BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 12 MAART 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55, DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONBAGSBRIEVEN. )ta| - Arbeider in Dienstbaarheid. Mijn waarde jonge vriend Gij herinnert u, dat gij mij verle den week in de rede vielt met te zeg gen „Alles goed en wel, maar in mijn stand ploeter je toch maar altijd voor een ander, niet voor jezelf 1" lk liet toen merken, dat ik 't met toon en geest dezer interruptie niet eens was. Immers wat ligt er in Dat het werken in eens anders dienst toch eigenlijk vrij onaangenaam is en als 't ware een noodlot dat op den zooge- naamden werkmansstand drukt. En ten tweede wildet gij 't met die woor den als een onbillijkheid voorstellen dat de eisch van stagen arbeid zonder te veel „opsteken" ook aan den loon arbeider zou worden gedaan. Het zou, naar de bedoeling van uw gezegde, volmaakt verschoonbaar, ja zelfs na-! tuurlijk wezen, dat wie voor vast loon arbeidt, tamelijk dikwijls zijn gemak er van neemt en over de toe wijding aan zijn werk vrij luchtigjes i denkt. Ik kan het waarlijk niet met u eens zijn en het is mij wel veroorloofd itegenover uwe meening de mijne te Iplaatsen, nietwaar Keulen en Aken zijn niet op éen dag gebouwd. Aanstaande week hoop ik, bij leven en welzijn, gelegenheid te hebben over het tweede gedeelte j uwer stelling, over loonarbeid en toe wijding, te spreken. Thans pak ik het teerste deel bij den kop den arbeid in dienstbaarheid. Laten we de zaken eens nemen, zooals zij werkelijk er bij staan. Hoe ontelbaar velen in de maatschappij j zijn, niet minder dan gij, in dienst-1 baarheid van een anderDienen is toch waarlijk niet het lot uitsluitend van den handwerksman of den ar beidersstand. Ik denk in de eerste plaats aan hen, mannen en vrouwen, die, schoon in den regel niet tot de arbeidersklasse gerekend, toch in winkel of magazijn of op een kan-j toor dienstbaar zijn. Bediende is dan j ook hun naam. En voorts roep ik mij voor den geest weer een andere 'klasse in talrijkheid den werk- mansstand achterop komend de j klasse van beambten en ambtenaars in allerlei vertakkingenbij posterij en, belastingen, politie, vervoerwe zen, gemeentelijke en staatsbureaux. Ik denk daarna aan al wat militair is, tot in de hoogste rangen. En niet minder aan onderwijzers, leeraars, geestelijken, burgemeesters. Die allen dienen. Want het karakter van arbeid in dienstbaarheid zal tohc wel zijn, dat men niet vrijelijk over eigen tijd be schikt, een voorgeschreven werkpro gram volgen moet, aan hoogere j ambtenaren of aan een bestuur te ge hoorzamen heeft. Wilt gij erop wijzen dat, hoe lager! men afdaalt in den ambtenaarsstand, des te sterker de uitwendige band gevoeld wordt, des te enger het keurs lijf knelt, waarin men gevat is, dan mag ik toch vragen of dit niet geheel met den aard der dingen overeen stemt? Den meer verantwoordelijken arbeid draagt men toch aan den ouderen, den meer ervarenen op En tegelijkertijd herinner ik u eraan, dat, anderzijds, óok in den werk mansstand, hoe hooger iemand klimt, des te meer vrijheid van beweging en van eigen oordeel hij geniet. Aan den eersten timmerman op het werk, aan den meesterknecht in de fabriek, moet in den regel meer vrijheid van arbeiden gelaten wor den, en laat men die dan ook, dan aan den lageren en jongeren werk man. Bovendien, wat hier vooral ter zake doet, die hoogere werkman geniet meestal meer zelfstandigheid dan menigeen onder de ambtena ren, die gij wellicht benijdt. En dan is er nog iets, waarop ik u verzoek acht te geven. Die zooge naamd „vrije" mensch, die wevr.t voor zichzelf als hoedanig gij vooral den patroon