BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
aarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 11 JUNI 1904
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Dge-g
iONDAGSBRIEVEN. j
gen.
10 O
Va
ian
lo.
dt
25.
Ver Weg!
Beste Gustaaf tn Bep!
du Tante en ik waren juist voorne-
Dgê as ons bezoek, van den winter al
igekondigd, u te komen brengen,
ent adag over acht of over veertien da-
idei i was er voor genoteerd. En ziet,
ir komt de briefkaart, die ons uw
:o( I onverwacht opgekomen reisplan-
mededeelt,
lu, voor zoover óns aangaat, wat
t vat is verzuurt niet en de zomer
nog lang. En gijlieden hebt gelijk
gelegenheid waar te nemen die
ins schoon is, nu de zaken ietwat
rust komen, de vroegere gedien-
18 ;e is vertrokken, de nieuwe nog
blijft en grootmama den kleinen
i on staaf ontvangen kan.
)ie tijd is voor ons voorbij. Wat
adeb ik er vroeger rijk mijn deel aan
hadGij weet, jarenlang togen we
het mooie seizoen een weetic of vier
nstens er op uit. Wat 'n drukte van
jongens, die hun neus staken in
plannen en ze, ieder voor zich,
darkr eigen begeerte wilden wijzigen,
van de meisjes, die altijd meer
umllet wilden maken dan mama meen-
te mogen veroorloven en te kun-
hergenMaar ten slotte kwamen
hoofden wel niet in éen zak maar
ch onder éen wil en steeg met de
con ïstemmigbeid de zenuwachtige ver-
•atc kkiog. En hoe verder 't zou gaan,
s te grooter de illusie.
Maar gij weet ook ik heb ervoor
ijn familie nooit een geheim van
maakt ieder heeft zijn zwakhe-
ïSSi a en Oom had de zijne dat de
m isselvalligheden van de Effecten-
urs daar niet een stokje maar een
terst dikken slagboom voor zijn ko-
da4en steken. Ik heb dit voor jelui nooit
Le rzwegen, en wat aangaat het groote
ibliek ik ben wel genoodzaakt
in het publiek te denken door de
[gelukkige gewoonte, ingegeven door
ka> n overdreven zoogenaamWen eisch
ir publiciteit, om al mijn brieven
mstonds in „Haarlem's Dagblad" te
itten het publiek kent gelukkig
ste in heer S a 1 u t e m niet.
Ver weg Het heugt me nog als de
ig van gisteren, hoe ik mij wijs
Cc aakte dat mijn geest en mijn
ve haam beiden het broodnoodig had-
av n eenige maanden, althans enkele
iai eken, er op uit te gaan, „heelemaal
uit" te zijn; uit het stadsgewoel
ij woonden anders erg rustig in de
kiu lantageuit de zaken die vrij
01 °P mijn procuratiehouder en la-
op mijn oudsten jongen dreven
de correspondentie die tante
:hi tijd zoo trouw bijhield, en al-
as mij te verfrisschen in de over
ste ropte stations, de warme coupés en
drukke hotels.
Ver wegAndere beschavingstoe-
anden en andere menschenHoe
,iia Iwisselend en ook ontwikkelend
fj nze kinderen dan*ook, hoewel ze veel
eje an de natuur hielden, naar ze zei-
Gi en, beweerden dat men natuur ten
slotte in ons land evenzeer had en
dat een boom een boom bleef. Gingen
ze op reis, dan wilden ze liever niet
èl te diep zich begraven in de bos-|
schen. Een meer en een dal waren
gauw afgekeken en wat de kunst be
treft, musea en kerken geleken over-'
al bijster veel op elkaar. Ze zagen
graag menschen. Tante "was het daar(
niet altijd mee eens, maar wèl werd
ze van het zien van musea zoowel als
van het maken van wandeltochten op
den middag gauw moe en kende zij
na het middagmaal geen grooter ge-,
not dan wat trouwens lang niet
verwerpelijk is dood kalm thee te
drinken onder de tonen van opwek-
kende muziek. Zoo zagen we dan ook
èrg veel menschen. Van hat verschil
in beschavingstoestand merkten we'
niet heel veel. In Duitschland, in1
Frankrijk, tot in Italië toe, werken de
boeren op het land, net als hier. Ze
mogen 's Zondags 'n beetje verschil-
len in kleedij, evenals de militaire
uniformen uit elkaar loop en in diver
se landen wat ook niet bij te hou-|
den is als je niet van 't vale zijt i
maar overigens zie je niet veel onder-;
scheid. Tante zei wel eensdat zit
binnen in de huizen, waar je niet,
komt, krek als bij ons.
