Eenvoud. VOOR PORT ARTHUR. De Russen leggen draadversperringen aan. GESCHORST. Voor den jongen stationsassistent Ernst De Wit was het signaal van het naburige station, dat de trein in aantocht was, het verlossingsteeken uit een maandenlange tirannie. Met dien trein toch moest de nieuwe chef •van het station Bloemveld aankomen, Karei Vroolijk genaamd, en hoewel hij zijn nieuwen superieur niet ken de, had hij toch van collega's al ge noeg omtrent hem vernomen, om vreesde, dat de andere de begunstig de was, geheel ten onrechte, want Corrie was tegen beiden even vrien delijk, maar gaf geen hunner eenige, voorkeur. Vroolijk begon zich langzamerhand tegenover zijn jongeren vriend als chef te laten voelen, critiseerde de wijze, waarop hij zijn dienst deed, belette hem als hij vrij van dienst Het was al donker, maar toch be sloot hij haar nog te gaan felicitee- ren. Hij werd hartelijk ontvangen, ook door de mooie dochter des huizes en men verzocht hem naar de groote tuinzaal te gaan, waar een gelegen- heidstooneel was opgeslagen en de voorstelling dadelijk moest beginnen. De Wit was wel nieuwsgierig hoe men Kloris en Roosje zou opvoeren zonder Thomasvaer, maar wie be schrijft zijn verbazing toen hij Vroo lijk in een oud-Hollandsch costuum, met een kuitbroekje en gestreepte kou sen aan, opgevuld tot een dikken boer onder zijn gebloemde vest en met bou quet en lange linten op zijn bruin- laken jas met zilveren knoopen, ten tooneele zag verschijnen. Vroolijk- Thomasvaer kreeg zijn stationsassis tent De Wit ook weldra onder de toe schouwers in het oog en hij verbleek te onder de schmink, die zijn wangen hoogrood kleurde. De spoorbaan liep juist achter den tuin van den burgemeester en van daar hoorde men eensklaps het dubbe le signaal van treinen, die de nabu rige stations verlaten hadden. No. 63 en no. 18, riep Vroolijk- Thomasvaer midden in zijn verjaar- dagswensch uit, alle duivels Met een sprong was hij van het too- neel af in de zaal en rende als beze ten tusschen de verschrikte toeschou wers door de deur uit. De Wit, die door de aanwezigen werd opgemerkt, bestormde men met vragen, maar hij rukte zich met moei te los en liep eveneens wat hij loopen kon naar het station. Trein no. 18 was er al en op het perron stond de stationschef als Tho- was, naar de naburige stad te gaan om zich te amuseeren wat zij an-itiraiuu ders gewoonlijk deden en als D©;masvaer tegenover den hoofdinspec- Wit dan thuis bleef, ergerde Vroolijk. teur, die met dezen trein was meege- "Ï'*K- zuinig op zijn poot VGPraf reeds met hem ingenomen tezicï? n0£ ^eer, want dan-gingzijnkomen en niet Tiin j assistent, terwijl hij Vroolijk^ - j gpeelde. Een kerel die zijn naam met 'dienst deed, visitw maken bij den] Ik... ik... ik had dienst hijgde De eere draagt "en alleraardigste baas burgemeester. Eindelijk kwam het tot wit otfervaardig. Het is alleen mijn waar ge meer een kameraad dan een e6£ volslagen breuk schuld, mijnheer de insepcteur. chef aan hebben zult zoo hadden zijn. De .vrouw van den burgemeester, Neen mijnheer de inspecteur, kennissen hem Vrooliik beschreven. was Jan& en bi] die gelegenheid zou .weersprak Vroolijk, ik had hem ge>- Trouwens al had men hem niet zoo-' schorst en dus was hij in zijn recht veel coeds van dezen verteld dan nog den- meP zou de Bruiloft van Kloris ^et station te verlaten. Toch ver zou De Wit zijn nieuwen chef van ®n Roosje opvoeren^en Vroolijk kreeg trouwde ik er op, dat De Wit nog hier Op een aangenamen herfstmorgen, trad de kastelein uit de