in handel en be drijf u voorstelt is die inderdaad zoo vrij en onbelemmerd Tijd en om standigheden binden hem toch onge twijfeld. Doch bovenal is, meen ik, zijn verhouding tegenover de men- schen, met wie hij te maken heeft, een veel meer dienstbare dan gij u denkt. Daar gaat hij naar de beurs, gaat hij op reis, bezoekt hij zijn klan ten, is hij ontboden bij een afnemer. Ja, mijn waarde, ontboden. Die man, o zoo'n „heer" in uw oogen j en misschien is hij inderdaad een heer; man van wat gij noemt eent- j gen stand en van de meest beschaafde vormen die man moet ook wel eens iets slikken en verduwen, wat hem bitter weinig zint. Maar hij slikt dat als een verstandig en praktisch mensch, om den wille van zijn bedrijf. De noodzaak, gelijk er zooveel nood zakelijks is in de wereld, dwingt hem. En hij onderwerpt zich. Wie met zijn monsterpakje onder den arm wacht in den winkel tot 't den kruidenier of banketbakker of manufacturier past hem te woord te staan, voelt de zoodanige niet dat hij dient Sterkerwe laten de „bedrijven" eens rusten. Wij komen tot de echt „vrije" beroepen, die van advocaat, notaris, arts. Ook wie in die vakken niet zou willen dienen, zou zijn advocatuur, zijn notariaat, zijn prak tijk verliezen. Ook zij moeten loopen in 't gareel en niet enkel uit liefde voor het vak, maar om den wille van de goede orde, van de gewoonte, van den klant, zich voelen als in dienst baarheid. Doch welaan dan: wat schande is er in dat dienen? Is er schande in gelegen voor den eersten officier aan boord van het stoomschip (ook geen kwajongen meereen bevel te ont vangen van zijn commandant, dat. stipt moet worden uitgevoerd Heeft de leeraar aan de Hobgere Burger school zich te schamen, dat het tot zijn dienstorder behoort precies op zijn tijd present te zijn? Is er iets vernederends in voor den burgemees ter, ook van een groote gemeente, een aanschrijving te ontvangen van den Commissaris der Koningin, die behoort opgevolgd te worden zelfs al mocht zij niet strooken met zijn eigen meening? Iets vernederends, te gevoelen dat hij met zijn plicht en zijn arbeid een deel uitmaakt van het Staatsorganisme Een organisme; ja, dat is immers de Staat, de maatschappij, waarvan gij deel uitmaakt. Dat wil zeggeneen levend geheel, uit veler lei geledingen bestaande. Elke gele ding heeft haar noodzakelijke plaats, haar noodzakelijke verrichting ten dienste van eene andere geleding of rechtstreeks ten dienste van het groot geheel. Men spreekt dan ook van het menschelijk, dierlijk, plantaardig or ganisme als van een levend lichaam, waarvan alle deelen of organen sa menwerken om het geheel aan zijn bestemming te doen beantwoorden. Ongetwijfeld, er is verschil van ar beid. Maar alle werk heeft zijn plaats en zijn nut. Doch daarover handel lk de volgende maal, als ik over den loonarbeid spreek. Er is thans nog éen punt dat ik aanroeren wil. Het ligt voor de hand, dat de aan-j dacht bovenal valt op het mannelijk geslacht. Maar bet woord dienen: komt juist nergens sterker uit dam in den vromvelijken term dienst-; bode. Welken stand van personen1 men daaronder verstaat, behoeft geenj nadere omschrijving. Over haar een enkel woord. Men klaagt over de dienstboden. Men zegt, dat de goeden moeilijker te vinden zijn dan vroeger. Op dit wijde gebied begeef ik mij thans niet. En als ik eensklaps werd bestormd door een heirieger van paarsjes en tulle mutsjes, vol klachten over de mevrouwen, dan ware ik zeker éen en' ai gehoor niet alleen, maar voor deze klachten zelfs zeer ontvankelijk. Laat het onder ons vaststaan, meisjes, dat een ruim deel van de veranderde orde van zaken in dit opzicht ten laste komt van de