BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Natuurhistorische Wandelingen
Jlaarlemmer Halletjes.
rijd
houd
Hardd
paa
i i.5a
3e J'
M.
1650
H. K.
en, 1?
Glas
5L
van
van
ddrav
>or de
ZATERDAG 28 MEI 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
0 M.
1651
i., 163
Seh
Ockhi
las J
hard
an I
22$
as J;
2360
valt
ZONDAGSBRIEVEN.
23.
Sta uzelf niet in den weg.
Amice,
kan dat naïeve doen ons boeien. Een
i enkele maal kan het bij ouderen ons
herinneren aan het paradijs der on-
schuld en der onnoozelheid een en-
I kele maal. Maar in verreweg de mees-
j te gevallen maakt de onaandoenlijk-
j beid en de besefloosheid, waarmee
I menschen het leven ondergaan, een
Toen ik u onlangs sprak, waart gij1 bedroevenden indruk. Zij die heseffen
vrij mismoedig over enkele teleurstel-dat het menschelijk leven niet is iets
lingen in uw leven. Er scheen een hetwelk moet worden oudergaan,
wrevel over u gevaren, die u aanporde maar iets hetwelk moet worden be-
om tegen alles u te verzetten en alles heerscht, zien terecht met gering-
af te keuren, als waart gij de meest1 schatting of wel met medelijden op
^pessimistische anarchist. Had 't inzulke slapersnaturen neer.
mijn macht gestaan met een reusach-Nog daargelaten, dat dit soort van
tigen hom heel de maatschappij in natuurleven, hetwelk het onvermij de-
splinters te doen springen, gij zoudt I lijke, zooals -men het noemt, maar
gezegd hebben ga je gang maar! over zich laat komen en ten slotte
En dat om uw eigen tegenspoed, over zich den baas laat spelen in
die naar 't mij scheen vrij breed door i veel stuitends en weerzinwekkends
werd uitgemeten. verloopt. Want ook het beest in den
Neen zeidet ge verstoord, met eenmensch behoort tot zijn natuur, en we
eenigszins wijsgeerige bevlieging j weten wat er van komt als we dit on-
't was niet uw eigen tegenspoed, die beteugeld laten rondloopen. In het
uw bitterheid wekte ,maar al het ge- j beste geval leidt dit besefloos, quasi-
tob bij elkaar dat er in de wereld is. goedmoedig, passief geleefd worden
Het is merkwaardig hoe sommige j tot een grauw, eentonig bestaan. Men
menschen ,,al dat getob" dat er „in neemt 's levens genietingen aan zon
de wereld" is, d&n vooral opmerken! der wezenlijk genot en evenzoo 'sle-
als ze zeiven in de nesten zitten, j vens smartelijke gebeurtenissen zon-
3200 Schijnt voor henzelf de zon, dan trekt der wezenlijk verdrietkortstondige
3995 duisternis elders minder hun aan- j rimpelingen boven 't watervlak, dat
dacht. Ik beweer niet dat juist gij j geen diepte bergt,
tot dat slag menschen behoort, maarj 'JSij den dood van zoo iemand kan
vergunt mij toch wel deze opmer- j gezegd worden, wanneer hij geboren
3395 king langs mijn neus weg even- op werd en getrouwd is; of hij al dan
PaPier te zetten. "iet kinderen had, of hij koopman,
het oproerig verzet van den zelfzuch-
tigen mensch middendoor loopt
Daar is niets ter wereld wat gij van
den beginne af als onvermijdelijk
hebt te aanvaarden. Waartoe zouden
dichterlijke ontboezemingen echter
verheffen de Meimaand hoog. En geen
wonderhet geheele vogelenheir is
teruggekeerd en niet het minst beval
len den mensch de woudzangers, als
l'""~v '"uuc" j zij met hunne heerlijke toonen de
ons anders die vermogens van schram- j iucht vervullen
en..ar^.eidfrtl1! Men moet wel een hart van steen
gegeven ZJin>- waaimee wij zijn toe hebben, als men in den vroegen mor-
gerustMet deze vermogens mogen j gen dat ontwaken bijwoont en er
we ons verweren en belmoren we onsniets voor gevoelt..
