BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ZONDAGSBRIEYEN.
Natuurhistorische Wandelingen
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 16 APRIL 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
17.
De Keerzijde van de Medalje.
Waarde Mtvrouw,
Gij zult u herinneren, dat ik on
langs, u schrijvende over onze ge
stichten voor ouden van dagen en de
verbeteringen daarin aan te brengen,
kon wijzen op het uitmuntend voor
beeld dat Denemarken in dit opzicht
geeft. Terloops sprak ik toen ook over
het staatspensioen aan behoef-
tigen, 't welk men daar te lande kent
en roemde ik dit als een gezegende
instelling. Die lofspraak was volkomen
begrijpelijk. Een ouderdomspensioen
aan behoeftigen schijnt zoo zeer te
gemoet te komen aan de allereerste!
eischen van armenzorg en in die mate
te zullen verminderen een der meest
droevige en deelneming wekkende vor
men van armoede, dat ieder welden
kende zulk een instelling zal toejui-j
chen.
Nu is het evenwel leerzaam, zij 't
ook in hooge mate teleurstellend,
wanneer we ten opzichte van een
zaak, waar we erg mee ingenomen
zijn, met wier totstandkoming we eeni
lang in het oog gehouden doel bereikt
achten, van den meest onpartijdigen
kant, ~d. w. z. door de feiten der er-
varing, iets vernemen over ongedachte
schaduwzijden en belangrijke bezwa- j
ren, die de sympathie wel niet ver-
minderen, doch voor de duizendste
maal komen herinneren dat theorie en)
praktijk twee zijn. In hoever dit hier
het geval is, wil ik u eens vertellen.
Ik druk er nogmaals op. dat het.
teleurstellend is. Want er zijn
altijd kwaaddenkende menschen die]
overal uitvluchten meenen op te mer
ken. Erkent men de bezwaren die ge-!
opperd worden tegen een menschlie-
vende onderneming of een nieuw ,,so-1
ciaal" idee, dan komt men onder ver
denking van 't er niet ernstig mee
genomen te hebben en verheugd te
zijn er af te wezen. Tegen achterdocht
kan niemand zich ooit voldoende ver
dedigen. Die mogelijke verdenking ver
hindert mij dan ook niet om hetgeen
ik u ga vertellen in hooge mate leer
zaam te noemen en de aandacht ten
volle waard." De oogen te sluiten voor
gebleken nadeelen zelfs van datgene
wat we uitmuntend waanden, is altijd
een dwaze praktijk die zichzelf straft.
Wie er daarentegen de oogen voor
opent doet dit niet om zich aanstonds
uit het veld te laten slaan, maar om
dat hij de waarheid liefheeft en lee-
ren wil. omdat hij partij wil trekken
van de lessen der ervaring, liever
dan, al zij het met de beste bedoelin
gen. een paardje te berijden dat ge
bleken is ik zegt niet, in dit geval
een stokpaard te zijn, maar, hoe
goed en echt het dier ook wezen moge,
niet goed ingereden te wezen, of
wel gebreken te hebben laat het dan
wezen de gebreken der jeugd.
Een onzer dagbladen deelde deze
week mee. dat de heer Niels Wester-
gaard. directeur van het burgerlijk
armbestuur te Frederiksborg, over de
j werking van dit staatspensioen in De- te zamen voor de eene helftterwijl
j ncmarken gegevens heeft openbaar I de andere helft gedragen wordt door
i gemaakt, die tot een conclusie bren- den Staat.
gen als ik boven omschreef. Het is
altijd zóo de praktijk van het' Ziedaar het stelsel.
leven moet over elk stelsel eerst haarj Nietwaar dat ziet er aanlokkelijk
licht doen schijnen vóór we voldoende uiL Daargelaten dat men de uitkee-
j oordeel en kunnen. En de praktijk ring dle trouwens van 1893 ataan
brengt ons tegenover verschijnselen geregeld stijgende is geweest groo-
en gevolgen die, hoe eenvoudig en ter zou wenschen, het denkbeeld, zoo-
begrijpelijk vaak, ons toch doen zeg- j,et hier wordt toegepast, zou men
i gen Ja, daar had ik niet genoeg aan aanstonds voor ons vaderland over-
gedaeht j genomen willen zien.
