Eenvoud.
VOOR PORT ARTHUR.
De Russen leggen draadversperringen aan.
GESCHORST.
Voor den jongen stationsassistent
Ernst De Wit was het signaal van
het naburige station, dat de trein in
aantocht was, het verlossingsteeken
uit een maandenlange tirannie. Met
dien trein toch moest de nieuwe chef
•van het station Bloemveld aankomen,
Karei Vroolijk genaamd, en hoewel
hij zijn nieuwen superieur niet ken
de, had hij toch van collega's al ge
noeg omtrent hem vernomen, om
vreesde, dat de andere de begunstig
de was, geheel ten onrechte, want
Corrie was tegen beiden even vrien
delijk, maar gaf geen hunner eenige,
voorkeur.
Vroolijk begon zich langzamerhand
tegenover zijn jongeren vriend als
chef te laten voelen, critiseerde de
wijze, waarop hij zijn dienst deed,
belette hem als hij vrij van dienst
Het was al donker, maar toch be
sloot hij haar nog te gaan felicitee-
ren.
Hij werd hartelijk ontvangen, ook
door de mooie dochter des huizes en
men verzocht hem naar de groote
tuinzaal te gaan, waar een gelegen-
heidstooneel was opgeslagen en de
voorstelling dadelijk moest beginnen.
De Wit was wel nieuwsgierig hoe
men Kloris en Roosje zou opvoeren
zonder Thomasvaer, maar wie be
schrijft zijn verbazing toen hij Vroo
lijk in een oud-Hollandsch costuum,
met een kuitbroekje en gestreepte kou
sen aan, opgevuld tot een dikken boer
onder zijn gebloemde vest en met bou
quet en lange linten op zijn bruin-
laken jas met zilveren knoopen, ten
tooneele zag verschijnen. Vroolijk-
Thomasvaer kreeg zijn stationsassis
tent De Wit ook weldra onder de toe
schouwers in het oog en hij verbleek
te onder de schmink, die zijn wangen
hoogrood kleurde.
De spoorbaan liep juist achter den
tuin van den burgemeester en van
daar hoorde men eensklaps het dubbe
le signaal van treinen, die de nabu
rige stations verlaten hadden.
No. 63 en no. 18, riep Vroolijk-
Thomasvaer midden in zijn verjaar-
dagswensch uit, alle duivels
Met een sprong was hij van het too-
neel af in de zaal en rende als beze
ten tusschen de verschrikte toeschou
wers door de deur uit.
De Wit, die door de aanwezigen
werd opgemerkt, bestormde men met
vragen, maar hij rukte zich met moei
te los en liep eveneens wat hij loopen
kon naar het station.
Trein no. 18 was er al en op het
perron stond de stationschef als Tho-
was, naar de naburige stad te gaan
om zich te amuseeren wat zij an-itiraiuu
ders gewoonlijk deden en als D©;masvaer tegenover den hoofdinspec-
Wit dan thuis bleef, ergerde Vroolijk. teur, die met dezen trein was meege-
"Ï'*K- zuinig op zijn poot
VGPraf reeds met hem ingenomen tezicï? n0£ ^eer, want dan-gingzijnkomen en niet
Tiin j assistent, terwijl hij Vroolijk^ - j gpeelde.
Een kerel die zijn naam met 'dienst deed, visitw maken bij den] Ik... ik... ik had dienst hijgde De
eere draagt "en alleraardigste baas burgemeester. Eindelijk kwam het tot wit otfervaardig. Het is alleen mijn
waar ge meer een kameraad dan een e6£ volslagen breuk schuld, mijnheer de insepcteur.
chef aan hebben zult zoo hadden zijn. De .vrouw van den burgemeester, Neen mijnheer de inspecteur,
kennissen hem Vrooliik beschreven. was Jan& en bi] die gelegenheid zou .weersprak Vroolijk, ik had hem ge>-
Trouwens al had men hem niet zoo-' schorst en dus was hij in zijn recht
veel coeds van dezen verteld dan nog den- meP zou de Bruiloft van Kloris ^et station te verlaten. Toch ver
zou De Wit zijn nieuwen chef van ®n Roosje opvoeren^en Vroolijk kreeg trouwde ik er op, dat De Wit nog hier
Op een aangenamen herfstmorgen,
trad de kastelein uit de herberg van
een plattelandsstadje hij Ravenna
naar buiten om een groet te brengen
aan de reizigers der diligence, die
vóór zijn logement geregeld een poos
stilhield. Het verwonderde hem, maar
één enkelen passagier uit het voertuig
te zien stappen, een jongmensch van
ongeveer 18 jaar.