,Maar we zijn toch niet gehouden of burgemeester, of minister, of hand-
al den zuren kost van 't leven als j werksman was of hij arm of rijk, of
Jz m
EN
14.
161 e
328 li(
428
41
zoete koek op te eten", wierpt gij i hij voorspoedig was of tegenspoed
lij korzelig tegen. j vond op zijn weg, al of niet geld ver-
Gij herinnert u wat mijn repliek diendealles om het even. Meer kan
pas er ook al niet gezegd worden.
„Nou, bonjour!" zei ik, terwijl ik!
ijn hoed opzette en uw kamerdeur; Er is ook, amice! eene vierkant te-
achter mij dichttrok. genovergestelde manier van doen
Ik geef toe dat dit argument al zoo- i eene, waartoe gij scheent over te hei-
wat tot de zwakste behoort die iemand len, toen we onlangs elkaar spraken,
gebruiken kan. Toch mag er soms deEen houding vol van wrevel en inner-
grootste wijsheid in gelegen zijn. Niet! lijken tegenzin vol inwendigen wrok
ledereen is altijd in de stemming omen met een geest van opstand. Om-
1 weerleggen. Niet overal is de gele- j dat niet tot ons'komt wat wij vragen,
inheid schoon. En zeker waart gij omdat wij niet mogen genieten wat
I e una vciueieu cu jjenuureu we Ullö j me 15 voor gevoelt..
te verweren tegen den loop der din-1 Begeeft u in den vroegen morgen
1 gen. Ziedaar een verzet hetwelk de naar den Hout, en "t eerste wat u
krachten staalt, bet- levensgenot ver-bevreemdt, is het geringe aantal wan-
hoogt en een groote som van tevre- i delaars. Zeker hebben de menschen
denheid bergt. Want niets wordt door' -fee.n V'1?. z^n, ze weUicht 's avonds
ons in meerdere mate op prijs gesteld ze ?00 d~
J .r, heerlijkste uren. van den dag missen?
dan wat wij onszelven verwierven. Enjs eenmaal de zon haar hoogste stand-
dan staat ge versteld over net vele dat j punt gepasseerd, en zijn de wegen
door inspanning en volharding ver-stoffig en het aantal wandelaars ver
kregen kan worden. Maar -ook hier- j méèrderd, dan is ons bosch geheel
over, dat er zooveel blijkt te kun-1 anders.
nen worden afgewend en gekeerd,! Komt, volgt me eens op een vroe-
wat aanvankelijk onvermijdelijk i fen morgen naar alle Haar-
scheen. En niet minde,- ondervinden TVS
wij, aat het maai aan onszelf ligt,Dreef, ruim en grootsch is de intrede,
allerlei ons van 't lijf te houden,I De sierlijke olmen staan thans in het j
waaronder een ander als onder een j volle blad en het oog rust met welge-
noodlot gebukt gaat. j vallen op hun goed gevormde kronen.1
Er blijft nochtans zult gij bewe- j öugdige kracht straalt uit die blader-
ren in elk menschenleven onver- dós?.®n 01?s, !e-sei?| Het -srofne, Sras-
wat door de
zet een groote
PVHMNMHM0OHPP!!HVP||H!PVNBNHS!L..geheel bij. Links
waarmee gestreden, wat pijnlijk door-1 wijken spoedig de gebouwen terug en
leefd moet worden. j staande voor het Pavilloen, rust ons
Ik denk er niet aan dit te ontken-oog met welgevallen door deze open
nen. Men kan zich zelfs geen men-°P die zee van blad. Hoe duizen-
schenwereld voorstellen, meen ik, zon- n nuances van groen en nog eens
„s^+'RToen. Hier het lichte groen, welrie-
deze d _zl3n z®,n.ietikend in den morgen, der slanke ber-
even zoovele noodzakelijke middelen ken door de meesten gewoonlijk
ter onzer opvoeding Denk u allen slechts te herkennen aan den latei-
strijd en alle smart weg, wat zou er (witten bast, die in horizontale schil-
van eens menschen leven terecht ko- j vers loslaat. Daar het zelfs bij goede
men? belichting eenigszins naar 'tgele zwe
ren in elk menschenleven onver- L
mijdelijk oen groote mate van leed ena0^„TL gS, def z
gemis. Er hlijtt allerlei wat doorstaan, bekoorlijkheid aan "kei
Wfloi-miiB cr Acf rWJ on wnl niinliik A nnr- I .v,:-;!--... ,1
•90 irii
et in de stemming om te luisteren.