j Doch wat heeft thans eene tienja-
Laat ik u eerst het stelsel wat uit- rige ervaring geleerd
j voeriger beschrijven. j Dat het aantal gepensioneerden
De vorm van het Deensche staats- met 38 pet. (een ontzaggelijk veel
pensioen is niet een verplichte 'grootere stijging natuurlijk dan die
verzekering, maar een uitkeering der bevolking) gerezen is, laat ik rus-,
z o n d e r dat de te verzorgen perso-ten In hoeverre dit verschijnsel on-
nen z e 1 v e n iets hebben b ij g e d r a- gunstig moet genoemd worden ver-
1 g e n. Het schept dientengevolge, mag ik niet te beoordeelen. Dat de
'dan ook geen algemeen recht op uitgaven daardoor, gevoegd bij het
pensioen, doch enkel een aan-' allengs gelukkig grooter wor-
spraak wanneer de hulpbehoevende dend bedrag der uitkeering, gestegen
i zich door zijn levensgedrag die aan- zijn, laat zich hooren. Die stijging
spraak heeft waardig gemaakt. i liep. in de tien jaren, van 2.6 millioen
De naam luidt: ..Toelagen aan tot 5.5 millioen kronen en is dus ruim)
hulpwaardige oude lieden buiten de verdubbeld.
openbare armenzorg". Deze toelage Gelijk ik zeide, dit feit laat ik voor
wordt dan ook niet beschouwd als wat het is. Doch eigenaardige kracht
„bedeeling". hebben de volgende minder gewensch- j
Voorwaarden zijndat men den te resultaten,
leeftijd van 60 jaar bereikt hebbe,1. De uitgaven voor het openbaar
Deensch burger zij en de laatste tien armwezen zijn in den gelijken ter-
jaar in het land gewoond hebbe. mijn slechts weinig verminderd: van!
Voorts dat men „niet onwaardig" zij. 7.9 tot 7.7 millioen kronen. Men zou
Tot de ooi-zaken die als o n waardig een grootere daling hebben gewacht.'
uitsluiten rekent de wetVeroordeeld 2. Wat erger is de particuliere ar- i
zijn wegens een onteerend feit ibe- menzorg is er door afgenomen, zoo-
houdens eerherstel)dat de behoeftig- wel die van werkgevers als die van
heid te wijten is aan een ongeregeld verwanten en vrienden, zelfs die van
verkwistend leven of aan op andere naaste verwanten. Men verontschul-
wijze veroorzaakte eigen schulddat digt zicli met te zeggenwat ik geef
men een aanstoot gevend leven heeft komt niet meer den behoeftige ten
geleid eindelijk dat men in de laat- goede, maar ik ontlast daardoor de j
ste tien jaren wegens bedelarij of openbare kas en daarom houd ik mijn 1
landlooperij is opgebracht, of in dat-, hulp terug. Om diezelfde reden doen'
zelfde tijdsverloop armlastig is ge-ook allerlei instellingen van liefdadig-j
weest. heid minder aan de verzorging van j
Dit laatste is metterdaad een goede oude lieden, en de meeste nieuw op-'
voorwaardeeene, die niet strekt om gerichte sluiten uitdrukkelijk diegenen
op „armlastigheid" op zich zelf een uit, die al in het genot zijn van zulk:
onteerend stempel te drukken, maar een openbaar pensioen,
wel om anderzijds het karakter van 3. Wie boven de 60 jaar is, kan moei-
het staatspensioen te verhoogen en er lijk meer werk krijgen. De jongeren
het denkbeeld van bedeeling aan te dringen op, bewerende dat de oud-
ontnemen. jes pensioen kunnen krijgen, zoodat
De hoegrootheid der uitkeering is deze laatsten, als ze nog flink zijn1
afhankelijk van de behoefte van het en willen ze weïfken, door de wet be- J
gezin, en wordt gegeven in geld of in nadeeld worden.
