BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ZONDAtlSBBIEYEN.
üaiuurtiisforisciie Wandelingen
Haarlemmer Halletjes.
ZATERDAG 18 JUNI 1904
DE ZATERDAGAVOND
haarlem's dagblad kost
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
in haarlem's dagblad zijn
advertentiën doeltreffend.
onze annonces
worden opgemerkt.
Lieve Dora
Ik heb mijn oude portefeuilles na
gesnuffeld om te zien of ik een ver
haaltje had, dat aan uw doel kon be
antwoorden. En ja, daar vond ik iets,
dat ik jaren geleden vertaalde.
Vergun mij het genoegen, thans 't
aan u af te staan.
Het "Vers. j
Paulsen was een gevierd schrijver j
geworden; hij werd gekocht en gele-;
zen, en zijn pen begon hem reeds aar
dig op te brengen.
De dag neigde ter rust. Paulsen zat'
eenzaam in zijn smaakvol vertrek, in
het zwart gekleed. Zoo even keerde hij
van eene begrafenis terug.
Wat zag zijn kamer er anders uit
als een paar dagen geledenToen
was zij tot ziekvertrek ingericht, om
dat ze zoo ruim en frisch was, en lag
daar de bleeke vrouw, die hij boven
alles liefhad op de wereld, zijn
moeder.
Weken lang verdeelde hij zijn tijd
tusschen het ziekbed en de schrijftafel.
Toen viel de slag. Thans was ook de
begrafenis al voorbij. Zij, die met hem
de lieve doode hadden ter aarde be
steld, waren vertrokken. En nu zat
hij alleen, met gebroken ziel.
Er wordt zachtjes gescheld. Hij be
merkt het nauwelijks. Maar daar staat
zijn dienstmeisje in de kamerdeur.
Een oude vrouw wilde u spreken,
Ach neen, vandaag niet
Dat heb ik..haar al gezegd, maar
zij vraagt zoo dringend een enkel
o ogenblik.
Natuurlijk een bedelpartij
Dat geloof ik niet. Zij ziet er zoo
fatsoenlijk uit.
Laat haar dan maar binnenko
men.
Weldra stond eene kleine, rnagere
vrouw, wier grijze haren het gerim
peld gelaat omsloten, in een oude
zwarte zijden japon gekleed, op den
drempel. In hare hand hield zij een
klein, zorgvuldig in papier gewikkeld
pakje. Besluiteloos bleef zij staan en
groette eerbiedig. Het hoogst weelde
rig meubilair maakte haar blijkbaar
wat beschroomd.
Paulsen stond op, zette een stoel bij
tafel en verzocht de vrouw te gaan
zitten.
U woont hier zelf?....
Ja, zei Paulsen, eenigszins onge
duldig. En u moest mij noodzakelijk
spreken?
Verschoon mij ik ben eigenlijk
verschrikt over mijn eigen stoutmoe
digheid. Ik dacht zeker, dat een dich
ter in een klein kamertje woonde.
Dat gebeurt ook wel eens, zei
Paulsen met een glimlach.
Maar u z ij t immers een dich
ter
Ja, ik ben letterkundige.
En u maakt ook verzen voor een
bruiloft en dergelijke?
Dat gebeurt ook wel. Dus u
woudt graag een vers hebben
Ja, voor een zilveren bruiloft.
Maar het mag niet duur zijn, daar
voor heb ik geen geld. Wat krijgt u
gewoonlijk voor uw verzen? Vergeef
mij, dat ik u zoo maar uithoor.
Gewoonlijk vraag ik vijftig mark,
of....
Het goede oudje kroop ineen.
Ach, neem mij niet kwalijk, zei
ze, dat ik u heb opgehouden. Eigen
lijk is het de schuld van juffrouw
Gründeldie dacht, dat men voor vijf
mark een vers had en dat het voor
zes of zeven al vrij lang moest zijn.
Maar toen ik hier binnen kwam, be
greep ik al, dat ik met vijf mark niet
veel zou uitrichten.
