BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Natuurhistorische Wandelingen Jlaarlemmer Halletjes. rijd houd Hardd paa i i.5a 3e J' M. 1650 H. K. en, 1? Glas 5L van van ddrav >or de ZATERDAG 28 MEI 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. 0 M. 1651 i., 163 Seh Ockhi las J hard an I 22$ as J; 2360 valt ZONDAGSBRIEVEN. 23. Sta uzelf niet in den weg. Amice, kan dat naïeve doen ons boeien. Een i enkele maal kan het bij ouderen ons herinneren aan het paradijs der on- schuld en der onnoozelheid een en- I kele maal. Maar in verreweg de mees- j te gevallen maakt de onaandoenlijk- j beid en de besefloosheid, waarmee I menschen het leven ondergaan, een Toen ik u onlangs sprak, waart gij1 bedroevenden indruk. Zij die heseffen vrij mismoedig over enkele teleurstel-dat het menschelijk leven niet is iets lingen in uw leven. Er scheen een hetwelk moet worden oudergaan, wrevel over u gevaren, die u aanporde maar iets hetwelk moet worden be- om tegen alles u te verzetten en alles heerscht, zien terecht met gering- af te keuren, als waart gij de meest1 schatting of wel met medelijden op ^pessimistische anarchist. Had 't inzulke slapersnaturen neer. mijn macht gestaan met een reusach-Nog daargelaten, dat dit soort van tigen hom heel de maatschappij in natuurleven, hetwelk het onvermij de- splinters te doen springen, gij zoudt I lijke, zooals -men het noemt, maar gezegd hebben ga je gang maar! over zich laat komen en ten slotte En dat om uw eigen tegenspoed, over zich den baas laat spelen in die naar 't mij scheen vrij breed door i veel stuitends en weerzinwekkends werd uitgemeten. verloopt. Want ook het beest in den Neen zeidet ge verstoord, met eenmensch behoort tot zijn natuur, en we eenigszins wijsgeerige bevlieging j weten wat er van komt als we dit on- 't was niet uw eigen tegenspoed, die beteugeld laten rondloopen. In het uw bitterheid wekte ,maar al het ge- j beste geval leidt dit besefloos, quasi- tob bij elkaar dat er in de wereld is. goedmoedig, passief geleefd worden Het is merkwaardig hoe sommige j tot een grauw, eentonig bestaan. Men menschen ,,al dat getob" dat er „in neemt 's levens genietingen aan zon de wereld" is, d&n vooral opmerken! der wezenlijk genot en evenzoo 'sle- als ze zeiven in de nesten zitten, j vens smartelijke gebeurtenissen zon- 3200 Schijnt voor henzelf de zon, dan trekt der wezenlijk verdrietkortstondige 3995 duisternis elders minder hun aan- j rimpelingen boven 't watervlak, dat dacht. Ik beweer niet dat juist gij j geen diepte bergt, tot dat slag menschen behoort, maarj 'JSij den dood van zoo iemand kan vergunt mij toch wel deze opmer- j gezegd worden, wanneer hij geboren 3395 king langs mijn neus weg even- op werd en getrouwd is; of hij al dan PaPier te zetten. "iet kinderen had, of hij koopman, het oproerig verzet van den zelfzuch- tigen mensch middendoor loopt Daar is niets ter wereld wat gij van den beginne af als onvermijdelijk hebt te aanvaarden. Waartoe zouden dichterlijke ontboezemingen echter verheffen de Meimaand hoog. En geen wonderhet geheele vogelenheir is teruggekeerd en niet het minst beval len den mensch de woudzangers, als l'""~v '"uuc" j zij met hunne heerlijke toonen de ons anders die vermogens van schram- j iucht vervullen en..ar^.eidfrtl1! Men moet wel een hart van steen gegeven ZJin>- waaimee wij zijn toe hebben, als men in den vroegen mor- gerustMet deze vermogens mogen j gen dat ontwaken bijwoont en er we ons verweren en belmoren we onsniets voor gevoelt.. ,Maar we zijn toch niet gehouden of burgemeester, of minister, of hand- al den zuren kost van 't leven als j werksman was of hij arm of rijk, of Jz m EN 14. 