BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. 55. 1 «ONDAUSBRIEVEN. Nafuurhistoiisciii Wandelingen laarlemmer Halletjes ZATERDAG 30 APRIL 1904 to&U^ E ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. De 19. „LlefJe" e» ..Hin" ide dèt 'aarde Louise, oi Frans. at heb ik schik'gehad in uw bei- epistels Frans was wonder in zijn jpjes met de veeren die ik hein op hoed stak (zóo zijn we, de man- al niet minder dan de door ons lol geheeten vrouwenuitermate froelig voor een complimentje}. En 'jiiise juist zooals ik gedacht had altijd goedgeluimd, vond het hijs- vermakelijk met al haar geslacht- looten aan kant te worden gezet tot redenceren onbekwaam. Jlet al haar geslachtgenooten. fant die gunstige uitzonderingen" zoo schrijft gij „waarvan onze lend Lectori Salutem zoo aller- gndelijkst en vleiend gewaagt, zul- wel een klein, klein kuddcke uit- Jken". gij ondeugend vrouwmenscb dat hebt ge glorieus mis. Het mij werkelijk meenens met mijn kgen, dat cle gunstige excepties op ongunstigen regel lang zoo wei- ;e niet zijn. En daar verblijd ik iDoch gij troost u, naar gij schrijft, |-r het gebrek aan redeneergave ge- Ikelijk. „Juist toch in het. ge el. dat ons van de wijs brengen naar liet heet, hebben wij vrou- |n een vermogen, door hetwelk we, schakels van de redeneering over tuigend, het juiste weten te treffen, ?1 sneller en even goed als gij man- jn met uw logica. Daardoor komen op 't zelfde punt aan: alleen wij louwen wat eerder." pat is een handige zet van je, hiise Ziet ge nu wel 'dat de uit- juderingen niet zoo weinige zijn'? hebt met uw stelling lang geen on- (iijk. Maar zij werpt de mijne voi re!; t niet omver. Ik zou daar gaarne instonds op ingaan en aldus vol eis mijn belofte van de vorige week thans de quaestie bespreken van vrouwelijk gevoel als hinderpaal lor vlotte en vruchtbare redeneering. |Maar uw eigen schrijven houdt mij larïn tegen Gij dwingt mij vooraf jrug te komen op iets anders. De or mij opgeworpen tegenstelling n waarheids liefde en waarheids- n, daar kondt gij niet voldoende komen. Dat is u niet duidelijk. Mag ik dan voor heden dit nader «lichten Zin wordt hier gebruikt in de be ekenis vanzintuig. Evenals er ghamelijke zintuigen zijn, zoo zou- we ook van geestelijke zintuigen {innen spreken. En gelijk de zint,ui- des lichaams oor en oog en stzin bijv. niet bij alle menschen en scherp en vaardig zijn. zoo is het ik met de geestelijke. Laat mij eerst een wijle toeven bij stoffelijke. Dat uit onderscheiden Ithamelijken aanleg verschil in kunst- iardigheid en handigheid voort buit, heeft iedereen opgemerkt. Laat jongens timnieren leeren de heeft het „timmermansoog" dat hem fluks de rechte lijn 'doet zien en: omgekeerd als van nature doet op merken wat niet „haaksch" is: den ander ontgaat het. Twee oefenen zich met gelijke liefde in bouwkundig tee kenen de een snapt "met vaardigen zin de wetten en eigenaardigheden van het perspectief, de ander heeft er groote moeite mee. En hoe waar de stelling is ten aanzien van het muzi kaal gehoor een echt zintuig weet elk. Waar lief-Ie is, zijn nog niet altijd tact en slag aanwezig. Ik weet wel, dat liefde ons veel kan leeren en veel kan doen afleerendat zij eiken aan leg, die sluimert, oproept en verbor gen talenten te voorsch n brengt maar waar de natuurlijke gesteldheid ontbreekt, althans volstrekt niet mee werkt. daar wordt slechts met moeite afgekeken en aangeleerd, en soms nooit geheel verkregen, wat de aange boren zin, liet natuurlijk talent als het ware vanzelf verrichten. Denkt aan den omgang van som mige menschen met de dieren. Ilier is nieC louter liefde. Hier gaat met de liefde gepaard ik zou willen zeg gen hier gaat aan haar vooraf een natuurlijke gave, een talent dat oorzaak wordt van de liefde juist in dezen vorm. Ieder heeft wel gehoord van den heer Westerman,-den stich ter van „Artis' in Amsterdam een