BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. aarlemmer Halletjes. ZATERDAG 11 JUNI 1904 DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Dge-g iONDAGSBRIEVEN. j gen. 10 O Va ian lo. dt 25. Ver Weg! Beste Gustaaf tn Bep! du Tante en ik waren juist voorne- Dgê as ons bezoek, van den winter al igekondigd, u te komen brengen, ent adag over acht of over veertien da- idei i was er voor genoteerd. En ziet, ir komt de briefkaart, die ons uw :o( I onverwacht opgekomen reisplan- mededeelt, lu, voor zoover óns aangaat, wat t vat is verzuurt niet en de zomer nog lang. En gijlieden hebt gelijk gelegenheid waar te nemen die ins schoon is, nu de zaken ietwat rust komen, de vroegere gedien- 18 ;e is vertrokken, de nieuwe nog blijft en grootmama den kleinen i on staaf ontvangen kan. )ie tijd is voor ons voorbij. Wat adeb ik er vroeger rijk mijn deel aan hadGij weet, jarenlang togen we het mooie seizoen een weetic of vier nstens er op uit. Wat 'n drukte van jongens, die hun neus staken in plannen en ze, ieder voor zich, darkr eigen begeerte wilden wijzigen, van de meisjes, die altijd meer umllet wilden maken dan mama meen- te mogen veroorloven en te kun- hergenMaar ten slotte kwamen hoofden wel niet in éen zak maar ch onder éen wil en steeg met de con ïstemmigbeid de zenuwachtige ver- •atc kkiog. En hoe verder 't zou gaan, s te grooter de illusie. Maar gij weet ook ik heb ervoor ijn familie nooit een geheim van maakt ieder heeft zijn zwakhe- ïSSi a en Oom had de zijne dat de m isselvalligheden van de Effecten- urs daar niet een stokje maar een terst dikken slagboom voor zijn ko- da4en steken. Ik heb dit voor jelui nooit Le rzwegen, en wat aangaat het groote ibliek ik ben wel genoodzaakt in het publiek te denken door de [gelukkige gewoonte, ingegeven door ka> n overdreven zoogenaamWen eisch ir publiciteit, om al mijn brieven mstonds in „Haarlem's Dagblad" te itten het publiek kent gelukkig ste in heer S a 1 u t e m niet. Ver weg Het heugt me nog als de ig van gisteren, hoe ik mij wijs Cc aakte dat mijn geest en mijn ve haam beiden het broodnoodig had- av n eenige maanden, althans enkele iai eken, er op uit te gaan, „heelemaal uit" te zijn; uit het stadsgewoel ij woonden anders erg rustig in de kiu lantageuit de zaken die vrij 01 °P mijn procuratiehouder en la- op mijn oudsten jongen dreven de correspondentie die tante :hi tijd zoo trouw bijhield, en al- as mij te verfrisschen in de over ste ropte stations, de warme coupés en drukke hotels. Ver wegAndere beschavingstoe- anden en andere menschenHoe ,iia Iwisselend en ook ontwikkelend fj nze kinderen dan*ook, hoewel ze veel eje an de natuur hielden, naar ze zei- Gi en, beweerden dat men natuur ten slotte in ons land evenzeer had en dat een boom een boom bleef. Gingen ze op reis, dan wilden ze liever niet èl te diep zich begraven in de bos-| schen. Een meer en een dal waren gauw afgekeken en wat de kunst be treft, musea en kerken geleken over-' al bijster veel op elkaar. Ze zagen graag menschen. Tante "was het daar( niet altijd mee eens, maar wèl werd ze van het zien van musea zoowel als van het maken van wandeltochten op den middag gauw moe en kende zij na het middagmaal geen grooter ge-, not dan wat trouwens lang niet verwerpelijk is dood kalm thee te drinken onder de tonen van opwek- kende muziek. Zoo zagen we dan ook èrg veel menschen. Van hat verschil in beschavingstoestand merkten we' niet heel veel. In Duitschland, in1 Frankrijk, tot in Italië toe, werken de boeren op het land, net als hier. Ze mogen 's Zondags 'n beetje verschil- len in kleedij, evenals de militaire uniformen uit elkaar loop en in