herberg van een plattelandsstadje hij Ravenna naar buiten om een groet te brengen aan de reizigers der diligence, die vóór zijn logement geregeld een poos stilhield. Het verwonderde hem, maar één enkelen passagier uit het voertuig te zien stappen, een jongmensch van ongeveer 18 jaar. Stemmig was hij gekleed. Een lan ge, grijze mantel verborg zijne welge vormde gestalte, en eene eenvoudige fluweelen pet dekte de blonde lokken. Vriendelijk groet hij den waard, treedt de herberg binnen en bestelt een sober ontbijt. Midden in 't vertrek ziet hij twee heeren aan eenen welvoorzienen disch; ter zijde in een hoek zit een eerbied wekkend grijsaard, zich lavend met een glas wijn. Na de aanwezigen gegroet te heb ben kiest hij een geschikt plaatsje uit en gaat zitten. Met welgevallen richt hij nog eens 't oog op den grijsaard, doch een spot tend lachje zweeft om zijne lippen, zoodra haj een blik werpt op de twee gasten in 't midden van 't vertrek, van wier gesprek hem geen woord ontgaat. „Dank zij uwe bemoeiingen, zal ik morgenavond hier een concert geven" zegt de een tot zijn metgezel. Deze laat daarop volgen„Dan zal men nog eens van u spreken „Heb ik u niet verteld van den bij val, dien ik te Saënza ondervonden hebWat zegt men er hier van? Ver wacht men niet met spanning mijn optreden Kalmpjes antwoordt de ander: „Zeer zeker, een concert is hier iets zeld zaams, en 't beschaafde publiek zal harte verwelkomd hebben, want de tegenwoordige chef, de oude Uilen burg, was de lastigste en onaange naamste superieur dien men zich den ken kon altijd even norsch en bar, steeds vitten op den dienst tot in het daarin de rol van Thomasvaer. Hij richtte voor dien dag den dienst zoo en daarom reed ik weg in een rijtuig, in, dat hij den geheelen dag vrij was dat men mij aan het station had ge en De Wit op het station moest blij- zonden. Ik ben de schuldige, mijnheer ven en ook van het tooneelstukje niets de inspecteur, ik had hem geschorst, zou zien. Wat bazelt ge toch en wat ziet ge uuunuo ,,xu deze gelegenheid om degelijke mu- was en den dienst wel zou overnemen ziek te hooren niet laten voorbijgaan. kïpïncppstïce toe en nooit eens vriiaf Maar in de? lo°P van den midda& er uit, mijnheer Vroolijk! riep de o-AVPn Naen óp, nieuwe chef kon we- X?rzocht Cqme_ hem een paar uren hoofdambtenaar in gerechtvaardigde fer^h'oe^hij^wflde^beter dan delude dienst van De Wit over te nemen, op-, verbazing. is dat het°nieuwste dienst- zen hoe nij wuae, peter aan ae ouae d&t h_. althans ook nQg vandaag zou' unif0rm? En wat beteekent dat, dat kunnen komen. i gij op eigen gezag een ambtenaar Hierover woedend want hij zag schorst? Waarom hebt gij hem ge- Uilenburg moest hij in ieder w zijn, dus kon De Wit hij de ruil slechts winnen. stoDte 'de trein de nortieren daarin een duidelijke bevoorrechting 6Chorst? Met welk recht En als ge werden opengeworpen ènuiteencou- |a£ {Jjf htnïl hem geschorst hebt' waarom verlaat pé tweede klasse stapte een kort. dik k]k w wnnr^ii TV bpprtip met ppn rood kocrelrond tre- K zich naar het station, waar hij De SlcMdat straïïdeWifSSÏÏigh^d Wit niet op het kantoor vond maar Hij stapte op den ouden Uilenburg hem op lijn kamer hoorde vioolspe- Doch er zijn hier ook zoogenaamde deskundigen, die met hun bekrompen oordeel niet licht een genie willen er kennen." „Ja, dat geloof ik gaarne, meer dan eens heb ik 't ondervonden. Toch schittert mijn naam als een ster aan den muzikalen hemel „Beste vriend", zegt de ander, „uwe bekwaamheid zal de toehoorders ver bazen