161 e 328 li( 428 41 zoete koek op te eten", wierpt gij i hij voorspoedig was of tegenspoed lij korzelig tegen. j vond op zijn weg, al of niet geld ver- Gij herinnert u wat mijn repliek diendealles om het even. Meer kan pas er ook al niet gezegd worden. „Nou, bonjour!" zei ik, terwijl ik! ijn hoed opzette en uw kamerdeur; Er is ook, amice! eene vierkant te- achter mij dichttrok. genovergestelde manier van doen Ik geef toe dat dit argument al zoo- i eene, waartoe gij scheent over te hei- wat tot de zwakste behoort die iemand len, toen we onlangs elkaar spraken, gebruiken kan. Toch mag er soms deEen houding vol van wrevel en inner- grootste wijsheid in gelegen zijn. Niet! lijken tegenzin vol inwendigen wrok ledereen is altijd in de stemming omen met een geest van opstand. Om- 1 weerleggen. Niet overal is de gele- j dat niet tot ons'komt wat wij vragen, inheid schoon. En zeker waart gij omdat wij niet mogen genieten wat I e una vciueieu cu jjenuureu we Ullö j me 15 voor gevoelt.. te verweren tegen den loop der din-1 Begeeft u in den vroegen morgen 1 gen. Ziedaar een verzet hetwelk de naar den Hout, en "t eerste wat u krachten staalt, bet- levensgenot ver-bevreemdt, is het geringe aantal wan- hoogt en een groote som van tevre- i delaars. Zeker hebben de menschen denheid bergt. Want niets wordt door' -fee.n V'1?. z^n, ze weUicht 's avonds ons in meerdere mate op prijs gesteld ze ?00 d~ J .r, heerlijkste uren. van den dag missen? dan wat wij onszelven verwierven. Enjs eenmaal de zon haar hoogste stand- dan staat ge versteld over net vele dat j punt gepasseerd, en zijn de wegen door inspanning en volharding ver-stoffig en het aantal wandelaars ver kregen kan worden. Maar -ook hier- j méèrderd, dan is ons bosch geheel over, dat er zooveel blijkt te kun-1 anders. nen worden afgewend en gekeerd,! Komt, volgt me eens op een vroe- wat aanvankelijk onvermijdelijk i fen morgen naar alle Haar- scheen. En niet minde,- ondervinden TVS wij, aat het maai aan onszelf ligt,Dreef, ruim en grootsch is de intrede, allerlei ons van 't lijf te houden,I De sierlijke olmen staan thans in het j waaronder een ander als onder een j volle blad en het oog rust met welge- noodlot gebukt gaat. j vallen op hun goed gevormde kronen.1 Er blijft nochtans zult gij bewe- j öugdige kracht straalt uit die blader- ren in elk menschenleven onver- dós?.®n 01?s, !e-sei?| Het -srofne, Sras- wat door de zet een groote PVHMNMHM0OHPP!!HVP||H!PVNBNHS!L..geheel bij. Links waarmee gestreden, wat pijnlijk door-1 wijken spoedig de gebouwen terug en leefd moet worden. j staande voor het Pavilloen, rust ons Ik denk er niet aan dit te ontken-oog met welgevallen door deze open nen. Men kan zich zelfs geen men-°P die zee van blad. Hoe duizen- schenwereld voorstellen, meen ik, zon- n nuances van groen en nog eens „s^+'RToen. Hier het lichte groen, welrie- deze d _zl3n z®,n.ietikend in den morgen, der slanke ber- even zoovele noodzakelijke middelen ken door de meesten gewoonlijk ter onzer opvoeding Denk u allen slechts te herkennen aan den latei- strijd en alle smart weg, wat zou er (witten bast, die in horizontale schil- van eens menschen leven terecht ko- j vers loslaat. Daar het zelfs bij goede men? belichting eenigszins naar 'tgele zwe ren in elk menschenleven onver- L mijdelijk oen groote mate van leed ena0^„TL gS, def z gemis. Er hlijtt allerlei wat doorstaan, bekoorlijkheid aan "kei Wfloi-miiB cr Acf rWJ on wnl niinliik A nnr- I .v,:-;!