BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ZONDAtlSBBIEYEN. üaiuurtiisforisciie Wandelingen Haarlemmer Halletjes. ZATERDAG 18 JUNI 1904 DE ZATERDAGAVOND haarlem's dagblad kost ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. in haarlem's dagblad zijn advertentiën doeltreffend. onze annonces worden opgemerkt. Lieve Dora Ik heb mijn oude portefeuilles na gesnuffeld om te zien of ik een ver haaltje had, dat aan uw doel kon be antwoorden. En ja, daar vond ik iets, dat ik jaren geleden vertaalde. Vergun mij het genoegen, thans 't aan u af te staan. Het "Vers. j Paulsen was een gevierd schrijver j geworden; hij werd gekocht en gele-; zen, en zijn pen begon hem reeds aar dig op te brengen. De dag neigde ter rust. Paulsen zat' eenzaam in zijn smaakvol vertrek, in het zwart gekleed. Zoo even keerde hij van eene begrafenis terug. Wat zag zijn kamer er anders uit als een paar dagen geledenToen was zij tot ziekvertrek ingericht, om dat ze zoo ruim en frisch was, en lag daar de bleeke vrouw, die hij boven alles liefhad op de wereld, zijn moeder. Weken lang verdeelde hij zijn tijd tusschen het ziekbed en de schrijftafel. Toen viel de slag. Thans was ook de begrafenis al voorbij. Zij, die met hem de lieve doode hadden ter aarde be steld, waren vertrokken. En nu zat hij alleen, met gebroken ziel. Er wordt zachtjes gescheld. Hij be merkt het nauwelijks. Maar daar staat zijn dienstmeisje in de kamerdeur. Een oude vrouw wilde u spreken, Ach neen, vandaag niet Dat heb ik..haar al gezegd, maar zij vraagt zoo dringend een enkel o ogenblik. Natuurlijk een bedelpartij Dat geloof ik niet. Zij ziet er zoo fatsoenlijk uit. Laat haar dan maar binnenko men. Weldra stond eene kleine, rnagere vrouw, wier grijze haren het gerim peld gelaat omsloten, in een oude zwarte zijden japon gekleed, op den drempel. In hare hand hield zij een klein, zorgvuldig in papier gewikkeld pakje. Besluiteloos bleef zij staan en groette eerbiedig. Het hoogst weelde rig meubilair maakte haar blijkbaar wat beschroomd. Paulsen stond op, zette een stoel bij tafel en verzocht de vrouw te gaan zitten. U woont hier zelf?.... Ja, zei Paulsen, eenigszins onge duldig. En u moest mij noodzakelijk spreken? Verschoon mij ik ben eigenlijk verschrikt over mijn eigen stoutmoe digheid. Ik dacht zeker, dat een dich ter in een klein kamertje woonde. Dat gebeurt ook wel eens, zei Paulsen met een glimlach. Maar u z ij t immers een dich ter Ja, ik ben letterkundige. En u maakt ook verzen voor een bruiloft en dergelijke? Dat gebeurt ook wel. Dus u woudt graag een vers hebben Ja, voor een zilveren bruiloft. Maar het mag niet duur zijn, daar voor heb ik geen geld. Wat krijgt u gewoonlijk voor uw verzen? Vergeef mij, dat ik u zoo maar uithoor. Gewoonlijk vraag ik vijftig mark, of.... Het goede oudje kroop ineen. Ach, neem mij niet kwalijk, zei ze, dat ik u heb opgehouden. Eigen lijk is het de schuld van juffrouw Gründeldie dacht, dat men voor vijf mark een vers had en dat het voor zes of zeven al vrij lang moest zijn. Maar toen ik hier binnen kwam, be greep ik al, dat ik met vijf mark niet veel zou uitrichten. Paulsen keek de bedrukte vrouw vriendelijk aan. Zij nam haar pakje varï tafel en stond op. Voor wien moest het vers zijn Voor mijn zoonhet liefste, wat een moeder op aarde heeft. Dat is zoo, zei Paulsen met een diepe zucht. Gij hebt immers ook een moeder, die u vergoodt Of gij hadt haar liet ze er snel, zich bezinnend, op volgen. Ik heb haar vandaag begraven, antwoordde hij zacht. Goede GodEn dan stoor ik u in uw smart. Eer ze 't wist, had zij hem de hand toegestoken. Maar zij schaamde zich over haar vrijpostigheid. Ik ga.vertrekken. Wacht even, ik zal een vers voor u maken. Ach, dat