Ver wegVer van ons huis en ons
gedoeMaar onze Jan als ik mij
wel herinner liet zijn liefhebberij
om 't nooit en nergens goed genoeg te
vinden, niet thuis. En Marie stapte
met 't verkeerde been óok uit 't Lu-
cemsche bed.'Op snikheete dagen had
Tilly 't altijd druk over 't lekkere
koeltje aan den IJ-kant. En die dikke
Bep (niet gij, maar onze Bep) wa9
geregeld wagenziek. of ze vóór- dan
wel achteruit reed.
Doch dat zijn de kleine misères en
teleurstellingen van de reis. Plezier
hadden we toch. Ik denk van tante
nog 't minst. Die was steeds de eer
ste om over de terugreis te spreken
en frischte eerst op als ze weer op
haar eigen slaapkamer in de Plan
tage was. Nu, ik-ze'lf vond ook mijn
kantoor nooit aangenamer dan een
paar dagen na 'de reis.
Zóo zouden dan de menschen tóch
gelijk krijgen als ze beweren dat een
reisje, vèr weg, opfrischt.
i Ver wegIk grijp thans mijn fiets
1 en trap naar Vogelenzang of naar
Wijk aan Zee of Amsterdam. Is de
zon er niet heerlijk, het groen niet
geweldig mooi Is de zee niet in
drukwekkend zonder weerga en het
gewoel der hoofdstad niet allergezel
ligst Ben ik niet uren vèr van huis
Of ik neem den wandelstok en stap
naar Aerdenhout of Schapenduin
mij omringen de groote en de kleine
wonderen der natuur als wandelde ik
door het boschpad dagreizen verder,
j Ver weg Mijn trouwe vriend Sluy-
ters wat zou ik hem graag een
reisje gunnenging nooit over de
grens, ongerekend het uitstapje naar
Kleef na een faveurtje als examen-
1 commissie-lid. Doch ik luister met aan
dacht als hij vertelt van zijn zwerf
tochten door de tuinen en wildernis
sen onzer oudere en jongere auteurs,
ik raadpleeg hem als ik het pad kwijt
ben in de doolhoven der menschenziel,
hij weet den weg naar alle hemel
streken in het woelen en drijven der
menschenkinderen.
Ver wegIk heb er niet tegenDe
ontspanning, de zomerruste van onzen
tijd wordt niet langer omsloten door
de wanden van den koepel aan de
vaart en de groene hagen van den
theetuin buiten de singels van de
veste. Onze vaderen wisten niet van
de wondere middelen van vervoer van
onzen tijd, althans niet van hun ver
mogen om ons mijlen ver te voeren
in korte uren voor een zoo luttele;
som, dat zij weigeren zouden er ge-
loof aan te slaan, indien zij het hoo-j
ren konden.
Ver wegOnze jongens ook onze
meisjes niet kunnen blijven zitten:
aan moeders pappot. Daar is werk tel
doen, eer te behalen, geld te verdie-1
nen ver over de grens, ver over de
zee. Wij groeten de hoopvolle aange
zichten onzer kinderen met verruk-i
king door onze heete afscheidstranen
heen. j
Ver wegDat was de gang van
mannen die noodig zijn op de wereld,
-een Stanley, een Gordon, een Nieu-1
wenhuis eoi zoovelen padvinders'
van onze wetenschap en onzen handel.
Maar speldt mij niet op den mouw
dat natuurschoon, dat treffende ma
jesteit der schepping elders alleen te
vinden zouden zijn. Van heinde en
ver komen ze herwaarts en genieten
van onze weiden en vaarten en hori
zonten, slaan de handen omhoog op
onze Drentsche hei, staan sprakeloos
aan onze zee met ons wolkengespeel j
daarboven.