--... ,1 •90 irii et in de stemming om te luisteren. Mag ik daarom u er een Zondags lef over schrijven 672! 758! 931 0356 1192 1527 Men kan op verschillende wijzen te- ïnover het leven zich verhouden, ook iglegenover zijn rampen en lasten, zijn lezwarem en teleurstellingen. Men kan zich gedragen als een bij oorbeeld, in wien geen enkel erzet daartegen opkomt, wiens wij wenschen. Wij zouden willen dat in deze groote wereld met onze per soonlijke wenschen en behoeften meer rekening word gehouden. Wij wilden ons tot middenpunt van onze omge ving maken en die omgeving bleek van ons niet gediendwij zouden ons hooggeplaatst willen zien, en nie mand ziet tegen ons op. Wij achten ons miskend en tekort gedaanonze schouders overmatig beladen, rte een meent zich te moeten kleeden in een femoed nooit angstig of bewogen zich t V r T loerde tegenover daf alles wat wege- st,"e, T it a ?.T. r°ePt poon zijn „het raadsel des levens" I ht;lanIschen "ve™d &od ,'e" noemen. Zoo iemand leeft voort als "ch, "T6 WWel' derde neemt de gangen van een wijs geer aan, tast al 's werelds ellende ggijen die ..geleefd wordt" een leven als jog an de bloemen des velds en de voge- 4Q7 en des hemels, zonder klaar besef dat j- j ij ze en waarin hij ze te boven gaat. yt Daar kan iets bekoorlijks zijn in dat est aan. evenals er iets bekoorlijks is bloemen en vogelen zelf. De na- juur heeft in haar instinctieve uitin- in haar naïef bestaan, iets aan- rekkelijks, ook als zij aldus in men ;hen zich aan ons vertoont. In een ind vinden we dat liefin een fris- :hen knaap, in het meisje dat vap e zorgen der wereld nog niet weet, op tot éen som, trekt -daarvan d© som van 's webelds geluk af en houdt dan een groot bedrag aan ellende over. Zeker is, dat langs dien weg eigen ellende aanmerkelijk wordt vergroot Is dit onze kijk op de wereld, dan ligt alle veerkracht gebroken, alle energie verlamd, alle vrede voorgoed verstoord. Ik weet een beteren weg, die tus- schen het lijdelijk geleefd-wórden en Laat mij u waarschuwen tegen een drievoudigen vijand onstuimig begee- ren mokkend ontberen ongeno- ten bezitten. mende groen der beuken. De dunne, nieuwe takjes hebben zich versterkt en opgericht, de eerst nog wat in elkaar gefrommelde blaad jes zich ontplooid en hunne volle op- Verzet u tegen het onstuimigpervlakte aan het zonlicht blootge- b.egeeren. Dat kost u alleen een „steld. Hoe glad, hoe schoon zijn die verstamligen raad oj een hard woord toere vlakken; met hunne «wimper- np rarinpn iirpii ie hannt. tp tppr tot uzelf. Meestal zal het voldoende zijn uzelven helder in de oogen ie zien. Baat dit niet, dan de zweep er over Onderdruk, ten tweede, het m o k- kend ontberen. Waarom moed willig uw leed vergrooten? Eindelijkleer genieten wat gij hebt. Moet dan altijd- het he den ongenoten voorbijvliegen om er, als het niet meer is, met weemoed op terug te zien? „Wat was ik geluk kig hoort men menigmaal. Maar in de randen lijken ze haast te teer, te zwak voor die woudreuzen. Van verre zijn hunne stammen reeds te herkennen. De bij andere boomen zelfs vaak