arm te presenteeren. Het zou ook doel
loos geweest zijn, want met den ju
belkreet ,.0 zon, o vrijheid is ze
hem voorbijgevlogen.
Anna Sibylle, mompelt Erik An
dersen, die haar langzaam volgt, de
naam is liefelijk Anna Terasou, zon-
negodin zou je even goed passen. Daar
knielt ze neer, begraven in het jonge,
bedwelmende Meigroen. Gouden, won
derbaarlijke arabesken wijzen de lij
nen van de taille aan, sluiten om de
blanke handen, slingeren zich om den
fijnen, buigzamen hals. Gouden zon
nestralen wedijveren met den glans
van het zachte, weelderige haar, weer
spiegelen zich in de glanzende kinder-
oogen, welke Anna Sibylle tot Erik
Andersen opheft. Hij laat zijn blik er
zoo diep mogelijk in dalen.... „Anna
Terasou" mompelt hij nog eenmaal,
als tot zich zeiven sprekende.
Wat bedoelt u, professor?
Anna Sibylle heeft hem niet begre
pen.
Ik was weer in het land Harima
en ik zag, hoe de jonge godin met de
overwinnende schoonheid, Anna Tera-
niet onbescheiden, dat ik zoo over
onze familieomstandigheden spreek te
gen u, dien ik gisteren om dezen tijd
nog niet kende. Maar ik kan het im
mers tegen niemand anders. Altijd,
die in een vreemd land thuis schijnt
te behooren, eene rijzige, slanke ge
stalte. Wit van 't hoofd tot de voeten,
gouden arabesken, welke in het maan
licht fonkelen, om den gordel, den
altijd te moeten schijnen, wat men zoom van den rok, om hals en han-
niet is, altijd deftig, elegant, voor-I den. Een zacht, teeder lachen! Anna
naam an rlaavhii Anna Sihvlle balt Terasou Zonnegodin
Maar* is het dan mogelijk? Naar
beneden gedaald uit uwe hemelsche
woning in het lage stof? Zijne godin
eene vrouw eene dwalende
vrouw, die van 't rechte pad afwijkt?
Ach, hij knarst op de tanden. O zeker,
zoo'n burgerlijke doctor is er goed ge-
naam en daarbij Anna Sibylle balt
de kleine vuist ik moest eensspre-,
ken, mijn hart was tot berstens toe
vol. En ik wist, dat u me zou begrij
pen, enenniet waar, u zult
me helpen om uit de gouden ketenen
te geraken, wanneer ik ze niet lan
ger meer kan dragen, wanneer de we
reld van het uiterlijke de wereld in! noeg voor om haar te helpen uit eene
mijn binnenste dreigt te verstikken, j onaangename positie. Haar! Een he-!
Anna Sibylle Anna Sibylle vige toorn maakte zich van hem mees-
De opperhofineesleres acht het tijd ter. Zij, zij, van wie hij geloofde, dat
om met bloemen plukken op te hou-ze hooger stond dan de anderenEn
den. dan die mooie meneer, wien hetzach-
Ik heb u begrepen te, teedere lachen gold Waarom is hij
Erik Andersen spreekt zacht, maarhen niet dadelijk achterna gevlogen
in zijne woorden trilt een machtig, j en heeft haar, de valsche, de slang,
met moeite onderdrukt gevoel. i ter verantwoording geroepen Verant-
En ik zal komen toesnellen, alswoording Heeft ze zich dan door j
u me roept, al is het ook uit het land eene gelofte aan hem gebonden Neen,
Harima. Wit-goud, Anna Terasou,! stellig niet. Hij zou haar niet eens iets
sou. die aan de zon is gewijd, op de' godin des lichts en der zon, ik wijd' kunnen verwijten. Hij was de dwaas,!
aarde nederdaalde om deze gelukkig mij tot uwen ridder I de gefopteMisschien lachte ze zoo
temaken. j Hij buigt eene knie voor het meisje,pas om zijne lichtgeloovigheid Ah!