Aantrekkelijk is het vreemde en J
groote kracht is er gelegen in het;
zelf-aanschouwen. Maakt mij evenwel!
niet'wijs dat ieder oogen heeft om te,
zien. Vertelt mij niet dat men juist'
moet gezien hebben met de oogen
des lichaams om te weten. Hoe ar-!
melijk klein is de blik van menigen
Indischen oudgast, óok over Indië-j
zelf. En een der mannen, op wie de'
vaderlandsche wetenschap roem
draagt, wijlen de hoogleeraar P. J. j
Veth, die Indië alleen zag uit zijn!
studeerkamer, schreef, nevens zooveel
meer, van 1873'84 zijn werk in drie
deelen over Java, dat een standaard-;
boek bleek voor de kennis van land
en volk van het koninklijk eiland in
het Oosten.
Menschenkennis, ziedaar de groo
te wijsheid die we noodig hebben in
het leven. Welnu, tracht niet mij aan
het verstand te brengen dat reizen, u
verplaatsen, menschen zien van den
buitenkant, het verstand zou opkla
ren. de ziel zou openen van hen die
niet willen of er niet vatbaar voor
zijn. De oude Romeinen, wier broeders
en zonen naar de verre koloniën gin
gen aan alle hoorden van de zee, die
in hun machtig rijk met recht door
hen de Middellandsche Zee genaamd
werd, maakten reeds het spreek
woord, dat zegt„Die naar verre
landen trekken verwisselen wel van
hemelstreek, maar veranderen daar
om nog niet van karakter". Zij had
den 't ervaren dat velen, misschien
met heel veel praatjes en dunk, niette
min even onwijs en bekrompen terug
keerden.
Ver wegHonderdduizenden hoo-
ren dat tooverwoord, denken er aan
met koortsachtig verlangen, benijden
hen, die koffers pakken, huizen slui
ten, wegreizen.
Dat kan niet verbazen. Zij hooren
en lezen van een genot, clat in staat
is meer dan eenig ander de verbeel
ding te ontvlammen. En wat men
mist, niet weet te bereiken, spant des
te sterker de fantasie.
Gelooft vrij dat ik erin juichen zou
als de reis-illusiën van zoo menig
jeugdig hart, van zoo tallooze ver
dienstelijke werkers konden worden
vervuld. Vooral als ik een rempla-
ganten-stelsel kon invoeren en voor
dezen en dien en honderden de reis-
pas teekenen, die ik aan anderen zou
willen onthouden.
„En wij dan. Oom, ontsluit gij
voor óns de poort naar het buiten
land
Ik dicht u deze ironische vraag toe,
omdat ik mij haar zou kunnen begrij
pen, nu ik op uw jubelende briefkaart
u een reispreek als deze in uw ge
pakte koffer stop.
Veel genoegen in Thüringen
En voorts, past altijd zóo op uw
financiën, dat gij nimmer behoeft te
boeten voor uw pekelzonden als thans
uw toegen. oom
LECTORI SALUTEM.
natuurhistorische Wandelingen
in en om Haarlem.
XI.
Alles slaapt en sluimert nog. Al
les Och, er kunnen er zoo velen zijn,
die al en die nog op zijn. Voor den
werkman begint de dagtaak vroeg,
en bij hoe menige zieke wordt er niet
gewaakt. Maar 'tis stil in de straten
van onze Spaarne-stad. Al voortwan-
delende is, gehoor gevende aan ons
afspraakje, het kleine clubje spoedig
compleet en aan het einde van den
Hout, aan 't begin van de Spanjaards
laan. daar waar we elkander de vo
rige week een „tot weerziens" toe
riepen.
Daar strekken zich die breede la
nen, ver, ver, kaarsrecht uit. 't Zijn
vier rijen zware boomen, die als zui
len van een grootsche galerij in het
gelid staan. 'tZijn de pilaren van
het groote loverdak.
Die forsche stammen, dat zware,
neerhangende, gewelfde gebladerte,
alles samengenomen brengt den
mensch in een eigenaardige stem
ming. die echter ook wel eenigszins
rekening houdt met den gemoedstoe
stand in ons.
Is men alleen, heeft men te tob
ben met allerlei moeilijkheden en
zoekt men de eenzaamheid, spoedig
werkt de natuur op dien toestand in.
Een vroolijk uitgelaten clubje veran
dert al eveneens, als het die over
schaduwde dreven betreedt. Maar er
zijn nog andere factoren, die opdien
toestand of liever de richting van
den gedachtenloop en daarmede on
zen zielstoestand bepalen. Hoe en
welke ook de stemming mag zijn, die
er ontstaat, zeker is het, dat die zwa
re, gegroefde stammen, die trotsche
bladerkruinen, die gansche galerij in
ons brengen een gevoel van rust, van
somberheid misschien. We gevoelen
ons klein tegenover die reuzen des
wouds, die samen hier een zoo
schoon geheel vormen.