en soms diep gebarsten schors blijft hier glad. soms glim mend wit of grijs. Hoe eeheel ver schillend met de andere boomen. En dan de bruine variëteiten, waar het bladgroen bedekt is door een in de opperhuids-cellen zich bevindende kleurstof. Hoe hier geheel andere tin ten, andere kleurspelingen, vooral bij avond- of morgenbelichting. Het aantal bruine beuken in den Hout :s de dagen, waarop die verklaring be-niet groot. Om er ook het rechte ge- trekking heeft, kwam het besef„Wat b e n ik gelukkig niet tot zijn recht. Ik hoop, amice dat gij deze over wegingen vriendschappelijk van mij zult willen aannemen. t.t. LECTORI SALUTEM. in en om Haarlem. 'tWas toch zeker in een norsche bui, dat zeker dichter zei„en Mei kan wel November zijn". De mr-csto not van te hebben, behooren ze op open plekken thuis. Een mooi exempï. daarvan vinden we aan den Wagen weg, even voor de Zandvoortsche- laan. Wat zou een geheel woud van brui ne beuken een vreemden indruk op ons maken, wellicht waanden we ons dan wel op de planeet Mars te zijn. In den hertekamp grazen vreed zaam de herten het. korte gras af. dat door de dichte toppen der boomen hier en daar maar schaars licht ontvangt. 'tZijn meest allen eiken, die daar staan. De forsche stam, als was hij zijn kracht bewust, verheft zich hoog in de lucht. Hier en daar vertoonen zich bosjes korte takjes op den fevoorden stam* Laat, zeer laat zelfs, beginnen de eiken uit te loopen. De jonge blaadjes blijven in den beginne dicht opeen, als maar eerst de stuifmeelkatjes zijn afgeval len en de jonge vruchtjes zijn gezet, dan ontwikkelt alles zich sneller en de bladeren nemen hun gewone groot te en eigenaardig gelobden vorm aan. Als waren ze nog verkleumd, zoo lichter of donkerder bruin zien ze er uit. Nauwelijks hebben zich hare bla deren ontplooid of tal van insecten doen reeds een aanval. Noemen we alleen slechts de gahvespen. die een gaatje gaan boren in allerlei deelen en dan daarin hunne eieren gaan leggen. Spoedig ontwikkelt zich daar uit. een diertje, dat nog wel niets op het volwassen insect gelijkt, maar voorspoedig opgroeit, zich verpopt en als nieuw geborene te voorschijn komt. Zie hier op den grond liggen de stuifmeelkatjes, hier en daar met knobbeltjes bezet. Die knobbeltjes zijn gezwellen, ontstaan tengevolge van de verwonding. Meer bekend zijn de wat grootëre gallen, die op de blade ren voorkomen. Tengevolge van het daarin voorkomende looizuur kunnen ze gebruikt worden ter bereiding van inkt. vandaar de namen galnoten of inktappels. Meer echter neemt men daarvoor die, welke uit Klein Azië komen, omdat de hoeveelheid looi zuur daarin grooter is. Het zün alle zoogenaamd een-kamerige gallen, d. w. z., in ieder zit maar één dier. Soortgelijke gallen komen ook voor op de wortels, even onder of juist aan de oppervlakte. Velen uwer zul len zich uit de duinen, waar de stam men der eiken lager zijn, wel de groo- tere gallen herinneren, die aan de toppen van de takken zitten. Snijden we deze, ook licht-rose gekleurde, vergroeiingen door, dan zien we, dat er tal van individuen in voorkomen, zoogenaamde veel-kamerige gallen. Bekijk dan eens uw mes, cFat js zwart geworden, doordat er een scheikundige verbinding heeft plaats gegrepen tusschen het looizuur en het ijzer. Maar gunnen we thans ook een blik aan dien zwaren, breedgetakten kastanjeboom. Verdrukt, verdrongen hebben zijn onderste takken het niet. willen opgeven. Een weinig neerge bogen, hebben ze zich verlengd, tot ze buiten den bladerkroon uitkwamen en zich oprichtende, doen ze mede aan den algemeenen bloementooi. Van bo ven tot beneden een bloemenpracht. De groote, rijk van bloemen voor ziene tros, maakt met zijn grillig ge kleurde bloempjes en het zevental in sierlijken boclit neergeboo-en meel draden. die den insecten een zit- plaatsje aanbieden, een alleraange- naamsten indruk tegenover dat don kere groen. 