Die stille, bedeesde Erik. Als zijne; dat bij zijne woorden zeer bleek is ge-En nu, op eens is de toorn, die ra-
voormalige corpsbroeders hem eens worden. I zend maakte, verdwenen en heeft!
konden zien Wat eene imponeerendeZoo tooi ik mijn ridder met mij-, plaats gemaakt voor diepe smart en
gestalte had hij plotseling! Welkeen; ne kleuren, zegt ze met bevende stem innig medelijden. Gij arme, reine, wat
paar vlammende oogen en bevestigt eene sleutelbloem op zijn moet men u hebben gedaan, wat moe-
IIet komt Anna Sibylle ook voor, i hoed, die hem ontvallen is. j ten de gouden ketenen in hetvleesch
dat hij veranderd is. Trouwens, den; Als ze haar gelaat weer naar Erik; zijn gedrongen, eer ge kondet afdalen
vorigen avond, toen hij bij zijne lezing. Andersen keert, heeft het weer devan uwen troon. Anna Tesarou Ar-
in vuur kwam, hadden zijne oogen vertrouwelijke, kinderlijke uitdruk- me gevallen godin! Erik Andersen
ook geschitterd, scheen hij grooter ge- king van daar straks. Nog eenmaal leunt tegen den stam van een den en
worden, maar het was toch anders, dringen do schitterende zonnige oogen drukt zijne vingers tegen zijn bran-
dan nu. j diep in de zijne. Erik Andersen raakt dende. vochtige oogen.
De jonge gravin voelt, hoe een he-j de bloem, welke ze hem heeft gege-; 't Is tien uur in den morgen van
vige blos hare wangen begint tekleu-' ven, zacht met de lippen aan. Dan den volgenden dag. Het zijn meestal
ren. Ze bukt zich en plukt ijverig keeren beiden weer naar de opperhof-. de meest stellige besluiten, waarvan
voort, maar hare handen beven toch meesteres terug. men 't eerst afwijkt. En overeenkom-
eenigszins. Erik Andersen is naast!...istig dien regel loopt Erik Andersen,
haar in. het zachte mos en kruid gaanVier jaren later. Wiesbaden in die den vorigen avond zwoer, dat Bie-
liggen. Als hij zwijgt, begint Anna April. Dames in lichte toiletten voor brich hem nooit zou zien, nu reeds
Sibylle plotseling te vertellen. het Kurhaus. Tennis op de pleinen, j een half uur ongeduldig voor hetklei-
U kunt u niet voorstellen, hoe lief Nog opgerolde blaadjes aan de takken ne oude kasteel op en neer. Hij wil
ik de bloemen heb en de struiken,der late plantanen. Magnolia's bloei-zien. of ze werkelijk den moed zal
wanneer ze niet zoo zorgvuldig be- ende in vlekkelooze reinheid. Nabobshebben hem onder de oogen te komen
knipt en besnoeid in fatsoenlijke, net-met den zegelring over de handschoe-j en zoo ja, dan wil hij van hare eigen
te, symetrische figuurtjes bij elkaarnen, excellentie's, kamerheeren, Arae- j lippen de bekentenis hooren.
maals reeds, dat we zeer arm waren.
Het goudborduursel, hetwelk u zich
nog zult herinneren, is zeer kostbaar;
oom Gerald bracht het mij eens uit
Indië mee. Ilc heb de japon zeer gaar
ne behoorlijk lang gedragen en zou
het waarschijnlijk nog doen. Daar zag
uw laatste boek het lichtik, ik wilde
het zoo gaarne hebben, maar voor
't eerst weer een schalksch lachje om
haren mond uwe boeken zijn zoo
duur, doctor. Toen, begrijp eens, zond
ik bet .costuum in stilte naar Berlijn
naar eene uitdraagsterik kreeg er
twintig markt voor, kocht uw boeken
weg was mijne japon.
Anna Terasou, gouden, heilige
zon En ik twijfelde aan je reinheid
Zie, ik zeg „je" als tegen eene godin,
die men aanbidt. En je wilt de kete
nen afwerpen tot eiken prijs, heb je
gezegd. Eisch ik te veel, als ik J
vraag, of je in plaats van hofdame
professorsvrouw wilt worden
Anna Sibylle sluit voor een oogen-
blik de zonnige oogen.
Het is anders gekomen, dan ik
dacht, zegt ze zachtjes, ik zei het je
reeds, dat ik niet veel kon, maar
en nu opent ze de oogen weer en de
innige, oprechte blik dringt als een
zonnestraal tot de ziel van hem, die
voor haar knielt ik heb je lief
EERGEVOEL.