kan nietIk hen arm. Gij liet mij zoo straks niet uit spreken. Ik wou namelijk zeggen, dat ik öf vijftig mark neem öf het ook wel voor niets doe. Ja maar wij kennen elkaar niet. Vertel mij iets van uw zoon. Hij is boekdrukker en geeft in' een klein stadje een krant uit. En nu valt zijn zilveren bruiloft samen met zijn 25-jarige ambtsvervulling en daar- I om moet het vers in zijn krant. Wat zou hij dat aardig vinden j Hoe oud is hij Hij is 50 en ik hen al 70. Ik ben vroeg getrouwd en vroeg weduwe ge-j worden.... Hij was onderwijzer, mijn beste man. Twaalf jaar was mijn jon- gen, toen zijn vader stierf. Toen heb ik met mijn handen voor hem ge-1 werkt tot hij vrij goed geplaatst werd. En nu onderhoudt hij u. Dat wel niet. Hij is getrouwd, en als men zelf een gezin te verzorgen heeft.... Dan laat men zijn moeder aan haai" lot ovër.... Neen, dat doet hij niet. Hij denkt wel om mij, als hij kan, viel zij ver- goelijkend in. Maar och, ik heb zoo weinig noodig. Voor woning heb ik in 't Armenhuis niets uit te geven, en met naaien en breien verdien ik nog een centje. Ik houd nog wat over. Heb ik niet een mooi present gekocht, zoo- dat hij zich voor zijn moeder niet be- j hoeft te schamen Uit het overvloedige vloeipapier wik kelde zij behoedzaam een dun zilve ren melkkannetje, van binnen verguld. Mooi, niet waar? vroeg zij met een gelukkigen glimlach. Prachtigzei hij vriendelijk. Weet gij, hoe ik aan al dat geld gekomen ben Hoeveel menschen, dacht ik, kunnen aan melk of suiker in hun koffie niet denken. Waarom zou ik dat ook niet kunnen missen In het Zuiden, viel Paulsen in, drinkt men meest zwarte koffie. Nu, ziet ge wel Zóo heb ik lang gespaard en mijn geschenk gekocht en nu heb ik nog vijf mark voor een vers over. De jonge man ging naar zijn schrijf tafel. Door zijn tranen heen glimlach te hij tegen het portret van zijn moe der, dat daarop stond. Hier, zei hij tegen 't oudje, kijk deze platen eens door. Intusschen tracht ik een vers te maken. Vlug vloog zijn pen over 't papier. Hij dichtte in naam eener moeder aan haren zoon. Ieder woord ademde de reine, onzelfzuchtige liefde van een moederhart, dat alles draagt, alles geeft en niets voor zich verlangt. Nau welijks was hij zich bewust hoe ,,Op een kleine melkkan" een gedicht in de wereld kwam vol warm gevoel en welgeslaagde poëzie. Toen las hij haar de dichtregelen voor. Met gevouwen handen hoorde zij ze aan. De tranen stroomden haar langs de rimpelige wangen. Toch straalde er geluk uit haar oogen. j Gij moet een goede moeder ge had hebben, dat ge zóo een moeder hart kunt teekenen. Gij hebt mij zoo gelukkig gemaakt als ik in jaren niet geweest ben Toen stond zij op. De groote welwil lendheid van Paulsen had haar vrij moedigheid gegeven. Zij nam het hoofd van den jongen man tusschen de magere handen en drukte een kus op zijn voorhoofd. God loone uw goede hartIn den hemel bidt uw moeder voor u. Ik doe het hier op aarde. Toen bergde zij haar melkkannetje weer zorgvuldig in 't papier. En de andere schat, het vers, trilde tusschen de knokige vingers. Paulsen zat weer alleen, bedroefd, maar dankbaar. Hij beproefde of hij de versregelen, zooals ze hem straks uit de ziel gevloeid en voor het moe dertje op schrift gesteld waren, nog maals bijeen kon krijgen.