'tls evenmin als de iep en delinde een woudboom, daarvoor leenen zich beter beuk en eik. Laten we voor dezen morgen niet meer in détails afdalen, en genieten meer van den algemeenen indruk. Hoe heerlijk schijnt de reeds hooger stijgende zon door de toppen der boo men en toovert daarboven een kleu renspel door 'tjonge groen! Hoe lus tig kwinkeleeren er de vogeltjes, lang reeds ontwaakt. De slechts enkele wandelaars verhoogen den indruk was het te vol, dan zou dit afbreuk doen aan cle rustige stemming die ons thans beheerscht, waren er in 't geheel geene, dan zou ons ditweèr te eenzaam stemmen. Zetten we ons nog een oogenblik op deze bank ne der. De geuren van den Mei-doorn vervullen de lucht. Nog eens een oogenblik gekeken naar al dat schoo- ne groen, dit voorjaar niet ver schrompeld door schrale winden, om ons daarna stadwaarts te begeven, den thans hongcrigen maag gestild en hervatten we vol frlsschen levens moed onze dagelijksche bezigheden. J. STURING. Salomo'» Concurrent. De heer Zegers was de lakenkoop man van Woerden; een tweede was er niet in het stadje. Zijn winkel stond op een prachtigen stand In de hoofdstad en jaren lang was zijn zaak voortdurend in bloei toegenomen. Maar toen er een spoorweg was ge komen en de pakketpost goedkooper werd, namen de zaken een anderen keer. Men zag in, dat men uit Rotter dam kleeren naar de laatste mode kon betrekken, eer die mode in het dorp bekend was. En men nam er nu en dan een dag voor, om in de stad zijn inkoopen te gaan doen. Allerlei kleinigheden droegen er toe bij. om de gemoedsrust der winkeliers te ver storen naarmate er meer villa's in de nabijheid van het dorp werden ge bouwd, vestigden zich daar meer win keliers, die den anderen het brood uit den mond namen. Meer dan dertig jaar lang had Ze gers als lakenkoopman een monopo lie bezeten en zijn opperheerschap pij was zóó volkomen geweest, dat, toen Ribbe, de slager, bij hem was komen klagen dat de menschen hun l>eefsteak in de stad. in plaats van bij hem kochten, Zegers nog uitste kende zaken maakte. Maar op een Maartschen dag be gonnen ook zijn kansen te verminde ren. De dames Hoddel brachten haar gewoon bezoek aan zijn winkel om haar inkoopen voor het zomer-sei- zoen te doen. Wij moeien khaki laken hebben, meneer Zegers, zeide juffrouw Marie. En stroohoeden, die er bij kleu ren, voegde juffrouw Clara er bij. Khaki, dames Daar heb ik nog nooit van gehoord. Ik heb wel mooi hemelsblauw en heliotrope, maar khaki Hemelsblauw hebben wij al lang genoeg gehadhebt u niet wat nieuws Vergeefs haalde Zegers zijn heelen voorraad te voorschijn en toen de meisjes vertrokken, na voor een stui ver spelden te hebben gekocht, was Zegers heelcmaal uit zijn humeur. Toen een oogenblik later een naar van zijn klanten voorhij kwamen, die een costuum droegen, dat zij blijk baar in de stad hadden gekocht, be greep Zegers dat dit het begin van het einde was. Hij bedacht