stichting, die zich in al haar rijkdom ontplooidliccft uit de kleine verza meling dieren die deze man, boekhan delaar van zijn vak, maar aartslief hebber van beesten, op den zolder van zijn huis in de Kalverstraat er op na hield. Onlangs zag ik den heerBiitti- kofer, den tegenwoordigen directeur der Rotterdamsche Dergaarde, afge beeld met een zijner leeuwinnen op den schoot. Maar op dit terrein vloeien ze immers over, de voorbeelden van vaardigheid en van resultaten, voort spruitend hetzij dan enkel uit liefde tot de dienen of misschien uit de be hoefte om zich een bestaan te vei. schaffen, maar vaardigheid en re sultaten toch altijd, die niet zouden verkregen zijn zonder eigenaardige zin en aanleg. Ontleedt dien z i n voor dieren zooals gij wiltnieuws gierigheid, opmerkingsgaaf, teedere aard. bewondering voor het bewerk tuigde leven, behoefte om voor iets te zorgen, lust in geduldproeven wat het ook zijn moge zooveel is ze ker een eigenaardige gesteldheid van lichaam en ziel combineert deze eigen schappen en behoeften, of enkele er van, tot wat ik noemen wildieren zin. Gij beiden hebt groote liefde voor de zee. Dat wil zeggenaan dit na tuurtafereel geeft ge de voorkeur bo ven: vele andere, boven bosch en hei de indrukken, die het machtige wa tervlak, bestraald door den zonne glans, overwelfd door den strakblau- wen hemel of door het wisselend wol- keusvel, b ij u teweegbrengen, zooals gij het ziet van den duintop, in be koorlijke rust of gebeukt door den zeewind, werken op u weldadig en vruchtbaar. Laat het zijn dat. gij werkelijk de zee aldus liefliebt ook aan 't een voudigst strand en liefst zonder bad plaatsruimte - - nog iets anders is de zin voor de zee van den echten Sche ven ingschen jongen, wiens vader en grootvader haar bevoeren, die van den moederschoot klom op de bom schuit van zijn vader, wiens oor van jongsaf werd gevoed zoowel met de geluiden der zee als met de zeemans termen van zijn oudere moeders; die, opgetogen aan het strand, de gehei men en eigenaardigheden en standen van den oceaan reeds als kleuter be vroedde. In hem wast geleidelijk de zin voor de zee op. En u'aaronder ver staan wij, gelijk wij zagen, eerstens begrip van en gemeenzaamheid met haar, maar dieper nogbehoefte aan haar. H weet niet beter of hij en de zee, ze behooren bij elkaar. Moedwillige overplaatsing naar een j Drentsche landbouwkolonie zou hij j voelen niet slechts als een ongeluk j maar als een onbegrijpelijke dwaas-1 heid. Brengen we thans de zaak op meer geestelijk terrein. Men spreekt van taal gevoel of taal zin. Ik geloof 'eraan. Er bestaat bij velèn aanleg bijv. voor het gemak-1 kelijk verstaan van de versmaat, het zoogenaamde metrum, d. i. de saam- voeging van lange en korte lettergre pen, waaruit, een versregel bestaat, of voor de geslachten der naamwoorden, zoodat een gemaakte fout het oor kwetst. Bij anderen is dit gevoel zeer zwak. Elke taal heeft haar eigenaar digheid van uitspraak allereerst, maar ook van woordvoeging en zinbouw en zegswijze haar onderscheidend ka rakter. De Franschen noemen het le génie d'u n e langue. Som migen, die een vreemde laai leeren, grijpen dit karakter der taal, na eeni- ge oefening, als bij ingeving; aan an deren brengt ge het bezwaarlijk bij. Ik geloof dat met cèh eigenaardige 'gesteldheid van 's menschen geest dit bezit of gemis aan taaizin samen hangt. Dat er ook op zé d e ij k terrein verschil is van menschelijke geaard heid, waaruit natuurlijke aanleg vooj deugden of ondeugden te voorschijn treedt, lijdt geen twijfel. Dit spreekt duidelijk genoeg bij eigenschappen als netheid en ordelijkheid eenerzijds, slordigheid en achteloosheid aan den anderen kant. Bij de neiging tot ne derigheid en eenvoud, dan wel tot zelfverheffing en aanmatiging. Bij I neiging tot werkzaamheid of tot lui- I heid. Zeker is, dat ter afleering van een gebrek of ter kweekipg