voorwerpen, of wel vervangen door 4. De eigen voorzorg is afgenomen. I
opneming in een gesticht. Bij de uit- Er wordt minder gespaard en er wor-
keering komt niet in aftrek (deze be- den minder verzekeringen gesloten,
paling is in 1902 er bij gemaakt) wat Dit wordt met cijfers bewezen. Bij de
de bejaarde geniet door hulp van an- Deensche Werkliedenbank, die lijfren-
deren of eigen inkomsten, pensioen ten verzekert op 60-jarigen leeftijd,
enz. beneden de 100 kronen (67 gulden was het getal van zulke verzekeringen
Hollandsch). j van 1872—1891 gestegen van 182 tot
De g e m i d d e 1 d e jaarlijksche uit- 666 jaarlijks. Na de toepassing der
keering per hoofd bedroeg in 1902 93 pensioenwet daalde het cijfer gere-
kronen (ongeveer f62). Hoeveel de geld; het eerste jaar reeds tot 424,
hoogste en de laagste bedragen zijn,in 1900 zelfs tot 53. Dit is een sterk
weet ik niet. Ik lees alleen dat het voorbeeld van achteruitgang van
bedrag in sommige gevallen stijgt eigen zorg.
boven 150 kronen. 5. Daar waar eenige inkomst uit
Voor de volledigheid voeg ik erbij, anderen hoofde wordt genoten, tracht
dat de uitkeering komt ten laste èn'men de wet te ontduiken door die in-
van de werkelijke woonplaats èn van komsten te verbergen. Hieraan is ten i
het in Denemarken nog bestaand deele te gemoet gekomen, gelijk ik J
„wettelijk domicilie van onderstand", boven zeide, door in 1902 te bepalen
in en om Haarlem.
III.
te brengen. Opzettelijk blijven we even
staan (de verkooper ziet belangstelling
en vermoedt kooplust), maar al zou
den we gaarne de lezers eens een
overzicht geven van de planten, die
wel en die niet geschikt zijn voor
kamer of tuin, onze gedachten dwalen
af op het zien van die platte houten
dat inkomsteö tot 100 kronen niet
worden afgetrokken, maar geheel is I
het euvel met weggenomen.
De algerneene indruk is vooral, dat
het van zich afwerpen van zedelijke
verplichtingen, zelfs door naaste ver
wanten, met een beroep op het staats- 'tls Maandagmorgen. Gelijk ge-
pensioen, veelvuldig is in het leven J woonlijk zijn we vroeg bij de hand,
geroepen en op betreurenswaardigei en gaan vöor de dagtaak begint, nog
wijze aan het licht treedt. i even een wandeling doen. Onze weg
voert ons langs de Gasthuisvest, en
Tot dusver wat de heer Westergaard 't kan niet anders, onze blikken wor-
meedeelt. Men kan niet ontkennen dat den getrokken door die massa's bloe
de euvelen, die hij als gevolgen van men en planten, die de Aalsmeerscl*e
de instelling opnoemt, „zich laten kweekers hier trachten aan den man
hooren" zooals we gewoon zijn te zeg
gen. Het is, dit geef ik toe, zeer wel
mogelijk dat zekere economische op
vattingen bij hem een rol spelen en
eenigen minder gunstigen invloed ge
had hebben op de wijze waarop hij
de cijfers voorstelt. Doch ik weel
daarvan niet af, en de besch'-Kiiging
zou misschien zeer onbillijk zijn. Doch i bakken gevuld met Prim ul a:o,
al ware er eenige waarheid in dezejviolen en Vergeet-mij-nieten.
gedachte, er is in de beweerde gevol- Laten we 't voor heden bij dit drie
gen te veel wat alleszins natuurlijk tal laten, dan kan men ons zeker
schijnt, om niet tot nadenken te no-'niet betichten te veel hooi op de vork
P6n- 'te hebben genomen, ofschoon er van
En dat is het wat ik bedoel, omdat dit drietal zooveel te vertellen is, dat
we ons nooit genoeg van de hooge daarmede best een handig boekje te
noodzakelijkheid daarvan kunnen I vullen Zou zijn.
doordringen. Onze armenzorg is ge-1 Primula, de eersteling der Lente,
brekkig en voortdurende verbetering de bekende sleutelbloem, 't is een echt
van het lot der minderbedeelden is inheemsche plant en al heeft de cul-
een onafwijsbare eisch. Een vast pen- j tuur ze trachten te verbeteren, ze
sioen voor bejaarden, voor hen die blijft gekweekt en wild tot een der
niet meer werken kunnen, een levens- j liefste voorjaarskinderen behooren.