Geen wonder dus, dat onze voor
ouders eveneens vervuld werden met
eerbied en ontzag. Vrees is het stel
lig, niet geweest bij die blonde Ger
manen. Vrees kenden ze immers niet'?
De trotsche woudreuzen vonden ook
zij allerprachtigst, en niet anders,
dan met eerbied, betraden zij dien
bemosten bodem, naar de geschiede
nis vermeldt, met samengebonden
voeten, ten teeken van onderwerping.
Geen wonder behoeft het ons dan
ook te baren, dat het daar de plaats
werd, waar ze hunne Goden aanba
den. waar ze offerden, of om hunnen
dank uit te spreken, of om den zegep
af te smeeken, of om een dreigend
gevaar af te wenden.
Maar houden we thans slechts re
kening met hetgeen op dit oogenblik
aanwezig is.
'tZijn zware zuilen, hier en daar
voor het oog nog gaaf, maar, owee,
wanneer ze eens voor den grond la
gen en verkocht moesten worden.
Wat zouden die stammen ons tegen
vallen van binnen hol en vermolmd,
De aandachtige beschouwer ziet in:
de toppen der boomen zoo gemakke
lijk den toestand van den inwendigen
stam. Dat zijn geen kronen voorzoo
een zwaren zuil, en 'tkan ook niet
andersom zich krachtig te ontwik
kelen, moet zoo'n boom meer, veel
meer ruimte hebben. Zie maar eens
hier of daar, waar zoo'n enkele linde-
in een weiland staat. En hier? Nau
welijks 7 M. is voor ieder van hen
weggelegd. En zoo staan ze dicht
opeengedrongen, samen toch een
schoon geheel vormend, De tand des
tijds maakte gaten, zoo groot, dat
geheele kruiwagens steenen noodza
kelijk waren om ze te vullen. Ze wer
den eenvoudig dichtgemetseld, de
buiten-oppervlakte met cement be
streken, om verder inwateren te voor
komen en de nagemaakte groeven
werden spoedig groen, zoodat het niet
te" veel afsteekt tegen den gezonden
bast.
j Zoo vormen dan die zwakke, oude
i boomen drie groote, breede lanen
langs de geheele zuidzijde van den
|Hout. Daarnaast, naar de binnen
zijde van het bosch, is een breed voet-
pad. En de bestemming van die la-
nen zelve, wel, dat is gemakkelijk te
zien, één zal dienst doen als rijweg,
één is bestempeld tot Ruiterweg en
één voor rijwielen. Zooals dat elders
bij een complex van lanen het geval
is, zou men ook hier verschil in den
bodem zoeken, al naar het gebruik,
dat er van gemaakt wordt.
Een vreemdeling, niet met onze
toestanden op de hootge, zal zich. op
zijn i'ijwiel gezeten, ergeren aan dien
muilen zandweg, en we kunnen het
hem best vergeven, dat hij even ge
bruik gaat maken van het vastge-
j treden voetpad. En och, die arme
j paarden, wat hebben ze een trek, om
door dien muilen zandweg heen te
komen was er dan nog maar een
wagenspoor. Geduld, ook dat komt
in orde. ondanks het geschreeuw van
zoovelen. die zichzelf een brevet van
bekwaamheid gingen uitreiken
beoordeelen van toestanden en luide
hun stem meenden te moeten verhef-
ifen tegen elke schending van dat
natuurwoud; dat oerwoud. Hoe praat
ten ze hun mond voorbij. Den Hout
een oerwoud nooit is het dat ge-
weest en dank zij de goede handen.
waaraan het is toevertrouwd, zal
het ook niet spoedig terugkeeren tot
den verwaarloosden staat, waarin het
verkeerd heeft.
We vragen ons af..Hoe oud zijn
die zware linden wel en de naam
Spanjaardslaan. èn de geschiedenis,
op school geleerd, geven al spoedig
antwoord. Alweer misgetast. Linden
groeien snel en 't is met zekerheid
uitgemaakt, dat deze laan weinig met
de Spanjaarden te maken heeft ge
had. Ze zijn oud, laat dat genoeg
zijn.