Russischs post bij een spoorbrug in Mantsjoerije. XI IJ ÖltlJJtB UJJ UBU UUUUU UUKUUUlg toe en zeide met gulle, hartelijke ie?: stem Hij riep hem en maakte hem er een verwijt van, dat hij niet op zijn post sta lij k, ik ben de nieuwbenoemde tionschef, uw opvolger. Uilenburg Aangenaam, brom de de oude stationschef, op een toon, die veeleer het tegendeel zou doen ver moeden. Ga maar mee naar mijn kan toor, dan zal ik u het station overdra gen. De Wit, die op het perron was, had hem van verre gadegeslagen en wreef _fe« Je blijft toch ook niet altijd op het kantoor zitten, als er niets te doen is. Het duurt nog een uur eer er een trein aankomt. Wat ik u verzoeken mag, geen „jij" in dienstriep Vroolijk boos, buiten dienst kan dat zoo blijven, maar.... Neen, dan bedank ik geheel voor. zich vergenoegd in de handenmet dien nieuwen chef zou het best gaan. llt?LL IHCUWUU UllCl iUU ilOl LKiOl, goou. Een half uur later stelde Uilenburg vl0Dl sPel®J; Ook goed. Ik verlang, dat ge op. het kantoor zult zijn en in dienst geen j hen aan elkaar voor en vertrok met den daaropvolgenden trein, dien De Wit met een zucht van verlichting zag verdwijnen. Toen hij op het kantoor terugkeer de, zeide de nieuwe chef Ziezoo, kameraad, nu zullen wij. - GH wefgertdusSus te gehoor. Met uw verlof, ik doe mijn dienst zelfstandig en wanneer die er niet on der lijdt zal ik vioolspelen zooveel ik wil. En ik, uw chef, gelast u op het kantoor te blijven. Ik zeg u, dat ik spelen ga tot kaar te vinden. Wij zijn beiden jong, j •ang ir er tusschen ons niet zijn, tenzij superieuren op het station komen. Hier, wij zullen een glas drinken op de goede kameraadschap en maar da delijk jij en jou zeggen. Zij brachten den avond genoeglijk op het kantoor door bij een flesch wijn, die Vroolijk had laten halen en om de vroolijkheid nog te verhoogen, speelde De Wit alle moppen, die hij kende, op zijn viool. Bloemveld, dat onder Uilenburg een hel voor eiken assistent was geweest, werd onder Vroolijk in een hemel herschapen. De chef regelde den dienst zoo, dat hij en zijn assistent altijd den halven dag vrij hadden en in den omgang waren zij volmaakte vrienden. Dat ging eenige jaren goed zoo, tot er een kink in den kabel kwam. Beiden waren bevriend geworden met den burgemeester, hadden op de sociëteit met hem kennis gemaakt, waren hij zekere gelegenheid bij hem aan huis genoodigd en daar verder blijven verkeeren. De burgemeester had een dochter, de mooie, blonde Corrie, en zij was onbewust de oorzaak, dat er een verkoe ling tusschen Vroolijk en De Wit kwam, een verkoeling, die maar wei nig noodig zou hebben om in volsla gen vijandschap over te gaan. De bei de spoorwegambtenaren werden op Corrie verliefd en maakten haar ijve rig het hof, waarbij elk voor zich EEN NIEUW VOERTÜIÖ VOOR DE WOESTIJN. Sinds jaar en dag is de kameel be- Van eenvoudige, doch zware con structie, met zeer breede velgen aan de wielen, om een spoedig wegzinken gij niet te bevelen hebt, ja. Goed, dan schors ik u. De Wit lachte. - - Daar hebt gij het recht niet toe. kend als het lastdier voor de zandige, Als ge een ambtenaar schorsen wilt,1 zonnige vlakten van 'Afrika, moet ge daar de inspectie telegrafisch; Het schip der woestijn echter droeg in 't zand te voorkomen, zijn deze van verwittigen en wat zoudt gij als heden de lasten op Jen bultigen wagens op lasten van twee tonnen he reden opgeven Dat ik viool speel rug I xekend. Hahaha! Door een handelsmaatschappij te In den beginne gaf het tuig nogal te rekten ft sSs u "S