J BAAS KANT EN KLAAR Door AUGUST TRINIUS. DUITSCHLAND en ENGELAND. Door de van ouderdom grauw ge kleurde stadspoort van Leeuweriken dal, boven welker donker, diep boog gewelf het eigenaardig, in steen uitge houwen stadswapen pronkte, drie dennen, waardoor een dikke visch ge noeglijk zwemt, schoof zich, schuin opgewipt, een nieuw getimmerde win keldeur. nog zonder ruiten en waaron der een blond-ruige leerjongen drui pend van zweet hijgde. Op goed afge meten, respect-eischenden afstand liep in een lange, blauwe voorschoot, de pet een weinig als op storm geplaatst, het noodige gereedschap onder den arm en in de linkerhand, Volkmar Zuurdeeg, meester schrijnwerker. Hij liet de oogen frisch naar alle 'zijden gaan, en als hem ergens een groet trof, beantwoordde hij dien levendig en blikte daarop naar de voor hem uitzwaaiende winkeldeur, als wilde hij daarmede zeggen..Denk jullie, dat ik geen woord kan houden? Ha- klaar*"™' nlet UItAlles kanl enDe Duitsche politiek is er op uit Met Rusland on Frankrijk, met Ita-maar weinig gediend, doch „Gerrna- spuwde hij de lieve „C*rmania" in 't Deze laatste uitdrukking, die hij naar '8 keizers woord bij zijn troon- lië en Oostenrijk en „last not least" i ma"hieldaan en met een tros kersen gelaat, sinds do vpctieino- van ziin werknlaats bestijging vrede te houden met met Engeland. lokte ze Koning Lawaia. ledaAV 1 John Buil is van de vriendschapI Die at de vruchten op als dank de, had hem langzamerhand den bij-! naam ,,Baas Kant en Klaar" bezorgd, j 1S- Toch vrienden Heel Leeuwerikendal noemde hem zoo, Het water is nu juist niet zoo heel ja. er waren menschen. die zijn famï- veilig, maar wat zal men beginnen, lienaam heelemaal niet kenden. Hij zal men beginnen, als zoo'n jongen je had er zich zelf met den tijd zoo aan plaagt? Ten slotte geeft men toe. gewend, dat hij zich zelfs bij het qui- Licht is het mij niet gevallen. Dat teeren van rekeningen er een paar weet God malen op had betrapt, dat hij in Op welk schip dient hij plaats van Volkmar Zuurdeeg, vlug-! Op de „Saksen", mijnheer dese- weg „Baas Kant en Klaar" er onder nator zou plaatsen. E11 toen hij het eens Zoo, zoo. Is thans in Azië werkelijk had gedaan en de betalen- JuistBij de langstaarten onge- de klant hem 'n weinig verbluft aan- veer keek, had hij hem lachend geant-| Hm, hm! Daar stond vandaag woord .,'t Is immers zoo in orde! U iets in de krant! kunt gerust zijn. Baas Kant en Klaar j u maakt me nieuwsgierig, mijn- heeft geen dubbele boekhouding. Een- heer LuneburgWerkelijk maal betalen is voldoende! Men heeft: Van de bemanning, die daar... ik immers klanten... Zoo! Dank u wel! Alles kant en klaarAls u eens weer wat noodig heeft? Thans was hij op weg naar een nieuw gebouw om daar een nieuwver- vaardigde winkeldeur te plaatsen. De zon schoof welgemoed langs de hui zen, keek hier en daar nieuwsgierig blikkend de vensters binnen en schil derde rozen op de schijven. De hemel zoo helder en blauw! Die reine lucht! Overal het groene bergwoud door de opening van de straat glurend... het heb den naam vergeten!... Tsjing-tsjang-tsjoeng waarschijn lijk, mijnheer de senator Hahaha. Zoo ongeveer heet daarginds immers alles. Nu, om kort te gaan daar is een troep bij avond met de Chinee sen in gevecht geweest. Ten slotte ging Ik moet het nu altijd hooren. Vader Wat leeftdrijft boven!.. Baas Kant en Klaar zag werktui- eens duizenden rusten op mijn diepen gelijk op. Als moest bij zich eerst bodem, armen en rijken, goeden en weer in