Mevrouw X. Neen, man, ik
je niets, met al dat gebedel and
deurKom, vooruit, ik verzoet i
om heen te gaan.
Bedelaar, (geërgerd). Dat je;
niks geeft, dat moet je zelf wej
maar dan verkies ik niet met jij
jou te worden toegesproken.
VERNIETIGENDE CRITIEK.
Schilder. Hoe bevalt u mijn doek,
Landschap na zonsondergang
Criticus. O. bet landschap had
best mee kunnen ondergaan.
Heer tot (bedelaar). Ik geef je
niets; met het geld ga je toch maar
I hierover in de kroeg.
Bedelaar. Neen, mijnheer, daar
ben ik al geweest.
EEN LIST.
Heer (tot een winkelier)
misschien mogen vragen,
dienst te bewijzen
WinkelierWei zeker,
niet
HeerU hebt daar zoo'n mol
zomermantel in uw etalage, zouó
dien niet voor een half uurtje wj
wegnemenaanstonds komt i
vrouw hier langs.
Zou i
mij j
waaj
staan, maar zoo recht bont door el
kander, zooals de natuur het opgeeft.
Waart u wel eens in eene kostschool
voor adellijke jonge dames, doctor?
Erik Andersen glimlacht.
Hoe bedoelt u dat, genadige gra
vin
Och toe. noem mij eens een en
kelen keer niet zoo, ik vind het on
verdraaglijk. Ik ben pas zeventien,
welke genade zou ik wel kunnen be
wijzen
Hoe moet ik u noemen
Zooals u wilt. Anna Sibylle, als
u dat goedvindt.
Nu ze dit gezegd heeft, wordt ze
gloeiend rood.
Ik bedoel maar, dat ik eindelijk
eens uit de kooi ben, slechts voor een
poosje herinner u mij er niet aan.
Ik ben weer Anna Sibylle uit het
Drackenhauser park.
U houdt zeker veel van het
Drackenhauser park, Anna Sibylla
Neen, ik mag het niet zeggen, u zoudt
er later boos om zijn, dat ik het deed.
Denk eens aan, gravin, een arme, bur
gerlijke doctor, die u nooit hebt ge
zien, en deze gunst
Anna Sibylle ziet hem met de open
hartige. sprekende oogen vol aan.
Ik hoop, dat ik niets onbeschei-
rikanen en Russen. Gele bloemen op Een rijzige gestalte, maar iets voor-
het gras om den Dietenmolen. j over gebogen, als vermoeid, in een-
Op een zonnig, stil pad de opperhof-voudige, grijze japon,
meesteres aan den arm van hare Als Anna Sibylle. want zij is het den
nicht. De voorname gestalte der oude' doctor gewaar wordt, schittert haar
dame een weinig voorover gebogen, I oog. Haar gezicht is nog altijd bet
Anna Sibylle nog slanker, nog voor-open en eerlijk kindergezichtje. Kan
namer dan voor vier jaren; de schalk1 men er zóó uitzien, als men ontrouw
om de lippen nog niet geheel ver- i is geworden aan zijne leuze
dwenen, maar toch een zeldzamer gastMeneer de doctor, nog eenmaal
dan vroeger. dank ik u, dat u kwaamt. Ik wist, dat:
Anna Sibylle, wat zul je zeggenik u niet tevergeefs geroepen zou
als Zijne Hoogheid je vraagt, of je je hebben.
nog Zijn bezoek aan Drackenhausen I Ze spreekt even zoo vol vertrouwen,
herinnert j zoo kinderlijk als voor vier jaren.
Nu komt er op het jonge gelaat een Maar wat, beteekent die vermoeide
trek zóó schelmsch als in de besteja-i trek om bare lippen? Erik Andersen
ren j gevoelt, hoe zijn gansche hart haar
Zeker, Hoogheid, zal ik zeggentegenklopt. Maar thans komt het er
de tuinbank, welke de eer had onder op aan zich te beheerschen, niet met
Uwe Hoogheid te breken, is uit piëteit zich te laten spelen, aan den vorigen
De race om den
Gorden Bennett-Beker.
tot heden niet hersteld, en tante Ma
rianne draagt tot herinnering....
