BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
55.
1 «ONDAUSBRIEVEN.
Nafuurhistoiisciii Wandelingen
laarlemmer Halletjes
ZATERDAG 30 APRIL 1904
to&U^
E ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
De
19.
„LlefJe" e» ..Hin"
ide
dèt
'aarde Louise, oi Frans.
at heb ik schik'gehad in uw bei-
epistels Frans was wonder in zijn
jpjes met de veeren die ik hein op
hoed stak (zóo zijn we, de man-
al niet minder dan de door ons
lol geheeten vrouwenuitermate
froelig voor een complimentje}. En
'jiiise juist zooals ik gedacht had
altijd goedgeluimd, vond het hijs-
vermakelijk met al haar geslacht-
looten aan kant te worden gezet
tot redenceren onbekwaam.
Jlet al haar geslachtgenooten.
fant die gunstige uitzonderingen"
zoo schrijft gij „waarvan onze
lend Lectori Salutem zoo aller-
gndelijkst en vleiend gewaagt, zul-
wel een klein, klein kuddcke uit-
Jken".
gij ondeugend vrouwmenscb
dat hebt ge glorieus mis. Het
mij werkelijk meenens met mijn
kgen, dat cle gunstige excepties op
ongunstigen regel lang zoo wei-
;e niet zijn. En daar verblijd ik
iDoch gij troost u, naar gij schrijft,
|-r het gebrek aan redeneergave ge-
Ikelijk. „Juist toch in het. ge
el. dat ons van de wijs brengen
naar liet heet, hebben wij vrou-
|n een vermogen, door hetwelk we,
schakels van de redeneering over
tuigend, het juiste weten te treffen,
?1 sneller en even goed als gij man-
jn met uw logica. Daardoor komen
op 't zelfde punt aan: alleen wij
louwen wat eerder."
pat is een handige zet van je,
hiise Ziet ge nu wel 'dat de uit-
juderingen niet zoo weinige zijn'?
hebt met uw stelling lang geen on-
(iijk. Maar zij werpt de mijne voi
re!; t niet omver. Ik zou daar gaarne
instonds op ingaan en aldus vol
eis mijn belofte van de vorige week
thans de quaestie bespreken van
vrouwelijk gevoel als hinderpaal
lor vlotte en vruchtbare redeneering.
|Maar uw eigen schrijven houdt mij
larïn tegen Gij dwingt mij vooraf
jrug te komen op iets anders. De
or mij opgeworpen tegenstelling
n waarheids liefde en waarheids-
n, daar kondt gij niet voldoende
komen. Dat is u niet duidelijk.
Mag ik dan voor heden dit nader
«lichten
Zin wordt hier gebruikt in de be
ekenis vanzintuig. Evenals er
ghamelijke zintuigen zijn, zoo zou-
we ook van geestelijke zintuigen
{innen spreken. En gelijk de zint,ui-
des lichaams oor en oog en
stzin bijv. niet bij alle menschen
en scherp en vaardig zijn. zoo is het
ik met de geestelijke.
Laat mij eerst een wijle toeven bij
stoffelijke. Dat uit onderscheiden
Ithamelijken aanleg verschil in kunst-
iardigheid en handigheid voort
buit, heeft iedereen opgemerkt. Laat
jongens timnieren leeren de
heeft het „timmermansoog" dat
hem fluks de rechte lijn 'doet zien en:
omgekeerd als van nature doet op
merken wat niet „haaksch" is: den
ander ontgaat het. Twee oefenen zich
met gelijke liefde in bouwkundig tee
kenen de een snapt "met vaardigen
zin de wetten en eigenaardigheden
van het perspectief, de ander heeft er
groote moeite mee. En hoe waar de
stelling is ten aanzien van het muzi
kaal gehoor een echt zintuig
weet elk.
Waar lief-Ie is, zijn nog niet altijd
tact en slag aanwezig. Ik weet wel,
dat liefde ons veel kan leeren en veel
kan doen afleerendat zij eiken aan
leg, die sluimert, oproept en verbor
gen talenten te voorsch n brengt
maar waar de natuurlijke gesteldheid
ontbreekt, althans volstrekt niet mee
werkt. daar wordt slechts met moeite
afgekeken en aangeleerd, en soms
nooit geheel verkregen, wat de aange
boren zin, liet natuurlijk talent als
het ware vanzelf verrichten.