Mag ik daarom u er een Zondags
lef over schrijven
672!
758!
931
0356
1192
1527
Men kan op verschillende wijzen te-
ïnover het leven zich verhouden, ook
iglegenover zijn rampen en lasten, zijn
lezwarem en teleurstellingen.
Men kan zich gedragen als een bij
oorbeeld, in wien geen enkel
erzet daartegen opkomt, wiens
wij wenschen. Wij zouden willen dat
in deze groote wereld met onze per
soonlijke wenschen en behoeften meer
rekening word gehouden. Wij wilden
ons tot middenpunt van onze omge
ving maken en die omgeving bleek
van ons niet gediendwij zouden ons
hooggeplaatst willen zien, en nie
mand ziet tegen ons op. Wij achten
ons miskend en tekort gedaanonze
schouders overmatig beladen, rte een
meent zich te moeten kleeden in een
femoed nooit angstig of bewogen zich t V r T
loerde tegenover daf alles wat wege- st,"e, T it a ?.T. r°ePt
poon zijn „het raadsel des levens" I ht;lanIschen "ve™d &od ,'e"
noemen. Zoo iemand leeft voort als "ch, "T6 WWel'
derde neemt de gangen van een wijs
geer aan, tast al 's werelds ellende
ggijen die ..geleefd wordt" een leven als
jog an de bloemen des velds en de voge-
4Q7 en des hemels, zonder klaar besef dat
j- j ij ze en waarin hij ze te boven gaat.
yt Daar kan iets bekoorlijks zijn in dat
est aan. evenals er iets bekoorlijks is
bloemen en vogelen zelf. De na-
juur heeft in haar instinctieve uitin-
in haar naïef bestaan, iets aan-
rekkelijks, ook als zij aldus in men
;hen zich aan ons vertoont. In een
ind vinden we dat liefin een fris-
:hen knaap, in het meisje dat vap
e zorgen der wereld nog niet weet,
op tot éen som, trekt -daarvan d© som
van 's webelds geluk af en houdt dan
een groot bedrag aan ellende over.
Zeker is, dat langs dien weg eigen
ellende aanmerkelijk wordt vergroot
Is dit onze kijk op de wereld, dan
ligt alle veerkracht gebroken, alle
energie verlamd, alle vrede voorgoed
verstoord.
Ik weet een beteren weg, die tus-
schen het lijdelijk geleefd-wórden en
Laat mij u waarschuwen tegen een
drievoudigen vijand onstuimig begee-
ren mokkend ontberen ongeno-
ten bezitten.
mende groen der beuken.
De dunne, nieuwe takjes hebben
zich versterkt en opgericht, de eerst
nog wat in elkaar gefrommelde blaad
jes zich ontplooid en hunne volle op-
Verzet u tegen het onstuimigpervlakte aan het zonlicht blootge-
b.egeeren. Dat kost u alleen een „steld. Hoe glad, hoe schoon zijn die
verstamligen raad oj een hard woord toere vlakken; met hunne «wimper-
np rarinpn iirpii ie hannt. tp tppr
tot uzelf. Meestal zal het voldoende
zijn uzelven helder in de oogen ie
zien. Baat dit niet, dan de zweep er
over
Onderdruk, ten tweede, het m o k-
kend ontberen. Waarom moed
willig uw leed vergrooten?
Eindelijkleer genieten wat
gij hebt. Moet dan altijd- het he
den ongenoten voorbijvliegen om er,
als het niet meer is, met weemoed op
terug te zien? „Wat was ik geluk
kig hoort men menigmaal. Maar in
de randen lijken ze haast te teer,
te zwak voor die woudreuzen. Van
verre zijn hunne stammen reeds te
herkennen. De bij andere boomen
zelfs vaak en soms diep gebarsten
schors blijft hier glad. soms glim
mend wit of grijs. Hoe eeheel ver
schillend met de andere boomen.