onderhoud waarop zij rekenen mogen.1 Nauwelijks hebben de sneeuwklokjes
een weggenomen bange vrees voor j baar maagdelijk wit verloren, en be
den ouden dag, is zoo iets voortref- ginnen de vruchtbeginsels te zwellen,
felijks, dat we voor de verwezenlij-0f ze worden op den voet gevolgd
king ervan andere nadeelen willen lij-1 door de primula's
den indien deze bleken onoverkome-1 Gewoonlijk kent ieder zelfs de
lijk te zijn Doch dit neemt niet weg Latijnsche soortnaam veris er bij,
de verplichting om te trachten die na-, wej een bewijs hoe deze plant gekend
e n te beperken zooveel we kun-!wordt. En geen wonder; 't is een
nen en naar den besten weg te zoe- j lieVe verschijningdie roset van
ken. Wie aan een ander zich spiegelt.langwerpig, ongesteelde lichtgroene,
spiegelt zich zacht eenigszins bultige bladeren in 'twild
Zoodanige lessen zijn nuttig voor of iü den tuin het aanzijn te zien
hen, die doordraven en meenen dat even aan tai van schoone bloempjes,
men op slag en stoot een maatschap-Het meest bekend is wel de variëteit:
pij hervormt Voorts voor die anderen, de 8tengellooze, d.w.z. die, waarbij de
die lederen bedachtzamen hervormer bloeme° op enkele steel zich
beschuldigen van het goede niet te verheffen. Vooral bij de gekweekte
willen. En met het minst zijn zij nut-zjen we een stengel met een scherm
tig voor hen, die weinig oog hebben !van ge8teelde bloemen, deze hoofdas
voor het feit dat men een stoffelijke1 ontbrBeekt nu bij de bekendste. Be-
hervorming kan invoeren, die inder- sloten in een f03 omhullende, ver-
daad mets tegen zich schijnt te heb-:groeide kelk zit de eveneens ver-
i en die toch kan blijken gedrukt groeide trompetvormige bloemkroon.
n„/aanH - Jbezwareu-: Reeds eenigszins aangemoedigd door
Onaer bezwaren, die. had men ze de wetenschap, dat soms in kleinig-
,.!IC" v00rzieP,' wel niet van de m- beden mooie geheimen verborgen
stelling of doorvoering van den maat-zitten zie d®ze of e reeds be.
regel zouden hebben teruggehouden, lang8t'ellend jn het bloembuisje turen,
maar toch groeten invloed zouden ge-,Da£r zitteil z00 waar dicht opeenge-
had hebben op den vorm. Daarom ,sjdrn de vijf helmknopjes en op
te gaan schole een lang dun steeltje steekt daarboveJ
luit het stempeltje, een rond knopje
i- van uwe belangstel-1 gereed om det stuifmeel op te vangen,
hng m deze dingen overtuigd ben. |ohij„baar ontbreekt dit knopje soms,
ZJZir 1 g6WeeSt eriwant in tal van bloempjes turend
een praatje over te houden. - -
Met
blijf ik
.zien we slechts de vijf meeldraden,
ware hoogachting en groet Hoe kfln dit zijn, wJek merk ee?t
uw dw. dr.
LECTORI SALUTEM.
op, dat alle bloemen op hetzelfde
plantje hetzelfde vertoonen, dus hoor
ik zeggen, dan zijn er twee soorten,
en de voortvarende leek, zoo spoedig
soms gereed, om gevolgtrekkingen te
maken, beweert reeds, dat dit manne
lijke en dat vrouwelijke plantjes zijn.
Volstrekt niet. Een nader onderzoek
leert ons dadelijk, dat in beide bloe
men stampers en meeldraden voor
komen, hier de eerste lang en de
laatste kort, daar andersom. Overigens
volkomen op elkaar gelijkend, ver
schillen ze alleen in deze bij.
zonderheid.
Deze bijzonderheid echter is voor
de plant van 't hoogste belang. Of-
scho n de naam stuifmeel het zou
doen vermoeden, stuift dat gele poeder
toch niet zooals bij de katjes van els
en hazelaar en tal van andere planten
met zoogenaamde windbloemen.'! Zijn
hier insecten, die het moeten over
brengen en al kwam al dit stuifmeel
van zoo'n vijftal meeldraden nu ook
op den stempel van dezelfde bloem,
dan nog zou het te bezien staan, of
het zaad wel rijp werd, of er wel eens
zaad zou gevormd worden, en zoo dit
nog wel het geval was, zou dat zaad
zulke zwakke plantjes voortbrengen,
dat die in den strijd om 'i bestaan
zouden ondergaan. En te strijden heeft
dit plantje zeker, maar daarvoor moet
gij het in den natuurstaat gadeslaan.