Denkt aan den omgang van som
mige menschen met de dieren. Ilier is
nieC louter liefde. Hier gaat met de
liefde gepaard ik zou willen zeg
gen hier gaat aan haar vooraf
een natuurlijke gave, een talent dat
oorzaak wordt van de liefde juist in
dezen vorm. Ieder heeft wel gehoord
van den heer Westerman,-den stich
ter van „Artis' in Amsterdam een
stichting, die zich in al haar rijkdom
ontplooidliccft uit de kleine verza
meling dieren die deze man, boekhan
delaar van zijn vak, maar aartslief
hebber van beesten, op den zolder van
zijn huis in de Kalverstraat er op na
hield. Onlangs zag ik den heerBiitti-
kofer, den tegenwoordigen directeur
der Rotterdamsche Dergaarde, afge
beeld met een zijner leeuwinnen op
den schoot. Maar op dit terrein vloeien
ze immers over, de voorbeelden van
vaardigheid en van resultaten, voort
spruitend hetzij dan enkel uit liefde
tot de dienen of misschien uit de be
hoefte om zich een bestaan te vei.
schaffen, maar vaardigheid en re
sultaten toch altijd, die niet zouden
verkregen zijn zonder eigenaardige
zin en aanleg. Ontleedt dien z i n
voor dieren zooals gij wiltnieuws
gierigheid, opmerkingsgaaf, teedere
aard. bewondering voor het bewerk
tuigde leven, behoefte om voor iets te
zorgen, lust in geduldproeven wat
het ook zijn moge zooveel is ze
ker een eigenaardige gesteldheid van
lichaam en ziel combineert deze eigen
schappen en behoeften, of enkele er
van, tot wat ik noemen wildieren
zin.
Gij beiden hebt groote liefde voor
de zee. Dat wil zeggenaan dit na
tuurtafereel geeft ge de voorkeur bo
ven: vele andere, boven bosch en hei
de indrukken, die het machtige wa
tervlak, bestraald door den zonne
glans, overwelfd door den strakblau-
wen hemel of door het wisselend wol-
keusvel, b ij u teweegbrengen, zooals
gij het ziet van den duintop, in be
koorlijke rust of gebeukt door den
zeewind, werken op u weldadig en
vruchtbaar.
Laat het zijn dat. gij werkelijk de
zee aldus liefliebt ook aan 't een
voudigst strand en liefst zonder bad
plaatsruimte - - nog iets anders is de
zin voor de zee van den echten Sche
ven ingschen jongen, wiens vader en
grootvader haar bevoeren, die van
den moederschoot klom op de bom
schuit van zijn vader, wiens oor van
jongsaf werd gevoed zoowel met de
geluiden der zee als met de zeemans
termen van zijn oudere moeders; die,
opgetogen aan het strand, de gehei
men en eigenaardigheden en standen
van den oceaan reeds als kleuter be
vroedde. In hem wast geleidelijk de
zin voor de zee op. En u'aaronder ver
staan wij, gelijk wij zagen, eerstens
begrip van en gemeenzaamheid met
haar, maar dieper nogbehoefte
aan haar. H weet niet beter of hij
en de zee, ze behooren bij elkaar.
Moedwillige overplaatsing naar een j
Drentsche landbouwkolonie zou hij j
voelen niet slechts als een ongeluk j
maar als een onbegrijpelijke dwaas-1
heid.
Brengen we thans de zaak op meer
geestelijk terrein.