- Het scheen hem niet geheel te luk ken. Toen dacht hij niet meer aan het vers. Eenige dagen later had hij het kun nen zien prijken in „de krant van haar zoon". LECTORISALUTEM. in en om Haarlem. XII. Verzengend schoot de zon heur stralen den gansc-hen dag omlaag, de meeste planten* hangen slap ter ne der, om, gedrenkt door den nachtelij ken dauw, het 'hoofd weer op te hef fen. De verdamping is dan te groot en de wortels kunnen niet genoeg vocht aanvoeren, om 't verbruik te dekken. Gelukkiger zijn er in zoo'n geval de waterplanten aan toe. Met hare onderaardsche deelen in den slij- kerigen bodem vastgehecht, brengen ze blad en bloem boven 't water. An dere drijven los en worden door wind en stroom medegevoerd. Onder deze planten zijn er vele, die ten volle waard zijn, eens nader te worden bekekendaar hebt ge in de eerste plaats die bekende Iris of Lisch. Met den dikken wortelstok aan den kant van 't water in den bodem bevestigd, brengt ze hare lange smal le, maar toch stevige bladeren in de hoogte om eindelijk tegen Juni haar bloemstengel te ontwikkelen, die zich vertakkend, steeöe meer en meer bloe men opent. Eigenaardig is zoo'n Iris bloem. Dat kom-, schotel of trechter vormige, wat we bij de andere bloe men in honderden schakeeringen te rugvinden, ontbreekt hier geheel. Op een zeer kort steeltje zit een lang ge rekt, reeds duidelijk zichtbaar, drie hokkig vruchtbeginsel, dat de vele eitjes herbergt, die later tot zaden moeten worden. Van kelk is hier geen sprake, wel onderscheiden we duidelijk twee kran sen van bladen, maar de botanicus noemt dit blo eon dek. Het meest in '-t oog vallen de drie groote bladen, die met een sierlijken breeden lip aan de bloem iets slanks geven. Ongeveer op dezelfde hoogte van het korte bloem- buisje vinden we daarmede afwisse lend de andere krans van drie recht op staande blaadjes. Deze zijn bij on ze inlandsche soort zeer "klein. De meesten uwer zijn juist thans, nu de Duitsche en Spaansche Irissen bloeien en te koop worden aangeboden wel in staat deze daarbij eens te zien. Vooral bij de eerste -zijn ze groot en tevens rechtopstaand. Op deze twee kransen volgen nu de eigenlijke deelen der bloem, n.l. stam-1 pers en meeldraden. Meeldraden zijn er ook drie, maar nu maar niet zoo I gemakkelijk te zien. Trekken we even een van de drie neerhangende lippen omlaag, dan zien we daar een flinken meeldraad staan. Stellig geen wind-, bloem, merken we op, als 't stuifmeel zoo verborgen is. Neen, ook die lip, 1 een geschikte zitplaats voor aanvlie- gende insecten, en dan die zwarte teekening, die strepen, die het insect den weg wijzen naar den honig, van daar den naam honigmerk, wijzen eveneens op insectenbezoek. Kijk dien dikken, ruigbehaarden hommel zich op de lip neerzetten, en naar binnen gaan, maar hoe hij het ook probeert, de ingang is te nauw, het gewelf te kleinnogmaals op de tweede lip. Brommend vliegt hij weg, kwaad als j hij is, dat hij hier het gewone poortje i niet doorkon. Maar volhardend zet hij j zich opnieuw op een andere bloem neder en zie, weg is hij. Met zijn ruigen rug neemt hij heel wat stuif- i meel op, zonder het zelf te weten, want het is hem te doen om den ho nig, die bij groote hoeveelheid te vin- den is, in zes in de bloembuis uitge spaarde putjes. Nu is hij voldaan, neen, nog niet, de tweede en ook de derde poort nog even binnen gewipt; wat ziet hij nu geel van al dat stuif- i meel, dat hij op den stamper... Ja, waar is die toch, in deze bloem dat diertje bracht ons ook heelemaal in de war. Kijk eens, de drie" meeldra- den zijn verborgen onder de drie I bladachtige setmpels, die aan den top een weinig ingesneden zijn. Bij de gele en blauwe Spaansche Iris zijn die bijkans even groot als de lip van 't bloemdek. Even onder de insnijding zit aan den binnenkant, dus aan den bovenkant van 't straks vermelde poortgewelf, een klein driehoe- Jkig lipje. Bij de zoo juist door den 'hommel verlaten bloem zit dat nog vrij stevig vast, wat ook maar goed is, anders toch zou het stuifmeel op den stempel van dezelfde bloem zijn afgewreven en kruisbestuiving is zoo veel te beter. Onze hommel heeft ze ker thans opnieuw andere bloemen