Vliegen nu insecten: bijen, hommels,
enz. op deze bloempjes, dan nemen
ze aan de haartjes van hun lichaam
wat stuifmeel mede, dat al naar de
hooge re of lagere plaatsing van de
meeldraden verder of minder ver op
't lichaam komt. Komt zoo'n insect
nu in een bloem van anderen vorm,
dat reikt juist tot die plek de langere
of kortere stempel en de zaak is in
orde, want aan den kleverigen stem
pel blijft dit stuifmeel heel gemak
kelijk vastzitten. Door het dunne
steeltje dringt de inhoud van zoo'n
stuifmeelkorrel gemakkelijk tot aan
het dikkere benedendeel, wat als
vruchtbeginsel bekend staat. Hier
bevinden zich talrijke eitjes, die na
samenvloeiing met den inhoud van
zoo'n stuifmeelkorrel kunnen voort-
groeien tot zaadjes. De lokkende deelen,
meestal geur en kleur verspreidend,
sterven ai en de planten doen al hun
best om het zaad tot rijpheid te bren
gen. Gelukkig echter kunnen ze zich
ook anders vermenigvuldigen, nu niet
zooals bij 't speenkruid door knol
letjes, maar door een wortelstok.
Wilden we nu nog uitweiden over
de verschillende soorten, er zou voor
de andere twee van 't drietal in 'fc
geheel niets overblijver.. Toch willen
we den lezers nog even wijzen op 't
effect, dat deze plant kan maken, bij
smaakvol gebruik, zelfs in de kamer.
Loop daarvoor even naar de Zijlstraat
en blijf vijf minuten staan voor den
bloemenwinkel.
Maar vrienden, ik hoor klachten,
violen en vergeet-mij-nieten trachten
zachtsteunend, doch voor mij verstaan
baar, me op een onbillijkheid te wijzen;
ik begrijp die taal, en toch kan ik
heden die beide kinderen geen recht
laten wedervaren, want de ruimte is
te klein. Liever daarom tot later, als
ze bescheidener van vorm, maar niet
minder mooi van kleur zich langs
duinwegen scharen, om den wandelaar
te toonen, hoe grootsche scheppingen
juist vaak in 't kleine zijn weggelegd.
Een Zaterdagavondpraatje.
De wonderen zijn de wereld vol
strekt no gniet uit. Of lees ik daar.
niet in de couranten, dat verschillende
afdeelingen van den Bond van Horlo-
Jèmakers zich 1 tebben gewend tot den
Raad, met het verzoek om te bevor
deren. dat er een uniforme tijdregeling
totstand komt? Tot dusver had ik
altijd gemeend, dat niemand zoo
groot belang had «bij verschil van
tijd, als juist de horlogemaker. Wan
neer laat iemand zijn horloge repa
reren of zijn klok nakijken? Wan-
leer die er een tijdregeling op hun
dgen hand op nahouden, altijd voor
et altijd achter loopen, niet wanneer
ie gelijk blijven met de in onze om-
feving toonaangevende uurwerken,
k mijn onnoozelheid was ik dus van
'Pinic. dat de grootst mogelijke tijds-
tërwarring de voor horlogemakers
irdeeligste 'toestand was.
Blijkbaar heb ik me hierin vergist,
iders zouden de horlogemakers toch
'iet bij den Gemeenteraad requestree-
Jammer voor hen, dat ze er
jrshands zoo weinig succes op heb-
,-J. B. en W. namelijk, leuk en
toog, geven den Raad in overwe-
tog te antwoorden, dat een request
de Regeering minder noodig
Pfijnt, daar immers deze reeds te I
?onen heeft gegeven, dat zij een uni-
Hnen tijd voorbereidt,
ft denk zoo, dat de horlogemakers
nden kunnen antwoorden„hoe
!«r aandrang, hoe beterAls de re
ling merkt, dat men er in den
'de veel waarde aan hecht, zal zij
jcht meer haast met haar voorstel
maken en den beruchten „bekwamen
spoed" vervangen door gewonen
spoed, die volgens de ervaring veel
spoediger is."
Met een uniforme tijdregeling zul
len, naar mij verteld is, vooral ge
diend wezen de menschen, die eiken
dag op den trein zitten, meer nog,
dan die eens een enkelen keer op reis
gaan. „Die vergissen zicli zoo licht
niet", zei een aborrné van de Holland-
sche Spoor, die dagelijks heen en weer
gaat. En toen ik hem verbaasd aan
keek, gaf hij mij de verklaring er bij.