Men spreekt van taal gevoel of
taal zin. Ik geloof 'eraan. Er bestaat
bij velèn aanleg bijv. voor het gemak-1
kelijk verstaan van de versmaat, het
zoogenaamde metrum, d. i. de saam-
voeging van lange en korte lettergre
pen, waaruit, een versregel bestaat, of
voor de geslachten der naamwoorden,
zoodat een gemaakte fout het oor
kwetst. Bij anderen is dit gevoel zeer
zwak. Elke taal heeft haar eigenaar
digheid van uitspraak allereerst, maar
ook van woordvoeging en zinbouw en
zegswijze haar onderscheidend ka
rakter. De Franschen noemen het
le génie d'u n e langue. Som
migen, die een vreemde laai leeren,
grijpen dit karakter der taal, na eeni-
ge oefening, als bij ingeving; aan an
deren brengt ge het bezwaarlijk bij.
Ik geloof dat met cèh eigenaardige
'gesteldheid van 's menschen geest dit
bezit of gemis aan taaizin samen
hangt.
Dat er ook op zé d e ij k terrein
verschil is van menschelijke geaard
heid, waaruit natuurlijke aanleg vooj
deugden of ondeugden te voorschijn
treedt, lijdt geen twijfel. Dit spreekt
duidelijk genoeg bij eigenschappen als
netheid en ordelijkheid eenerzijds,
slordigheid en achteloosheid aan den
anderen kant. Bij de neiging tot ne
derigheid en eenvoud, dan wel tot
zelfverheffing en aanmatiging. Bij
I neiging tot werkzaamheid of tot lui-
I heid. Zeker is, dat ter afleering van
een gebrek of ter kweekipg eener
deugd opvoeding, omgang, eigen wils
kracht groote dingen kunnen doen.
Ware dit niet het geval, het zag er
treurig uitDit kan evenwel het feit
van den natuurlijken aanleg niet op
heffen.
En zoo is er ook hier keer ik tot
mijn punt van uitgang weer bij
den eenen mensch een veel grooteren
zin voor w a arbeid dan bij den
anderen een verschil dat niet enkel
uit opvoeding of omstandigheden is
te verklaren.
Een niet verwerpelijke toelichting
op dit punt verschaffe ons de fanta
sie-rijke Aziaat, die geen begrip heeft
van den werkelijk])eidsdrang in de
ziel van ons Westerlingen. Onze be
hoefte om te scheiden en te schiften
en te ontleden zou hem verbazend
hinderlijk zijn in zijn fantastische
droomen en schoone verhalen. Maar
die behoefte kent hij niet. In zijn heer
lijke sprookjes en legenden vindt hij
de waarheid op z ij n manier. Een ma
nier, die ook ons niet vreemd is,
maar waaraan wij toch niet genoeg
hebben. Dat maakt ons misschien
meer nuchter en koud, maar diepzin
niger, oprechter, meer... waar.
Die waarheid moge hèm niet pijni
gen, óns laat zij geen rust.
Ik noemde daar reeds het woord
behoefte, gelijk ik ook zei van dien
jongeling, aan zee getogen en gebo
ren hij kan zichzelf ^zonder de zee
niet denken, hij heeft behoefte aan
haar. Daar' trof ik het juiste woord.
Kr moet in 's menschen ziel behoefte
aan waarheid zijn.
Ook onder ons wordt zij niei altijd
gevonden. Maar er zijn menschen die
er metterdaad niet buiten kunnen in
de lucht van waarheid en werkelijk
heid te ademen. Zij gevoelen het als
een gemis, wanneer zij bij h.un zoe
ken haar niet vinden zij beschuldi
gen zichzelf als zij zich tegen haar
misgaanvoor hen is„tegen de
waarheid zondige n" niet louter
een taalkundige zegswijs. De waar
heid ontrouw worden is voor hen
zonde: een daad die "hun geweten
verontrust.
Ik hoop, Louise, dat. het mij thans
gelukt is, de zaak voldoende duide
lijk toe te lichten. Dat menschen met
warme en diepgaande liefde voor
de waarheid zich als vanzelf in dien
zin. in die behoefte, oefenen, staat
vast. Dat, gelukkig, „liefde" en ..zin",
gelijk ik ze omschreef, vaak samen
gaan en dat de grenzen in «elkander
vloeien, evenzeer. Toch, naar ik meen,
wees ik niet zonder grond hierop dat
er een „liefde" voor de waarheid be
staat, die wel vertolkt kan worden
als haar schoon vinden, nuttig ach
ten, eerbiedwaardig prijzen, alle hul
de haar brengen, maar die niette
min niet voldoende voedsel en rugge-
graat vindt in levendigen waarheids-'
7. i n.