Paulsen keek de bedrukte vrouw
vriendelijk aan. Zij nam haar pakje
varï tafel en stond op.
Voor wien moest het vers zijn
Voor mijn zoonhet liefste, wat
een moeder op aarde heeft.
Dat is zoo, zei Paulsen met een
diepe zucht.
Gij hebt immers ook een moeder,
die u vergoodt Of gij hadt haar
liet ze er snel, zich bezinnend, op
volgen.
Ik heb haar vandaag begraven,
antwoordde hij zacht.
Goede GodEn dan stoor ik u
in uw smart.
Eer ze 't wist, had zij hem de hand
toegestoken. Maar zij schaamde zich
over haar vrijpostigheid.
Ik ga.vertrekken.
Wacht even, ik zal een vers voor
u maken.
Ach, dat kan nietIk hen arm.
Gij liet mij zoo straks niet uit
spreken. Ik wou namelijk zeggen, dat
ik öf vijftig mark neem öf het ook wel
voor niets doe.
Ja maar wij kennen elkaar niet.
Vertel mij iets van uw zoon.
Hij is boekdrukker en geeft in'
een klein stadje een krant uit. En nu
valt zijn zilveren bruiloft samen met
zijn 25-jarige ambtsvervulling en daar-
I om moet het vers in zijn krant. Wat
zou hij dat aardig vinden
j Hoe oud is hij
Hij is 50 en ik hen al 70. Ik ben
vroeg getrouwd en vroeg weduwe ge-j
worden.... Hij was onderwijzer, mijn
beste man. Twaalf jaar was mijn jon-
gen, toen zijn vader stierf. Toen heb
ik met mijn handen voor hem ge-1
werkt tot hij vrij goed geplaatst werd.
En nu onderhoudt hij u.
Dat wel niet. Hij is getrouwd, en
als men zelf een gezin te verzorgen
heeft....
Dan laat men zijn moeder aan
haai" lot ovër....
Neen, dat doet hij niet. Hij denkt
wel om mij, als hij kan, viel zij ver-
goelijkend in. Maar och, ik heb zoo
weinig noodig. Voor woning heb ik in
't Armenhuis niets uit te geven, en
met naaien en breien verdien ik nog
een centje. Ik houd nog wat over. Heb
ik niet een mooi present gekocht, zoo-
dat hij zich voor zijn moeder niet be-
j hoeft te schamen
Uit het overvloedige vloeipapier wik
kelde zij behoedzaam een dun zilve
ren melkkannetje, van binnen verguld.
Mooi, niet waar? vroeg zij met
een gelukkigen glimlach.
Prachtigzei hij vriendelijk.
Weet gij, hoe ik aan al dat geld
gekomen ben Hoeveel menschen,
dacht ik, kunnen aan melk of suiker
in hun koffie niet denken. Waarom
zou ik dat ook niet kunnen missen
In het Zuiden, viel Paulsen in,
drinkt men meest zwarte koffie.
Nu, ziet ge wel Zóo heb ik lang
gespaard en mijn geschenk gekocht
en nu heb ik nog vijf mark voor een
vers over.
De jonge man ging naar zijn schrijf
tafel. Door zijn tranen heen glimlach
te hij tegen het portret van zijn moe
der, dat daarop stond.
Hier, zei hij tegen 't oudje, kijk
deze platen eens door. Intusschen
tracht ik een vers te maken.
Vlug vloog zijn pen over 't papier.
Hij dichtte in naam eener moeder
aan haren zoon. Ieder woord ademde
de reine, onzelfzuchtige liefde van een
moederhart, dat alles draagt, alles
geeft en niets voor zich verlangt. Nau
welijks was hij zich bewust hoe ,,Op
een kleine melkkan" een gedicht in
de wereld kwam vol warm gevoel en
welgeslaagde poëzie. Toen las hij haar
de dichtregelen voor. Met gevouwen
handen hoorde zij ze aan. De tranen
stroomden haar langs de rimpelige
wangen. Toch straalde er geluk uit
haar oogen. j
Gij moet een goede moeder ge
had hebben, dat ge zóo een moeder
hart kunt teekenen. Gij hebt mij zoo
gelukkig gemaakt als ik in jaren niet
geweest ben
Toen stond zij op. De groote welwil
lendheid van Paulsen had haar vrij
moedigheid gegeven. Zij nam het
hoofd van den jongen man tusschen
de magere handen en drukte een kus
op zijn voorhoofd.