Anna Sibylle, bedwing je toch ter
wille van mij Hofdame wil je wor
den en dan zeg je zulke dingen 1
Kind, kind, je maakt me zenuwachtig
van angst
Vergeef me, tantetje, ik wal u niet
avond te denken. Ach, die vorige
avond Kon hij ze toch uitwisschen,
die leelijke herinnering! Hij richt een
paar hoogst ernstige oogen op haar.
Gravin
Zijne stem klinkt koud en vreemd.
Eene schaduw glijdt over het gelaat
van het meisje. Waarom spreekt hij
zenuwachtig maken, maar hofdamezoo met haar Vindt hij haar inis-
willen worden, daarvan kan toch geen schien onbescheiden, onvrouwelijk,
sprake zijn. Moeten, meent u. Een en-
dens heb gezegd. Maar waarvoorkei woordje maakt zoo'n groot ver
houdt u me wel Wat onderscheid schil.
maakt het, of u doctor of garde-ku- Een bittere, sarcastische trek komt
rassier bent? Burgerlijk of hooggebo-! om de jonge lippen, een trek, die
ren Mijn vader heeft mij geleerd, dat vreemd staat aan het gelaat,
alle menschen, die naar het hoogste i Tante Marianne slaakt een diepen
streven, aan elkander gelijk zijn. Ge-J zucht:
boorte en uiterlijke positie kunnen' Het is treurig, waar men het bes
hunne zedelijke waarde evenmin ver-l te gewild heeft, ondank te oogsten.
hoogen als verminderen.
En wat is het hoogste, Anna Si
bylle
Eene diepe ontroering trilt in de
stem van Erik Andersen.
Het hoogste zijn groote gedachten
en een rein hart.
En vanwaar weet u, dat ik
Anna Sibylle valt hem in derede.
Heb ik u niet gisteren hooren
Het jonge meisje bukt zich en plukt
een paar gele bloemetjes om vrij te
zijn van antwoorden. Het is altijd het
zelfde thema tusschen haar en hare
tante; ze heeft er genoeg van.
Als ze opkijkt, komt haar een heer
in reiscostuum tegemoet. Anna Sibyl-
te beeft en hare oogen dwalen rond.
Eindelijk herstelt ze zich, de slanke
gestalte richt zich in volle lengte op
spreken Al het kleine, wat mij dik- j en haar blik is thans op den nader
wijls terneer zou willen drukken, was komende gericht.
daarna lichter te dragen. Ja, ik kon
er weer over lachen, het was haast,
of de Drackenhauser tijd was terug
gekomen en mijn vader met mij in
de larix-laan op en neer liep en zei
„Anna Sibylle, de wereld, welke ieder
in zich zeiven meedraagt, is de voor
naamste en het ligt gedeeltelijk in on
ze eigen macht om haar groot en rein
en schoon te maken plaats noch tijd
noch andere omstandigheden kunnen
haar schaden bid den hemel, dat hij
u ze helpe bouwen."
Uw vader is een groot man, An
na Sibylle, zei Erik Andersen na een
oogenblik van diep stilzwijgen.
En nu werden de zonnige oogen
vochtig.
Hij is dood. reeds drie jaren
De jonge doctor vindt geen ant
woord op deze eenvoudige woorden.
Anna Sibylle echter vervolgt uit zich
zelve
Mijne moeder heb ik nauwelijks
gekend ze stierf zeer vroegvader
en ik, we waren altijd bij elkaar. Het
was zoo wonderheerlijk op Dracken
hausen. en wij waren zoo gelukkig.
Toen hij stierf, ik weet niet recht, hoe
alles in zijn werk ging, ik geloof, dat
we zeer arm zijn er ligt volstrekt
geen schaamte in deze openhartige be
kentenis en Erik Andersen geeft zich
geene rekenschap, waarom "zijn hart
plotseling zoo hevig begint te kloppen
toen kwam ik op de kostschool te
Amet Paschen werd ik aangenomen
en sedert ben ik bij tante Marianne.
Ze is zoo goed, zoo onuitsprekelijk
goed, als ze maar niet verlangde, dat
ik hofdame zal worden. Het is eene
ontzettende gedachte een geheele leven
lang geperst te worden in 't keurslijf
der étiquette. Ik zou gaarne willen
werken, mijn brood eerlijk verdienen,
desnoods onderwijzeres worden slechts
een vrij mensch zijn, maar voor de
eerste maal sedert ze met het bloe
men bezig is, komt de schalk weer uit
hare oogen kijken dat is natuurlijk
volslagen democratisch, plat; want
van tante, al spreekt ze ook ganzen
met mes dames aan, dat ze eene on
derwijzeres als nicht zou erkennen
me dunkt, ze zou het besterven.