Hoogst gelukkig prijs ik den mensch
in wien waarlijk niet altijd louter
door aanlegvaak evenzeer door vor
ming en opvoeding, bovenal door de
indrukken, die hij in zijne jeugd ont
ving die zin voor waarheid gewor
den is tot een machtigen drang, een
edele hartstocht, een lust. zijner ziel.
Weest beiden gegroeiTot aan
staande weeki
Geheel de uwe,
LECTORI SALUTEM.
in en om Haarlem.
V.
Dank zij het mooie weer van deze
maand, die toch anders niet gewoon
is ons te verwennen, is er voor den
beginnenden natuuronderzoeker geen
bijhouden aan. In de eerste dagen ont
waakten ze slechts langzaam, dan
hier een, dan daar. 't Is in het groot,
wat een ontwakende stad in 't klein
is. Spaarzaam ontmoet men in den
vroegen ochtend menschen, maar
eonige uren later, en de straten zijn
bevolkt en hij. die onbekend is met j
het stadsleven, ziet er volstrekt geen
kans op, om maar eenigszins een
overzicht van 't geheel te krijgen, laat
staan de détails nader te bestudeeren.
Evenzoo gaat het in de natuur. De
natuur-historicus slaat geen plantje"
over, geen diertje wordt vergeten, en
vergenoegd trekt hij er weer op uit,
maar nauwelijks de stad ontvlucht, of
bij tientallen komen do natuurkinde
ren zich aan hem opdringen. Vat het
plan op, een bosch zich te zien tooien
mot hot frissche groen, ga eiken dag
do vorderingen zien, on toch wed ik,
dat hot u op een goeden morgen frap
peert, alles zoo in eens heel anders te
zien. Een zacht, knalsch regentje, om
de liars van de knopschubben los te
weeken, wat warmte en in een kor
ten tijd verlengen de takken zich zoo
sterk, dat we ze haast zouden kun
nen zien groeien.
Hoe schoon, dat jeugdige groen,
wat zacht die groene kleur, voor het
oog in het minst niet vermoeiend. Wat
nu reeds een nuances en schakeerin
gen. Hier achter in den Hout ontwa
ken de oude Linden van de Span
jaardslaan. De boot-vormige gladde
knopschubben zijn afgeworpen en de
knoppen verlengen zich, als was er
haast, bij, 't. zijn jongens uit de kleé-
ren gegroeidwat zijn die deelen nog
teer! Zie, hoe regelmatig die hartvor
mige bladeren nu links, dan rechts
aan liet slappe takje gezeten zijn, bij
kans niet bij machte ze te dragen
En de bladsteel, en do nerven, 'i is
voor ze een te zware vracht. Ai het
opgegaarde reservevoedsel werd op
eens aangetast en verbruikt geluk
kig. dat de sapstroom van de wortels
reeds lang begonnen was, en mis
schien tengevolge van dien druk mede
ging het verlengen zoo gauw. Doch
geen nood. Weldra versterken de dee
len zich, weldra beijveren de bladen
zich om opnieuw aan t werk te gaan
en met behulp van het zonnelicht
nieuwen voorraad te verzamelen,
eerstens voor den bloei van dit jaar,
en ten tweede voor het schot in den
nazomer en eindelijk voor de winter
provisie. die echter niet eerder wordt
aangetast, dan het volgende voorjaar,
maar dan ook voor goed.
Stappen we even ter zijde om den
woudzoom te zien. wat een kleuren.
Domineerend is hier echter het zachte
grijs van den witten Populier.
De zich met wat meer kalmte ont
wikkelenden knoppen werpen even
eens de meer spitse knopschubben
weg, de behaarde bladen ontplooien
zich en hebben juist door die haren
meer beschutting tegen te felle zonne
stralen, of liever tegen den scherpen
wind. waarmede we de meeste voorja
ren zitten opgescheept. Die schrale
wind, 't is de schrik onzer hoornen,
evenals van herstellende zieken, en
geen wonder. Droog als hij is, komt
hij aangegierd, onttrekt aan de teere.
deelen den waterdamp en laat. de
jonge blaadjes verschrompeld, verdord
achter.