God loone uw goede hartIn den
hemel bidt uw moeder voor u. Ik doe
het hier op aarde.
Toen bergde zij haar melkkannetje
weer zorgvuldig in 't papier. En de
andere schat, het vers, trilde tusschen
de knokige vingers.
Paulsen zat weer alleen, bedroefd,
maar dankbaar. Hij beproefde of hij
de versregelen, zooals ze hem straks
uit de ziel gevloeid en voor het moe
dertje op schrift gesteld waren, nog
maals bijeen kon krijgen.-
Het scheen hem niet geheel te luk
ken. Toen dacht hij niet meer aan het
vers.
Eenige dagen later had hij het kun
nen zien prijken in „de krant van
haar zoon".
LECTORISALUTEM.
in en om Haarlem.
XII.
Verzengend schoot de zon heur
stralen den gansc-hen dag omlaag,
de meeste planten* hangen slap ter ne
der, om, gedrenkt door den nachtelij
ken dauw, het 'hoofd weer op te hef
fen. De verdamping is dan te groot
en de wortels kunnen niet genoeg
vocht aanvoeren, om 't verbruik te
dekken. Gelukkiger zijn er in zoo'n
geval de waterplanten aan toe. Met
hare onderaardsche deelen in den slij-
kerigen bodem vastgehecht, brengen
ze blad en bloem boven 't water. An
dere drijven los en worden door wind
en stroom medegevoerd.
Onder deze planten zijn er vele, die
ten volle waard zijn, eens nader te
worden bekekendaar hebt ge in de
eerste plaats die bekende Iris of
Lisch. Met den dikken wortelstok aan
den kant van 't water in den bodem
bevestigd, brengt ze hare lange smal
le, maar toch stevige bladeren in de
hoogte om eindelijk tegen Juni haar
bloemstengel te ontwikkelen, die zich
vertakkend, steeöe meer en meer bloe
men opent. Eigenaardig is zoo'n Iris
bloem. Dat kom-, schotel of trechter
vormige, wat we bij de andere bloe
men in honderden schakeeringen te
rugvinden, ontbreekt hier geheel. Op
een zeer kort steeltje zit een lang ge
rekt, reeds duidelijk zichtbaar, drie
hokkig vruchtbeginsel, dat de vele
eitjes herbergt, die later tot zaden
moeten worden.
Van kelk is hier geen sprake, wel
onderscheiden we duidelijk twee kran
sen van bladen, maar de botanicus
noemt dit blo eon dek. Het meest in '-t
oog vallen de drie groote bladen, die
met een sierlijken breeden lip aan de
bloem iets slanks geven. Ongeveer op
dezelfde hoogte van het korte bloem-
buisje vinden we daarmede afwisse
lend de andere krans van drie recht
op staande blaadjes. Deze zijn bij on
ze inlandsche soort zeer "klein. De
meesten uwer zijn juist thans, nu de
Duitsche en Spaansche Irissen bloeien
en te koop worden aangeboden wel in
staat deze daarbij eens te zien. Vooral
bij de eerste -zijn ze groot en tevens
rechtopstaand.