Stemmig was hij gekleed. Een lan
ge, grijze mantel verborg zijne welge
vormde gestalte, en eene eenvoudige
fluweelen pet dekte de blonde lokken.
Vriendelijk groet hij den waard,
treedt de herberg binnen en bestelt
een sober ontbijt.
Midden in 't vertrek ziet hij twee
heeren aan eenen welvoorzienen disch;
ter zijde in een hoek zit een eerbied
wekkend grijsaard, zich lavend met
een glas wijn.
Na de aanwezigen gegroet te heb
ben kiest hij een geschikt plaatsje uit
en gaat zitten.
Met welgevallen richt hij nog eens
't oog op den grijsaard, doch een spot
tend lachje zweeft om zijne lippen,
zoodra haj een blik werpt op de twee
gasten in 't midden van 't vertrek,
van wier gesprek hem geen woord
ontgaat.
„Dank zij uwe bemoeiingen, zal ik
morgenavond hier een concert geven"
zegt de een tot zijn metgezel.
Deze laat daarop volgen„Dan zal
men nog eens van u spreken
„Heb ik u niet verteld van den bij
val, dien ik te Saënza ondervonden
hebWat zegt men er hier van? Ver
wacht men niet met spanning mijn
optreden
Kalmpjes antwoordt de ander: „Zeer
zeker, een concert is hier iets zeld
zaams, en 't beschaafde publiek zal
harte verwelkomd hebben, want de
tegenwoordige chef, de oude Uilen
burg, was de lastigste en onaange
naamste superieur dien men zich den
ken kon altijd even norsch en bar,
steeds vitten op den dienst tot in het
daarin de rol van Thomasvaer. Hij
richtte voor dien dag den dienst zoo en daarom reed ik weg in een rijtuig,
in, dat hij den geheelen dag vrij was dat men mij aan het station had ge
en De Wit op het station moest blij- zonden. Ik ben de schuldige, mijnheer
ven en ook van het tooneelstukje niets de inspecteur, ik had hem geschorst,
zou zien. Wat bazelt ge toch en wat ziet ge
uuunuo ,,xu deze gelegenheid om degelijke mu-
was en den dienst wel zou overnemen ziek te hooren niet laten voorbijgaan.
kïpïncppstïce toe en nooit eens vriiaf Maar in de? lo°P van den midda& er uit, mijnheer Vroolijk! riep de
o-AVPn Naen óp, nieuwe chef kon we- X?rzocht Cqme_ hem een paar uren hoofdambtenaar in gerechtvaardigde
fer^h'oe^hij^wflde^beter dan delude dienst van De Wit over te nemen, op-, verbazing. is dat het°nieuwste dienst-
zen hoe nij wuae, peter aan ae ouae d&t h_. althans ook nQg vandaag zou' unif0rm? En wat beteekent dat, dat
kunnen komen. i gij op eigen gezag een ambtenaar
Hierover woedend want hij zag schorst? Waarom hebt gij hem ge-
Uilenburg moest hij in ieder w
zijn, dus kon De Wit hij de ruil
slechts winnen.
stoDte 'de trein de nortieren daarin een duidelijke bevoorrechting 6Chorst? Met welk recht En als ge
werden opengeworpen ènuiteencou- |a£ {Jjf htnïl hem geschorst hebt' waarom verlaat
pé tweede klasse stapte een kort. dik k]k w wnnr^ii TV
bpprtip met ppn rood kocrelrond tre- K zich naar het station, waar hij De
SlcMdat straïïdeWifSSÏÏigh^d Wit niet op het kantoor vond maar
Hij stapte op den ouden Uilenburg hem op lijn kamer hoorde vioolspe-
Doch er zijn hier ook zoogenaamde
deskundigen, die met hun bekrompen
oordeel niet licht een genie willen er
kennen."
„Ja, dat geloof ik gaarne, meer dan
eens heb ik 't ondervonden. Toch
schittert mijn naam als een ster aan
den muzikalen hemel
„Beste vriend", zegt de ander, „uwe
bekwaamheid zal de toehoorders ver
bazen
Russischs post bij een spoorbrug in Mantsjoerije.