En dan de bruine variëteiten, waar
het bladgroen bedekt is door een in
de opperhuids-cellen zich bevindende
kleurstof. Hoe hier geheel andere tin
ten, andere kleurspelingen, vooral
bij avond- of morgenbelichting. Het
aantal bruine beuken in den Hout :s
de dagen, waarop die verklaring be-niet groot. Om er ook het rechte ge-
trekking heeft, kwam het besef„Wat
b e n ik gelukkig niet tot zijn recht.
Ik hoop, amice dat gij deze over
wegingen vriendschappelijk van mij
zult willen aannemen.
t.t.
LECTORI SALUTEM.
in en om Haarlem.
'tWas toch zeker in een norsche
bui, dat zeker dichter zei„en Mei
kan wel November zijn". De mr-csto
not van te hebben, behooren ze op
open plekken thuis. Een mooi exempï.
daarvan vinden we aan den Wagen
weg, even voor de Zandvoortsche-
laan.
Wat zou een geheel woud van brui
ne beuken een vreemden indruk op
ons maken, wellicht waanden we ons
dan wel op de planeet Mars te zijn.
In den hertekamp grazen vreed
zaam de herten het. korte gras af. dat
door de dichte toppen der boomen
hier en daar maar schaars licht
ontvangt. 'tZijn meest allen eiken,
die daar staan. De forsche stam, als
was hij zijn kracht bewust, verheft
zich hoog in de lucht. Hier en daar
vertoonen zich bosjes korte takjes
op den fevoorden stam* Laat, zeer
laat zelfs, beginnen de eiken uit te
loopen. De jonge blaadjes blijven in
den beginne dicht opeen, als maar
eerst de stuifmeelkatjes zijn afgeval
len en de jonge vruchtjes zijn gezet,
dan ontwikkelt alles zich sneller en
de bladeren nemen hun gewone groot
te en eigenaardig gelobden vorm aan.
Als waren ze nog verkleumd, zoo
lichter of donkerder bruin zien ze er
uit. Nauwelijks hebben zich hare bla
deren ontplooid of tal van insecten
doen reeds een aanval. Noemen we
alleen slechts de gahvespen. die een
gaatje gaan boren in allerlei deelen
en dan daarin hunne eieren gaan
leggen. Spoedig ontwikkelt zich daar
uit. een diertje, dat nog wel niets op
het volwassen insect gelijkt, maar
voorspoedig opgroeit, zich verpopt en
als nieuw geborene te voorschijn
komt. Zie hier op den grond liggen
de stuifmeelkatjes, hier en daar met
knobbeltjes bezet. Die knobbeltjes zijn
gezwellen, ontstaan tengevolge van
de verwonding. Meer bekend zijn de
wat grootëre gallen, die op de blade
ren voorkomen. Tengevolge van het
daarin voorkomende looizuur kunnen
ze gebruikt worden ter bereiding van
inkt. vandaar de namen galnoten of
inktappels. Meer echter neemt men
daarvoor die, welke uit Klein Azië
komen, omdat de hoeveelheid looi
zuur daarin grooter is. Het zün alle
zoogenaamd een-kamerige gallen, d.
w. z., in ieder zit maar één dier.
Soortgelijke gallen komen ook voor
op de wortels, even onder of juist
aan de oppervlakte. Velen uwer zul
len zich uit de duinen, waar de stam
men der eiken lager zijn, wel de groo-
tere gallen herinneren, die aan de
toppen van de takken zitten. Snijden
we deze, ook licht-rose gekleurde,
vergroeiingen door, dan zien we, dat
er tal van individuen in voorkomen,
zoogenaamde veel-kamerige gallen.
Bekijk dan eens uw mes, cFat js
zwart geworden, doordat er een
scheikundige verbinding heeft plaats
gegrepen tusschen het looizuur en het
ijzer.