Op deze twee kransen volgen nu de
eigenlijke deelen der bloem, n.l. stam-1
pers en meeldraden. Meeldraden zijn
er ook drie, maar nu maar niet zoo I
gemakkelijk te zien. Trekken we even
een van de drie neerhangende lippen
omlaag, dan zien we daar een flinken
meeldraad staan. Stellig geen wind-,
bloem, merken we op, als 't stuifmeel
zoo verborgen is. Neen, ook die lip,
1 een geschikte zitplaats voor aanvlie-
gende insecten, en dan die zwarte
teekening, die strepen, die het insect
den weg wijzen naar den honig, van
daar den naam honigmerk, wijzen
eveneens op insectenbezoek. Kijk dien
dikken, ruigbehaarden hommel zich
op de lip neerzetten, en naar binnen
gaan, maar hoe hij het ook probeert,
de ingang is te nauw, het gewelf te
kleinnogmaals op de tweede lip.
Brommend vliegt hij weg, kwaad als
j hij is, dat hij hier het gewone poortje
i niet doorkon. Maar volhardend zet hij
j zich opnieuw op een andere bloem
neder en zie, weg is hij. Met zijn
ruigen rug neemt hij heel wat stuif-
i meel op, zonder het zelf te weten,
want het is hem te doen om den ho
nig, die bij groote hoeveelheid te vin-
den is, in zes in de bloembuis uitge
spaarde putjes. Nu is hij voldaan,
neen, nog niet, de tweede en ook de
derde poort nog even binnen gewipt;
wat ziet hij nu geel van al dat stuif-
i meel, dat hij op den stamper... Ja,
waar is die toch, in deze bloem dat
diertje bracht ons ook heelemaal in
de war. Kijk eens, de drie" meeldra-
den zijn verborgen onder de drie
I bladachtige setmpels, die aan den top
een weinig ingesneden zijn. Bij de
gele en blauwe Spaansche Iris zijn
die bijkans even groot als de lip van
't bloemdek. Even onder de insnijding
zit aan den binnenkant, dus aan den
bovenkant van 't straks vermelde
poortgewelf, een klein driehoe-
Jkig lipje. Bij de zoo juist door den
'hommel verlaten bloem zit dat nog
vrij stevig vast, wat ook maar goed
is, anders toch zou het stuifmeel op
den stempel van dezelfde bloem zijn
afgewreven en kruisbestuiving is zoo
veel te beter. Onze hommel heeft ze
ker thans opnieuw andere bloemen
bezocht en bij het binnendringen ging
het lipje mee en zonder dat het in
sect het merkte, gaf het stuifmeel af,
om het kleine augurkje beneden de
bloem tot vrucht te doen rijpen.
Maar hoe kwam het dan toch, dat
die hommel die eerste bloem niet kon
binnenkomen waarom is daar de ope
ning zoo klein, de toegang tot de ho-
nigputten zoo nauw. Ja, waarom?
Laten we voorzichtig zijn met he't ge
ven van antwoordzoo licht toch zou
den we mistasten. Laten we alleen
constateeren, dat er twee vormen
zijn, een met wijde poortgewelven en
een met nauwere. Maar let eens op
die zweefvlieg, en ja, die gaat er
binnen. Zie, zoo heeft elk dier zijn
arbeidsveld. Dit dier is juist groot ge
noeg om tegen den rug gesteund niet
omlaag te glijden, kleinere kevertjes
overkomt dit vaker en ze verdrinken
in den honig.
Wilt ge van de Irissen nog genot
hebben thuis, neem dan takken mede,
waaraan nog knoppen genoeg aan
wezig zijn, die zullen thuis prachtig
uitkomen en de thans reeds bloeiende
lijden bij thet vervoer toen te veel.
Slaan we thans nog een enkelen
blik op de andere waterplanten. Hier
vlak naast de Iris het bekende Kal
moes, wat blad betreft, er veel op
gelijkend, maar wat groener. Maar
van bloemen geen spoor. Oordeel ech
ter niet te haastig. Zie, aan enkele
oogenschijnlijk weinig van de andere
bladeren verschillend, komt 3 4
d.M. beneden den top zijwaarts eene
groene bloeiwijze te voorschijn met tal
van bloemetjes bezet, die bij ons nooit
rijp zaad leverengelukkig voor de
plant daarom, dat zij zich kan verme
nigvuldigen door den wortelstok. Deze
bezit in hooge mate den bekenden aro-
matischen geur.