onhandigheden, de har-' teloosheden, ja de onhebbelijkheden1 van vele meesteressen. Alhoewel niet; alles, hè Doch ik wilde thans slechts vra-! genWordt er niet terecht geklaagd dat zeer velen die vroeger een plaats als dienstbode zochten en uit de kringen, die voortreffelijk het tekort zouden kunnen aanvullen tegen woordig daarvan afkeerig zijn? Dat zij uit zoogenaamden vrijheidszin, uit zucht om „juffrouw" te wezen, uit onredelijken tegenzin tegen „onder danigheid", öf thuis blijven hangen óf langs anderen weg de deur uit gaan om toch vooral „juffrouw" te blijven Wat ik daaromtrent denk, kan ik het best aldus uitdrukkendat ik zeer hoog stel en voor zeer verstan dig houd de moeder uit den werk-i mansstand, die in dat „juffrouw-1 worden" niets geen zin heeft, en die meent dat eenige jaren van dienst baarheid in een goed, ordelijk, vrien delijk huisgezin (en die zijn er, God dank nog zeer vele), onder een mis schien wat strenge, maar beschaafde juffrouw of mevrouw, de beste leer school is voor haar kind om een prak tische, degelijke en gelukkige huis vrouw te worden. Maar een leer school en dienen, dat past im mers veel te weinig in het vrijheid lievend „menschwaardig bestaan" der voornoemde dochters. i En nu, mijn jonge vriend, zou ik bijna vergeten dat gij geen meisje zijt. Ik keer tot u terug. Als ik met wat vooraf ging, in afwachting van wat ik a.s. week daaraan toe te voe gen heb, u een klein weinig heb kun nen dienen, dan zou mij dit ver blijden, gelijk ik er ook niets tegen heb mij te noemen uw dienaar LECTORI SALUTEM. De Electrocntie van Duncan Warner. Humoreske uit het Engelscli. Ik ben een tijdlang praktizeerend geneesheer geweest in Los Amigos. De inwoners van Los Amigos denken niet gering van zich zelf, maar vooral zijn zij trotsch op hun electrisch cen trale, die. naar zij beweren, de groot ste in de heele wereld is. Zij verzekeren hetzelfde trouwens van de meeste dingen in Los Amigos. Echter zonderen zij altijd de gevan genis en het sterftecijfer uit. Die zijn kleiner dan overal elders. Waar zij nu eenmaal de beschik king hadden over zoo machtige elec- trische stroomen was bijna iedereen te Los Amigos het er over eens, dal het een onverantwoordelijke verkwis ting van gedraaide hennep zou we zen, om de plaatselijke boeven op de ouderwetsche manieren hun snood heden te doen boeten. Maar in de berichten uit New-York over de eer ste electrocuties werd ook melding gemaakt van het feit, dat de dood der terechtgestelde misdadigers vol strekt niet zoo plotseling was geweest als vermoed werd. De electriciteitsmannen in het Verre Westen zagen onmiddellijk in, waar hem de kneep zaten te Los Amigos haalde men spottend de schouders op over de belachelijke schokjes,waar mede men de New-Yorksche misdadi gers doodde. Zou het lot hun een schurk in handen spelen, die den dood verdiend had, dan zoo betuig den zij zouden zij hem royaal be dienen en hem den stroom van alle dynamo's door het lijf jagen. Welke uitwerking zulks op het slachtoffer zou hebben, kon niemand voorspellen, maar dat de patiënt snel en afdoende naar de andere wereld zou zijn gehol pen daar waren het allen over eens. Nooit te voren was eenig schepsel zoo vol electriciteit gegoten, als zij hun eerste boefje hoopten te begieten. Men zou hem treffen de gecon centreerde kracht van tien bliksem stralen. Enkelen vermoedden, dat ver (branding het resultaat zou wezen, enderen voorspelden droge distillatie, dat het lijk in gas en damp zou over gaan en in de lucht vervliegen. Zoo stond de quaestie. toen Duncan War ner ten tooneele verscheen. Warner werd reeds jarenlang ge zocht door politie en justitie, verder door niemand. In zijn