Hunne zware, breede voeten ver-
toonen een beeld van nieuw leven.
Bij honderdtallen loopen telkenjare
jonge takken uit. Onwillekeurig hoopt
zich daartusschen stof en zand op,
om weer aan andere planten gele
genheid te geven zich te nestelen.
Waren het in 'tvoorjaar vooral
speenkruid en de klimop-bladige eere-
prijs, die oogenschijnlijk zonder spoor
verdwenen zijn, thans bloeit volop
het fluite-kruid met de fraai-groene,
herhaald ingesneden bladeren en de
schermen van witte bloempjes, later
opgevolgd door eigenaardige twee
ling-vruchtjes. Mooie kinderen hebben
mooie namen, want niet alleen her
inneren de namen fluite-lof, fluite-
kruid, toeters, toeterlof enz. ons aan
onze jeugd, toen we met een zekere
handigheid van elke geleding ee/n
fluit konden maken, die al naar de
dikte van den wand de lengte en
wijdte van de buis en hoogere of la
gere toon deed hooren ook de naam
nachtegalen-kruid is bekend en duidt
ons op een verband tusschen dezen
vogel en een begroeiden bodem, waar
het lieve dier ongestoord zijn insecten
kan zoeken. Hoe naakt en kaal staan
hier die stengels, bladsteelen en blad
nerven, van al hun bladmoes be
roofd door rupsen, die de daartus
schen zittende lindebladen versmaad
den. We vinden er geene, ze zijn wel
licht verpopt, misschien weggekro
pen enkele spinseldraden doen ons
vermoeden, dat we hier te doen heb
ben met een spïnselmotje.
Het gras, dat de afscheiding tus
schen de lanen vormt, is meest een
jarig beemdgras, schraal en armoedig
staat daar een enkel ander plantje
tusschen. Biedt de boschzijde voor
natuur-historicus al zeer weinig aan,
beter geschikt daarvoor is de buiten
zijde. Een twintig meter breede strook
met allerlei hakhout en tal van for
sche boomen vertoont nog een plan
tengroei. waarvan men genieten kan.
Hier vinden we het daslook of beeren-
look. een lief plantje, jammer, dat
de look- of uiengeur zoo veel bederft.
De bladeren, die wat grooter en lich
ter groen zijn, vertoonen toch wel
overeenkomst met die van het lelietje
der dalen. De bloemstengels dragen
schermen van fijne lelie-witte bloemp
jes, die ons spoedig vertellen, dat we
te doen hebben met een lelie-achtig
gewas.
Die prachtig blauwe bloempjes, die
zoo spoedig afvallen (Mannertreu der
Duitschers), is al weer een soorteere
prijs, wat de kleur betreft, wel de
mooiste van alle.
Een ander blauw bloempje, thans
niet meer in bloei, is de Maagdepalm,
een plant, die weinig voorkomt en ook
in den Hout zeldzaam begint te wor
den. Hier en daar nog witte kelkjes
van sterremum, enz.
Laten we afspreken ons de volgen
de maal wat meer met die wilde plan
ten bezig te houden.
J. STURING.
Een ZaterdagaTondpraatje.
De heer Schram heeft aan den bur-
emeester verzocht er toe mede te
rerken, dat draaiorgels gedurende
P8 et orgelconcert in de Groote Kerk, in
z en omtrek niet zullen spelen.
_u' Ik geef toe, dat deze twee soorten
ïlo an orgels, al dragen ze denzelfden
aam, al heel weinig met elkaar te
laken hebben en daar de eene soort
ast en het andere bewegelijk is, zul-
ai de draaiorgels wel de minste moe-
en zijn en elders hunne schoone to-
lan laten hooren, wanneer er con-
:ert in de Groote Kerk wordt gege-
,va *en.
t v Op gevaar af van uitgelachen te
zf lorden, erken ik, dat ik wel hou van
ie draaiorgels, al was 't alleen omdat
e het straatleven een beetje vervroo-
ijken en in elk geval onze ooren aan-
j'01 [enamer aandoen, dan het gedreun
ran een wagen met steenen of het
et lorver do overal gerammel van een dito,
o leladon met ijzer, of het gebler van
to een colporteur met een boeventronie:
en i,koop en lees
1U' En hierover peinzende ben ik op het
ienkbeeld gekomen, om eenige van
iaI ®ze Haarlemsche musici eens naar
kunne meening te vragen over de be
tekenis voor 's menschen kunstgevoel
?Jran wat men kan noemen de mecha
nische muziek, draaiorgel, speeldoos,
gramophoon en pianola.