diver se landen wat ook niet bij te hou-| den is als je niet van 't vale zijt i maar overigens zie je niet veel onder-; scheid. Tante zei wel eensdat zit binnen in de huizen, waar je niet, komt, krek als bij ons. Ver wegVer van ons huis en ons gedoeMaar onze Jan als ik mij wel herinner liet zijn liefhebberij om 't nooit en nergens goed genoeg te vinden, niet thuis. En Marie stapte met 't verkeerde been óok uit 't Lu- cemsche bed.'Op snikheete dagen had Tilly 't altijd druk over 't lekkere koeltje aan den IJ-kant. En die dikke Bep (niet gij, maar onze Bep) wa9 geregeld wagenziek. of ze vóór- dan wel achteruit reed. Doch dat zijn de kleine misères en teleurstellingen van de reis. Plezier hadden we toch. Ik denk van tante nog 't minst. Die was steeds de eer ste om over de terugreis te spreken en frischte eerst op als ze weer op haar eigen slaapkamer in de Plan tage was. Nu, ik-ze'lf vond ook mijn kantoor nooit aangenamer dan een paar dagen na 'de reis. Zóo zouden dan de menschen tóch gelijk krijgen als ze beweren dat een reisje, vèr weg, opfrischt. i Ver wegIk grijp thans mijn fiets 1 en trap naar Vogelenzang of naar Wijk aan Zee of Amsterdam. Is de zon er niet heerlijk, het groen niet geweldig mooi Is de zee niet in drukwekkend zonder weerga en het gewoel der hoofdstad niet allergezel ligst Ben ik niet uren vèr van huis Of ik neem den wandelstok en stap naar Aerdenhout of Schapenduin mij omringen de groote en de kleine wonderen der natuur als wandelde ik door het boschpad dagreizen verder, j Ver weg Mijn trouwe vriend Sluy- ters wat zou ik hem graag een reisje gunnenging nooit over de grens, ongerekend het uitstapje naar Kleef na een faveurtje als examen- 1 commissie-lid. Doch ik luister met aan dacht als hij vertelt van zijn zwerf tochten door de tuinen en wildernis sen onzer oudere en jongere auteurs, ik raadpleeg hem als ik het pad kwijt ben in de doolhoven der menschenziel, hij weet den weg naar alle hemel streken in het woelen en drijven der menschenkinderen. Ver wegIk heb er niet tegenDe ontspanning, de zomerruste van onzen tijd wordt niet langer omsloten door de wanden van den koepel aan de vaart en de groene hagen van den theetuin buiten de singels van de veste. Onze vaderen wisten niet van de wondere middelen van vervoer van onzen tijd, althans niet van hun ver mogen om ons mijlen ver te voeren in korte uren voor een zoo luttele; som, dat zij weigeren zouden er ge- loof aan te slaan, indien zij het hoo-j ren konden. Ver wegOnze jongens ook onze meisjes niet kunnen blijven zitten: aan moeders pappot. Daar is werk tel doen, eer te behalen, geld te verdie-1 nen ver over de grens, ver over de zee. Wij groeten de hoopvolle aange zichten onzer kinderen met verruk-i king door onze heete afscheidstranen heen. j Ver wegDat was de gang van mannen die noodig zijn op de wereld, -een Stanley, een Gordon, een Nieu-1 wenhuis eoi zoovelen padvinders' van onze wetenschap en onzen handel. Maar speldt mij niet op den mouw dat natuurschoon, dat treffende ma jesteit der schepping elders alleen te vinden zouden zijn. Van heinde en ver komen ze herwaarts en genieten van onze weiden en vaarten en hori zonten, slaan de handen omhoog op onze Drentsche hei, staan sprakeloos aan onze zee met ons wolkengespeel j daarboven. Aantrekkelijk is het vreemde en J groote kracht is er gelegen in het; zelf-aanschouwen. Maakt mij evenwel! niet'wijs dat ieder oogen heeft om te, zien. Vertelt mij niet dat men juist' moet gezien hebben met de oogen des lichaams om te weten. Hoe ar-! melijk klein is de blik van menigen Indischen oudgast, óok over Indië-j zelf. En een der mannen, op wie