hoedanigheden van moordenaar, treinroover enz., had hij reeds lang de grens overschre den, waar de menschelijke genade ophoudt. Hij had een dozijn dooden verdiend en werd dan ook in allen vorm veroordeeld om geëlectrocuteerl te worden. Hij was een krachtig gespierd man. met een leeuwenkop, verwarde, zwar te lokken en wapperenden haard, die zijn halve borst bedekte. Toen ziin zaak voorkwam, was er in de propvolle zaal veen man met zoo'n nobel uiterliik als hij. Maar een mooi gezicht kan leelijke daden niet goedmaken zijn advocaat gaf zich alle mogelijke moeite, maar het eind was, dat Duncan Warner naar de groote dynamo's van Los Amigos werd verwezen. De gemeenteraad benoemde een commissie van vier leden, om alles te regelen. No. 1 was Joseph M'Conner, de man die de dynamo's had ontwor pen dan kwam Joshua Westmacott. de directeur van de Los Amigos Elec trical Supply Company. Het derde lid der commissie was ik zeifik zou fungeeren als medisch deskundige No. 4 was een oude Duitscher, zekcic Peter Stuipnagel. Er zijn in Los Amigos veel Duit- schers. en om hen niet te ontstem men, werd hun landgenoot benoemd. Men vertelde van hem. dat hij vroe ger in Duitschland een beroemd elek tricien was geweest. Hij knutselde ook eeuwig bij zich aan huis met ere-1 leiddraden, isolatoren en Leidsche flesschen, maar daar er nooit iets dragelijks voor den dag kwam, was men hem ten slotte als een onscha- delijken gek gaan beschouwen. De commissie vergaderde maar een keer en spoedig was alles geregeld. Te New-York was een stroom van ca. 2000 volts gebruikt, en de dood was niet onmiddellijk ingetredende schok was blijkbaar te zwak geweest. Los Amigos zou zich wel wachten, in dezelfde fout te vervallen. De span ning zou 6 maal zoo groot worden genomen en dus ook 6 maal zooveel uitwerking hebben. De stroom van al de groote dynamo's zou Duncan War ner door het lijf worden gejaagd. Zoo hadden wij drieën het afgesproken. Toen Stulpnagel, die al dien tijd gezwegen had, het woord vroeg en zeide Heeren, het komt mij vbor, dat u blijk geeft van een buitengewoon gebrek aan kennis, wat de leer der electriciteit aancaat. Gij begrijpt er niets van. De directeur van de Electrical Com pany was de eerste, die van zijn ver bazing bekwam. Hij gaf ons een knip oogje en vroeg op eenigszins sporten den toon Wel, meneer wees dan zoo goed ons te willen mededeelen, welke fout in onze redeneering schuilt. In de veronderstelling, dat bij de toepassing van een sterkeren stroom ook de uitwerking sterker zal zijn.Wat weet eigenlijk af van den invloed die stroomen van zeer hooge span ning op het menschelijk organisme uitoefenen Uit de praktijk niets, zeide do president. Maar door redeneering kunnen wij er toch ook wel komen Alle poeiers en drankjes hebben bij grooter dosis, ook krachtiger uitwerking. Bij voorbeeld... Whisky viel Joseph M'C.onncr in. Juist. Bijvoorbeeld whisky. Uw voorbeeld is niet gelukkig gekozen, antwoordde Stuipnagel. Uit de dagen, toen ik nog whisky dronk, herinner ik mij, dat één glas mij opwekte, maar dat zes glazen juist het tegenovergestelde effect had den. daar ze mij slaperig maakten. Als het nu met de electriciteit eens njt zoo was? Wij drieën, mannen van de prak tijk barsten in lachen uit. W ij wisten wel dat onze collega dwaas, niet (lat hijzóó dwaas was. Het gezwets van den ouden heer begon ons te vervelen, en de presi dent sloot de debaiten. Met drie stem men tegen een die van Peter Stuip- nagel1 werd de ontworpen regeling goedgekeurd. Slechts weinigen was het vergund de electrocutie bij te wonen. Natuur lijk waren wij vieren, als leden der commissie, aanwezig. Verder waren er nog de man, die onze aanwijzingen