zijn eigen werkplaats oriën-kwaden. Ik vraag niet naar naam &n teeren, zoo gingen zijn blikken rond stand en heb reeds lang het rekenen dat..dat andere, en bleven eindelijk op de gestalte van en tellen opgegeven0c," den verschrikten leerjongen gevestigd.En toen was het den eenzaam, in Een doordringende kreet. Toen was En'daarop wenkte hij met de handeni't half donker voortzwaaiende, alsof ze als levenloos aan zijn borst gezon- zijn stem klonk heesch plotseling een brandende golf een ge- ken Ga naar huisGaMor- slalte ophief en hij in liet !>le«ke ge-1 Hij streelde heur haar, hij drukte gen-vroegdani laat van zijn jongen blikte. haar handen, hij kuste haar op de Zacht, bijna op de teenen, sloop de Bernard halfgesloten oogen. Zijn stem klonk knaap weg. Hij gevoelde zich niet pret- Een gesmoorde kreet van smart ont- week als die van een kind. tig te moede. snapte zijn borst. De gespierde man Riekje! We moeten zwijgen De achtergeblevene liet het hoofd op moest zich aan het hek vasthouden stil heelemaal stil zijn! God neemt, de borst zinken. Zijn oogen staarden tot bet zwakte-gevoel voorbij was. God neemtNu behooren wij beiden op het aan zijn voeten liggende docu-j Daarbinnen in 't voortuintje stond nog meer bijelkaar ment. Daar sprong hij als een zwaar Frederika en liet uit een groene giet- i Stom, hand in hand, met geschokte gewond dier luid schreeuwend weder kan een breeden waterstraal op een gemoederen zaten ze in het prieel, op en snikkend verborg hij zijn gelaat met levkoyen en vergeetmijnietjes ge- terwijl ginds boven het woudgebergte in zijn handen. vuld en met een kortgeknipte beuken- langzaam ginds boven de maan op- Bernard Bernard haag omringd bedje neervallen. Toen rees. Verder kwam in dit eerste uur van de gietltan geledigd was, liet ze den zijn onmetelijk harteleed geen klacht arm zinken en richtte haar oogenEn ze bleven voortaan bij elkaar, over zijn lippen. eenigen tijd over den tuin in de vast en trouw. De gemeenschappelijke 0.„r, De avond begon reeds te vallen toen avondstille-verte. Daar ginds steeg in diepe smart, die beiden droegen, weef- hêt°met 'messen er op af" Ën'ër moet baas Kant en Klaar met zware, lang- diep-zwarte omtrekken een bergreeks de een innigen band om hun stil ook van bebloede koppen sprake zijn. zame schreden zich naar een afgele- omhoog. Een smalle streep verflau- treurende zielen, 's Avonds, als de Iets anders weet ik daaromtrent niet. gen straat wendde. Een paar maal wend rood-geel lag er bijna spookach- arbeid gestaakt was, zaten ze zeer Kijk, kijk Nu, dan ben ik toch bleef hij staan, als was hij bang voor tig over heen. Daar was de dag tor dikwijls bijelkaar en spraken lang en benieuwd', wat mijn Bernard daar-1 den zwaren plicht, dien het noodlot ruste gegaan. Een zeldzaam gevo>l zacht van hem,_ die nog altijd tus- liefst had de wakkere meester schrijn- j over zal schrijven. Dat is een solide, hem heden had opgelegd. Daar zijn kwam plotseling in haar op. Doch ze schen hen in ging, slank en blond, werker een flinken luchtsprong op hetkalme jóngen. Dié begeeft zich niet vrouw reeds jaren onder den groenen schudde als afwerend het blonde met het trotsch teruggeworpen hoofd marktplein uitgevoerd, als het om de in zulke twisten. Er is toch altijd wat heuvel rustte, deelde slechts nog één hoofd en draaide zich op haar teenen, en de heldere schalksche oogen. Ze menschen maar had gekund. nieuws, mijnheer de senator! De we- niet hem de vreugde over zijn jongen, om aan de pomp de