XI IJ ÖltlJJtB UJJ UBU UUUUU UUKUUUlg
toe en zeide met gulle, hartelijke ie?:
stem
Hij riep hem en maakte hem er een
verwijt van, dat hij niet op zijn post
sta
lij k, ik ben de nieuwbenoemde
tionschef, uw opvolger.
Uilenburg Aangenaam, brom
de de oude stationschef, op een toon,
die veeleer het tegendeel zou doen ver
moeden. Ga maar mee naar mijn kan
toor, dan zal ik u het station overdra
gen.
De Wit, die op het perron was, had
hem van verre gadegeslagen en wreef _fe«
Je blijft toch ook niet altijd op
het kantoor zitten, als er niets te doen
is. Het duurt nog een uur eer er een
trein aankomt.
Wat ik u verzoeken mag, geen
„jij" in dienstriep Vroolijk boos,
buiten dienst kan dat zoo blijven,
maar....
Neen, dan bedank ik geheel voor.
zich vergenoegd in de handenmet
dien nieuwen chef zou het best gaan.
llt?LL IHCUWUU UllCl iUU ilOl LKiOl, goou.
Een half uur later stelde Uilenburg vl0Dl sPel®J;
Ook goed. Ik verlang, dat ge op.
het kantoor zult zijn en in dienst geen j
hen aan elkaar voor en vertrok met
den daaropvolgenden trein, dien De
Wit met een zucht van verlichting zag
verdwijnen.
Toen hij op het kantoor terugkeer
de, zeide de nieuwe chef
Ziezoo, kameraad, nu zullen wij.
- GH wefgertdusSus te gehoor.
Met uw verlof, ik doe mijn dienst
zelfstandig en wanneer die er niet on
der lijdt zal ik vioolspelen zooveel ik
wil.
En ik, uw chef, gelast u op het
kantoor te blijven.
Ik zeg u, dat ik spelen ga tot
kaar te vinden. Wij zijn beiden jong, j
•ang ir
er tusschen ons niet zijn, tenzij
superieuren op het station komen.
Hier, wij zullen een glas drinken op
de goede kameraadschap en maar da
delijk jij en jou zeggen.
Zij brachten den avond genoeglijk
op het kantoor door bij een flesch
wijn, die Vroolijk had laten halen en
om de vroolijkheid nog te verhoogen,
speelde De Wit alle moppen, die hij
kende, op zijn viool.
Bloemveld, dat onder Uilenburg
een hel voor eiken assistent was
geweest, werd onder Vroolijk in een
hemel herschapen.
De chef regelde den dienst zoo, dat
hij en zijn assistent altijd den halven
dag vrij hadden en in den omgang
waren zij volmaakte vrienden.
Dat ging eenige jaren goed zoo, tot
er een kink in den kabel kwam.
Beiden waren bevriend geworden
met den burgemeester, hadden op de
sociëteit met hem kennis gemaakt,
waren hij zekere gelegenheid bij hem
aan huis genoodigd en daar verder
blijven verkeeren. De burgemeester
had een dochter, de mooie, blonde
Corrie, en zij was onbewust
de oorzaak, dat er een verkoe
ling tusschen Vroolijk en De Wit
kwam, een verkoeling, die maar wei
nig noodig zou hebben om in volsla
gen vijandschap over te gaan. De bei
de spoorwegambtenaren werden op
Corrie verliefd en maakten haar ijve
rig het hof, waarbij elk voor zich
EEN NIEUW VOERTÜIÖ VOOR DE WOESTIJN.
Sinds jaar en dag is de kameel be- Van eenvoudige, doch zware con
structie, met zeer breede velgen aan
de wielen, om een spoedig wegzinken
gij niet te bevelen
hebt, ja.
Goed, dan schors ik u.
De Wit lachte. - -
Daar hebt gij het recht niet toe. kend als het lastdier voor de zandige,
Als ge een ambtenaar schorsen wilt,1 zonnige vlakten van 'Afrika,
moet ge daar de inspectie telegrafisch; Het schip der woestijn echter droeg in 't zand te voorkomen, zijn deze
van verwittigen en wat zoudt gij als heden de lasten op Jen bultigen wagens op lasten van twee tonnen he
reden opgeven Dat ik viool speel rug I xekend.