bezocht en bij het binnendringen ging het lipje mee en zonder dat het in sect het merkte, gaf het stuifmeel af, om het kleine augurkje beneden de bloem tot vrucht te doen rijpen. Maar hoe kwam het dan toch, dat die hommel die eerste bloem niet kon binnenkomen waarom is daar de ope ning zoo klein, de toegang tot de ho- nigputten zoo nauw. Ja, waarom? Laten we voorzichtig zijn met he't ge ven van antwoordzoo licht toch zou den we mistasten. Laten we alleen constateeren, dat er twee vormen zijn, een met wijde poortgewelven en een met nauwere. Maar let eens op die zweefvlieg, en ja, die gaat er binnen. Zie, zoo heeft elk dier zijn arbeidsveld. Dit dier is juist groot ge noeg om tegen den rug gesteund niet omlaag te glijden, kleinere kevertjes overkomt dit vaker en ze verdrinken in den honig. Wilt ge van de Irissen nog genot hebben thuis, neem dan takken mede, waaraan nog knoppen genoeg aan wezig zijn, die zullen thuis prachtig uitkomen en de thans reeds bloeiende lijden bij thet vervoer toen te veel. Slaan we thans nog een enkelen blik op de andere waterplanten. Hier vlak naast de Iris het bekende Kal moes, wat blad betreft, er veel op gelijkend, maar wat groener. Maar van bloemen geen spoor. Oordeel ech ter niet te haastig. Zie, aan enkele oogenschijnlijk weinig van de andere bladeren verschillend, komt 3 4 d.M. beneden den top zijwaarts eene groene bloeiwijze te voorschijn met tal van bloemetjes bezet, die bij ons nooit rijp zaad leverengelukkig voor de plant daarom, dat zij zich kan verme nigvuldigen door den wortelstok. Deze bezit in hooge mate den bekenden aro- matischen geur. Daarnaast met slanker bladeren de beide soorten Duikelaar, de breed- en de smalbladerige. Al weer een geheel andere bloeiwijzebeneden een met stamper, boven een met meeldraad- bloemen. De eerste blijft, en ontwik kelt zich tot de bekende op sigaren gelijkende cylindertjes. Bij de breed- bladerige echter zijn ze dikker en donkerder van kleur. En dien Egelskop, dat Pijlkruid, dat...; maar er zijn er zoovele, die graag besproken willen worden. Ook de dierenwereld vraagt onze aandachtwat heerlijke libellen met die groote vlerken en dat slanke lichaam, door ons vroeger paardjes geheeten. De grootere meer bekend als wrattebijters of glazenmakers, met de groote bolvormig samengestelde oogen, die het grootste deel van den kop uitmaken. En zie, wat prachtige blauwzwart- metaalkleurige vlekken op de vleu gels bij die eene soortwat een vlieg jes enz. spelemeien hier boven de watervlakte. 't Is niet, dat ze ongaarne de ge boorteplek (ze leefden langen tijd als larva in 't water) vaarwel zeggen, maar den soms korten tijd van haar leven moeten ze gebruiken om voor de nakomelingschap te zorgen. In 't water van deze heldere sloot, wat een leven en bedrijvigheid,1 maar laten we ook die kleinere dieren eens afzonderlijk beschouwen tot een volgenden keer dus. J. STURING. Bubriek yoot Dames. Heeft u met mij gelezen hoe eene Frangaise sprekende over de mode der mannen, zegt, dat iedere man de te genwoordige damesmode bespottelijk vindt en als hij er wat over te zeggen had, dan zou de kleeding der vrou wen zus of zoo zijn, maar intusschen merkte die schrijfster heel pittig op, willen diezelfde mannen toch maar het liefst, dat hun eigen vrouw zich naar de tegenwoordige mode kleedt. Wat een tegenstrijdigheid Zoo gaat het, men mag er in woor den tegen opkomen, inderdaad neemt de stroom des tijds ieder mensch mee. Verschil in smaak is er altijd en daar om zijn er steeds menschen, die te gen een of andere verandering opko men. Hun oog is eenmaal gewend aan hetgeen is; het heeft voor hen iet9 eigens en daarom verlangen ze niet naar iets anders. Een ander weer haakt naar verandering, rust