de' vaderlandsche wetenschap roem draagt, wijlen de hoogleeraar P. J. j Veth, die Indië alleen zag uit zijn! studeerkamer, schreef, nevens zooveel meer, van 1873'84 zijn werk in drie deelen over Java, dat een standaard-; boek bleek voor de kennis van land en volk van het koninklijk eiland in het Oosten. Menschenkennis, ziedaar de groo te wijsheid die we noodig hebben in het leven. Welnu, tracht niet mij aan het verstand te brengen dat reizen, u verplaatsen, menschen zien van den buitenkant, het verstand zou opkla ren. de ziel zou openen van hen die niet willen of er niet vatbaar voor zijn. De oude Romeinen, wier broeders en zonen naar de verre koloniën gin gen aan alle hoorden van de zee, die in hun machtig rijk met recht door hen de Middellandsche Zee genaamd werd, maakten reeds het spreek woord, dat zegt„Die naar verre landen trekken verwisselen wel van hemelstreek, maar veranderen daar om nog niet van karakter". Zij had den 't ervaren dat velen, misschien met heel veel praatjes en dunk, niette min even onwijs en bekrompen terug keerden. Ver wegHonderdduizenden hoo- ren dat tooverwoord, denken er aan met koortsachtig verlangen, benijden hen, die koffers pakken, huizen slui ten, wegreizen. Dat kan niet verbazen. Zij hooren en lezen van een genot, clat in staat is meer dan eenig ander de verbeel ding te ontvlammen. En wat men mist, niet weet te bereiken, spant des te sterker de fantasie. Gelooft vrij dat ik erin juichen zou als de reis-illusiën van zoo menig jeugdig hart, van zoo tallooze ver dienstelijke werkers konden worden vervuld. Vooral als ik een rempla- ganten-stelsel kon invoeren en voor dezen en dien en honderden de reis- pas teekenen, die ik aan anderen zou willen onthouden. „En wij dan. Oom, ontsluit gij voor óns de poort naar het buiten land Ik dicht u deze ironische vraag toe, omdat ik mij haar zou kunnen begrij pen, nu ik op uw jubelende briefkaart u een reispreek als deze in uw ge pakte koffer stop. Veel genoegen in Thüringen En voorts, past altijd zóo op uw financiën, dat gij nimmer behoeft te boeten voor uw pekelzonden als thans uw toegen. oom LECTORI SALUTEM. natuurhistorische Wandelingen in en om Haarlem. XI. Alles slaapt en sluimert nog. Al les Och, er kunnen er zoo velen zijn, die al en die nog op zijn. Voor den werkman begint de dagtaak vroeg, en bij hoe menige zieke wordt er niet gewaakt. Maar 'tis stil in de straten van onze Spaarne-stad. Al voortwan- delende is, gehoor gevende aan ons afspraakje, het kleine clubje spoedig compleet en aan het einde van den Hout, aan 't begin van de Spanjaards laan. daar waar we elkander de vo rige week een „tot weerziens" toe riepen. Daar strekken zich die breede la nen, ver, ver, kaarsrecht uit. 't Zijn vier rijen zware boomen, die als zui len van een grootsche galerij in het gelid staan. 'tZijn de pilaren van het groote loverdak. Die forsche stammen, dat zware, neerhangende, gewelfde gebladerte, alles samengenomen brengt den mensch in een eigenaardige stem ming. die echter ook wel eenigszins rekening houdt met den gemoedstoe stand in ons. Is men alleen, heeft men te tob ben met allerlei moeilijkheden en zoekt men de eenzaamheid, spoedig werkt de natuur op dien toestand in. Een vroolijk uitgelaten clubje veran dert al eveneens, als het die over schaduwde dreven betreedt. Maar er zijn nog andere factoren, die opdien toestand of liever de richting van den gedachtenloop en daarmede on zen zielstoestand bepalen. Hoe en welke ook de stemming mag zijn, die er ontstaat, zeker is het, dat die zwa re, gegroefde stammen, die trotsche bladerkruinen, die gansche galerij in ons brengen een gevoel van