eener deugd opvoeding, omgang, eigen wils kracht groote dingen kunnen doen. Ware dit niet het geval, het zag er treurig uitDit kan evenwel het feit van den natuurlijken aanleg niet op heffen. En zoo is er ook hier keer ik tot mijn punt van uitgang weer bij den eenen mensch een veel grooteren zin voor w a arbeid dan bij den anderen een verschil dat niet enkel uit opvoeding of omstandigheden is te verklaren. Een niet verwerpelijke toelichting op dit punt verschaffe ons de fanta sie-rijke Aziaat, die geen begrip heeft van den werkelijk])eidsdrang in de ziel van ons Westerlingen. Onze be hoefte om te scheiden en te schiften en te ontleden zou hem verbazend hinderlijk zijn in zijn fantastische droomen en schoone verhalen. Maar die behoefte kent hij niet. In zijn heer lijke sprookjes en legenden vindt hij de waarheid op z ij n manier. Een ma nier, die ook ons niet vreemd is, maar waaraan wij toch niet genoeg hebben. Dat maakt ons misschien meer nuchter en koud, maar diepzin niger, oprechter, meer... waar. Die waarheid moge hèm niet pijni gen, óns laat zij geen rust. Ik noemde daar reeds het woord behoefte, gelijk ik ook zei van dien jongeling, aan zee getogen en gebo ren hij kan zichzelf ^zonder de zee niet denken, hij heeft behoefte aan haar. Daar' trof ik het juiste woord. Kr moet in 's menschen ziel behoefte aan waarheid zijn. Ook onder ons wordt zij niei altijd gevonden. Maar er zijn menschen die er metterdaad niet buiten kunnen in de lucht van waarheid en werkelijk heid te ademen. Zij gevoelen het als een gemis, wanneer zij bij h.un zoe ken haar niet vinden zij beschuldi gen zichzelf als zij zich tegen haar misgaanvoor hen is„tegen de waarheid zondige n" niet louter een taalkundige zegswijs. De waar heid ontrouw worden is voor hen zonde: een daad die "hun geweten verontrust. Ik hoop, Louise, dat. het mij thans gelukt is, de zaak voldoende duide lijk toe te lichten. Dat menschen met warme en diepgaande liefde voor de waarheid zich als vanzelf in dien zin. in die behoefte, oefenen, staat vast. Dat, gelukkig, „liefde" en ..zin", gelijk ik ze omschreef, vaak samen gaan en dat de grenzen in «elkander vloeien, evenzeer. Toch, naar ik meen, wees ik niet zonder grond hierop dat er een „liefde" voor de waarheid be staat, die wel vertolkt kan worden als haar schoon vinden, nuttig ach ten, eerbiedwaardig prijzen, alle hul de haar brengen, maar die niette min niet voldoende voedsel en rugge- graat vindt in levendigen waarheids-' 7. i n. Hoogst gelukkig prijs ik den mensch in wien waarlijk niet altijd louter door aanlegvaak evenzeer door vor ming en opvoeding, bovenal door de indrukken, die hij in zijne jeugd ont ving die zin voor waarheid gewor den is tot een machtigen drang, een edele hartstocht, een lust. zijner ziel. Weest beiden gegroeiTot aan staande weeki Geheel de uwe, LECTORI SALUTEM. in en om Haarlem. V. Dank zij het mooie weer van deze maand, die toch anders niet gewoon is ons te verwennen, is er voor den beginnenden natuuronderzoeker geen bijhouden aan. In de eerste dagen ont waakten ze slechts langzaam, dan hier een, dan daar. 't Is in het groot, wat een ontwakende stad in 't klein is. Spaarzaam ontmoet men in den vroegen ochtend menschen, maar eonige uren later, en de straten zijn bevolkt en hij. die onbekend is met j het stadsleven, ziet er volstrekt geen kans op, om maar eenigszins een overzicht van 't geheel te krijgen, laat staan de détails nader te bestudeeren. Evenzoo gaat het in de natuur. De natuur-historicus slaat geen plantje" over, geen diertje wordt vergeten, en vergenoegd trekt hij er weer op uit, maar nauwelijks de stad ontvlucht, of bij tientallen komen do natuurkinde ren zich aan hem opdringen. Vat het plan op, een bosch zich te zien tooien mot hot frissche groen, ga eiken dag do vorderingen zien, on toch wed ik, dat hot u op een goeden morgen frap peert, alles zoo