Hahaha! Door een handelsmaatschappij te In den beginne gaf het tuig nogal
te rekten ft sSs u "S neem alles Cairo evenwel zijn thans proeven ge- merit., de.op on. adrift,
op mijn verantwoording.
Goed.
De jonge ambtenaar nam het pro
ces-verbaal van dienst en schreef
daarin
„Op order van den chef geef ik hem
den dienst over. De treinen zijn op
tijd aangekomen en vertrokken. Te
legraaf en seinen zijn in orde,
DE WIT."
Toen schreed hij, zonder zijn chef
verder met een blik te verwaardigen,
de deur uit. Hij hoorde wel hoe Vroo
lijk hem nog nariep, geen dwaashe
den te doen, dat het niet ernstig be
doeld was, maar hij luisterde daar
niet naar, ging naar zijn kamer, haal
de hoed en stok en ging naar buiten.
Na twee uren gewandeld te hebben
kwam hij aan het huis van den bur
gemeester en nu viel het hem ook in,
dat daar verjaardag van diens vrouw
gevierd werd.
nomen om woestijntransporten te inspan-methode voldoet echter uitste-
doen geschieden met aangespannen kend." En zoo kan één kameel thans
kameelen. heel wat grooteren last vervoeren dan
En tot heden zijn de proeven uit- vroeger, terwijl de kosten der voer-
muntend geslaagd. j tuigen tamelijk laag zijn.
Ons plaatje geeft zoo'n te Cairo ge-1 Een heele verbetering dus in 't
bouwden woestijnwagen te zien, met woestijnvervoer
den kameel er voor gespannen.
Het patrouilleeren van den spoorlijn.
gij dan het station en steekt u in een Met nederbuigende vertrouwelijk-
maskeradepakje Iheid klinkt de gevierde kunstenaar
De twee ongelukkigen putten zich nog eens met zijn bewonderaar, waar
uit om elk de schuld op zich te laden.
Nu de nood aan den man was, keer
de de oude vriendschap geheel terug,
alle nijd en naijver was vergeten en
elk trachtte den ander schoon te
wasschen, zoodat de hoofdinspecteur
eindelijk woedend uitriep
Ik schors u beiden. De reserve-
ambtenaar Koolman, die in den trein
zit, zal den dienst waarnemen. Mor
gen zullen wij wel verder zién.
De treinen verlieten het station
weer, de geschorste chef Vroolijk
keerde naar het huis van den burge
meester terug en speelde zijn rol af.
Ernst De Wit verscheen later even
eens op het verjaringsfeest.
Gelukkig was de hoofdinspecteur
een welwillend man, die veel van
een grap hield. Zoodra dan ook zijn
eerste drift bekoeld was, vatte hij het
geval van den vroolijken kant op en
liet den stationschef van Bloemveld
er met een flinke boete afkomen,
waarna het geval den doofpot inging
om er alleen nog maar uit te komen
als de inspecteur dienstmoppen tap
te. Eén der beste daarvan was zeker
die van den stationschef, die verkleed
als Thomasvaer op het perron stond.
De vriendschapsband tusschen Vroo
lijk en De Wit werd nu nog hechter
dan ooit. De Wit stond er beslist op,
de helft van de boete te betalen en
van de mooie, blonde dochter van den
burgemeester wilde geen van beiden
meer iets weten, wat maar goed was
ook. want de jongedame had zich op
hetzelfde gedenkwaardige verjarings
feest harer mama verloofd met den
candidaat-notaris.
op deze afscheid neemt.
Daar nadert hem de grijsaard en
spreekt„Vergeef mij mijne vrijpos
tigheid uit uw eigen mond verneem
ik zooeven, dat gij kunstenaar zijt en
daarom
De kunstenaar laat hem niet uit
spreken „Wat wilt gij man? Gij
stoort mij in mijn verheven phanta-
sieënVerlangt ge een aalmoes? Ik
geef anders nooit iets aan onbeken
den I"
Verontwaardigd antwoordt de grijs
aard „Ik ben geen beaelAar, mijn
heer, al zie ik er pover uit. Niet om
uwe beurs, maar om uwe kunst is het
mij te doen."
De jongeling, bij het raam gezeten,
bemerkte hoe 't gelaat van den kun
stenaar opklaarde.
