooren, alsof ze de straf nog
voelden. „Che colpo che botta Wat
een slaag
„En hebben jullie toen verder mijn
heer Grippeling niet meer gezien?"
Ja, dat hadden ze toch. Geen tien
minuten na de komst van den padro
ne hadden ze den heer, den grande
biondo, haastig op de Groote Markt
zien loopen, met een verschrikt ge
zicht, alsof hij een jettatore (boos
oog) had gezien.
Als iemand nu mocht denken, dat
ik mijn twee italiaanschen vrienden
elk een bankje van duizend gulden
gegeven heb, dan zal ik dat niet te
genspreken. De waarheid is evenwel,
dat ze elk met twee sigaren al won
derwel tevreden waren. Na dien dag
heeft mij wel eens de angst bekro
pen, dat zij een beetje aan hun duim
hadden gezogen, maar als dat zoo is
hebben ze 't in elk geval gedaan op
wetenschappelijke manier en niet
onaannemelijk. Want wanneer B. en
W. bij de hooge eischen, die zij voor
de overneming der concessie van de
paardentram stellen, nog telkens weer
nieuwe voorwaarden voegen, zooals
ze nu onlangs gedaan hebben, dan
zal zeker en zonder twijfel de E. N.
E. T. het gemeentebestuur „addio"
toeroepen cn de heer Grippeling. ver
schrikt, de vlucht nemen. Laat dan
de gemeente hij 't atloopen van de
concessie maar zoeken naar liefheb-
straisï dc 1,0ükGn van dc
1* voor 1 oprapen waren!
..lutto per comunitèI" jawel
„ma non troppo
00^oat Haar,em's gemeentebestuur
eens aan t spreekwoord van de kan
denken en aan wat hem overkomt
die het onderste daaruit hebben wil
FIDELIO.