in eens heel anders te zien. Een zacht, knalsch regentje, om de liars van de knopschubben los te weeken, wat warmte en in een kor ten tijd verlengen de takken zich zoo sterk, dat we ze haast zouden kun nen zien groeien. Hoe schoon, dat jeugdige groen, wat zacht die groene kleur, voor het oog in het minst niet vermoeiend. Wat nu reeds een nuances en schakeerin gen. Hier achter in den Hout ontwa ken de oude Linden van de Span jaardslaan. De boot-vormige gladde knopschubben zijn afgeworpen en de knoppen verlengen zich, als was er haast, bij, 't. zijn jongens uit de kleé- ren gegroeidwat zijn die deelen nog teer! Zie, hoe regelmatig die hartvor mige bladeren nu links, dan rechts aan liet slappe takje gezeten zijn, bij kans niet bij machte ze te dragen En de bladsteel, en do nerven, 'i is voor ze een te zware vracht. Ai het opgegaarde reservevoedsel werd op eens aangetast en verbruikt geluk kig. dat de sapstroom van de wortels reeds lang begonnen was, en mis schien tengevolge van dien druk mede ging het verlengen zoo gauw. Doch geen nood. Weldra versterken de dee len zich, weldra beijveren de bladen zich om opnieuw aan t werk te gaan en met behulp van het zonnelicht nieuwen voorraad te verzamelen, eerstens voor den bloei van dit jaar, en ten tweede voor het schot in den nazomer en eindelijk voor de winter provisie. die echter niet eerder wordt aangetast, dan het volgende voorjaar, maar dan ook voor goed. Stappen we even ter zijde om den woudzoom te zien. wat een kleuren. Domineerend is hier echter het zachte grijs van den witten Populier. De zich met wat meer kalmte ont wikkelenden knoppen werpen even eens de meer spitse knopschubben weg, de behaarde bladen ontplooien zich en hebben juist door die haren meer beschutting tegen te felle zonne stralen, of liever tegen den scherpen wind. waarmede we de meeste voorja ren zitten opgescheept. Die schrale wind, 't is de schrik onzer hoornen, evenals van herstellende zieken, en geen wonder. Droog als hij is, komt hij aangegierd, onttrekt aan de teere. deelen den waterdamp en laat. de jonge blaadjes verschrompeld, verdord achter. Viert April werkelijk eens den vrijen' teugel, het schoone voorjaarsgroen is zwart gewaaid, de takjes sterven en de boom krijgt aan die zijde een armoedig aanzien. Meer een weinig in de luwte der andere takken ontwikkelt de boom zich aan de andere zijde ster ker en de kroon wordt scheef van de wiiulzijde afgekeerd. De oplettende wandelaar kan hiervan voorbeelden genoeg aantreffen. Zie eens dien majestueuzen Kastan jeboom. wat heeft hij zich krachtig ontwikkeld, zich de ruimte toege- eigend. die de andere hoornen hem overlieten. Waar haalt zoo'n boom toch al die kracht van daan. Alle eindknoppen, en dat zijn er niet wei nige. hebben zich reeds ontwikkeld tot takken van bijna een voet lengte. Wie de natuur aandachtig gadeslaat heeft kunnen zien, hoe daar van alles partij getrokken wordt. De kleverige knop schubben zijn van bladachtigen oor sprong, ze zaten volkomen in denzelf den stand als de bladeren, twee aan twee tegenover elkaar en dan bij elke twee paren een kruis vormend. Daar in de oksels der bladeren de knoppen zitten, staan ook deze natuurlijk kruis gewijs tegenoverstaand en omdat deze knoppen weer bet aanzijn geven aan takken, krijgen we hier opnieuw het zelfde. Geen wonder daarom, den eigenaardigen, ietwat stijven tak- stand, die door allerlei schadelijke in vloeden wel weer wat verloren gaat, maar toch voor den Kastanje karak teristiek is en zoo zeer verschilt van dien bij: Beuk. Iep of Linde, waar de afwisselende bladstand aan de takken iets plats geeft, wat voor den totaal aanblik van den kroon weer van be lang is. Maar keeren we weer tot onze knop pen terug, de groote handvormig uit zeven afzonderlijke blaadjes samenge stelde bladen met hunne dikke blad stelen zitten netjes opgevouwen en met dikke wol omgeven