niet of het oude moet vervangen worden door iets nieuws, iedere nieuwe mode i3 welkom. Nu kan men willen vasthou den en vasthouden, maar dat helpt nietstilstand is er eenmaal niet ia 't leven, het nieuw© wil er zijn het breekt zich toch baan. Zoo las ik on langs, dat.eene vereeniging in Baden zich ten doel stelt om. in het Schwarz- wald de eigenaardige, schilderachti ge kleederdrachten te behouden. Men is n.l. bang, dat met het toenemen van de verkeerswegen steeds meer de mo de der steden bij de bewoners van het Schwarzwald zal toenemen. De moei te, die men zich daarvoor geeft, te zeker te prijzen, maar of het wat zal helpen Zou u het den Schwarzwal- ders en Schwarzwalderinnen kwalijk nemen als zij zeiden „Wij zijn er toch niet om voor de toeristen het landschap te décoreerenwij zullen die kleeren dragen, zoolang wij ze zel ve mooi vinden, maar als gij buiten ons wereldje vindt, dat de wegen niet goed genoeg zijn, zoodat steeds meer van de wereld daarbuiten tot ons door dringt, zoodat wij andere eischen, an- dere gewoonten krijgen, dan moet ge ook de gevolgen daarvan op u nemen en niet mopperen, als wij ons eigen aardig cachet verliezen." Het gaat daarmee juist als met een kind, dat men verwent met cadeaus en mooie kleeren. Volwassen gewor den eischt men van dat kind nog, dat het eenvoudig zal zijn. Men verbaast zich over een niet te verzadigen lust naar weelde, die men met ijver ge kweekt heeft. Mode in kleeding is er, maar er is ook mode in andere dingen, ik zou haast zeggen er is mode in alles, mo de in loopen, mode in spelen, mode in schrijven, mode in schilderen, mo de in de muziek, mode in lectuur, mo de in opvoeding, mode in kamerplan ten, mode in vervoermiddelen, ja, wat niet al. De meest uiteenloopondé con crete zoowel als abstracte begrippen zijn aan mode onderhevig en al wil men nu met edele volharding tegen den stroom oproeien, het helpt niet, men moet mee. Wij mogen mopperen tegen den automobiel, die het land schap verontrust en het oog onaange naam aandoet ,het helpt ons niet; over tien jaar zijn wij allen gewoon aan dat vervoermiddel, prijzen het ge- Een Zaterdaguvolidpraatje. Nauwelijks heb ik in mijn vorig Za terdagavondpraatje schoorvoetend toe gegeven, dat ik wel van de straator gels hou, of er is er, als om mij daarvoor te straffen, een op de vlakte gekomen, dat mij er toe noodzaakt, een uitzondering te maken, 't Is een gebouw van een orgel, een reuzen- orgel, met twee handvatten, omdat één man alleen het niet voort kan du wen. In het kolossale front staan drie poppetjes, met wezenlooze gezichten, precies bevroren Japanners. De mid delste kan zijn onnoozelen kop bewe gen en wat erger is doet het ook. Hij knikkebolt zonder ophouden, naar rechts «en links, terwijl hij in zijn handje op idiote manier met een stok je zwaait. Dit verbeeldt de kapelmees ter. Het orgel, verbeeldt muziek te maken Maar 't is geen muziek en 't lijkt er niet op. Hoe de man, die het ge maakt heeft, zoo'n verzameling platte triviale walsen en marschen bij elkaar gevonden heeft, is een raadsel. Toen hij ze eenmaal had, schijnt hij ze zoo leelijk gevonden te hebben, dat hij er een paar andere instrumenten bij gemaakt heeft om de klank weer te overstemmen. Naast het orgelgevaarte is een soorL_van uitbouw gemaakt voor een trom en aan den anderen kant een zelfde getimmerte voor een tamboerijn, en als de orgeldraaier aan 't draaien gaat, dan begint er een oorverdoovend trom gebons, net of er met vuisten op jo hoofd wordt ge- Mina en Line er toch niet meer wa ren? Wat het mannenkoor betreft, beukt en de tamboerijn begint als een razende tafelbel te tinkelen. De hon den gaan verschrikt op de vlucht en de katten kruipen ervan onder 'tbed en