neem alles Cairo evenwel zijn thans proeven ge- merit., de.op on. adrift, op mijn verantwoording. Goed. De jonge ambtenaar nam het pro ces-verbaal van dienst en schreef daarin „Op order van den chef geef ik hem den dienst over. De treinen zijn op tijd aangekomen en vertrokken. Te legraaf en seinen zijn in orde, DE WIT." Toen schreed hij, zonder zijn chef verder met een blik te verwaardigen, de deur uit. Hij hoorde wel hoe Vroo lijk hem nog nariep, geen dwaashe den te doen, dat het niet ernstig be doeld was, maar hij luisterde daar niet naar, ging naar zijn kamer, haal de hoed en stok en ging naar buiten. Na twee uren gewandeld te hebben kwam hij aan het huis van den bur gemeester en nu viel het hem ook in, dat daar verjaardag van diens vrouw gevierd werd. nomen om woestijntransporten te inspan-methode voldoet echter uitste- doen geschieden met aangespannen kend." En zoo kan één kameel thans kameelen. heel wat grooteren last vervoeren dan En tot heden zijn de proeven uit- vroeger, terwijl de kosten der voer- muntend geslaagd. j tuigen tamelijk laag zijn. Ons plaatje geeft zoo'n te Cairo ge-1 Een heele verbetering dus in 't bouwden woestijnwagen te zien, met woestijnvervoer den kameel er voor gespannen. Het patrouilleeren van den spoorlijn. gij dan het station en steekt u in een Met nederbuigende vertrouwelijk- maskeradepakje Iheid klinkt de gevierde kunstenaar De twee ongelukkigen putten zich nog eens met zijn bewonderaar, waar uit om elk de schuld op zich te laden. Nu de nood aan den man was, keer de de oude vriendschap geheel terug, alle nijd en naijver was vergeten en elk trachtte den ander schoon te wasschen, zoodat de hoofdinspecteur eindelijk woedend uitriep Ik schors u beiden. De reserve- ambtenaar Koolman, die in den trein zit, zal den dienst waarnemen. Mor gen zullen wij wel verder zién. De treinen verlieten het station weer, de geschorste chef Vroolijk keerde naar het huis van den burge meester terug en speelde zijn rol af. Ernst De Wit verscheen later even eens op het verjaringsfeest. Gelukkig was de hoofdinspecteur een welwillend man, die veel van een grap hield. Zoodra dan ook zijn eerste drift bekoeld was, vatte hij het geval van den vroolijken kant op en liet den stationschef van Bloemveld er met een flinke boete afkomen, waarna het geval den doofpot inging om er alleen nog maar uit te komen als de inspecteur dienstmoppen tap te. Eén der beste daarvan was zeker die van den stationschef, die verkleed als Thomasvaer op het perron stond. De vriendschapsband tusschen Vroo lijk en De Wit werd nu nog hechter dan ooit. De Wit stond er beslist op, de helft van de boete te betalen en van de mooie, blonde dochter van den burgemeester wilde geen van beiden meer iets weten, wat maar goed was ook. want de jongedame had zich op hetzelfde gedenkwaardige verjarings feest harer mama verloofd met den candidaat-notaris. op deze afscheid neemt. Daar nadert hem de grijsaard en spreekt„Vergeef mij mijne vrijpos tigheid uit uw eigen mond verneem ik zooeven, dat gij kunstenaar zijt en daarom De kunstenaar laat hem niet uit spreken „Wat wilt gij man? Gij stoort mij in mijn verheven phanta- sieënVerlangt ge een aalmoes? Ik geef anders nooit iets aan onbeken den I" Verontwaardigd antwoordt de grijs aard „Ik ben geen beaelAar, mijn heer, al zie ik er pover uit. Niet om uwe beurs, maar om uwe kunst is het mij te doen." De jongeling, bij het raam gezeten, bemerkte hoe 't gelaat van den kun stenaar opklaarde. „Mijn vader", zoo spreekt de grijs aard, „was