Daarnaast met slanker bladeren de
beide soorten Duikelaar, de breed- en
de smalbladerige. Al weer een geheel
andere bloeiwijzebeneden een met
stamper, boven een met meeldraad-
bloemen. De eerste blijft, en ontwik
kelt zich tot de bekende op sigaren
gelijkende cylindertjes. Bij de breed-
bladerige echter zijn ze dikker en
donkerder van kleur.
En dien Egelskop, dat Pijlkruid,
dat...; maar er zijn er zoovele, die
graag besproken willen worden.
Ook de dierenwereld vraagt onze
aandachtwat heerlijke libellen met
die groote vlerken en dat slanke
lichaam, door ons vroeger paardjes
geheeten. De grootere meer bekend
als wrattebijters of glazenmakers, met
de groote bolvormig samengestelde
oogen, die het grootste deel van den
kop uitmaken.
En zie, wat prachtige blauwzwart-
metaalkleurige vlekken op de vleu
gels bij die eene soortwat een vlieg
jes enz. spelemeien hier boven de
watervlakte.
't Is niet, dat ze ongaarne de ge
boorteplek (ze leefden langen tijd als
larva in 't water) vaarwel zeggen,
maar den soms korten tijd van haar
leven moeten ze gebruiken om voor
de nakomelingschap te zorgen.
In 't water van deze heldere sloot,
wat een leven en bedrijvigheid,1
maar laten we ook die kleinere dieren
eens afzonderlijk beschouwen tot een
volgenden keer dus.
J. STURING.
Bubriek yoot Dames.
Heeft u met mij gelezen hoe eene
Frangaise sprekende over de mode der
mannen, zegt, dat iedere man de te
genwoordige damesmode bespottelijk
vindt en als hij er wat over te zeggen
had, dan zou de kleeding der vrou
wen zus of zoo zijn, maar intusschen
merkte die schrijfster heel pittig op,
willen diezelfde mannen toch maar het
liefst, dat hun eigen vrouw zich naar
de tegenwoordige mode kleedt.
Wat een tegenstrijdigheid
Zoo gaat het, men mag er in woor
den tegen opkomen, inderdaad neemt
de stroom des tijds ieder mensch mee.
Verschil in smaak is er altijd en daar
om zijn er steeds menschen, die te
gen een of andere verandering opko
men. Hun oog is eenmaal gewend aan
hetgeen is; het heeft voor hen iet9
eigens en daarom verlangen ze niet
naar iets anders. Een ander weer
haakt naar verandering, rust niet of
het oude moet vervangen worden door
iets nieuws, iedere nieuwe mode i3
welkom. Nu kan men willen vasthou
den en vasthouden, maar dat helpt
nietstilstand is er eenmaal niet ia
't leven, het nieuw© wil er zijn het
breekt zich toch baan. Zoo las ik on
langs, dat.eene vereeniging in Baden
zich ten doel stelt om. in het Schwarz-
wald de eigenaardige, schilderachti
ge kleederdrachten te behouden. Men
is n.l. bang, dat met het toenemen van
de verkeerswegen steeds meer de mo
de der steden bij de bewoners van het
Schwarzwald zal toenemen. De moei
te, die men zich daarvoor geeft, te
zeker te prijzen, maar of het wat zal
helpen Zou u het den Schwarzwal-
ders en Schwarzwalderinnen kwalijk
nemen als zij zeiden „Wij zijn er
toch niet om voor de toeristen het
landschap te décoreerenwij zullen
die kleeren dragen, zoolang wij ze zel
ve mooi vinden, maar als gij buiten
ons wereldje vindt, dat de wegen niet
goed genoeg zijn, zoodat steeds meer
van de wereld daarbuiten tot ons door
dringt, zoodat wij andere eischen, an-
dere gewoonten krijgen, dan moet ge
ook de gevolgen daarvan op u nemen
en niet mopperen, als wij ons eigen
aardig cachet verliezen."