Maar gunnen we thans ook een
blik aan dien zwaren, breedgetakten
kastanjeboom. Verdrukt, verdrongen
hebben zijn onderste takken het niet.
willen opgeven. Een weinig neerge
bogen, hebben ze zich verlengd, tot ze
buiten den bladerkroon uitkwamen en
zich oprichtende, doen ze mede aan
den algemeenen bloementooi. Van bo
ven tot beneden een bloemenpracht.
De groote, rijk van bloemen voor
ziene tros, maakt met zijn grillig ge
kleurde bloempjes en het zevental in
sierlijken boclit neergeboo-en meel
draden. die den insecten een zit-
plaatsje aanbieden, een alleraange-
naamsten indruk tegenover dat don
kere groen.
'tls evenmin als de iep en delinde
een woudboom, daarvoor leenen zich
beter beuk en eik.
Laten we voor dezen morgen niet
meer in détails afdalen, en genieten
meer van den algemeenen indruk.
Hoe heerlijk schijnt de reeds hooger
stijgende zon door de toppen der boo
men en toovert daarboven een kleu
renspel door 'tjonge groen! Hoe lus
tig kwinkeleeren er de vogeltjes, lang
reeds ontwaakt. De slechts enkele
wandelaars verhoogen den indruk
was het te vol, dan zou dit afbreuk
doen aan cle rustige stemming die
ons thans beheerscht, waren er in
't geheel geene, dan zou ons ditweèr
te eenzaam stemmen. Zetten we ons
nog een oogenblik op deze bank ne
der. De geuren van den Mei-doorn
vervullen de lucht. Nog eens een
oogenblik gekeken naar al dat schoo-
ne groen, dit voorjaar niet ver
schrompeld door schrale winden, om
ons daarna stadwaarts te begeven,
den thans hongcrigen maag gestild
en hervatten we vol frlsschen levens
moed onze dagelijksche bezigheden.
J. STURING.
Salomo'» Concurrent.
De heer Zegers was de lakenkoop
man van Woerden; een tweede was
er niet in het stadje. Zijn winkel
stond op een prachtigen stand In de
hoofdstad en jaren lang was zijn zaak
voortdurend in bloei toegenomen.
Maar toen er een spoorweg was ge
komen en de pakketpost goedkooper
werd, namen de zaken een anderen
keer. Men zag in, dat men uit Rotter
dam kleeren naar de laatste mode
kon betrekken, eer die mode in het
dorp bekend was. En men nam er nu
en dan een dag voor, om in de stad
zijn inkoopen te gaan doen. Allerlei
kleinigheden droegen er toe bij. om
de gemoedsrust der winkeliers te ver
storen naarmate er meer villa's in
de nabijheid van het dorp werden ge
bouwd, vestigden zich daar meer win
keliers, die den anderen het brood uit
den mond namen.
Meer dan dertig jaar lang had Ze
gers als lakenkoopman een monopo
lie bezeten en zijn opperheerschap
pij was zóó volkomen geweest, dat,
toen Ribbe, de slager, bij hem was
komen klagen dat de menschen hun
l>eefsteak in de stad. in plaats van
bij hem kochten, Zegers nog uitste
kende zaken maakte.
Maar op een Maartschen dag be
gonnen ook zijn kansen te verminde
ren. De dames Hoddel brachten haar
gewoon bezoek aan zijn winkel om
haar inkoopen voor het zomer-sei-
zoen te doen.
Wij moeien khaki laken hebben,
meneer Zegers, zeide juffrouw Marie.
En stroohoeden, die er bij kleu
ren, voegde juffrouw Clara er bij.
Khaki, dames Daar heb ik nog
nooit van gehoord. Ik heb wel mooi
hemelsblauw en heliotrope, maar
khaki
Hemelsblauw hebben wij al lang
genoeg gehadhebt u niet wat
nieuws
Vergeefs haalde Zegers zijn heelen
voorraad te voorschijn en toen de
meisjes vertrokken, na voor een stui
ver spelden te hebben gekocht, was
Zegers heelcmaal uit zijn humeur.