rust, van somberheid misschien. We gevoelen ons klein tegenover die reuzen des wouds, die samen hier een zoo schoon geheel vormen. Geen wonder dus, dat onze voor ouders eveneens vervuld werden met eerbied en ontzag. Vrees is het stel lig, niet geweest bij die blonde Ger manen. Vrees kenden ze immers niet'? De trotsche woudreuzen vonden ook zij allerprachtigst, en niet anders, dan met eerbied, betraden zij dien bemosten bodem, naar de geschiede nis vermeldt, met samengebonden voeten, ten teeken van onderwerping. Geen wonder behoeft het ons dan ook te baren, dat het daar de plaats werd, waar ze hunne Goden aanba den. waar ze offerden, of om hunnen dank uit te spreken, of om den zegep af te smeeken, of om een dreigend gevaar af te wenden. Maar houden we thans slechts re kening met hetgeen op dit oogenblik aanwezig is. 'tZijn zware zuilen, hier en daar voor het oog nog gaaf, maar, owee, wanneer ze eens voor den grond la gen en verkocht moesten worden. Wat zouden die stammen ons tegen vallen van binnen hol en vermolmd, De aandachtige beschouwer ziet in: de toppen der boomen zoo gemakke lijk den toestand van den inwendigen stam. Dat zijn geen kronen voorzoo een zwaren zuil, en 'tkan ook niet andersom zich krachtig te ontwik kelen, moet zoo'n boom meer, veel meer ruimte hebben. Zie maar eens hier of daar, waar zoo'n enkele linde- in een weiland staat. En hier? Nau welijks 7 M. is voor ieder van hen weggelegd. En zoo staan ze dicht opeengedrongen, samen toch een schoon geheel vormend, De tand des tijds maakte gaten, zoo groot, dat geheele kruiwagens steenen noodza kelijk waren om ze te vullen. Ze wer den eenvoudig dichtgemetseld, de buiten-oppervlakte met cement be streken, om verder inwateren te voor komen en de nagemaakte groeven werden spoedig groen, zoodat het niet te" veel afsteekt tegen den gezonden bast. j Zoo vormen dan die zwakke, oude i boomen drie groote, breede lanen langs de geheele zuidzijde van den |Hout. Daarnaast, naar de binnen zijde van het bosch, is een breed voet- pad. En de bestemming van die la- nen zelve, wel, dat is gemakkelijk te zien, één zal dienst doen als rijweg, één is bestempeld tot Ruiterweg en één voor rijwielen. Zooals dat elders bij een complex van lanen het geval is, zou men ook hier verschil in den bodem zoeken, al naar het gebruik, dat er van gemaakt wordt. Een vreemdeling, niet met onze toestanden op de hootge, zal zich. op zijn i'ijwiel gezeten, ergeren aan dien muilen zandweg, en we kunnen het hem best vergeven, dat hij even ge bruik gaat maken van het vastge- j treden voetpad. En och, die arme j paarden, wat hebben ze een trek, om door dien muilen zandweg heen te komen was er dan nog maar een wagenspoor. Geduld, ook dat komt in orde. ondanks het geschreeuw van zoovelen. die zichzelf een brevet van bekwaamheid gingen uitreiken beoordeelen van toestanden en luide hun stem meenden te moeten verhef- ifen tegen elke schending van dat natuurwoud; dat oerwoud. Hoe praat ten ze hun mond voorbij. Den Hout een oerwoud nooit is het dat ge- weest en dank zij de goede handen. waaraan het is toevertrouwd, zal het ook niet spoedig terugkeeren tot den verwaarloosden staat, waarin het verkeerd heeft. We vragen ons af..Hoe oud zijn die zware linden wel en de naam Spanjaardslaan. èn de geschiedenis, op school geleerd, geven al spoedig antwoord. Alweer misgetast. Linden groeien snel en 't is met zekerheid uitgemaakt, dat deze laan weinig met de Spanjaarden te maken heeft ge had. Ze zijn oud, laat dat genoeg zijn. Hunne zware, breede voeten ver- toonen een beeld van nieuw leven. Bij honderdtallen loopen telkenjare jonge takken uit. Onwillekeurig