de orgeldraaier gaat aan de huizen centen halen, die ze hem hoe is 't in den naam van Beethoven moge lijk waarachtig geven ook. Ik heb eens geïnformeerd wie er eigenlijk voor aansprakelijk is, dat zulke muziekmonsters op onze stra ten verschijnen, maar ik hen er niet achter gekomen. Is het een gemeente ambtenaar, die de orgels keurt? Is het een man van de politie? Wie 't ook wezen mag, ik richt tot hem de ootmoedige beê„verlos ons van de zen klank-rhinoceros De loopende goot van 't piano-orgel is een weelde bij dit reuzeninstrument vergeleken, ja ik hoor nog liever de gebarsten to nen van 't ouderwetsche draaiorgel tje, dat de bespeler vroeger voor zijn buik droeg. Intusschen heb ik van mijn vorig Zaterd'agavondpraatje dit genoegen beleefd, dat verschillende personen ei op zijn ingegaan. De heer Scholte wees er, zeer terecht op, dat de her rie bij muziekuitvoeringen op straat wel verminderen zal, wanneer maar eenmaal de menschen aan die uitvoe- ringen gewend raken. Nu is met, we- gens de herrie die gevreesd wordt, zoo karig met 't geven van toestemming, dat het publiek geen gelegenheid heeft om er aan te wonnon. En wanneer dus de heer C. in zijn ingezonden stukje aan de liefhebberij-korpsen den raad geeft, om vergunning te vragen voor het geven van openbare concerten, dan juich ik dat toe, maar zou willen vragenwaarom dan in de tent in den Hout Op 't Leidsche- plein, Wilsonspleïn, Frans Halsplëin en bij do Amsterdamsche poort is ook ruimte genoeg en als daar concerten werden gegeven,.zou er ook eens wat plezier en vertier komen in deze toch zoo dicht bevolkte wijken, waar nooit een nootje muziek gemaakt, ja zelfs geen optocht ooit doorkomt. Wie probeert het eens, om daarvoor toestemming te krijgen van den bur gemeester? Zoolang er nog geen ver plaatsbare tent is, kunnen de muzi kanten wel op straat gaan zitten, want een dak boven hun hoofd héb ben ze niet noodig omdat 't concert niet behoeft door te gaan, als het re gent. Zoo zouden we nog eens wat plezier van al die liefhebberijgezel schappen beleven. Nu komen ze niet tot hun recht, de leden hebben er zelf de ware voldoening niet van en de eenigen, die er flink van profiteeren, zijn de buren van den cornettist of tu- baïst of klarinettist, die iederen dag een paar uur in zijn eentje zit te oefenen. Wie 't niet gelooft, moet 't bun maar eens gaan vragen Deze week is een andere en zeer bekende muzikale stichting weer op de beenen gezetde afdeeling Haar lem van do Maatschappij van Toon kunst. De afdeeling leed in de laatste jaren aan bloedarmoede. Waar het door kwam of niet en kwam, zooveel is zeker, dat de zangvereeniging on rustbarend ging versmelten. Mina be dankte omdat Lina er geen prezier meer in had en wat zou Pina anders doen, dan ook maar heengaan, daar Mina en Lina er toch niet meer wa ren Wat het mannenkoor betreft, niet dan met kunst- en vliegwerk was het bij elkaar te houden. De beste krachten werden gevraagd om te zin gen in dit gemengd koor en die lie dertafel en dat quartet, om van de concoursen nog maar niet te spreken. Een zanger die op zijn rust gesteldis, doet verstandig dat hij zwijgt als een mof, want hébben ze eenmaal in de kieren, dat hij een mooie stem heeft, dan noodigen ze hem met vriendelij ken, maar des te moeilijker af te wij zen drang hier en daar en overal uit en kan hij van 1 Januari tot 31 De cember wel iederen avond aan 't kwinkeleeren komen. En directeuren van zangvereeniging en quartetten. overigens zeer brave en ijverige men schen, kunnen zich maar moeilijk begrijpen, dat een mensch nog wel wat anders te doen heeft, dan met ijver toonladders op en af te klimmen en zijn sierlijk" stemgeluid met dat |van anderen tot schoon gekweel te