een man van naam in de kunstwereld, 't Mislukken van vele zijner ondernemingen deed mij eene andere loopbaan kiezen. Toch koester ik eene warme liefde voor dp kunst. Nu meende ik bescheiden deze gele genheid niet ongebruikt te mogen la ten. Vergeef mij, mijnheer, dat ik u niet ken. Mag ik weten, wie ge zijt?" „Ik ben Garzini", was 't korte ant woord. „Ik ken hem evenmin", klinkt schalks eene zachte stem bij het raam. Dit ongevraagd bescheid wekte den toorn des kunstenaars op. I„Ik begrijp waar ge heen wilt", voegt Garzini den grijsaard toe. „Gij kunt eene vrijkaart krijgen voor mijn concert van morgenavond." „Morgenavond ben ik ver van hier. Ik had het anders gehoopt. Wellicht vraag ik te veel, doch aarzelend ging hij voort ik zou mij gelukkig achten ,zoo ik u vandaag mocht hoo ren." ,Wat raakt gij mij antwoordt bits de hooghartige virtuoos. Smeekend wordt nu de toon des grijsaards „Ter wille van de kunst bid ik u, al was het maar een klein stukje!" Gekrenkt springt de kunstenaar op: „Zou ik hier voor u spelen, en dat op zoo'n gehavend instrument als dit hier Hij wendt het aangezicht af en verlaat de kamer. De grijsaard staat verbluft. Intusschen was de jongeling opge staan en naderbij gekomen. Hij legt den ouden man een hand op den schouder en zegt„Dat kan geen waar kunstenaar zijn. Een man met geestesgaven laat zich niet zoo uit over eigen bekwaamheid, hij toont edeler karakter Ik dank u. Wellicht zijt gij zelf op weg om kunstenaar te worden?" „Ik ben nog maar leerling in de kunst, en op reis naar Napels, waar ik bij een groot meester mijne studie denk voort te zetten. „Een virtuoos als Garzini ben ik niet, toch wil ik iets voor u spelen „O, duizendmaal verplicht jonge heer, mag ik u dan verzoeken?" De jonge reiziger opent het oude kla vier, dat toch zóó versleten niet bleek als Garzini gemeend had. 't Was eene eenvoudige Duitsche melodie, een com positie van Haydnnaar eigen phan- tasie werkte hij het thema uit. In verrukking zat de oude man te luisteren. De huisgenooten, en de voorbijgangers waren ook binnenge slopen op de wegslepende tonen der muziek. De forsche stap van een binnentre dende wekt de toehoorders uit hun vervoering, 't Is Garzini die de kamer binnenstuift. „Gij zijt alzoo de speler", zegt hij tot den jongeling, dien hij aan het klavier ziet zitten. „Gij komt hier dus den goeden smaak der hoorders be derven „Mijnheer", zoo klinkt 't antwoord, ,op mijn spel laat ik mij niets voor staan, ik hoop het verder te brengen, maar ik speelde om een ander genoe gen te doen". De grijsaard wist geen woorden te vinden, om den jongen musicus zijn dank te betuigen. Geen lof was te hoog voor dat ontluikend talent. „Gij speelt aardig", zegt Garzini, doch het ontbreekt u nog aan oefening onder eene goede leiding. Uw plan is toch niet, hier concert te geven?'" „Ja, mijnheer, ik ben van plan hier een uitvoering te geven." „Hoe dwaas Weet gij dan niet, dat ik, Garzini, morgenavond hier concert geef, dat alle plaatsen besproken zijn? Hoe kunt gij, een onbekende, op gun- stigen uitslag rekenen? Wanneer wilt gij spelen, daar mijn concert op morgeinavond is bepaald?" „Wel overmorgen, en om reeds eenige bekendheid aan mijn optreden te geven, zal ik dezen avond kosteloos eenige stukken uitvoeren. De kastelein zal hier niets op tegen hebben. „Maar het publiek, beste collega, is hier gesteld op schitterende voordrach ten. Hoe zal uw spel afsteken bij het mijn# I" ,Nu, ik wil dan 't zelfde spelen te gen overmorgen, wat gij^morgen ten gehoore