zou moeten vol gen, de directeur van de gevangenis, cle geestelijke. De ambtenaar, die ver antwoordelijk is voor de behoorlijke uitvoering van dergelijke vonnissen, en drie vertegenwoordigers van de pers. De executiekamer was een kle'n gemetseld vertrek, een aanbouwtje van de electrische centrale. Het had vroeger voor waschvertrek gediend. Behalve een kachel en de stoel voor den veroordeelde, waren geen voor werpen in de kamer aanwezig. Voor den stoel lag op den grond een me talen plaat, waarop de voeten van den misdadiger moesten rusten. Bo ven den stoel hing een geleiddraad, die met een metalen staafje kon wor den in contact gebracht met een metalen helm, die den veroordeelde op het hoofd zou worden gezet. Zoodra het contact zou zijn tot stand geko men zou Duncan's ure gesl-gen zijn. Opeens hield alie gefluister op de veroordeelde naderde. De beide elec- triciens waren bleek geworden en keken nog eens of de draden wel goed in orde waren. Zelfs de ambte naar, die toch al heel wat had mee gemaakt, voelde zich allesbehalve op zijn gemak. De eenige man, die niet onder den indruk der komende gebeurtenissen scheen, was de malle Duitscher hij wandelde van den een naar den an der. en de spotachtige trek op zijn gelaat was, in de gegeven omstandig heden, hoogst ongepast en hinderlijk. De geestelijke vond het dan ook noo- dig er een woordje over te zeggen Hoe kunt u uzelf zoo vergeten, dat u grapjes maakt in het aange zicht van den dood, mijnheer Stulp nagel De Duitscher wilde iets antwoorden toen cle deur openging en Duncan Warner, tusschen twee bewakers, werd binnengeleid. Het gelaat van den man teekende groote vastbera denheid. hij keek om zich heen en nam toen resoluut plaats in den vreeselijken stoel. Een Zaterdagavondpraatje. Met instemming en goedvinden van geachte lezeressen en lezers zullen we de schouwburgquaestie vandaag laten rusten. Ik zie, op mijn woord 'van eer, geen kans om er iets over te zeggen, dat niet al gezegd is. Boven dien leven we in afwachting van de dingen die komen zullen, en het is altijd goed een kip, die zit te broeden, niet op te schrikken. De Raad broedt op de vraag, of B. en W. de rappor ten van de deskundigen al dan niet ter visie zullen leggende heer Van Gasteren op de vraag, hoe het moge lijk is op een klein tooneel groote stukken te geven en de eigenaar van den schouwburg op de vraag hoe hij een vernieuwd theater zal bouwen, dat genade kan vinden in de oogen van den directeur van publieke wer ken, den kommandant van de brand weer en den commissaris van politie. Laat ons dus niet storen en liever af wachten wat er uit deze eieren zal ko men gekropen eenden, ganzen of zwa-1 nen. Ik zelf ga dan ook niet in op de vraag, in hoever de politie autoriteit is op 't gebied van bouwkunst en brandgevaar. Ja, de politie is wel overal aanwe zig. Ik heb zelfs een agent aangetrof fen, die op 't Stadhuis klaarblijkelijk was neergezet om samenscholingen, oproer, vechtpartijen en bloedbaden te voorkomen ter gelegenheid van de verkiezing voor de Kamers van Ar beid. Op het oogenblik toen ik de groote hal op 't Stadhuis binnen kwam, had de brave man daarvan voorloopig niets te doen. De eenige samenscholing die ik waarnam, be stond uit hemzelven en mij en geen van ons beiden voelde op dat moment aanvechting tot oproer, vechtpartij of bloedbad, terwijl de leden van het stembureau, achter de gesloten deu ren verborgen, met meer dan aardsch geduld zaten te wachten op klanten, ik bedoel op kiezers. Een van de le den van het stembureau had, om zijn geduld te hulp te komen, een boekwerk meegebracht, 't Moet ook een heele toer wezen om het een uur of wat pratende te houden En