Drie onzer stadgenooten hebben de
vriendelijkheid gehad aan het verzoek
te voldoen, namelijk de heeren Gerard
Zalsman, Johan Lteenman en Philip
Loots, aan wie ik bij deze voor hun
ne opmerkingen vriendelijk dank be
tuig.
De heer Zalsman schrijft het vol
gende
„Wat aangaat instrumenten als
speeldoozen en draaiorgels, geloof ik
dat ze alleen in sommige gevallen tot
verhooging der vroolijkheid kunnen
dienen, hoewel ieder muzieklief hebber
er weinig mee op heeft. Over de waar
de der pianola zal een pianist het best
kunnen oordeelen, wat betreft de gra-
mophoon kan ik u echter nader in
lichten. Deze instrumenten, die inden
laatsten tijd enorm verbeterd zijn en
in den handel worden gebracht door
den heer Stibbe te Amsterdam onder
den naam van „Odéon Dick", geven
met de grootste nauwkeurigheid weer
wat er in is gesproken of gezongen.
Men kan door deze instrumenten
laten zingen de dames Oldenboom, de
Haan Manifarges, Engelen-Sewing, de
heeren Orelio en ondergeteekende om
maai- enkelen te noemen. Ook Carl
Flesch, Röntgen en andere instrumen
talisten hebben er voor gespeeld en
het komt me voor dat het voor stu
deerenden van het grootste belang
kan zijn enkele nummers van deze
kunstenaars zoo vaak ze het willen
te kunnen hooren. Daardoor toch kan
men een duidelijk idee krijgen van de
verschillende wijzen waarop gezon
gen kan worden en voor zich zelf hier
uit leeren. Amusant is het ook in do
hoogste mate naar verkiezing koor,
orkest, solisten of tooneelspelers bij
zich in de huiskamer te hooren."
De heer Steen man geeft zijn
meening als volgt te kennen
Volgens mijn meening zijn draai-
orgels schadelijk, speeldoozen beuzel-
j achtig en pianola's hoofdzakelijk nut-
j tig voor iemand, die been-gymnastiek
j maken moet en niet meer fietsen kan.
Bovengenoemde instrumenten wer
ken ongunstig op muzikale ontwikke-
I ling, daar zij geen liefde voor de mu-
ziek doen gevoelen.
Èen zeer mooie gramophoon kan
zeer gunstig werken en kan zeer ze
ker lust tot zelf muziek maken b&
vorderenvolgens mijn meening be
staat het grootste genot in muziek
maken, niet er naar te luisteren".
De heer Philip Loots meldt:
„Speeldoos, draaiorgel, gramophoon
en pianola laten zich niet onder den
algemeenen naam „mechanische mu
ziek" samenvatten. Streng genomen
.kan onder deze benaming alleen wor
den begrepen een zoodanige muziek-
reproductie, als geheel langs mecha-
nischen weg wordt verkregen. Dit is
het geval bij de speeldoos en het
draaiorgel. De hierbij gebruikte rollen,
met al haar stiftjes of insnijdingen
(die de vingers van den instrumenta
list vervangen), danken hun ontstaan
uitsluitend aan berekening en handen-
of fabrieksarbeid. Het meest mechani
sche onder de muziekinstrumenten is
wel de speeldoos. Terwijl" bij het
draaiorgel althans nog het tempo van
den „bespeler" afhankelijk blijft (won
derlijk, dat geen enkele orgelrhan
daar ooit van tracht partij te trek
ken volgt do speeldoos eenmaal
opgewonden enkel en alleen de in
gevingen van haar eigen metalen ziel,
maakt, als de roes van opwinding
begint uitgewerkt te raken, een meest
al zeer ongemotiveerd rallentan
do en geeft kort daarop gewoon
lijk drie en een halve maat vóór het
slot van het juist onderhanden reper-
jtoiredeuntje haar laatsten snik.
Toch, ondanks de hebbelijkheden
'en onhebbelijkheden van dit onschul-
dig-vroolijk muziekmachinetje, heb ik
nog nooit gehoord dat zijn bescheiden
'geklingelklang aan iemands muzikale
ontwikkeling heeft in den weg ge-
j staanintegendeel zou het mij zeer
verwonderen als het niet bij menig-
|een den lust had wakker gekloengeld
j om nu ook eens heusche muziek te
s hooren.