Het gaat daarmee juist als met een
kind, dat men verwent met cadeaus
en mooie kleeren. Volwassen gewor
den eischt men van dat kind nog, dat
het eenvoudig zal zijn. Men verbaast
zich over een niet te verzadigen lust
naar weelde, die men met ijver ge
kweekt heeft.
Mode in kleeding is er, maar er is
ook mode in andere dingen, ik zou
haast zeggen er is mode in alles, mo
de in loopen, mode in spelen, mode
in schrijven, mode in schilderen, mo
de in de muziek, mode in lectuur, mo
de in opvoeding, mode in kamerplan
ten, mode in vervoermiddelen, ja, wat
niet al. De meest uiteenloopondé con
crete zoowel als abstracte begrippen
zijn aan mode onderhevig en al wil
men nu met edele volharding tegen
den stroom oproeien, het helpt niet,
men moet mee. Wij mogen mopperen
tegen den automobiel, die het land
schap verontrust en het oog onaange
naam aandoet ,het helpt ons niet;
over tien jaar zijn wij allen gewoon
aan dat vervoermiddel, prijzen het ge-
Een Zaterdaguvolidpraatje.
Nauwelijks heb ik in mijn vorig Za
terdagavondpraatje schoorvoetend toe
gegeven, dat ik wel van de straator
gels hou, of er is er, als om mij
daarvoor te straffen, een op de vlakte
gekomen, dat mij er toe noodzaakt,
een uitzondering te maken, 't Is een
gebouw van een orgel, een reuzen-
orgel, met twee handvatten, omdat
één man alleen het niet voort kan du
wen. In het kolossale front staan drie
poppetjes, met wezenlooze gezichten,
precies bevroren Japanners. De mid
delste kan zijn onnoozelen kop bewe
gen en wat erger is doet het ook.
Hij knikkebolt zonder ophouden, naar
rechts «en links, terwijl hij in zijn
handje op idiote manier met een stok
je zwaait. Dit verbeeldt de kapelmees
ter. Het orgel, verbeeldt muziek te
maken
Maar 't is geen muziek en 't lijkt
er niet op. Hoe de man, die het ge
maakt heeft, zoo'n verzameling platte
triviale walsen en marschen bij elkaar
gevonden heeft, is een raadsel. Toen
hij ze eenmaal had, schijnt hij ze
zoo leelijk gevonden te hebben, dat hij
er een paar andere instrumenten bij
gemaakt heeft om de klank weer te
overstemmen. Naast het orgelgevaarte
is een soorL_van uitbouw gemaakt
voor een trom en aan den anderen
kant een zelfde getimmerte voor een
tamboerijn, en als de orgeldraaier
aan 't draaien gaat, dan begint er een
oorverdoovend trom gebons, net of er
met vuisten op jo hoofd wordt ge-
Mina en Line er toch niet meer wa
ren? Wat het mannenkoor betreft,
beukt en de tamboerijn begint als een
razende tafelbel te tinkelen. De hon
den gaan verschrikt op de vlucht en
de katten kruipen ervan onder 'tbed
en de orgeldraaier gaat aan de huizen
centen halen, die ze hem hoe is 't
in den naam van Beethoven moge
lijk waarachtig geven ook.
Ik heb eens geïnformeerd wie er
eigenlijk voor aansprakelijk is, dat
zulke muziekmonsters op onze stra
ten verschijnen, maar ik hen er niet
achter gekomen. Is het een gemeente
ambtenaar, die de orgels keurt? Is
het een man van de politie? Wie 't
ook wezen mag, ik richt tot hem de
ootmoedige beê„verlos ons van de
zen klank-rhinoceros De loopende
goot van 't piano-orgel is een weelde
bij dit reuzeninstrument vergeleken,
ja ik hoor nog liever de gebarsten to
nen van 't ouderwetsche draaiorgel
tje, dat de bespeler vroeger voor zijn
buik droeg.