binnen de schub ben. In '1 midden zit de toekomstige kastanjepluim, nog wel de meeste ruimte beslaand. Hoe kan alles ineen drietal weken veranderen de hoofd tak verlengde zich en schoof, de knop schubben ter zijde duwend, den bloem tros vooruit. De tak rekte zich uit. de bladeren kwamen van elkaar verwij derd. de bladstelen werden langer, de blaadjes gingen uiteen, de afzonder lijke blaadjes ontplooiden zich en gin gen achterover, als waren ze bang bij rechten stand te veel water te zullen verliezen. Hier en daar vertoonen ze reeds den goeden stand. De witte wol verdween spoorloos en de geheele kroon is thans aan alle zijden wel een voet in omvang toegenomen. En de Beuk met zijn gladden stam, verdient die niet een aandachtige be schouwing? Zeker, maar hier in den Hout, waar de Beuken vrij talrijk zijn is liet bijna onmogelijk hun ontwaken na te gaan. Hier bevindt zich er één vrijer dan de anderen tot laag aan den stam zitten de takken, zich tooiend met jeugdig groen. De lange, bruine, eenigszins zilverkleurig getinte knop schubben liggen bij massa's op den grond. De teere blaadjes, die zeer eigenaardig geplooid in den langen, spitsen knop zaten, heel den langen winter, hebben zich ontplooid, het takje zich verlengd. Nog wel wat slap, zal ook dat hier spoedig beter wor den. Nog zijn de kreukels er niet. uit en de bladrand is nog sierlijk ge- wimperd door haartjes, die ook later worden afgeworpen. Opmerkelijk is de variatie, die bij de Beuken valt waar te nemen, wat betreft den tijd van ontplooiing. Hier is er een, reeds geheel getooid met frisch groen, terwijl zijn buurman nog nauwelijks aan ontwaken denkt. Misschien staat die meer in de luwte; wel neen, zie bier bevindt zich er een, die nog geheel, ten minste schijnbaar, in rust is, terwijl slechts een paar tak ken, liet wachten moede, zich reeds geheel met frisch groen hebben ge tooid. En de Eik, die langslaper, die er maar niet toe kon besluiten, den vo rige» herfst zijn bladeren aan den wmd prijs te geven, kan hij t nog Eon Zaterdagaroudpraatje. wouter verLelt me zooeven, dat er x gezaghebbende kringen al toebe-| idselen worden gemaakt voor de instaande Raadsverkiezing. „Aan pande Raadsverkiezing!" zei hi], Irwiji we nas in Juli 1905 naar de ■embus zullen moeten wandelen, be- Kudens de mogelijkheid, dat intus-i ihen een van de zittende leden een •geluk overkomt, waarvoor ik van pte hoop. dat we gespaard zuilen Jogen blijven, 'lis in onzen Raad te- fmwoordig* zoo gezellig en zoo knus, hoort er bijna geen onvertogen ■oord meer, behalve zoo nu en dan hn den oostkant van de zaa.1. waar de fcmocratische leden zitten, maar aan- fezien in ons kille vaderland de guur-: le winden altijd uil. hef. oosten waai - 1, heeft daarover Lot dusver niemand pch een harnas aangetrokken. [Ik zou wel eons willen weten, wie Fouter eigenlijk met die gezagheb bende kringen bedoelt. Aan de politie lel) ik natuurlijk het eerst, gedacht, iie voortdurend meer in de melk te brokken krijgt en er wat prat op pat. dat haar hulp ook al wordt in- leroepen in bouwkundige aangelegen- pden. zooals uit de afkeuring van hn Schouwburg is gebleken Bij na- lere beschouwing kan het de politie «eh niet wezen, daar zij alleen op fen dag van de stemming zelf dienst Joet om te voorkomen, dat een nijdige b'-'v'hvi voorzitter van 't stembureau joodsteekt of er met de stembus van- Joor gaat en zicli over de voorbe- feiding tot de verkiezingen niet be lommert, een feit, dat ik aan mijn I zoons en eventueele mannelijke pu-1 'pillen zal voorhouden, om hun liet' lvak_van den politieman als ievens- i bedrijf warm aan te bevelen. I Derhalve bedoelde Wouter andere gezaghebbende kringen. Had hij mis schien onze Sociëteiten op het oog? 