blikken kan weer meenden beiden, dat het een bitter Maar daar viel immers ook reeds 1 reld staat toch nooit stil. De vreugde en thans ook de smartte vullen. Een schaduw aan het tuin- onrecht tegenover den doode zou zijn, een groote mannenschaduw van het j Zoo is hetNu, ik moet naar het En tot deze ééne moest hij thans gaan hek deed haar den tred inhouden. indien ze in angstige schuwheid voort, trottoir dwars over den weg. Hij keek' raadhuis. Goeden morgen, baas Kant in haar jonge hart verstikken wat Dan trad ze een paar schreden aan zijn naam niet meer zouden noe- op. Daar vloog zijn muts van het en Klaar I de voorjaarshoop daarin zoo vroolijk vooruit. men. hoofd. j Morgen, mijnheer de senator! had Hoen ontkiemen. j Och, is u het? U hebt me doen —We willen denken. Riekje, dat Een wonderschoone „goeden mor- Morgen Daiik u nog wel. j Zij was een wees en woonde bij een schrikken! Kom toch binnen! De Bernard niet dood is... slechts wegge- gen", mijnheer de senator Luneburg Zachtjes fluitend vervolgde Volk-'oude bloedverwante in een klein tuin- avond is zoo warm. reisdver weg. weetje, Riekje, gaat zeker naar het raadhuis, niet mar Zuurdeeg zijn weg naar het huisje. Beiden waren voor een fa- En als de buiten staande altijd nog en-en...... eensdan kon hij waar? nieuwe gebouw nog menigen groet hriek in speelgoederen werkzaam. draalde, liet ze de kan op den grond Maar hij was met zijn zin toch niet Zeker, baas Kanten Klaar! vóór de aankomst aldaar beantwoor-1 Voor Bernard het vaderland veria- glijden, opende de lage tuindeur en ten einde gekomen. Hij had zichplot- 't Is mooi buiten Geen windje dend. j ten had. om naar Kiel te gaan, hacl trok daarop den schrijnwerkersbaas seling omgekeerd en was aan het beweegt zich. Eenstaatsweertjehij zijn vader een blik in zijn hart naar binnen. i venster getreden. Geheel uit de verte Jazeker! j Het was ongeveer twee'weken'iater,' SeSund- I Nu, vader wat is er kwam de zee weer aangebruist. Dat Het raadslid wees op de winkel- toen de leerjongen in de werkplaats! ->u kent Frederika Brommer, va-! En toen hij nog steeds niet ant- klonk zoo treurig. Dat hij dat bruisen deur. De drager was blijven staan en trad, juist terugkeerend van een bood- i der"- had hij gezegd. „Zij is vlijtig woordde, drong ze haar lief gezichtje toch niet weer kwijt kon raken i stak nu zijn blonden ragebol, diep schap, die hij had gedaan. i en oppassend. Niemand kan iets dichter bij het zijne en stiet dan plot-1 Baas Kant en Klaar werkte nu en ademend, door een der vensterope- De groeten van mijnheer denkwaads van haar zeggen. Wij zijn het seling in hevigen angst uit: d£m voor zijn klanten, die thans nog ningen. De heer Luneburg lachte. handelsraad en hij zou morgen zelf al lan° met Gander eens. Ik geloof Mijn hemel! Wat scheelt u? En meer sympathie voor den treurenden Ziet u toch eens, uw jongen is wel eventjes aankomen I dat ik een betere vrouw dan Rika niet wat beeft u man gevoelden. Maar de eenige fris- in. Hij wil Geen antwoord. Doodstil was het in'kon krijgen, al heeft zij ook niets de werkplaats. Slechts het gonzen van meer dan een paar vlijtige handen en een vlieg aan het venster was heteen good hart. Het kan lang duren, eenige geluid. voor ik terugkom... denk een beetje Baas 1 om haar." Deze bewoog zich !