Maar.... Erik Andersen is opgespron
gen, hij heeft zich over Anna Sibylle
gebogen, zijn gelaat spreekt van eene
hevige gemoedsbeweging.
Laat mij nog iets zeggen, ver-
eoekt de ander en legt ongedwongen
hare kleine hand op zijn arm, acht mij
Hij maakt eene buiging.
Mevrouw 1
Professor Andersen! Ah, char
mant, charmanthoe komt u hier
Mevrouw Gernsdorff reikt hem de
hand, welke hij eerbiedig kust.
Ik maakte een Rijnreisje, me
vrouw eene goedige voorzienigheid
deed me u ontmoeten gravin...
Ook Anna Sibylle legt zonder com
plimenten hare hand in de zijne en
een zacht rood kleurt haar fijn be
sneden gelaat, wanneer hij ook hare
hand met een half bedeesden, half in-
nigén blik aan de lippen brengt.
Ze gaan met elkander verder, druk
pratend. In de Wilhelmstrasse, voor
het hotel der Opperhofmeesteres, gaat
men van elkaar.
Tot weerziens, professor, zoodra
uw tijd het toelaat.
Mevrouw is binnengegaan. Anna
Sibylle staat nog dralend op den
drempel.
Anna Terasou, ge hebt geroepen,
uw ridder is hier
Zacht en trillend komen de woor
den over zijne lippen.
Anna Sibylle voelt iets warms in
hare oogen komen.
Ik dank u. Morgenochtend 10 uur
bij het kleine oude kasteel in het park
van Biebrich
Ze bloost, Erik Andersen heeft eene
diepe buiging gemaakt en dan is ze
in huis verdwenen.
Erik Andersen gaat naar den Nero-
berg. Hij is aan eene hevige gemoeds
beweging ten prooi. Ze heeft hem ge
roepen, ze heeft woord gehouden.
En hij, hij is een man met eene toe
komst. Zonder bezorgdheid mag hij
omdat ze hem heeft geroepen? Ze
wordt zeer bleek. En nu begint ze te
spreken en de woorden verdringen el
kander bijna.
U wildet mij helpen om mij van
de gouden ketenen te ontdoen, doc
tor, als ik ze niet meer kon dragen.
Ik heb op uw woord vertrouwd en ik
heb niemand in de wereld, die mij zou
kunnen helpen. Sedert gisteren ben
ik meerderjarig en vandaag komt de
hertog von A. bij tante Marianneik
moet hofdame bij de hertogin worden.
Ik heb den hemel jaren lang gebeden,
dat hij mij den blijden wil daartoe in
mijn hart zou leggen, maar hij heeft
het niet gedaan. De gedachte aan den
dienst aan 't hof is mij nog even on
verdraaglijk als vroeger. Ik wil tot
eiken prijs uit deze wereld, waarin ik
niet pas. Wilt u me helpen om in uwe
wereld een plaatsje te vinden, het
welk ik in staat zou zijn in te nemen?
Ik kan niet veel.
Ze glimlacht droevig.
De opvoeding in het pensionaat
is gebrekkig. Ik schilder een beetje,
ik speel piano en zing heel middel
matig, ik kan wat fijne handwerkjes
maken en spreek vier talen tamelijk
goed.
't Is den doctor warm om 't hart
geworden. Hij kan zich nauwelijks nog
beheerschen. Anna Sibylle ziet hem
in gespannen verwachting aan. Waar
om spreekt hij toch geen enkel woord?
Eindelijk, als antwoord op hare lange
bekentenis, slechts de woorden
Gravin, hebt u nog die wit-gou-
den zonnejapon van vroeger?
Bij deze woorden ziet hij Anna Si
bylle aan. alsof zijne zaligheid ervan
afhing, dat naar dit feit onderzoek
wordt gedaan.