Toen een oogenblik later een naar
van zijn klanten voorhij kwamen, die
een costuum droegen, dat zij blijk
baar in de stad hadden gekocht, be
greep Zegers dat dit het begin van
het einde was. Hij bedacht tevens, dat
een concurrent, die het in zijn hoofd
mocht halen te Woerden een winkel
te openen, goede zaken zou maken.
Zegers was .met weinig begonnen,
maar had met zijn zaken een aardig
fortuintje verdiend. Hij had een lieve
vrouw, en zijn bankier had een flink
deposito van hem. Maar nu kookte
juffrouw Zegers vergeefs lekkere
schoteltjes voor hemhet verloopen
van zijn winkel deed hem den eet
lust verliezen.
Maar toch was Salomo Zegers er
de man niet naar om met de armen
over elkaar achter zijn toonbank te
blijven tobbennu het gevaar nader
de, kwam zijn oude veerkracht spoe
dig terug. Twree nachten kou hij niet
slapen den derden nacht viel hij
tegen het aanbreken van den dag in
een onrustigen slaap... maar in die
sluimering vond hij de oplossing,
waarnaar hij zocht. Hij droomde, dat
het ergste was gebeurd. Een concur
rent had zich in den winkel naast
hem gevestigd en toen Zegers hom
een beleediging naar het hoofd wilde
Een Zaterdagavondpraatje.
de
Wanneer iemand, die eiken dag in
8 courant schrijft, zich op een bijzon-
er terrein gaat begeven, clan dient
ij daarbij hoogst voorzichtig tewerk
gaan. Voordat hij 't zelf weet, heeft
ij een flater gemaakt en zitten de
akmenschen zich voor z ij n rekening
aarmee te vermaken. Wil men een
iaaltje, dan zal ik er dadelijk een
even. ..De romanschrijvers", zoo zei
ie eens een dokter, ..hebben 't ge-
•oonlijk heel druk over de mooie
ogen van hun heldinnen. Die oogen
ijn vol uitdrukking, ze toonen karak-
3r en fierheid, of ook wel edelaar-
igheid on zachtmoedigheid, in tijden
an tegenspoed ligt er een wereld van
mart in die oogen kortom, als
3 't. niet over de oogen konden heb-
en, dan zouden ze nauwelijks kans
ien om een redelijk boek te schrij-
en. En wat is nu de waarheid Dat
en oog op zichzelf niet de minste uit
rukking heeft. De eigenaardige bij-
mderheden, die wij er in zien, komen
oor de omgeving van 't oog, niet van
et oog zelf."
Toen ik het hoorde stond ik versteld
a als ik nu weer eens een roman
»es, waarin iets voorkomt over de
etooverende oogen van de heldin, sla
de bladzijde maar gauw over. 't Is
een plezierig denkbeeld, dat men-
ihenoogen precies zooveel uitdruk
ing hebben, als die van een hobbel-
aard en 't stemt tot bescheidenheid
leteen.
Toen ik dan ook onlangs gelezen had
at hoofden van scholen het in hun
ne vergadering te Haarlem hadden ge
had over de vraag„Zijn de lichame
lijke straffen in de school noodig
toen heb ik mij met de grootst moge
lijke bescheidenheid aan 't lezen gezet
van wat een van die heeren daarover
vertelde. Ik heb daarbij bespeurd „dat
geen lichamelijke straf noodig is,
waar samenwerking is tusschen het
hoofd en den onderwijzerdat men er
toch niet aan denken zal, lichamelij
ke tuchtiging, die overal is afgeschaft,
in de school weer in te voeren en dat
de hoofden zich niet per procuratie tot
kinderbeulen verlaagd willen zien."
Nu, dat laatste kan ik me begrijpen.