't Komt. me niet waarschijnlijk voor, I daar ze in de Vereoniging aan niets I anders denken dan aan vastgezette stoelen, zóo zelfs, dat, naar ik me heb laten vertellen, drie.leden van 'tCol lege aan gecommitteerden er in geen zeven nachten van hebben kunnen slapen, terwijl in de zuster-societeit „Trouw moet Blijken" zóóveel ware, zust4"l'jke deelneming voor de moei lijkheid moet heerschen, dat het be stuur in overweging moet hebben ge nomen op Zaterdagavond de socie- teits-lokalen gratis en kosteloos ter beschikking te stellen van de zuster instelling, voor 't geval, dat door het vastzetten van de stoelen de bals in de groote concertzaal in de Begijne straat onmogelijk geworden mochten zijn. „Aldus", zoo moet een van de bestuursleden zich uitgelaten hebben, „zou waarlijk Trouw Blijken." Ik weet hèelemaal niet of het waar is, de menschen beweren tegenwoor dig zooveel, waar je niet op aan kunt. Zooveel is wel zeker, dat ook in deze richting de gezaghebbende krin gen. waarvan Wouter sprak. niet. ge zocht moeten worden. En daar de oude. bestaande klésvereenigingen zich ook wel niet. zullen haasten, over tuigd als ze door ervaring zullen ge worden zijn. dat, wie het laatst komt bij verkiezingen, dikwijls nog het meeste succès behaalt, precies anders om als bij andere oorlogen, waarin gewoonlijk de eerste klappen het meeste zeer doen blijven de andere, jongere kiesverenigingen over, maar ook dezen, de Liberale Unie en de Vrijzinnig-Democraten. kunnen kwalijk mee bedoeld zijn, daar zij hoe respectabel op zichzelf ook toch nog niet tot de gezaghebbende krin gen behooren en meer dan de handen vol hebben om er naar te trachten, zóólang te bestaan, dat ze althans kans hebben gezaghebbend te worden. Moest het dus een kiesvereeniging wezen; die Wouter bedoelt, dan kan ik geen andere bedenken, dan de zoo genaamde Kieskring, een instelling, die al bijzonder oneigenaardig niet dezen naam gedoopt is. daar hij wel verre van aan een kr> aaneen leg kaart doet denken, omdat bij uit zoo tal van verschillend uitziende onder deden bestaat en een legkaart, zoo als we ons uit onze jeugd wel herin neren, nooit een kring kan worden genoemd om de eenvoudige reden, dat ze altijd vierkant is. Als dat waar is, dat namelijk deze vierkante Kieskring nu al maatrege len neemt voor de verkiezing in 1905, dan kunnen we wat bijzonders ver wachten. Groote transparanten, reu- zen-advertenties, phonografen en gra- mophonen misschien, die op de Groote Markt met stontor-stem uitgalmen ...Kiest die en die...!" of: „Kiest die en die nietKortom, een Ameri kaanse!) e verkiezing, die wat leven zal brengen in de Haarlemsché brouwe rij, waarin het zoo af en toe wel eens wat stil kan wezen. Nog nooit van ons leven zullen we zoo'n belangrijke verkiezing hebben bijgewoond. Is 'top zichzelf al een schokkende wereldgebeurtenis, dat elf leden van je vroedschap tegelijkertijd van hunne zetels opstaan, wachtende op een wenk van de kiezers, of ze weer zullen mogen gaan zitten, dan wel buiten de deur zullen worden gezet. het gewicht van de zaak ligt vooral in de personen, die aftreden. Vooreerst I een medicus, die er wél de heer Van den Berg en een die er niet aan doet, de heer Winkler. Terwijl de eerste inderdaad, als het te pas komt, hygiënische adviezen geeft, is de heer Winkler zóóver van zijn oorspronke lijk vak afgedwaald, dat hij zich ha 't bijzonder interesseert voor namen van straten, benevens voor den mili tieraad, waarbij men wel aan het slaan, maar niet zoozeer aan 't heelen van wonden denkt, en voor de Bank van Leening. Gelukkig, dat 1»; in zijn functie van Commissaris der Stads- Apotheek nog een zwakke echo van het geneeskundig bedrijf terug kan vinden. Mochten hij en de heer Van den Berg een geneesmiddel weten te ontdekken tegen ongesteldheid van 't gezond verstand, dan zouden zij af en toe hunne medische wetenschap ook in de Raadszaal zelve tot nuttige toepassing kunnen brengen. Dan hebben we Mr. Thijssen. die aftreden moet en van wien we merk waardigerwijze'kunnen zeggen, dat- zijn