Veel minder onschuldig schijnen
mij de schreeuwerige, schril-schette
rende, scheur-scherpe neustonen van
'het genus draaiorgel, dat zijn nijdige
aanvallen meer direct op ons zenuw-
i gestel en dat der losloopende
straathonden richt. Van wien ih die
muziek genot vindt, is, naar mijn hei
lige overtuiging, voor de kunst niet
veel te hopen. Hij heeft geen gehoor,
geen smaak, of geen zenuwen en
deze drie dingen zijn voor den musi
cus, vakman of dilettant, absoluut
onmisbaar.
De pianola brengt zelf geen geluid
voortdoch in verbinding gesteld met
het klavier eener piano, ontheft zij
den speler van zijn technische teak,
en daarmede van een jarenlange oefe-
ring (crescendo en diminuendo) van
tende over het tempo en de nuancee
ring (crescendo en deminuendo) van
het voor te dragen stuk. Hoewel zij
dus den speler gelegenheid geeft van
zijn muzikaal gevoel te doen blijken,
is er m.i. voor zijn muzikale ontwik
keling weinig heil in te zien, juist
j omdat zij den prikkel tot ernstige
studie afstompt.
Van de gramophoon daarentegen
Imogen wij groote verwachtingen koes-
I teren. Zij is het eenige klankapparaat,
j dat met pliotographische nauwkeurig-
beid echte, levende kunst kan weer-
1 geven. Nog enkele schreden naar de
volmaaktheid en zij zal, niet enkel van
belang als edel genotsmiddel, maar
j tevens van onberekenbaar nut worden
[voor de studie van alle muziekbeoefe
naars en voor de zelfcritiek van die
kunstenaars, die met Schumann geloo-
ven, dat er „aan het leeren evenals
aan het speeldoos-deuntje „geen
einde" is."
Tot zoover de meeningen van onze
Haarlemsche musici. Men ziet hieruit,
dat zij het eens zijn over de be teeke
nis van den gramophoon en dat ik
geen ongelijk had met niet dan
lend te erkennen, dat ik de draaior
gels wel mocht lijden.
Zeer merkwaardig is het standpunt
van den heer Steenman, dat er veel
meer genot ligt in muziek maken, dan
in muziek hooren. De heer D. de
Clercq in zijn tijd noemde het eerste
democratische en het laatste aristo
cratische muziek, een qualificatie,
waarop nog wel wat aan te merken
zou wezen. Intusschen voel ik voor
de meoning van den heer Stecmnan
veel. Er moet iets aangenaams, een
zekere voldoening liggen in het zelf
voortbrengen van klanken, ook voor
een gewonen liefhebber. Geen beter
bewijs voor de waarheid van deze stel
ling, dan de bloei van Mannenkoren,
gemengde zangvereenigingen, en har
monie- of fanfare-gezelschappen, die
gewoonlijk wel niet geheel zonder fou
ten uitvoeren, maar toch genoegen
ondervinden, van de door hen zelf
voortgebrachte muziek.
En nu is van de zangvereenigingen
geen uitvoering op straat, behalve bij
zeer bijzondere gelegenheden, te ver
wachten, maar waarom zoo vraag
ik hooren we de muziekkorpsen niet
vaker op straat? Is het juist, dat zij
voor elke vergunning daartoe met al
lerlei formaliteiten te maken hebben,
dan zou ik zeggenschaf die af. Laat
i het in onze goede stad meer en meer
gewoonte worden, dat er serenades
worden gebracht, overwinnende ver-
eenigingen feestelijk worden inge-
haald en dergelijke meer. In 't zuiden
van ons land trekt om de haverklap
een of meer van deze liefhebberijge
zelschappen met volle muziek' over
straat tot genoegen van de burgerij,
die het opvroolijkt en tot voldoening
van de leden zelf.
Als de toestemming daartoe niet
met mondjesmaat wordt toegemeten
en niet beperkt door allerlei voor
waarden zus en conditiën zoo, dan
zullen onze dilettant-blazers wel eens
een keer meer uittrekken. Is het niet
iets voor „Vreemdelingenverkeer", om
daarnaar te streven?
FIDELIO.