„Soms gebeurt het, dat ik met een
anderen trein wil gaan, dan met den
gewonen. Dan sla ik van te voren het
spoorboekje op en kies er een uit, die
vertrekt bijvoorbeeld te 10 uur. Tien
uur, zeg ik dan in mijzelf, dat is dus
10.20. Ik steek mijn boekje weg, ga
weer aan het werk en denk vooreerst
aan mijn trein niet meer. Tegen den
tijd dat mijn werk af komt. denk ik
weer aan den treinhoelaat gaat hij
ook weer? o ja 10.20, dat is dus 10.40,
en 10.35 ben ik aan het station present
en verneem daar, dat de trein dien ik
hebben moet, een kwartier geleden is
weggegaan, omdat ik tweemaal de
20 minuten heb bijgeteld."
Zulke verstrooide abonné's zullen
er dus zeker beter aan toe zijn, wan
neer spoortijd en stadstijd eea en de
zelfde zullen zijn geworden, tenzij ze
door de kracht der gewoonte ook dan
nog mochten blijven voortgaan twin
tig minuten bij te tellen. Op gevaar
af van voor een verstokten conserva
tief uitgescholden te worden moet ik
als mijn persoonlijke meenïng te ken
nen gever», dat het beter is. zulke din
gen als het eenigszins mogelijk is,
maar te laten zooals ze zijn. wanneer
geen overwegende redenen bestaan om
er verandering in te brengen.
I Zooveel is zeker, dat een uniforme
tijdregeling toch evengoed een ideaal
zal blijven als de quadratuur van den
cirkel. Wij menschen leven allen on
geveer op onzen eigen tijd. Jan leeft
op Jan's tijd en Piet op Piet's tijd
en Gerrit weer op Gerrit's tijd. En
denkt ge soms, dat dit niet waar is,
vraag dan eens in een gezelschapje
aan al de aanwezigen, hoe laat het
op hun horloge is. De een zegtpre
cies tien uur, de ander heeft het vijf
minuten over, de derde zeven minu
ten voor tien, om van grooter ver
schillen maar niet te spreken. Niet
één wijst precies even laat als een
ander.
In mijn jeugd, toen er officieel maar
één tijdregeling was en de spoorwe
gen nog niet aan Greenwichtijd dach
ten, wisten wij dat ook al. 't Was
een heele aardigheid om een wande
ling te doen en aan iedereen dien je
ontmoette, met goed gehuichelde be
leefd- en weetgierigheid te vragen, of
hij ook kon zeggen, hoe laat het was.
De argelooze voorbijganger trok bijna
altijd zijn uurwerk en de pret zat
juist in de verschillende antwoorden,
die we kregen en die inderdaad dik
wijls zoover uiteen liepen, dat het kon
voorkomen, dat een wandeling van
een kwartier, begonnen te kwart over
twaalven, eindigde precies te twaalf
uur.
Mochten soms andere kwajongens
er de proef eens mee willen nemen
(;k zelf ben er te oud en to stemmig
voor geworden) dan zullen ze zeker
ervaren, dat, hoe ook de tijd veran
derd is sedert mijn jeugd, hij in dat
opzicht niet is vooruitgegaan.
Er is dus van den Minister een wet
telijke regeling te verwachten. Hoe
Zijne Excellentie die denkt totstand te
brengen, is mij niet duidelijk, want
bij den Greenwichtijd op de sporen
zijn internationale belangen gemoeu.
en de Minister kan toch kwalijk een
gemeentebestuur verplichten, zijn ste
delijke klokken gelijk te zetten met
den spoortijd. Aan zulke huishoude
lijke aangelegenheden van gemeenU*.
plegen Ministers niet te peuteren ze
hebben buiten dat wel werk genoeg.
Evenwel, TToe de Minister het doen
wil, behoef ik niet te weten.Als ieder
een het kon, dan zou wel iedereen
Minister kunnen wezen. Een andere
vraag is, of wanneer de Regeering
den tijd voor al de gemeenten gaat
regelen, niet iedere gemeente voor
zich de openbare klokken met elkaar
in overeenstemming dient te gaan
brengen. Ik wil nu nog niet eens be
weren, dat soms onze hoofdklok der
Groote Kerk, onverwachts vijf minu
ten naar voren of naar achteren
springt, want zoolang mijn eigen hor
loge de onberispelijkheid niet heeft
verworven, kan ik nooit weten wie nu
eigenlijk de schuldige is van de twee.