de eenige voldoening die de le den van 't stembureau kunnen sma ken is deze, dat zij heelemaal gratis een uur of wat aan de gemeente heb ben gewijd, want deze taak in de stembureaus, hoe vervelend ook, wordt niet met presentiegeld geho noreerd. De leden moeten de beloo ning in zichzelven vinden. En nu ik toch eenmaal op 't stad huis was heb ik meteen den tol van mijn bewondering betaald aan den toestand van de groote hal. Ze ziet er op dit oogenblik uit als een schoon- maakstersideaal. De vloer is nog nat van 't boenen, de witte muren zijn nog niet bedekt door de bekende wa penborden, de walvischkaak is nog altijd op 't Museum in gezelschap van de Halsen. de schilderij van Haarlem's beleg zwerft nog altijd el ders rond, zoekende naar een nieuwe plaats, waar ze hangen mag. De heele hal doet denken aan veel groene zeep, heel veel soda en bijzonder veel wa ter. Huismoeders die op 't punt staat den grooten schoonmaak in uw eigen huis te beginnen, gaat dat zien Maar komt dan, als ik u bidden mag, niet 's middags. Dan staat na melijk de zon op het raam aan den zuidkant en schijnt u in de oogen, van 't oogenblik af dat ge de trap 1 opkomt tot aan 't moment, dat ge de zaal weer verlaat. Vroeger had niemand daar last van, omdat toen de groote schilderij over dat zuidelijke venster hing. Thans is het hinderlijk geworden. Een gemeenteambtenaar kan nog wel de zon in 't water zien schijnen, maar zoo vierkant in zijn gezicht is al te vrijpostig. Men zou het dan ook wel waardeeren, wan neer er iemand was, die aan de ge meente een gekleurd en gebrand glas wou vereeren, om in dat lastige raam de zonnestralen tot bescheiden heid te dwingen, maar er bestaat eenige vrees, dat onder de tegen woordige omstandigheden niet veel ingezetenen zich tot een dergelijk ge schenk geroepen zullen gevoelen Ja, onder de tegenwoordige om standigheden zijn de menschen allen tot zuinigheid geneigd. Die door de financieele catastrophes getroffen werden, hebben alle reden om wat langzaam aan te doen en er zijn anderen, die wel niet bij deze gebeur- I tenissen betrokken zijn, maar daarin toch een geschikt voorwendsel vin den, oin hun leven op ietwat eenvou- diger voet te brengen. En intusschen probeert men, om de zevenduizend gulden, die in het eerste faillissement aan een schoolvereeniging zijn uit gekeerd, weerom te krijgen. Ik vecht net zoo lief tegen de bier- Blijkbaar is er intusschen verbe tering van die omstandigheden op komst. Ik zie daarvan voorteekenen in het gelukkige feit, dat in den tijd van veertien dagen onomstootelijk is vastgesteld, dat Lourens Jansz. Cos- ter de boekdrukkunst heeft uitgevon den en dat de Koning van Portugal de verdiensten der Haarlemmerolie door een ridderkruis erkend heeft. - kaai. Mr. de Kanter heeft deze som uitgekeerd met instemming van den I rechter-commissaris en de schoolver- eeniging heeft daarvoor quitantie ge geven, niet op naam van de gefail leerde firma, maar op dien van een der firmanten, die penningmeester was. ..Bovendien zijn ze al lang op", zei mij iemand die 't weten kon, heel I kalm langs zijn neus weg, „de school- j vereeniging heeft die zevenduizend gulden uitgegeven. Op is op." Ik denk dat de tegenpartij dit welj een gemakkelijke redeneering vinden zal, maar dat ze er niet mee tevreden zal zijn. Evenmin als sommige eige naars en eigenaressen van woningen, die maar niet kunnen of niet willen inzien, dat wanneer zij aan de voor- j schriften van 't gemeentebestuur aan gaande water enzoovoorts niet vol doen, de huisjes onverbiddelijk wor- den afgekeurd. Maar hoe nu, wan neer het gemeentebestuur zelf op de vingers wordt getikt I Er gaan berich ten, dat het water in den