brengt, al moge "mijn uitvoe ring dan ook slechts een flauwe herin nering zijn, aan den kunstvollen avond van uw concert." „Hoe zoudt gij dat kunnen, mijne composities bestaan alleen in hand schrift I" Garzini gaat voor het klavier zitten en speelt. De jongeling glimlachte; 't spel had èn om den inhoud, èn om de voordracht geen waarde, 't Wat roffelwerk, dat alleen een alledaagsch publiek met graagte hoort. I Nu is de beurt aan den leerling Hij neemt de plaats van Garzini in en speelt diens stuk over, verfraaid en met zeer moeilijke variaties. „Wel I" roept Garzini uit, „'t is een goochelaar Stilte onderbreekt het gesprek. Gar zini weet niet wat te beginnen. „Hoor eens jonge vriend", zegt nij op vader lijken toon, „ik meen het toch best met u. Gij hoopt hier iets te verdie- i nen, doch uwe verwachtingen zijn ij del. Hier hebt gij 50 lire. Kiest het zekere voor 't onzekere, beloof mij te vertrekken .teneinde u niet aan eene krenkende critiek bloot te stellen." „Aangenomen roept de jongeling uit, en neemt 't geld in ontvangst. „Ziehier", zegt hij tot den grijsaard, „geef dit aan uwe kleinkinderen ter herinnering aan dezen dag." Op ver legen toon voegt de oude man hem echter toe„Uw spel heeft mij ver rukt en nu biedt gij mij nog een ge schenk aan „Ge kunt het geru~. aannemen", antwoordde de jongeling, „en tevre den heengaan. Mocht mijn pak er wat kaal uitzien, de keizerin schenkt mij een nieuw voor mijne reis naar Maëstro Paësiello, aan wien Haydn. mij heeft aanbevolen. „Wie zijt gij dan?" vroeg GarzinL „Ik ben Wolfgang Amadeus Mozart, Duitscher van geboorte." Daar stond nu de deerlijk ontnuch terde Garzini en keek het rijtuig ach terna, dat Mozart wegvoerde. Van Garzini's concerten is in de ge schiedenis niets opgeteekend, doch' met gulden letteren lezen wij er den naam van Mozart, die ons het klaarste bewijs gaf, dat ook in de toonkunst „eenvoud" het zegel der waarheid is; de kunstenaar, wiens heerlijke com- positiën getuigenis afleggen van zijn grootsch vernuft. MAGDA. Streige Zondags zeden. In de Amerikaansche Staten Massa- chusetss en Connecticut bestaat een oude wet, waarbij het den man verbo den is des Zondags zijne vrouw te kussen. Die wet is nog niet. ingetrokken en nog niet lang geleden zijn 13 echtge- n:obten in hechtenis genomen, omdat zij hunne vrouw hadden gekust op den dag des Heeren. Bij eene andere gelegenheid werden *20 aanzienlijke burgers gevangen ge- i nomen omdat zij hun Zondagsmaal tijd op den Zondag zei ven lieten be- reiden. In Massachusetss is de/ bedoelde wet nog verscherpt door een bepaling, waarb" ieder, die 's Zondags op de openbare straat een vrouw of een meisje met of tegen haar goedvin den kust, zelfs met stokslagen wordt bedreigd. Die straf werd o.a. in 1764 toege past. op den kapitein van een Brit- schen kruiser, die daar aan de kust lag. De kapitein kwam op Zondag in ae haven van Boston, waar zijn vrouw op hem wachtte. De dame", zoo verhaalt Barnaby, „snelde op het eerste bericht van zijn aankomst naar de haven, om haren man te begroeten, en in de vreugd van het wederzien konden man en vrouw niet nalaten elkaar op straat hartelijk te omarmen en te kussen. „Wegens die wetsovertreding en i ontwijding van den Zondag werd de kapitein voor den rechter gebracht, die hem. na een strafpredicatie, ver oordeelde tot een dracht stokslagen, welke werkelijk den liefdevollen echt genoot werd toegediend." In 't Indianenkamp op de Wereldtentoonstelling te St. Louis.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 10