Intusschen heb ik van mijn vorig
Zaterd'agavondpraatje dit genoegen
beleefd, dat verschillende personen ei
op zijn ingegaan. De heer Scholte
wees er, zeer terecht op, dat de her
rie bij muziekuitvoeringen op straat
wel verminderen zal, wanneer maar
eenmaal de menschen aan die uitvoe-
ringen gewend raken. Nu is met, we-
gens de herrie die gevreesd wordt, zoo
karig met 't geven van toestemming,
dat het publiek geen gelegenheid heeft
om er aan te wonnon. En wanneer
dus de heer C. in zijn ingezonden
stukje aan de liefhebberij-korpsen
den raad geeft, om vergunning te
vragen voor het geven van openbare
concerten, dan juich ik dat toe, maar
zou willen vragenwaarom dan in
de tent in den Hout Op 't Leidsche-
plein, Wilsonspleïn, Frans Halsplëin
en bij do Amsterdamsche poort is ook
ruimte genoeg en als daar concerten
werden gegeven,.zou er ook eens wat
plezier en vertier komen in deze toch
zoo dicht bevolkte wijken, waar
nooit een nootje muziek gemaakt, ja
zelfs geen optocht ooit doorkomt.
Wie probeert het eens, om daarvoor
toestemming te krijgen van den bur
gemeester? Zoolang er nog geen ver
plaatsbare tent is, kunnen de muzi
kanten wel op straat gaan zitten,
want een dak boven hun hoofd héb
ben ze niet noodig omdat 't concert
niet behoeft door te gaan, als het re
gent. Zoo zouden we nog eens wat
plezier van al die liefhebberijgezel
schappen beleven. Nu komen ze niet
tot hun recht, de leden hebben er zelf
de ware voldoening niet van en de
eenigen, die er flink van profiteeren,
zijn de buren van den cornettist of tu-
baïst of klarinettist, die iederen dag
een paar uur in zijn eentje zit te
oefenen. Wie 't niet gelooft, moet 't
bun maar eens gaan vragen
Deze week is een andere en zeer
bekende muzikale stichting weer op
de beenen gezetde afdeeling Haar
lem van do Maatschappij van Toon
kunst. De afdeeling leed in de laatste
jaren aan bloedarmoede. Waar het
door kwam of niet en kwam, zooveel
is zeker, dat de zangvereeniging on
rustbarend ging versmelten. Mina be
dankte omdat Lina er geen prezier
meer in had en wat zou Pina anders
doen, dan ook maar heengaan, daar
Mina en Lina er toch niet meer wa
ren Wat het mannenkoor betreft,
niet dan met kunst- en vliegwerk
was het bij elkaar te houden. De beste
krachten werden gevraagd om te zin
gen in dit gemengd koor en die lie
dertafel en dat quartet, om van de
concoursen nog maar niet te spreken.
Een zanger die op zijn rust gesteldis,
doet verstandig dat hij zwijgt als een
mof, want hébben ze eenmaal in de
kieren, dat hij een mooie stem heeft,
dan noodigen ze hem met vriendelij
ken, maar des te moeilijker af te wij
zen drang hier en daar en overal uit
en kan hij van 1 Januari tot 31 De
cember wel iederen avond aan 't
kwinkeleeren komen. En directeuren
van zangvereeniging en quartetten.
overigens zeer brave en ijverige men
schen, kunnen zich maar moeilijk
begrijpen, dat een mensch nog wel
wat anders te doen heeft, dan met
ijver toonladders op en af te klimmen
en zijn sierlijk" stemgeluid met dat
|van anderen tot schoon gekweel te
vereenigen.
Derhalve, zooals ik zei, was het
moeilijk om er de zangers bij te hou
den en toen dat een en ander zoo
ging, was het ook bezwaarlijk, om
het aantal kunstlievende leden te
doen toenemen, wat een kwaad geval
was, niet zoozeer omdat men daar-
door hun kunstliefde, maar meer in
't bijzonder, omdat men hunne con
tributie moest missen.