hoopt zich daartusschen stof en zand op, om weer aan andere planten gele genheid te geven zich te nestelen. Waren het in 'tvoorjaar vooral speenkruid en de klimop-bladige eere- prijs, die oogenschijnlijk zonder spoor verdwenen zijn, thans bloeit volop het fluite-kruid met de fraai-groene, herhaald ingesneden bladeren en de schermen van witte bloempjes, later opgevolgd door eigenaardige twee ling-vruchtjes. Mooie kinderen hebben mooie namen, want niet alleen her inneren de namen fluite-lof, fluite- kruid, toeters, toeterlof enz. ons aan onze jeugd, toen we met een zekere handigheid van elke geleding ee/n fluit konden maken, die al naar de dikte van den wand de lengte en wijdte van de buis en hoogere of la gere toon deed hooren ook de naam nachtegalen-kruid is bekend en duidt ons op een verband tusschen dezen vogel en een begroeiden bodem, waar het lieve dier ongestoord zijn insecten kan zoeken. Hoe naakt en kaal staan hier die stengels, bladsteelen en blad nerven, van al hun bladmoes be roofd door rupsen, die de daartus schen zittende lindebladen versmaad den. We vinden er geene, ze zijn wel licht verpopt, misschien weggekro pen enkele spinseldraden doen ons vermoeden, dat we hier te doen heb ben met een spïnselmotje. Het gras, dat de afscheiding tus schen de lanen vormt, is meest een jarig beemdgras, schraal en armoedig staat daar een enkel ander plantje tusschen. Biedt de boschzijde voor natuur-historicus al zeer weinig aan, beter geschikt daarvoor is de buiten zijde. Een twintig meter breede strook met allerlei hakhout en tal van for sche boomen vertoont nog een plan tengroei. waarvan men genieten kan. Hier vinden we het daslook of beeren- look. een lief plantje, jammer, dat de look- of uiengeur zoo veel bederft. De bladeren, die wat grooter en lich ter groen zijn, vertoonen toch wel overeenkomst met die van het lelietje der dalen. De bloemstengels dragen schermen van fijne lelie-witte bloemp jes, die ons spoedig vertellen, dat we te doen hebben met een lelie-achtig gewas. Die prachtig blauwe bloempjes, die zoo spoedig afvallen (Mannertreu der Duitschers), is al weer een soorteere prijs, wat de kleur betreft, wel de mooiste van alle. Een ander blauw bloempje, thans niet meer in bloei, is de Maagdepalm, een plant, die weinig voorkomt en ook in den Hout zeldzaam begint te wor den. Hier en daar nog witte kelkjes van sterremum, enz. Laten we afspreken ons de volgen de maal wat meer met die wilde plan ten bezig te houden. J. STURING. Een ZaterdagaTondpraatje. De heer Schram heeft aan den bur- emeester verzocht er toe mede te rerken, dat draaiorgels gedurende P8 et orgelconcert in de Groote Kerk, in z en omtrek niet zullen spelen. _u' Ik geef toe, dat deze twee soorten ïlo an orgels, al dragen ze denzelfden aam, al heel weinig met elkaar te laken hebben en daar de eene soort ast en het andere bewegelijk is, zul- ai de draaiorgels wel de minste moe- en zijn en elders hunne schoone to- lan laten hooren, wanneer er con- :ert in de Groote Kerk wordt gege- ,va *en. t v Op gevaar af van uitgelachen te zf lorden, erken ik, dat ik wel hou van ie draaiorgels, al was 't alleen omdat e het straatleven een beetje vervroo- ijken en in elk geval onze ooren aan- j'01 [enamer aandoen, dan het gedreun ran een wagen met steenen of het et lorver do overal gerammel van een dito, o leladon met ijzer, of het gebler van to een colporteur met een boeventronie: en i,koop en lees 1U' En hierover peinzende ben ik op het ienkbeeld gekomen, om eenige van iaI ®ze Haarlemsche musici eens naar kunne meening te vragen over de be tekenis voor 's menschen kunstgevoel ?Jran wat men