Kinderbeulen foei, 't is om van te
griezelen Wie kan zich onze hoofden
en onze klasse-onderwijzers voorstel
len als beulen, met een knoet in de
eene en een heftig bloedend kind in
de andere hand Maar overigens
kwam mij hier mijn bescheidenheid
goed van pas. De lezer moet namelijk
weten ja, ik erken het niet dan
aarzelend, maar het moet, ik mag
het niet langer verzwijgen de lezer
moet dan weten, dat ik meende, dat
er zoo af en toe iji de school nog wel
eens een lichamelijke tuchtiging werd
toegediend, dat onderwijzers (en on
derwijzeressen, o ijselijkheidwel
eens een jongen (want helaas, 't is
altijd ons sterke geslacht, dat lastig
is) bij de ooren trokken, een draai om
dezelfde ooren toedienden, ja zelfs wel
eens een complete afstraffing naar
alle regelen der kunst op het dikste
vleesch van. den leerling, deden dienen
tot prikkeling van zijn eenigszins ver-j
slapten zin naar vlijt en gehoorzaam-'
heid. Dit alles heb ik wel vernomen,
maar 't kan niet waar wezen, want,
we zagen het immers„geen licha
melijke straf is noodig waar samen
werking is tusschen het hoofd en den
onderwijzer" en, zooals iedereen wel
weet, is die samenwerking in deze da
gen zóó voorbeeldig, dat alleen daar
om lichamelijke straf op school on
denkbaar is. Ik herinner me, dat een
onderwijzeres, en lang niet een van de
minste, eens tegen me zei„Af en toe
geef ik wel eens een klap en je kunt
er op school eenmaal niet buiten.
Voor enkele leerlingen is zooiets noo
dig."
Nu wil ik wel eerlijk bekennen, dat
ik mijn zegsvrouw daarvoor niet boos
heb aangekeken. Het weekclijke stel
sel van dezen tijd, dat alle lijfstraf
uit den booze is. kan mij niet beko
ren, maar!.... op de hoofdenvergade-
ring is gezegd, dat men er toch niet
aan denken zal die op de school weer
in te voeren Hoe kan nu, vraag ik
mij in verbazing af, iemand iets toe
passen, dat op de school niet inge
voerd is? Dat kan evenmin als aan
de leerlingen een olifant laten kijken,
wanneer er geen olifant voorhanden
is. Het eenige wat ik dus veronderstel
len kan, is dat ik haar niet goed heb
verstaan, of dat zij zich onduidelijk
heeft uitgedrukt of dat we bij de heer-
schende warmte allebei hebben gesoe-
zebold.
Dat laatste is natuurlijk in 't ge
heel niet onmogelijk, nu de thermo
meter op eens geducht in de hoogte
gevlogen en dus (zooals een Noordhol-
landsch boertje meende) de tempera
tuur zoo hoog geworden is. 't Is nu
de bloeitijd weer voor sport in 't- alge
meen en voor fietsen in 't bijzonder.
Welke vlucht vooral het wieleren ge
nomen heeft, kan men op de Zonda
gen aanschouwen. Niet dat het voor
den geoefenden fietsrijder dan veili
ger is, wanneer beginnelingen van al
len leeftijd den openbaren weg in zijn
geheel voor hun vurig pogen noo
dig hebben en nog wel met een ver
toon van brani, vooral wat de man
nen betreft, iedereen probeeren voor
bij te rijden, links of rechts langs hem
heen en zonder bel of hoorn te ge
bruiken. 't Zal op deze wijs voort
gaande niet lang meer duren, of het
is even van zelf sprekend, dat iemand
fietsen, als dat hij schrijven kan.
Die schoone toekomst ziet een ge
deelte van den Bloemendaalschen Ge
meenteraad zeker met welgevallen na
deren. Of verkondigde niet een van
de leden in de raadsvergadering van
deze week de stoute stelling, dat er
in Bloemendaal wel haast meer fiets
rijders dan voetgangers zijnZoover
zal het nu wel niet zijn, want de
heer Ter Hoffsteede, die om zoo te zeg
gen nog hartstochtelijk voetganger is,
heeft nog heel wat meer medestanders
en vakgenooten, dan liefhebbers van
de fiets wel in staat zijn te overzien.
Eerst zal nog een nieuw geslacht
moeten zijn opgegroeid.
Zullen we dan pas overal de wieier-
paden bezitten, waar wij allen wiel
rijders zoo vurig naar verlangen?