tevens, dat een concurrent, die het in zijn hoofd mocht halen te Woerden een winkel te openen, goede zaken zou maken. Zegers was .met weinig begonnen, maar had met zijn zaken een aardig fortuintje verdiend. Hij had een lieve vrouw, en zijn bankier had een flink deposito van hem. Maar nu kookte juffrouw Zegers vergeefs lekkere schoteltjes voor hemhet verloopen van zijn winkel deed hem den eet lust verliezen. Maar toch was Salomo Zegers er de man niet naar om met de armen over elkaar achter zijn toonbank te blijven tobbennu het gevaar nader de, kwam zijn oude veerkracht spoe dig terug. Twree nachten kou hij niet slapen den derden nacht viel hij tegen het aanbreken van den dag in een onrustigen slaap... maar in die sluimering vond hij de oplossing, waarnaar hij zocht. Hij droomde, dat het ergste was gebeurd. Een concur rent had zich in den winkel naast hem gevestigd en toen Zegers hom een beleediging naar het hoofd wilde Een Zaterdagavondpraatje. de Wanneer iemand, die eiken dag in 8 courant schrijft, zich op een bijzon- er terrein gaat begeven, clan dient ij daarbij hoogst voorzichtig tewerk gaan. Voordat hij 't zelf weet, heeft ij een flater gemaakt en zitten de akmenschen zich voor z ij n rekening aarmee te vermaken. Wil men een iaaltje, dan zal ik er dadelijk een even. ..De romanschrijvers", zoo zei ie eens een dokter, ..hebben 't ge- •oonlijk heel druk over de mooie ogen van hun heldinnen. Die oogen ijn vol uitdrukking, ze toonen karak- 3r en fierheid, of ook wel edelaar- igheid on zachtmoedigheid, in tijden an tegenspoed ligt er een wereld van mart in die oogen kortom, als 3 't. niet over de oogen konden heb- en, dan zouden ze nauwelijks kans ien om een redelijk boek te schrij- en. En wat is nu de waarheid Dat en oog op zichzelf niet de minste uit rukking heeft. De eigenaardige bij- mderheden, die wij er in zien, komen oor de omgeving van 't oog, niet van et oog zelf." Toen ik het hoorde stond ik versteld a als ik nu weer eens een roman »es, waarin iets voorkomt over de etooverende oogen van de heldin, sla de bladzijde maar gauw over. 't Is een plezierig denkbeeld, dat men- ihenoogen precies zooveel uitdruk ing hebben, als die van een hobbel- aard en 't stemt tot bescheidenheid leteen. Toen ik dan ook onlangs gelezen had at hoofden van scholen het in hun ne vergadering te Haarlem hadden ge had over de vraag„Zijn de lichame lijke straffen in de school noodig toen heb ik mij met de grootst moge lijke bescheidenheid aan 't lezen gezet van wat een van die heeren daarover vertelde. Ik heb daarbij bespeurd „dat geen lichamelijke straf noodig is, waar samenwerking is tusschen het hoofd en den onderwijzerdat men er toch niet aan denken zal, lichamelij ke tuchtiging, die overal is afgeschaft, in de school weer in te voeren en dat de hoofden zich niet per procuratie tot kinderbeulen verlaagd willen zien." Nu, dat laatste kan ik me begrijpen. Kinderbeulen foei, 't is om van te griezelen Wie kan zich onze hoofden en onze klasse-onderwijzers voorstel len als beulen, met een knoet in de eene en een heftig bloedend kind in de andere hand Maar overigens kwam mij hier mijn bescheidenheid goed van pas. De lezer moet namelijk weten ja, ik erken het niet dan aarzelend, maar het moet, ik mag het niet langer verzwijgen de lezer moet dan weten, dat ik meende, dat er zoo af en toe iji de school nog wel eens een lichamelijke tuchtiging