Viert April werkelijk eens den vrijen'
teugel, het schoone voorjaarsgroen is
zwart gewaaid, de takjes sterven en
de boom krijgt aan die zijde een
armoedig aanzien. Meer een weinig in
de luwte der andere takken ontwikkelt
de boom zich aan de andere zijde ster
ker en de kroon wordt scheef van de
wiiulzijde afgekeerd. De oplettende
wandelaar kan hiervan voorbeelden
genoeg aantreffen.
Zie eens dien majestueuzen Kastan
jeboom. wat heeft hij zich krachtig
ontwikkeld, zich de ruimte toege-
eigend. die de andere hoornen hem
overlieten. Waar haalt zoo'n boom
toch al die kracht van daan. Alle
eindknoppen, en dat zijn er niet wei
nige. hebben zich reeds ontwikkeld tot
takken van bijna een voet lengte. Wie
de natuur aandachtig gadeslaat heeft
kunnen zien, hoe daar van alles partij
getrokken wordt. De kleverige knop
schubben zijn van bladachtigen oor
sprong, ze zaten volkomen in denzelf
den stand als de bladeren, twee aan
twee tegenover elkaar en dan bij elke
twee paren een kruis vormend. Daar
in de oksels der bladeren de knoppen
zitten, staan ook deze natuurlijk kruis
gewijs tegenoverstaand en omdat deze
knoppen weer bet aanzijn geven aan
takken, krijgen we hier opnieuw het
zelfde. Geen wonder daarom, den
eigenaardigen, ietwat stijven tak-
stand, die door allerlei schadelijke in
vloeden wel weer wat verloren gaat,
maar toch voor den Kastanje karak
teristiek is en zoo zeer verschilt van
dien bij: Beuk. Iep of Linde, waar de
afwisselende bladstand aan de takken
iets plats geeft, wat voor den totaal
aanblik van den kroon weer van be
lang is.
Maar keeren we weer tot onze knop
pen terug, de groote handvormig uit
zeven afzonderlijke blaadjes samenge
stelde bladen met hunne dikke blad
stelen zitten netjes opgevouwen en met
dikke wol omgeven binnen de schub
ben. In '1 midden zit de toekomstige
kastanjepluim, nog wel de meeste
ruimte beslaand. Hoe kan alles ineen
drietal weken veranderen de hoofd
tak verlengde zich en schoof, de knop
schubben ter zijde duwend, den bloem
tros vooruit. De tak rekte zich uit. de
bladeren kwamen van elkaar verwij
derd. de bladstelen werden langer, de
blaadjes gingen uiteen, de afzonder
lijke blaadjes ontplooiden zich en gin
gen achterover, als waren ze bang bij
rechten stand te veel water te zullen
verliezen. Hier en daar vertoonen ze
reeds den goeden stand. De witte wol
verdween spoorloos en de geheele
kroon is thans aan alle zijden wel een
voet in omvang toegenomen.
En de Beuk met zijn gladden stam,
verdient die niet een aandachtige be
schouwing? Zeker, maar hier in den
Hout, waar de Beuken vrij talrijk zijn
is liet bijna onmogelijk hun ontwaken
na te gaan. Hier bevindt zich er één
vrijer dan de anderen tot laag aan
den stam zitten de takken, zich tooiend
met jeugdig groen. De lange, bruine,
eenigszins zilverkleurig getinte knop
schubben liggen bij massa's op den
grond. De teere blaadjes, die zeer
eigenaardig geplooid in den langen,
spitsen knop zaten, heel den langen
winter, hebben zich ontplooid, het
takje zich verlengd. Nog wel wat slap,
zal ook dat hier spoedig beter wor
den. Nog zijn de kreukels er niet. uit
en de bladrand is nog sierlijk ge-
wimperd door haartjes, die ook later
worden afgeworpen.