Maar dat verschil tusschen onze
klokken onderling...
Wilt ge weten hoe weinig zij met
elkaar overeenstemmen? Wandel of
fiets dan al onze klokken langs en
noteer telkens, hoe laat het is op uw
eigen horloge en op de verschillende
uurwerken. Een van mijn vrie iden,
die dat deed op mijn verzoek Kwam
daarbij tot de navolgende conc.usie
Eigen horloge. Openbare klok.
12.58 Spaamekerk 12.53
1-2 Groote kerk 12.58
1-3 Stadhuis 1.
1-24 Nieuwe kerk 1.29
1-28 Houtpoort 1.28
Hieruit blijkt dus o.a., dat Je klok
van de kerk aan 't Spaarne tien mi
nuten verschilt met die van de Nieu
we Kerk. Een flinke wandelaar kan
dus te 1 uur van het Spaarne gaan
en te 1 uur op het Nieuwe Kerksplein
arriveeren.
Op *t stuk van tijdseenheid is in
deze gemeente dus ook nog wel wat
goeds te doen. Wat ons particulieren
betreft, ik vrees dat geen wet of ver
ordening ons ooit zal kunnen raken.
Onze horloges zullen wel ten eeuwigen
dage de anarchisten in de tijdreken
kunde blijven. En nu ik toch vau an
archisten spreek, moet ik toch., zij het
ook met leedwezen, verklaren, dat de
ergsten de horlogemakers zelf zijn,
in weerwil van alle requesten aan Ra
den en Regeeringen om eenheid van
tijd.
Ik kwam eens in een grooten hor
logemakerswinkel. Toen de deurbel
was overgegaan, kwam de eigenaar
niet onmiddellijk voor den dag, ik
moest even wachten. Intusschen keek
ik rond. Er stonden pendules, er hin
gen klokken, groote, en kleine, tus
schen wie evenwel niet de minste
overeenstemming heerschte. Wanneer
de slinger van den een naar rechts
ging, dan zwaaide die van den ander
naar links, dat er geen botsingen
ontstonden was een wonder. In de
manier van tikken heerschte even
eens groot verschil, de een deed het
snel, de ander langzaam, de derde
middelsoort. Maar 't ergste was, dat
zij het absoluut oneens waren over
den tijd. Een groote regulateur, wiens
deftig uiterlijk tot onbeperkt vertrou
wen uitnoodigde, wees drie uur. Een
prachtige marmeren pendule, met niet
minder vertrouwbaar uitzicht, ver
klaarde dat het tien minuten over
drieën waseen klein, kittig hang-
klokje trachtte de belachelijke mee
ning ingang te doen vinden dat het
vier uur was en een moderne pen
dule daarnaast was blijkbaar zoo in
de war geraakt door zijn eigen hyper
moderne, gedraaide wijzers en niet
minder modern- onleesbare cijfers,
dat hij vijf uur aanwees. Maar ho®
ik ook tuurde of keek, niemand was
het met een ander eens.
De horlogemaker kwam en ik ver
zocht hem, mijn horloge waarvan de
veer gebroken was, te repareeren.
Benieuwd om te weten, welke van
al die klokken nu wel zijn maatstaf
voor den juisten tijd mocht wezen,
vroeg ik hem bij 't heengaan „kunt
u mij ook precies zeggen, hoe laat
het is?"
Welnu, hij keek geen van zijn klok
ken aan, hij verwaardigde zelfs den
deftigen regulateur met geen blik,
maar haalde een oud, zilveren hor
loge uit den vestzak en zei„Ik heb
het tien minuten voor half vier."
Hij was een voorzichtig man. Hij
pretendeerde niet, te weten hoe laat
het w a s, maar hoe laat hij het had.
Dat voorbeeld beveel ik ter navolging
aan, totdat uit den Haag een wet zal
zijn gekomen, die decreteert hoe laat
het i s. een wet waaraan mijn oude
hangklokje, boer en edelman, deftige
regulateurs, alle Nederlandsche hor
loges, de klok van de Groote Kerk, de
Minister zelf kortom iedereen en
alles zich zal hebben te onderwerpen.
FIDELIO.