kan noemen de mecha nische muziek, draaiorgel, speeldoos, gramophoon en pianola. Drie onzer stadgenooten hebben de vriendelijkheid gehad aan het verzoek te voldoen, namelijk de heeren Gerard Zalsman, Johan Lteenman en Philip Loots, aan wie ik bij deze voor hun ne opmerkingen vriendelijk dank be tuig. De heer Zalsman schrijft het vol gende „Wat aangaat instrumenten als speeldoozen en draaiorgels, geloof ik dat ze alleen in sommige gevallen tot verhooging der vroolijkheid kunnen dienen, hoewel ieder muzieklief hebber er weinig mee op heeft. Over de waar de der pianola zal een pianist het best kunnen oordeelen, wat betreft de gra- mophoon kan ik u echter nader in lichten. Deze instrumenten, die inden laatsten tijd enorm verbeterd zijn en in den handel worden gebracht door den heer Stibbe te Amsterdam onder den naam van „Odéon Dick", geven met de grootste nauwkeurigheid weer wat er in is gesproken of gezongen. Men kan door deze instrumenten laten zingen de dames Oldenboom, de Haan Manifarges, Engelen-Sewing, de heeren Orelio en ondergeteekende om maai- enkelen te noemen. Ook Carl Flesch, Röntgen en andere instrumen talisten hebben er voor gespeeld en het komt me voor dat het voor stu deerenden van het grootste belang kan zijn enkele nummers van deze kunstenaars zoo vaak ze het willen te kunnen hooren. Daardoor toch kan men een duidelijk idee krijgen van de verschillende wijzen waarop gezon gen kan worden en voor zich zelf hier uit leeren. Amusant is het ook in do hoogste mate naar verkiezing koor, orkest, solisten of tooneelspelers bij zich in de huiskamer te hooren." De heer Steen man geeft zijn meening als volgt te kennen Volgens mijn meening zijn draai- orgels schadelijk, speeldoozen beuzel- j achtig en pianola's hoofdzakelijk nut- j tig voor iemand, die been-gymnastiek j maken moet en niet meer fietsen kan. Bovengenoemde instrumenten wer ken ongunstig op muzikale ontwikke- I ling, daar zij geen liefde voor de mu- ziek doen gevoelen. Èen zeer mooie gramophoon kan zeer gunstig werken en kan zeer ze ker lust tot zelf muziek maken b& vorderenvolgens mijn meening be staat het grootste genot in muziek maken, niet er naar te luisteren". De heer Philip Loots meldt: „Speeldoos, draaiorgel, gramophoon en pianola laten zich niet onder den algemeenen naam „mechanische mu ziek" samenvatten. Streng genomen .kan onder deze benaming alleen wor den begrepen een zoodanige muziek- reproductie, als geheel langs mecha- nischen weg wordt verkregen. Dit is het geval bij de speeldoos en het draaiorgel. De hierbij gebruikte rollen, met al haar stiftjes of insnijdingen (die de vingers van den instrumenta list vervangen), danken hun ontstaan uitsluitend aan berekening en handen- of fabrieksarbeid. Het meest mechani sche onder de muziekinstrumenten is wel de speeldoos. Terwijl" bij het draaiorgel althans nog het tempo van den „bespeler" afhankelijk blijft (won derlijk, dat geen enkele orgelrhan daar ooit van tracht partij te trek ken volgt do speeldoos eenmaal opgewonden enkel en alleen de in gevingen van haar eigen metalen ziel, maakt, als de roes van opwinding begint uitgewerkt te raken, een meest al zeer ongemotiveerd rallentan do en geeft kort daarop gewoon lijk drie en een halve maat vóór het slot van het juist onderhanden reper- jtoiredeuntje haar laatsten snik. Toch, ondanks de hebbelijkheden 'en onhebbelijkheden van dit onschul- dig-vroolijk muziekmachinetje, heb ik nog nooit gehoord dat zijn bescheiden 'geklingelklang aan iemands muzikale ontwikkeling heeft in den weg ge- j staanintegendeel zou het mij zeer verwonderen als het niet bij menig- |een den lust had wakker