beroep de Raad van Beroep is, een aardigheid, die flauw zou wezen, wanneer ze ook maar de minste aan spraak maakte op geestigheid. Op hem hebben verschillende Raadsleden het oog gevestigd voor het geval, dat er wat ze evenwel hopen dat. in de eerste honderd jaar niet gebeuren zal een vacature mocht komen te ont staan in het College van Burgemees ter en Wethouders. Die kans schijnt de heer Rinkema niet te hebben. Men zegt. dat hij wat verlegen is. Als hij spreekt is 't wat zacht, een beetje voor zich heen, zeg gen ze Overigens wordt hij zeer ge prezen en, beweren zijn vrienden, dat hij op zijn tijd de noodige vrijmoedig heid wel krijgen zal, als men hem maar niet. overhaast. Ben ik welinge licht, dan is vooral onze gemeente secretarie zeer groot voorstander van I de candidatuur des hoeren Schram,1 wegens de lijvighdid van de raads- notulen. Bij den heer Van de Kamp doet zich oen moeilijkheid voor hij was in de laatste jaren altijd de ziel van alle Raadsverkiezingen. Hoe zal het nu gaan, wanneer hij 't volgende jaar zelf aan de beurt van aftreding komt? Sommige belangstellenden hebben, naar ik hoor zeggen, het verhaal al eens opgeslagen van den man, die een wolf, een geit en een kool moest over zeilen en hopen daarin een oplossing van hot vraagstuk te vinden. Als ze zich nu al over het geval bekomme ren. dan rekenen ze buiten den waard in dit geval buiten den heer Van de Kamp zelf. die zich zeker niet onbe tuïgd zal laten en wiens herkiezing toch zeker is, ook al is er voor hem geen Van de Kamp, die haar bevor dert. Van de democraten in den Raad moeten in 1905 de heeren Hofland, Modoo en Groot aftreden. Van door gaans wei-ingelichte zijde wordt mij verteld, dat de burgemeester aan den Minister een wijziging in de-gemeente wet zal voorstellen, daartoe strekken de. dat een Raadslid zijn stem tele- phonisch zou kunnen uitbrengen, zoo dat de heer Hofland tegelijkertijd zou kunnen zeggen: „Asjeblief, een half pond koffieen door den telephoon roepen Vóór het amendement van Groot!" Het schiinf evenwel, dat dit op practische moeilijkheden zal stui ten. o.a. deze, dat de telephoonjuf- frouw door een verkeerde verbinding een onzuivere steming zou kunnen teweeg brengen. Zal de heer Modoo gesteld worden door de S. D .A. P. Zal hij. als ze dat doet, haar candidatuur aanvaar den? 't Zijn alle raadselen. Wel wordt mij meegedeeld, dat een zeer invloed rijk man in den Kïeskrïn" die zelfs wel eens als de eerste man wordt ge noemd (wat dwaasheid is, omdat, zoo als men wel weet, een Kring geen be gin en geen einde heeft), kortom, dat die invloedrijke man zou hebben uit geroepen „In elk geval moeten we Groot condideeren, want liij is óók een typograaf Men moet evenwel goed begrijpen, dat ik voor de waarheid daarvan geenszins kan instaan. Ze beweren zoovéél, dat. als 't er op aankomt, niet door den beugel kan Sedert de financieöle catastrophes sta ik voor niets meer borg. zelfs voor mijn grootsten vijand niet. En mocht er dus iemand wezen, die beweert, dat de Kieskring nog heelemaal niet aan de zomerverkiezingen van 1905 denkt, dan wil ik zelfs die bewering gaarne aan vaarden en noodig de kiezers uit, om rustig en kalm met mij den Kring loop der dingen af te wachten. Wat den heer Iiugenholtz betreft, hij ken voorloopig de zaak rustig aanzien, daar hij tot 1907 zitting heeft. Van hem is dan ook alleen dit te zcfcen, dat hij uit het Ripperda- park naar de Duvenvoordestraat is verhuisd en dus den eenen held van Haarlem's beleg met den anderen heeft 'verwisseld. Sommigen zeggen, dat hij als anti-militairist daar niet had moeten gaan wonen on dat er toch zulke aardige huizen staan in Overveen en in Bloemendaal Maar dat houd ik voor een opmerking van partij-politiek. Wèl gaat die ver, dat zij een ander ver wenscht, tot over de grens der ^emeente toe FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7