Het gelaat van Anna Sibylle ver
raadt minder verbazing dan duidelij
ke ontroering tengevolge van deze on
verwachte vraag. Hare wangen wor
den donkerrood. Erik Andersen heeft
haar scherp gadegeslagen. Ach, dus
toch, toch schuldig, Anna Terasou
schuldig Tevergeefs uit is de heer
lijke droom van vier jaren. Hij moet
weer de hand tegen de oogen druk
ken, zooals den vorigen avond.
Het meisje heeft hem vol schrik ga
degeslagen. Wat kan het heteekenen?
Plotseling komt er een zachte kreet
over hare lippen. Erik Andersen kijkt
op. Anna Sibylle heeft zich bevend op
eene bank laten vallen. Als versteend
vestigen hare oogen zich op "het voet
pad aan den overkant van het hart
vormige grasperk. Erik Andersen volgt
er aan denken het lot van een geliefd haron blik. Daar heilig land Hari-
wezen aan het zijne te binden. Nietma Is liet een droom, is het begoo-
in bekrompen omstandigheden zal hij cheling? Wat loopt daar metlangza-
de vrouw zijner keuze plaatsen. Hij me schreden naar de laan en ver-
kan haar een nestje bouwen, mollig, dwijnt daarin? Een heer, in wien men
en warm, een nestje, waarmee ook! den vreemdeling herkent en aan zijn
het meest verwende duifje tevreden J arm een rijzige slanke gestalte in een
kan zijn. Anna Terasou! Anna Sibyl- wit gewaad met schitterende gouden
leHij zou het luide willen uitroepen.arabesken om hals, handen en mid-
't Is eerst 10 uur 's avonds; wat moet' del.
hij met den ganschen nacht doen?j —Anna Terasou! Vergeef, vergeef!
Zal het nooit morgenochtend 10 uurj Erik Andersen verkeert als in een
worden Anna Terasou Achter roes. Hij is voor Anna Sibylle neerge-
hem voetstappen. Hij vertraagt de zij- knield en zij laat zonder tegenstand;
ne en gaat meer in de schaduw der te bieden hare handen kussen, telkens,
hoornen loopen. Een gefluister achter weer door hem kussen,
hem, het geluid van een kus; stellig' Ik begrijp niet recht, wat u be-
een paartje. Hij wil het voorbij laten, doelt, en wat ik vergeven moetzegt
Speelt eene zinsbegoocheling hem ze ten slotte zachtjes, maar u vroeg
parten Aan den arm van een heer,naar mijne Japon. Ik vertelde u toen-
Van den jaarlijks weerkeerenden
Gordon-Bennett-wedstrijd, die in de
vorige week nabij Homburg gehouden
is, hebben onze lezers het verloop in
onze Rubriek Sport kunnen volgen.
Zij weten dus, dat de Fransdhman
Théry op zijn Richard Brassee-ma-
chine den prijs voor zijn land heeft
gewonnen.
Onze plaat stelt het binnenrijden
van Théry voor op liet eind- tevens be
ginpunt van de wegenbaan in den
Taunusde vorstelijke tribune.
Daar zijn da Duitsche keizer met zijn
gemalin eri tal van hooge dignitaris
sen gezeten, belangstellenden in den
strijd, waarmee ook de eer der Duit
sche nijverheid is gemoeid.
Het strékt wéder tot bewijs va
waarlijk nobele loyaliteit van k
Wilhelria thij dadelijk na de I
sehe ov rwinning zóó hartelijk
pres. dèr Republiek als eersten bi
der Fransche natie gelukwenschtf
de zegepraal, die trouwens in F'
rijk waarlijk als een nationale
begroet werd.
RECHTS EN LINKS.
Van allerlei zijden wordt in den laatsten tijd geklaagd «ver het. achterstelle
bij de rechter. Zijn die klachten echter rechtvaardig? De linkerhand
van de linkerhand
speelt domino als de rechter. Ze maakt muziek soms zelfs mooie muziek.
equilibieert vertoontslaaltje8Y.mkr.cht bï
Zij helpt ons voedsel
In benauwde oogeublikken 1 en m blijde roepen we haar te hulp. j verschaffen.
5 lot voorspellen.
Bij 't snoepen is zij niet minder
I werkzaam dan bij uitin
gen van kunst.
Bij ons maal gebruiken we ze En terwijl de rechter leest, I Ja, vaak komt ze op
beiden rookt de li-ker. treffende wijs
▼oor haar gelyk-waardigheid op en wat wil men meer!