Veerpolder wordt verontreinigd door afval van I de lichtfabrieken, zoodat het vee, dat j daarvan drinkt, er ziek van zou kun nen worden, wat weer ongunstig zou kunnen werken op de melk van deze koeien. Er is iets opmerkelijks in, dat deze klachten juist samenvallen met de op- positie van een aantal melkverkoo- pers tegen de nieuwe verordening op de melk. Er is reden om te vrageni is het hier een water- of een melk- quaestie Öf zal het naderhand een water-en-melk quaestie blijken te zijn! geweest, wanneer de heer Van der j Sleen rapport over dit water zal heb ben uitgebracht en aangetoond, dat I I het Veerpolderwater dit jaar even-| 1 min schadelijk voor het vee is als verleden jaar, toen nog niemand er over klaagde, maar de melkverorde- ning ook nog niet bestond Ik vraag maar. En ik vraag ook, waarom de Kamer van Koophandel nu weer besloten heeft, hare vergade ringen niet in 't openbaar te hou den. Andere Kamers, die laat ons zeggen toch wel even belangrijk zijn, zooals die in Amsterdam en te Rot terdam, houden hare vergaderingen wel in 't openbaar en blijven er flink en gezond bij. Althans ik voor mij heb nog nimmer het tegendeel ge hoord. Des te merkwaardiger is het, omdat de Haarlemsche Kamer van Koophandel gepresideerd wordt door iemand ,die zelf van nabij tot de journalistiek in betrekking staat en die dus; zooals vanzelf spreekt, warm voor de openbaarheid der vergaderin gen zal hebben gepleit. Ik ben er na tuurlijk niet bij geweest, want de vergadering i s niet openbaar, maar ik kan mij ook zonder dat een goede voorstelling maken van het enthou siasme, waarmee de voorzitter zal hebben gewezen op den geest van den tijd, die openbaarheid wenscht van de openbare zaak, op de belang stelling die de openbaarheid der vergaderingen bij 't publiek zou wakker roepen, op de wensche- lijkheid van beschouwingen in de pers over wat er in de vergaderingen behandeld werd, ja van critiek als 't zijn moest... ik kan mij zoo inden ken in den geestdrift, waarmee de voorzitter dat alles zal hebben toe gelicht en verdedigd. Helaas, het heeft niet mogen baten. De Kamer heeft bij meerderheid van stemmen besloten, dat de vergaderingen niet openbaar zouden wezen, zoodat het eenige, wat 't publiek er van zal vernemen, be staan zal uit het résumé van den Secretaris, toegezonden aan de bla den. Niet, dat ik ook voor dat résumé niet al dankbaar wezen zou Mijn kinderhand is gauw gevuld. Maar voor een ingezetene, die minder tevre den van aard is, lijkt dat résumé wel eens een beetje onduidelijk. Zoo lees ik in het laatste bericht van dien aard, dat er een schrijven over de telephoon te Heemstede is behandeld, dat in de notulen van de vorige ver gadering is opgenomen en waarop de Kamer een antwoord heeft gegeven, dat in de gedrukte notulen van een volgende vergadering zal worden op genomen. Voor mij hindert dat minder. Ik ben zoo niet, dat ik aanmerking maak op alles en nog wat. Als ik weten wil, wat er in dien brief stond, dan moet ik de vorige notulen maar op slaan, die wel ergens in de maand Februari zullen zijn gepubliceerd en als ik op de hoogte wil zijn van wat de Kamer geantwoord heeft, dan zal ik rustig en bedaard tot de volgende maand wachten. Minder gemakkelijke menschen zul len evenwel zeggen, dat zoo'n voor lichting van "t publiek eenigszins duister is l Hoe dat ook wezen mag, de verga deringen blijven gesloten. De meer derheid in de Kamer wil van open baarheid niet weten. Minder bevreesd daarvoor is het Raadslid dat ik op een goeden morgen in de Groote Hout straat aantrof, midden op straat aan een poney voor een groentenkar klontjes voerende. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 5