Opmerkelijk is de variatie, die bij
de Beuken valt waar te nemen, wat
betreft den tijd van ontplooiing. Hier
is er een, reeds geheel getooid met
frisch groen, terwijl zijn buurman
nog nauwelijks aan ontwaken denkt.
Misschien staat die meer in de luwte;
wel neen, zie bier bevindt zich er een,
die nog geheel, ten minste schijnbaar,
in rust is, terwijl slechts een paar tak
ken, liet wachten moede, zich reeds
geheel met frisch groen hebben ge
tooid.
En de Eik, die langslaper, die er
maar niet toe kon besluiten, den vo
rige» herfst zijn bladeren aan den
wmd prijs te geven, kan hij t nog
Eon Zaterdagaroudpraatje.
wouter verLelt me zooeven, dat er
x gezaghebbende kringen al toebe-|
idselen worden gemaakt voor de
instaande Raadsverkiezing. „Aan
pande Raadsverkiezing!" zei hi],
Irwiji we nas in Juli 1905 naar de
■embus zullen moeten wandelen, be-
Kudens de mogelijkheid, dat intus-i
ihen een van de zittende leden een
•geluk overkomt, waarvoor ik van
pte hoop. dat we gespaard zuilen
Jogen blijven, 'lis in onzen Raad te-
fmwoordig* zoo gezellig en zoo knus,
hoort er bijna geen onvertogen
■oord meer, behalve zoo nu en dan
hn den oostkant van de zaa.1. waar de
fcmocratische leden zitten, maar aan-
fezien in ons kille vaderland de guur-:
le winden altijd uil. hef. oosten waai -
1, heeft daarover Lot dusver niemand
pch een harnas aangetrokken.
[Ik zou wel eons willen weten, wie
Fouter eigenlijk met die gezagheb
bende kringen bedoelt. Aan de politie
lel) ik natuurlijk het eerst, gedacht,
iie voortdurend meer in de melk te
brokken krijgt en er wat prat op
pat. dat haar hulp ook al wordt in-
leroepen in bouwkundige aangelegen-
pden. zooals uit de afkeuring van
hn Schouwburg is gebleken Bij na-
lere beschouwing kan het de politie
«eh niet wezen, daar zij alleen op
fen dag van de stemming zelf dienst
Joet om te voorkomen, dat een nijdige
b'-'v'hvi voorzitter van 't stembureau
joodsteekt of er met de stembus van-
Joor gaat en zicli over de voorbe-
feiding tot de verkiezingen niet be
lommert, een feit, dat ik aan mijn
I zoons en eventueele mannelijke pu-1
'pillen zal voorhouden, om hun liet'
lvak_van den politieman als ievens-
i bedrijf warm aan te bevelen.
I Derhalve bedoelde Wouter andere
gezaghebbende kringen. Had hij mis
schien onze Sociëteiten op het oog?
't Komt. me niet waarschijnlijk voor,
I daar ze in de Vereoniging aan niets
I anders denken dan aan vastgezette
stoelen, zóo zelfs, dat, naar ik me heb
laten vertellen, drie.leden van 'tCol
lege aan gecommitteerden er in geen
zeven nachten van hebben kunnen
slapen, terwijl in de zuster-societeit
„Trouw moet Blijken" zóóveel ware,
zust4"l'jke deelneming voor de moei
lijkheid moet heerschen, dat het be
stuur in overweging moet hebben ge
nomen op Zaterdagavond de socie-
teits-lokalen gratis en kosteloos ter
beschikking te stellen van de zuster
instelling, voor 't geval, dat door het
vastzetten van de stoelen de bals in
de groote concertzaal in de Begijne
straat onmogelijk geworden mochten
zijn. „Aldus", zoo moet een van de
bestuursleden zich uitgelaten hebben,
„zou waarlijk Trouw Blijken."