|iet. Hij was op I ^°jen ^ad de oude kiem krachtig de een schamel neergezonken. Uit hethand geschud en hem geantwoord doodsbleeke gelaat staarden een paar'. •■Je moeder bezat ook niets dan levenlooze oogen stomp en verward op t 'laar kart, een flinke vrouw met een een schrijven, dat hem ontvouwd uit j Paar kaïiden, die wisten van aaixpak- de handen was gegleden. Het was de", n- Rika bevalt mij en ik wil haar pas uit Berlijn tot hem gekomen amb-1 van a? beschouwen als mijn telijke bekendmaking, dat zijn zoon ei&en dochter. ook niet op zijn neus ook profiteeren. Nu voer baas Kant en Klaar uit Maak voort, jij sukkel! Wat sta je daar toch te gapen? Ik zal jebee- nen leeren maken Het hoofd van den leerjongen dook weer onder de helder in de zon schit terende winkeldeur en deze zette zich opnieuw in beweging. Hoe is het mogelijk knorde de meester. Maar natuurlijk Overal den neus insteken, rondsnuffelen, schel den en dan noemen ze het nog ver- lichting, vrije menschenrechten Men sclie inwoners door een messteek dien "Jd s®®5" zlJn Jongen vertrok- moest den broodkorf nog hooger han- zwaar gewond en trots de zorgvuldig- 5 0,1 over de zee was gegaan, gen! ste verpleging op het schip na enkele', j ?r zee. Baas Kant en Klaar Zeg eens, meestertje, hebt u niet dagen gestorven was. Onder het eer-, had baar nooit gezien, doch sinds een een jongen bij de marine? I betoon der bemanning van het oor-£aar .uu*' bruiste zij in hem, drong De oogen van den aangesprokenelogsschip was daarop zijn stoffelijkhem m de ooren, steeg in lioogegol- schitterden. overschot aan de zee toevertrouwd.' I )'en booger eu hooger en dreigde hem Zeker, mijnheer Luneburg Mijn Baas j bijna den adem en den levenslust te BernardMijn eenige zoon Die zal i Bevend, angstig was de leerjongen ontnemen. Woest ruischte zij in hem de zaak overnemen. Hij wilde be- naderbij gekomen i rond met donderende stem scheen zij slist op *t schip, om zijn jaren uitte! Baas! Moet i'kmisschien hem toe te roepen: Offers heb ik dienen. Ik heb hem zijn zin gegeven, den dokternoodig en ik moet er zooveel hebben tot ik genoeg heb. Duizenden en nog DE GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH. DAT DOET HIJ NIET. MoederEn als je ijverig studeert en door je examen komt zal je vader al je schuldeischers tevreden stellen en je schulden betalen. Zoon (student) Maar mama ik zal toch niet stom zoo zijn me voor vreemde lui te gaan afbeulen. Ikja mijkomsche, grappige „baas" was hij niet kom in 't prieel daar... in het priëelmeer. Hij stond in de schaduw en dat Ze voerde hem daarheen en hij zonk t drukte zwaar op zijn gemoed, er zwaar op de houten bank neer. ZeToen na twee jaren de oude bloed- zag nog slechts, hoe daarginds juist verwante stierf, trok Riekje ook in het het laatste avondrood, als uitgebluscht buis van den schrijnwerker, om voort- wegzonk dan had ze haar armen om aan een trouw metgezellin voor hem de schouders van den man geslagen. te zijn. Slechts zelden ging ze uit en Vader Wat scheelt u Er is ze vermeed danspartijen en dergelijke iets gebeurdik kan het aan u vermakelijkheden, waaraan de Leeu- zienik voel hetwerikdalsche jeugd zich zoo gaarne Hij tastte naar haar hand en hield vlijtig, stormachtig overgaf, die vost, zeer vast, zooals een schip-1 Zoo verstreken weer een paar jaren, breuk el ing zich aan een laatste plank Gp «en zomeravond zaten beiden vastgrijpt. achter het huis in het kleine tuintje. Riekje! De tafel was pas opgeruimd. R'ekje Als een zacht kermen trof het haar Jlet de breinaalden klapperen, terwijl oor. baas Kant en Klaar op zijn gemak de O, mijn hemelBernard Er is zware rookwolken uit zijn pijp haalde. iets met hem voorgevallen U Een paar