werd toegediend, dat onderwijzers (en on derwijzeressen, o ijselijkheidwel eens een jongen (want helaas, 't is altijd ons sterke geslacht, dat lastig is) bij de ooren trokken, een draai om dezelfde ooren toedienden, ja zelfs wel eens een complete afstraffing naar alle regelen der kunst op het dikste vleesch van. den leerling, deden dienen tot prikkeling van zijn eenigszins ver-j slapten zin naar vlijt en gehoorzaam-' heid. Dit alles heb ik wel vernomen, maar 't kan niet waar wezen, want, we zagen het immers„geen licha melijke straf is noodig waar samen werking is tusschen het hoofd en den onderwijzer" en, zooals iedereen wel weet, is die samenwerking in deze da gen zóó voorbeeldig, dat alleen daar om lichamelijke straf op school on denkbaar is. Ik herinner me, dat een onderwijzeres, en lang niet een van de minste, eens tegen me zei„Af en toe geef ik wel eens een klap en je kunt er op school eenmaal niet buiten. Voor enkele leerlingen is zooiets noo dig." Nu wil ik wel eerlijk bekennen, dat ik mijn zegsvrouw daarvoor niet boos heb aangekeken. Het weekclijke stel sel van dezen tijd, dat alle lijfstraf uit den booze is. kan mij niet beko ren, maar!.... op de hoofdenvergade- ring is gezegd, dat men er toch niet aan denken zal die op de school weer in te voeren Hoe kan nu, vraag ik mij in verbazing af, iemand iets toe passen, dat op de school niet inge voerd is? Dat kan evenmin als aan de leerlingen een olifant laten kijken, wanneer er geen olifant voorhanden is. Het eenige wat ik dus veronderstel len kan, is dat ik haar niet goed heb verstaan, of dat zij zich onduidelijk heeft uitgedrukt of dat we bij de heer- schende warmte allebei hebben gesoe- zebold. Dat laatste is natuurlijk in 't ge heel niet onmogelijk, nu de thermo meter op eens geducht in de hoogte gevlogen en dus (zooals een Noordhol- landsch boertje meende) de tempera tuur zoo hoog geworden is. 't Is nu de bloeitijd weer voor sport in 't- alge meen en voor fietsen in 't bijzonder. Welke vlucht vooral het wieleren ge nomen heeft, kan men op de Zonda gen aanschouwen. Niet dat het voor den geoefenden fietsrijder dan veili ger is, wanneer beginnelingen van al len leeftijd den openbaren weg in zijn geheel voor hun vurig pogen noo dig hebben en nog wel met een ver toon van brani, vooral wat de man nen betreft, iedereen probeeren voor bij te rijden, links of rechts langs hem heen en zonder bel of hoorn te ge bruiken. 't Zal op deze wijs voort gaande niet lang meer duren, of het is even van zelf sprekend, dat iemand fietsen, als dat hij schrijven kan. Die schoone toekomst ziet een ge deelte van den Bloemendaalschen Ge meenteraad zeker met welgevallen na deren. Of verkondigde niet een van de leden in de raadsvergadering van deze week de stoute stelling, dat er in Bloemendaal wel haast meer fiets rijders dan voetgangers zijnZoover zal het nu wel niet zijn, want de heer Ter Hoffsteede, die om zoo te zeg gen nog hartstochtelijk voetganger is, heeft nog heel wat meer medestanders en vakgenooten, dan liefhebbers van de fiets wel in staat zijn te overzien. Eerst zal nog een nieuw geslacht moeten zijn opgegroeid. Zullen we dan pas overal de wieier- paden bezitten, waar wij allen wiel rijders zoo vurig naar verlangen? De Gemeenteraad van Bloemendaal zal aan B. en W. van Haarlem ver zoeken er een aan te leggen in de nieuwe bestrating van de Kleverlaan en te hopen is het,dat