„Mijn vader", zoo spreekt de grijs
aard, „was een man van naam in de
kunstwereld, 't Mislukken van vele
zijner ondernemingen deed mij eene
andere loopbaan kiezen. Toch koester
ik eene warme liefde voor dp kunst.
Nu meende ik bescheiden deze gele
genheid niet ongebruikt te mogen la
ten. Vergeef mij, mijnheer, dat ik u
niet ken. Mag ik weten, wie ge zijt?"
„Ik ben Garzini", was 't korte ant
woord.
„Ik ken hem evenmin", klinkt
schalks eene zachte stem bij het
raam. Dit ongevraagd bescheid wekte
den toorn des kunstenaars op.
I„Ik begrijp waar ge heen wilt",
voegt Garzini den grijsaard toe. „Gij
kunt eene vrijkaart krijgen voor mijn
concert van morgenavond."
„Morgenavond ben ik ver van hier.
Ik had het anders gehoopt. Wellicht
vraag ik te veel, doch aarzelend
ging hij voort ik zou mij gelukkig
achten ,zoo ik u vandaag mocht hoo
ren."
,Wat raakt gij mij antwoordt
bits de hooghartige virtuoos.
Smeekend wordt nu de toon des
grijsaards „Ter wille van de kunst
bid ik u, al was het maar een klein
stukje!"
Gekrenkt springt de kunstenaar op:
„Zou ik hier voor u spelen, en dat op
zoo'n gehavend instrument als dit
hier Hij wendt het aangezicht af en
verlaat de kamer.
De grijsaard staat verbluft.
Intusschen was de jongeling opge
staan en naderbij gekomen. Hij legt
den ouden man een hand op den
schouder en zegt„Dat kan geen
waar kunstenaar zijn. Een man met
geestesgaven laat zich niet zoo uit
over eigen bekwaamheid, hij toont
edeler karakter
Ik dank u. Wellicht zijt gij zelf op
weg om kunstenaar te worden?"
„Ik ben nog maar leerling in de
kunst, en op reis naar Napels, waar
ik bij een groot meester mijne studie
denk voort te zetten. „Een virtuoos
als Garzini ben ik niet, toch wil ik
iets voor u spelen
„O, duizendmaal verplicht jonge
heer, mag ik u dan verzoeken?"
De jonge reiziger opent het oude kla
vier, dat toch zóó versleten niet bleek
als Garzini gemeend had. 't Was eene
eenvoudige Duitsche melodie, een com
positie van Haydnnaar eigen phan-
tasie werkte hij het thema uit.
In verrukking zat de oude man te
luisteren. De huisgenooten, en de
voorbijgangers waren ook binnenge
slopen op de wegslepende tonen der
muziek.
De forsche stap van een binnentre
dende wekt de toehoorders uit hun
vervoering, 't Is Garzini die de kamer
binnenstuift.
„Gij zijt alzoo de speler", zegt hij
tot den jongeling, dien hij aan het
klavier ziet zitten. „Gij komt hier dus
den goeden smaak der hoorders be
derven
„Mijnheer", zoo klinkt 't antwoord,
,op mijn spel laat ik mij niets voor
staan, ik hoop het verder te brengen,
maar ik speelde om een ander genoe
gen te doen".
De grijsaard wist geen woorden te
vinden, om den jongen musicus zijn
dank te betuigen. Geen lof was te hoog
voor dat ontluikend talent.
„Gij speelt aardig", zegt Garzini,
doch het ontbreekt u nog aan oefening
onder eene goede leiding. Uw plan
is toch niet, hier concert te geven?'"
„Ja, mijnheer, ik ben van plan hier
een uitvoering te geven."
„Hoe dwaas Weet gij dan niet, dat
ik, Garzini, morgenavond hier concert
geef, dat alle plaatsen besproken zijn?
Hoe kunt gij, een onbekende, op gun-
stigen uitslag rekenen?
Wanneer wilt gij spelen, daar mijn
concert op morgeinavond is bepaald?"
„Wel overmorgen, en om reeds
eenige bekendheid aan mijn optreden
te geven, zal ik dezen avond kosteloos
eenige stukken uitvoeren. De kastelein
zal hier niets op tegen hebben.
„Maar het publiek, beste collega, is
hier gesteld op schitterende voordrach
ten. Hoe zal uw spel afsteken bij het
mijn# I"
,Nu, ik wil dan 't zelfde spelen te
gen overmorgen, wat gij^morgen ten
gehoore brengt, al moge "mijn uitvoe
ring dan ook slechts een flauwe herin
nering zijn, aan den kunstvollen
avond van uw concert."