vereenigen. Derhalve, zooals ik zei, was het moeilijk om er de zangers bij te hou den en toen dat een en ander zoo ging, was het ook bezwaarlijk, om het aantal kunstlievende leden te doen toenemen, wat een kwaad geval was, niet zoozeer omdat men daar- door hun kunstliefde, maar meer in 't bijzonder, omdat men hunne con tributie moest missen. Het kon wel niet anders, of ook de penningmeester moest hiervan de gevolgen bespeuren en hoewel hij een model-penningmeester was, in zoover 'dat hij wist te betalen ook waar geeai geld meer in kas was, moest op den duur deze gang van zaKen leiden tot het koele graf. Zoover is de afdeeling gelukkig evenwel niet gekomen. Hoewel al deze ervaringen moedeloosheid bij het be- j stuur zouden hebben kunnen doen ontstaan, heeft de voorzitter Mr. W. 'Jager Gerlings de courage niet laten zinken en met de leden van het bestuur gestreefd naar een gezonde oplossing, die de afdeeling zou kunnen brengen tot een periode van nieuwen bloei. Dat doel is nu bereikt. Menschen met een ruime beurs hebben in den vorm van een rentelooze geldleening de afdee ling van haar schuld afgeholpen en jonge, nieuwe krachten in het begtuur zullen pogingen doen, om de zangver eeniging tegen den aanstaanden win- I ter uit te breicten, een plannetje dat wel niet anders dan slagen kan, om dat een van onze beste Haarlemsche I zangeressen zich daarvoor gespannen heeft. J Is het eenmaal zoover, dan zal de oude, beproefde^ leiding van den lveer Robert het welAveer daarheen weten te sturen, dat Toonkunst -uitvoeringen geeft, zoo artistiek, dat de gewensch- te nieuwe leden zich niet zullen la ten wachten. Komt het dus bij Toonkunst voor namelijk op de stemmen aan, er gaat, zou ik zeggen ,nog iets boven een goede stern en dat is een goede stem ming. Wie daar de menschen met wie hij te doen heeft, in weet te houden, die zal er zelf genoegen van beleven. En nu hebben wij Haarlemmers de taak om in 't belang van onze ge meente, de vreemdelingen die ons ko men bezoeken in goede stemming te brengen. Is dat voor ons burgers een eisch van beleefdheid en welbegrepen eigenbelang, voor do politie is het een plicht die ze niet verzuimen mag en waarin zij door overmaat van ge strengheid niet tekort mag schieten. Dit alles schijnt klaar als een klon tje. Nu is hier een muziekgezelschap uit den Helder, dat ergens een prijs lieeft behaald. Om aan hun vreugde lucht te geven, gaan ze op de gebrui kelijke manier een rijtoer maken, no men de instrumenten mee en blazen e6n deuntje, totdat op eens de politie nadert en proces verbaal opmaakt. Is dat nu wel tactvol Brengt men zoo de menschen in de stemming Is 'het verstandig, wanneer feestvieren den, hooggestemd, de instrumenten stemmen, de bespelers met een pro ces-verbaal te ontstemmen? Als we over deze vraag de kiezers konden la ten stemmen, dan weet ik vooraf wel, dat ze zouden zeggen „och, knijpt voor zulke pekelzonden een oog dicht 1" Niet voor ernstige zaken en daar onder reken ik de schaamteloosheid van een kerel, die ongekleed in den Aerdenhout en in de Schapenduinen en wie weet waar nog meer, voorbij- wandelende vrouwen verschrikt en op de vlucht jaagt. Iemand afranselen tot hij blauw woi'dt is een misdrijf. Iemand aansporen tot een misdrijf is op zichzelf al een misdrijf. Als dat niet het geval was, dan zou ik zeggen, dat hot wel nuttig kon wezen, als een stuk of wat pootige jongens den ke rel eens te pakken trachtten te krij gen om hern met een ferm pak slaag zijn leelijke streken af te leeren. Van zulke laffe, nare dingen zou een mensch ontstemd raken en daar noch de Zaterdagavond, noch de Zon dag daarvoor bestemd is, zal ik er verder het zwijgen op toe doen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7