Ik weet hèelemaal niet of het waar
is, de menschen beweren tegenwoor
dig zooveel, waar je niet op aan
kunt. Zooveel is wel zeker, dat ook in
deze richting de gezaghebbende krin
gen. waarvan Wouter sprak. niet. ge
zocht moeten worden. En daar de
oude. bestaande klésvereenigingen
zich ook wel niet. zullen haasten, over
tuigd als ze door ervaring zullen ge
worden zijn. dat, wie het laatst komt
bij verkiezingen, dikwijls nog het
meeste succès behaalt, precies anders
om als bij andere oorlogen, waarin
gewoonlijk de eerste klappen het
meeste zeer doen blijven de andere,
jongere kiesverenigingen over, maar
ook dezen, de Liberale Unie en de
Vrijzinnig-Democraten. kunnen
kwalijk mee bedoeld zijn, daar zij
hoe respectabel op zichzelf ook toch
nog niet tot de gezaghebbende krin
gen behooren en meer dan de handen
vol hebben om er naar te trachten,
zóólang te bestaan, dat ze althans
kans hebben gezaghebbend te worden.
Moest het dus een kiesvereeniging
wezen; die Wouter bedoelt, dan kan
ik geen andere bedenken, dan de zoo
genaamde Kieskring, een instelling,
die al bijzonder oneigenaardig niet
dezen naam gedoopt is. daar hij wel
verre van aan een kr> aaneen leg
kaart doet denken, omdat bij uit zoo
tal van verschillend uitziende onder
deden bestaat en een legkaart, zoo
als we ons uit onze jeugd wel herin
neren, nooit een kring kan worden
genoemd om de eenvoudige reden,
dat ze altijd vierkant is.
Als dat waar is, dat namelijk deze
vierkante Kieskring nu al maatrege
len neemt voor de verkiezing in 1905,
dan kunnen we wat bijzonders ver
wachten. Groote transparanten, reu-
zen-advertenties, phonografen en gra-
mophonen misschien, die op de Groote
Markt met stontor-stem uitgalmen
...Kiest die en die...!" of: „Kiest die
en die nietKortom, een Ameri
kaanse!) e verkiezing, die wat leven zal
brengen in de Haarlemsché brouwe
rij, waarin het zoo af en toe wel eens
wat stil kan wezen.
Nog nooit van ons leven zullen we
zoo'n belangrijke verkiezing hebben
bijgewoond. Is 'top zichzelf al een
schokkende wereldgebeurtenis, dat elf
leden van je vroedschap tegelijkertijd
van hunne zetels opstaan, wachtende
op een wenk van de kiezers, of ze weer
zullen mogen gaan zitten, dan wel
buiten de deur zullen worden gezet.
het gewicht van de zaak ligt vooral in
de personen, die aftreden. Vooreerst
I een medicus, die er wél de heer
Van den Berg en een die er niet
aan doet, de heer Winkler. Terwijl de
eerste inderdaad, als het te pas komt,
hygiënische adviezen geeft, is de heer
Winkler zóóver van zijn oorspronke
lijk vak afgedwaald, dat hij zich ha
't bijzonder interesseert voor namen
van straten, benevens voor den mili
tieraad, waarbij men wel aan het
slaan, maar niet zoozeer aan 't heelen
van wonden denkt, en voor de Bank
van Leening. Gelukkig, dat 1»; in zijn
functie van Commissaris der Stads-
Apotheek nog een zwakke echo van
het geneeskundig bedrijf terug kan
vinden. Mochten hij en de heer Van
den Berg een geneesmiddel weten te
ontdekken tegen ongesteldheid van 't
gezond verstand, dan zouden zij af
en toe hunne medische wetenschap
ook in de Raadszaal zelve tot nuttige
toepassing kunnen brengen.
Dan hebben we Mr. Thijssen. die
aftreden moet en van wien we merk
waardigerwijze'kunnen zeggen, dat-
zijn beroep de Raad van Beroep is,
een aardigheid, die flauw zou wezen,
wanneer ze ook maar de minste aan
spraak maakte op geestigheid. Op
hem hebben verschillende Raadsleden
het oog gevestigd voor het geval, dat
er wat ze evenwel hopen dat. in de
eerste honderd jaar niet gebeuren zal
een vacature mocht komen te ont
staan in het College van Burgemees
ter en Wethouders.