dit nu niet be hoeft af te stuiten op formeele bezwa ren. Er is om een wielrijder te bevre digen, zoo heel veel niet noodig. Hij vergt niet veel ruimte op den open baren weg en kruipt als het moet door een klein gaatje. Wat kan er nu te gen zijn. om in deze en volgende nieu we bestratingen een lange, gladde streep te leggen van vlakken steen? Eén halve meter maar en de wielrij der is verheugd en laat met vreugde de rest van den straatweg over aan voetgangers, rijtuigen, vrachtwagens enautomobielen. Worden er ooit dergelijke wielerpaden aangelegd, dan zal de fietsrijder juist in den automo bilist zijn grootsten vijand vinden, want deze zuinig als hij is op zijn dure luchtbanden zoekt ijverig de vlakke plekjes op en zal, als er niet op gepast wordt, den fietsrijder van diens pad verdringen. Dit is alles evenwel muziek der toe komst. Voor 't oogenblik hebben we nog geen wielerpad. Ik doe een dringend beroep op B. en W., om ons nu eens op de Kleverlaan, bij wijze van proef, daaraan te helpen. Mis schien kloppen we in dit opzicht niet aan doovemansdeur. Het College van B. en W. bestaat grootendeels uit edelachtbare sportbroedersde bur gemeester die fietst en af en toe in een automobiel uit toeren gaat. de wethouder Mr. de Haan Hugenholtz, die fietst, zij het dan ook niet dik wijls, en de wethouder Dr. H. D. Kru- seman, dien ik wel eens een toertje op het stalen ros om Bloemendaal heb zien doen. De heeren Nieuwenhuijzen Kruseman en de Breuk behooren nog tot de voetgangerij. Zoo'n wielerpad zou zoo'n aardige beleefdheid wezen naast de vaderlijke zorg van de politie voor onze fiets bellen. Bij een compleet uitgeruste fiets behoort, dat weet de politie, een luidklinkende bel. En wanneer wij zoo onvolledig mochten wezen, dat we geen bel aan den stuurstang hebben, dan maakt ze ons met prijzenswaar dige belangstelling daarop attent en noodigt ons, na een week of wat, uit tot een praatje met den kantonrechter en dat onderhoud komt ons twee kwartjes of een gulden te kosten, wat heel weinig is voor den goeden raad, die daarin gelegen is om voortaan te zorgen, dat onze fiets niet meer zoo fragmentarisch daarheen rolt. Hon- derde menschen zouden wel willen, dat zij op een beslissend oogenblik in hun leven voor een halven of een hee len gulden goeden raad hadden kun nen krijgen. Maar nu ik toch van de politie spreek wou ik even vragen is de nieuwe nieuwe druk van onze politie verordening al klaar In den tegen- woordigen tijd, nu schouwburgen wor den afgekeurd en stoelen vastgezet, is deze verordening een boekwerk van 't grootste belang. Vóór Paschen mocht ik vernemen, dat de nieuwe druk ter perse lag? Is hij er nu, na Pinksteren, al afgekomen? Of ligt hij er nog? In dat geval zou ik wel be leefdelijk tot een weinig spoed willen aansporen. Een van mijn neven, een man die een onbegrensden eerbied heeft voor de Majesteit van het Recht, is hier den eersten Mei komen wonen. Zijn eerste werk was te trach ten de politieverordening van buiten te leeren, om in geen enkel opzicht aan de gestelde machten ongehoor zaam te zijn. Helaas, er was .geen en kel exemplaar meer te krijgen. In wanhoop zei mij de man„Fidelio, ik zeg je, als ik dezer dagen een mis drijf bega. dan kan ik het niet hel pen. Hoe kan ik weten wat verboden is, als ik het nergens kan nalezen?" Ik kon den man geen ongelijk ge ven. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7