gekloengeld j om nu ook eens heusche muziek te s hooren. Veel minder onschuldig schijnen mij de schreeuwerige, schril-schette rende, scheur-scherpe neustonen van 'het genus draaiorgel, dat zijn nijdige aanvallen meer direct op ons zenuw- i gestel en dat der losloopende straathonden richt. Van wien ih die muziek genot vindt, is, naar mijn hei lige overtuiging, voor de kunst niet veel te hopen. Hij heeft geen gehoor, geen smaak, of geen zenuwen en deze drie dingen zijn voor den musi cus, vakman of dilettant, absoluut onmisbaar. De pianola brengt zelf geen geluid voortdoch in verbinding gesteld met het klavier eener piano, ontheft zij den speler van zijn technische teak, en daarmede van een jarenlange oefe- ring (crescendo en diminuendo) van tende over het tempo en de nuancee ring (crescendo en deminuendo) van het voor te dragen stuk. Hoewel zij dus den speler gelegenheid geeft van zijn muzikaal gevoel te doen blijken, is er m.i. voor zijn muzikale ontwik keling weinig heil in te zien, juist j omdat zij den prikkel tot ernstige studie afstompt. Van de gramophoon daarentegen Imogen wij groote verwachtingen koes- I teren. Zij is het eenige klankapparaat, j dat met pliotographische nauwkeurig- beid echte, levende kunst kan weer- 1 geven. Nog enkele schreden naar de volmaaktheid en zij zal, niet enkel van belang als edel genotsmiddel, maar j tevens van onberekenbaar nut worden [voor de studie van alle muziekbeoefe naars en voor de zelfcritiek van die kunstenaars, die met Schumann geloo- ven, dat er „aan het leeren evenals aan het speeldoos-deuntje „geen einde" is." Tot zoover de meeningen van onze Haarlemsche musici. Men ziet hieruit, dat zij het eens zijn over de be teeke nis van den gramophoon en dat ik geen ongelijk had met niet dan lend te erkennen, dat ik de draaior gels wel mocht lijden. Zeer merkwaardig is het standpunt van den heer Steenman, dat er veel meer genot ligt in muziek maken, dan in muziek hooren. De heer D. de Clercq in zijn tijd noemde het eerste democratische en het laatste aristo cratische muziek, een qualificatie, waarop nog wel wat aan te merken zou wezen. Intusschen voel ik voor de meoning van den heer Stecmnan veel. Er moet iets aangenaams, een zekere voldoening liggen in het zelf voortbrengen van klanken, ook voor een gewonen liefhebber. Geen beter bewijs voor de waarheid van deze stel ling, dan de bloei van Mannenkoren, gemengde zangvereenigingen, en har monie- of fanfare-gezelschappen, die gewoonlijk wel niet geheel zonder fou ten uitvoeren, maar toch genoegen ondervinden, van de door hen zelf voortgebrachte muziek. En nu is van de zangvereenigingen geen uitvoering op straat, behalve bij zeer bijzondere gelegenheden, te ver wachten, maar waarom zoo vraag ik hooren we de muziekkorpsen niet vaker op straat? Is het juist, dat zij voor elke vergunning daartoe met al lerlei formaliteiten te maken hebben, dan zou ik zeggenschaf die af. Laat i het in onze goede stad meer en meer gewoonte worden, dat er serenades worden gebracht, overwinnende ver- eenigingen feestelijk worden inge- haald en dergelijke meer. In 't zuiden van ons land trekt om de haverklap een of meer van deze liefhebberijge zelschappen met volle muziek' over straat tot genoegen van de burgerij, die het opvroolijkt en tot voldoening van de leden zelf. Als de toestemming daartoe niet met mondjesmaat wordt toegemeten en niet beperkt door allerlei voor waarden zus en conditiën zoo, dan zullen onze dilettant-blazers wel eens een keer meer uittrekken. Is het niet iets voor „Vreemdelingenverkeer", om daarnaar te streven? FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7