„Hoe zoudt gij dat kunnen, mijne
composities bestaan alleen in hand
schrift I"
Garzini gaat voor het klavier zitten
en speelt. De jongeling glimlachte;
't spel had èn om den inhoud, èn om
de voordracht geen waarde, 't Wat
roffelwerk, dat alleen een alledaagsch
publiek met graagte hoort.
I Nu is de beurt aan den leerling
Hij neemt de plaats van Garzini in
en speelt diens stuk over, verfraaid
en met zeer moeilijke variaties.
„Wel I" roept Garzini uit, „'t is een
goochelaar
Stilte onderbreekt het gesprek. Gar
zini weet niet wat te beginnen. „Hoor
eens jonge vriend", zegt nij op vader
lijken toon, „ik meen het toch best
met u. Gij hoopt hier iets te verdie-
i nen, doch uwe verwachtingen zijn
ij del. Hier hebt gij 50 lire. Kiest het
zekere voor 't onzekere, beloof mij te
vertrekken .teneinde u niet aan eene
krenkende critiek bloot te stellen."
„Aangenomen roept de jongeling
uit, en neemt 't geld in ontvangst.
„Ziehier", zegt hij tot den grijsaard,
„geef dit aan uwe kleinkinderen ter
herinnering aan dezen dag." Op ver
legen toon voegt de oude man hem
echter toe„Uw spel heeft mij ver
rukt en nu biedt gij mij nog een ge
schenk aan
„Ge kunt het geru~. aannemen",
antwoordde de jongeling, „en tevre
den heengaan. Mocht mijn pak er wat
kaal uitzien, de keizerin schenkt mij
een nieuw voor mijne reis naar
Maëstro Paësiello, aan wien Haydn.
mij heeft aanbevolen.
„Wie zijt gij dan?" vroeg GarzinL
„Ik ben Wolfgang Amadeus Mozart,
Duitscher van geboorte."
Daar stond nu de deerlijk ontnuch
terde Garzini en keek het rijtuig ach
terna, dat Mozart wegvoerde.
Van Garzini's concerten is in de ge
schiedenis niets opgeteekend, doch'
met gulden letteren lezen wij er den
naam van Mozart, die ons het klaarste
bewijs gaf, dat ook in de toonkunst
„eenvoud" het zegel der waarheid is;
de kunstenaar, wiens heerlijke com-
positiën getuigenis afleggen van zijn
grootsch vernuft.
MAGDA.
Streige Zondags zeden.
In de Amerikaansche Staten Massa-
chusetss en Connecticut bestaat een
oude wet, waarbij het den man verbo
den is des Zondags zijne vrouw te
kussen.
Die wet is nog niet. ingetrokken en
nog niet lang geleden zijn 13 echtge-
n:obten in hechtenis genomen, omdat
zij hunne vrouw hadden gekust op den
dag des Heeren.
Bij eene andere gelegenheid werden
*20 aanzienlijke burgers gevangen ge-
i nomen omdat zij hun Zondagsmaal
tijd op den Zondag zei ven lieten be-
reiden.
In Massachusetss is de/ bedoelde wet
nog verscherpt door een bepaling,
waarb" ieder, die 's Zondags op de
openbare straat een vrouw of een
meisje met of tegen haar goedvin
den kust, zelfs met stokslagen wordt
bedreigd.
Die straf werd o.a. in 1764 toege
past. op den kapitein van een Brit-
schen kruiser, die daar aan de kust
lag.
De kapitein kwam op Zondag in ae
haven van Boston, waar zijn vrouw
op hem wachtte.
De dame", zoo verhaalt Barnaby,
„snelde op het eerste bericht van zijn
aankomst naar de haven, om haren
man te begroeten, en in de vreugd
van het wederzien konden man en
vrouw niet nalaten elkaar op straat
hartelijk te omarmen en te kussen.
„Wegens die wetsovertreding en
i ontwijding van den Zondag werd de
kapitein voor den rechter gebracht,
die hem. na een strafpredicatie, ver
oordeelde tot een dracht stokslagen,
welke werkelijk den liefdevollen echt
genoot werd toegediend."
In 't Indianenkamp op de Wereldtentoonstelling te St. Louis.