Die kans schijnt de heer Rinkema
niet te hebben. Men zegt. dat hij wat
verlegen is. Als hij spreekt is 't wat
zacht, een beetje voor zich heen, zeg
gen ze Overigens wordt hij zeer ge
prezen en, beweren zijn vrienden, dat
hij op zijn tijd de noodige vrijmoedig
heid wel krijgen zal, als men hem
maar niet. overhaast. Ben ik welinge
licht, dan is vooral onze gemeente
secretarie zeer groot voorstander van I
de candidatuur des hoeren Schram,1
wegens de lijvighdid van de raads-
notulen.
Bij den heer Van de Kamp doet
zich oen moeilijkheid voor hij was in
de laatste jaren altijd de ziel van alle
Raadsverkiezingen. Hoe zal het nu
gaan, wanneer hij 't volgende jaar
zelf aan de beurt van aftreding komt?
Sommige belangstellenden hebben,
naar ik hoor zeggen, het verhaal al
eens opgeslagen van den man, die een
wolf, een geit en een kool moest over
zeilen en hopen daarin een oplossing
van hot vraagstuk te vinden. Als ze
zich nu al over het geval bekomme
ren. dan rekenen ze buiten den waard
in dit geval buiten den heer Van de
Kamp zelf. die zich zeker niet onbe
tuïgd zal laten en wiens herkiezing
toch zeker is, ook al is er voor hem
geen Van de Kamp, die haar bevor
dert.
Van de democraten in den Raad
moeten in 1905 de heeren Hofland,
Modoo en Groot aftreden. Van door
gaans wei-ingelichte zijde wordt mij
verteld, dat de burgemeester aan den
Minister een wijziging in de-gemeente
wet zal voorstellen, daartoe strekken
de. dat een Raadslid zijn stem tele-
phonisch zou kunnen uitbrengen, zoo
dat de heer Hofland tegelijkertijd zou
kunnen zeggen: „Asjeblief, een half
pond koffieen door den telephoon
roepen Vóór het amendement van
Groot!" Het schiinf evenwel, dat dit
op practische moeilijkheden zal stui
ten. o.a. deze, dat de telephoonjuf-
frouw door een verkeerde verbinding
een onzuivere steming zou kunnen
teweeg brengen.
Zal de heer Modoo gesteld worden
door de S. D .A. P. Zal hij. als ze
dat doet, haar candidatuur aanvaar
den? 't Zijn alle raadselen. Wel wordt
mij meegedeeld, dat een zeer invloed
rijk man in den Kïeskrïn" die zelfs
wel eens als de eerste man wordt ge
noemd (wat dwaasheid is, omdat, zoo
als men wel weet, een Kring geen be
gin en geen einde heeft), kortom, dat
die invloedrijke man zou hebben uit
geroepen „In elk geval moeten we
Groot condideeren, want liij is óók
een typograaf
Men moet evenwel goed begrijpen,
dat ik voor de waarheid daarvan
geenszins kan instaan. Ze beweren
zoovéél, dat. als 't er op aankomt,
niet door den beugel kan Sedert de
financieöle catastrophes sta ik voor
niets meer borg. zelfs voor mijn
grootsten vijand niet. En mocht er dus
iemand wezen, die beweert, dat de
Kieskring nog heelemaal niet aan de
zomerverkiezingen van 1905 denkt, dan
wil ik zelfs die bewering gaarne aan
vaarden en noodig de kiezers uit, om
rustig en kalm met mij den Kring
loop der dingen af te wachten.
Wat den heer Iiugenholtz betreft,
hij ken voorloopig de zaak rustig
aanzien, daar hij tot 1907 zitting
heeft. Van hem is dan ook alleen dit
te zcfcen, dat hij uit het Ripperda-
park naar de Duvenvoordestraat is
verhuisd en dus den eenen held van
Haarlem's beleg met den anderen
heeft 'verwisseld. Sommigen zeggen,
dat hij als anti-militairist daar niet
had moeten gaan wonen on dat er
toch zulke aardige huizen staan in
Overveen en in Bloemendaal Maar
dat houd ik voor een opmerking van
partij-politiek. Wèl gaat die ver, dat
zij een ander ver wenscht, tot over de
grens der ^emeente toe
FIDELIO.