Het kon wel niet anders, of ook de
penningmeester moest hiervan de
gevolgen bespeuren en hoewel hij een
model-penningmeester was, in zoover
'dat hij wist te betalen ook waar geeai
geld meer in kas was, moest op den
duur deze gang van zaKen leiden tot
het koele graf.
Zoover is de afdeeling gelukkig
evenwel niet gekomen. Hoewel al deze
ervaringen moedeloosheid bij het be-
j stuur zouden hebben kunnen doen
ontstaan, heeft de voorzitter Mr. W.
'Jager Gerlings de courage niet laten
zinken en met de leden van het bestuur
gestreefd naar een gezonde oplossing,
die de afdeeling zou kunnen brengen
tot een periode van nieuwen bloei. Dat
doel is nu bereikt. Menschen met een
ruime beurs hebben in den vorm van
een rentelooze geldleening de afdee
ling van haar schuld afgeholpen en
jonge, nieuwe krachten in het begtuur
zullen pogingen doen, om de zangver
eeniging tegen den aanstaanden win-
I ter uit te breicten, een plannetje dat
wel niet anders dan slagen kan, om
dat een van onze beste Haarlemsche
I zangeressen zich daarvoor gespannen
heeft.
J Is het eenmaal zoover, dan zal de
oude, beproefde^ leiding van den lveer
Robert het welAveer daarheen weten
te sturen, dat Toonkunst -uitvoeringen
geeft, zoo artistiek, dat de gewensch-
te nieuwe leden zich niet zullen la
ten wachten.
Komt het dus bij Toonkunst voor
namelijk op de stemmen aan, er gaat,
zou ik zeggen ,nog iets boven een
goede stern en dat is een goede stem
ming. Wie daar de menschen met wie
hij te doen heeft, in weet te houden,
die zal er zelf genoegen van beleven.
En nu hebben wij Haarlemmers de
taak om in 't belang van onze ge
meente, de vreemdelingen die ons ko
men bezoeken in goede stemming te
brengen. Is dat voor ons burgers een
eisch van beleefdheid en welbegrepen
eigenbelang, voor do politie is het
een plicht die ze niet verzuimen mag
en waarin zij door overmaat van ge
strengheid niet tekort mag schieten.
Dit alles schijnt klaar als een klon
tje. Nu is hier een muziekgezelschap
uit den Helder, dat ergens een prijs
lieeft behaald. Om aan hun vreugde
lucht te geven, gaan ze op de gebrui
kelijke manier een rijtoer maken, no
men de instrumenten mee en blazen
e6n deuntje, totdat op eens de politie
nadert en proces verbaal opmaakt.
Is dat nu wel tactvol Brengt men
zoo de menschen in de stemming Is
'het verstandig, wanneer feestvieren
den, hooggestemd, de instrumenten
stemmen, de bespelers met een pro
ces-verbaal te ontstemmen? Als we
over deze vraag de kiezers konden la
ten stemmen, dan weet ik vooraf wel,
dat ze zouden zeggen „och, knijpt
voor zulke pekelzonden een oog
dicht 1"
Niet voor ernstige zaken en daar
onder reken ik de schaamteloosheid
van een kerel, die ongekleed in den
Aerdenhout en in de Schapenduinen
en wie weet waar nog meer, voorbij-
wandelende vrouwen verschrikt en op
de vlucht jaagt. Iemand afranselen
tot hij blauw woi'dt is een misdrijf.
Iemand aansporen tot een misdrijf
is op zichzelf al een misdrijf. Als dat
niet het geval was, dan zou ik zeggen,
dat hot wel nuttig kon wezen, als een
stuk of wat pootige jongens den ke
rel eens te pakken trachtten te krij
gen om hern met een ferm pak slaag
zijn leelijke streken af te leeren.
Van zulke laffe, nare dingen zou
een mensch ontstemd raken en daar
noch de Zaterdagavond, noch de Zon
dag daarvoor bestemd is, zal ik er
verder het zwijgen op toe doen.
FIDELIO.