De Gemeenteraad van Bloemendaal
zal aan B. en W. van Haarlem ver
zoeken er een aan te leggen in de
nieuwe bestrating van de Kleverlaan
en te hopen is het,dat dit nu niet be
hoeft af te stuiten op formeele bezwa
ren. Er is om een wielrijder te bevre
digen, zoo heel veel niet noodig. Hij
vergt niet veel ruimte op den open
baren weg en kruipt als het moet door
een klein gaatje. Wat kan er nu te
gen zijn. om in deze en volgende nieu
we bestratingen een lange, gladde
streep te leggen van vlakken steen?
Eén halve meter maar en de wielrij
der is verheugd en laat met vreugde
de rest van den straatweg over aan
voetgangers, rijtuigen, vrachtwagens
enautomobielen. Worden er ooit
dergelijke wielerpaden aangelegd, dan
zal de fietsrijder juist in den automo
bilist zijn grootsten vijand vinden,
want deze zuinig als hij is op zijn
dure luchtbanden zoekt ijverig de
vlakke plekjes op en zal, als er niet
op gepast wordt, den fietsrijder van
diens pad verdringen.
Dit is alles evenwel muziek der toe
komst. Voor 't oogenblik hebben
we nog geen wielerpad. Ik doe een
dringend beroep op B. en W., om ons
nu eens op de Kleverlaan, bij wijze
van proef, daaraan te helpen. Mis
schien kloppen we in dit opzicht niet
aan doovemansdeur. Het College van
B. en W. bestaat grootendeels uit
edelachtbare sportbroedersde bur
gemeester die fietst en af en toe in
een automobiel uit toeren gaat. de
wethouder Mr. de Haan Hugenholtz,
die fietst, zij het dan ook niet dik
wijls, en de wethouder Dr. H. D. Kru-
seman, dien ik wel eens een toertje
op het stalen ros om Bloemendaal heb
zien doen. De heeren Nieuwenhuijzen
Kruseman en de Breuk behooren nog
tot de voetgangerij.
Zoo'n wielerpad zou zoo'n aardige
beleefdheid wezen naast de vaderlijke
zorg van de politie voor onze fiets
bellen. Bij een compleet uitgeruste
fiets behoort, dat weet de politie, een
luidklinkende bel. En wanneer wij zoo
onvolledig mochten wezen, dat we
geen bel aan den stuurstang hebben,
dan maakt ze ons met prijzenswaar
dige belangstelling daarop attent en
noodigt ons, na een week of wat, uit
tot een praatje met den kantonrechter
en dat onderhoud komt ons twee
kwartjes of een gulden te kosten, wat
heel weinig is voor den goeden raad,
die daarin gelegen is om voortaan te
zorgen, dat onze fiets niet meer zoo
fragmentarisch daarheen rolt. Hon-
derde menschen zouden wel willen,
dat zij op een beslissend oogenblik in
hun leven voor een halven of een hee
len gulden goeden raad hadden kun
nen krijgen.
Maar nu ik toch van de politie
spreek wou ik even vragen is de
nieuwe nieuwe druk van onze politie
verordening al klaar In den tegen-
woordigen tijd, nu schouwburgen wor
den afgekeurd en stoelen vastgezet, is
deze verordening een boekwerk van
't grootste belang. Vóór Paschen
mocht ik vernemen, dat de nieuwe
druk ter perse lag? Is hij er nu, na
Pinksteren, al afgekomen? Of ligt hij
er nog? In dat geval zou ik wel be
leefdelijk tot een weinig spoed willen
aansporen. Een van mijn neven, een
man die een onbegrensden eerbied
heeft voor de Majesteit van het
Recht, is hier den eersten Mei komen
wonen. Zijn eerste werk was te trach
ten de politieverordening van buiten
te leeren, om in geen enkel opzicht
aan de gestelde machten ongehoor
zaam te zijn. Helaas, er was .geen en
kel exemplaar meer te krijgen. In
wanhoop zei mij de man„Fidelio,
ik zeg je, als ik dezer dagen een mis
drijf bega. dan kan ik het niet hel
pen. Hoe kan ik weten wat verboden
is, als ik het nergens kan nalezen?"
Ik kon den man geen ongelijk ge
ven.
FIDELIO.