struiken van amberbloemen hebt een slechte tijding Zeg het mij! verspreidden een zware, scherpe geur. Martel me niet langer! van uit de stad klank een zacht ge- Haar smeekende blikken ontmoetten dommel, zijn strakke oogen. I RiekjeWeet je, wie hier van- Hoor je het? daag was? Als veraf klonk zijn stem. Kley's Anton Nietwaar Hoor je het? Hoe het ruischt? Juist! Een flink mensch en goed ookHmHij wil mijn zaak koo- penzelfstandig worden Bijna verschrikt liet het meisje haar arbeid^ op den schoot vallen. OPRECHT. Om de verzekeringssom uitbe taald te krijgen, moet u een doodac- te van uw man overleggen. Maar met alle genoegen. Maar uit dit huis weg? De oude blies een paar groote wol ken uit. Hm Nu ja Zie je. Riekje; mis schien is het niet noodig, misschien... Kley's Anton is immers jongezel hij behoeft het geheele huis niet. Maar een vreemde in dit huis, vader Hm We zullen ons wel aan hem gewennen. En danzie je, Riekje... danis het dan beslist noodig, dat zoo'n net mensch ons vreemd blijft? Misschien Hij voelde haar vragenden blik en toen stokte hij. Weer een paar rook wolken, een eigenaardig schrapen van de keel, dan ging hij verder Heerlijk was het immers, we kon den hier blijven... tot ons einde... ik I tenminste... er zijn zooveel herinne- ringen... het zou me zwaar vallen, Riekje, hier uit te gaan. Zie je... en j daarom... hm! Ik meen... Hij had zijn pijp weggezet en zocht i teeder de hand van het naast hem zit- I tend meisje. i Zie je, dat heeft de goede man... ik meen Anton Kley ook wel gevoeld; en... daarom heeft hij mij gevraagd, of ik hem ook direct geen meesteres mee wilde geven... dat... dat zou toch het beste zijn... en wij drieën zouden in vrede hier kunnen leven. Vader Nu is het er gelukig uit I Vader! Ze had haar handen voor haar ge laat geslagen. Ik weet, wat je wilt zeggen, Riekje, heb 't mezelf immers zoovaak gezegd. Recht aan de dooden, maar ook aan de levenden. Ik kan niet al- tijd bij je blijven. Eenmaal moet ik ook weg. Dan sta je alleen. Hij is een man, die jou verdient. Overleg het eens met je zelf. Ik dring er niet op 1 aan, dat het direct moet. Leer hem kennen. Hij komt terug. En, zie je, Riekjehij. die in den hemel is, wordt er niet boos om. Die heeft je lief en wil je slechts .gelukkigzien Hij zette zijn pijp weer in heftige beweging toen blikten, beiden stom en lang naar den nachtelijken sterrenhe mel op, alsof hun vandaar het ant woord zou toekomen. Nog in den naherfst voegde baas Kant en Klaar de handen van de twee ineen. In het voorjaar daarop volgen de had de bruiloft plaats. De oude schrijnwerkersbaas had bo ven alleen de beide kamertjes aan den gevel voor zich behouden. Het jonge paar woonde beneden. Weer een jaar later vulde luid kindergeschreeuw het huis. Een sterke jongen was geko men. Toen de oude baas aan het bed der jonge moeder zat en liefkoozend de bleeke hand streelde, wendde ze hem plotseling het gelaat toe en zei zacht: I Vader Hij moest eigenlijk naar u genoemd worden. Maar... als het u goed is... willen we hem Bernard noe men. Anton heeft daar niets tegen. Een paar weken na den doop trad baas Kant en Klaar in zijn deftigste zwarte pak naar den notaris van het stadje. Daar liet hij zijn testament maken, waarin Riekje en haar jon gen tot universeele erfgenamen van zijn geheele bezitting werden bepaald. Toen de onderteekening was ge schied, drukte hij den notaris de hand en verliet de kamer. Een eigenaardig flikkeren lag in zijn oogen. Baas Kant en Klaar is een merk waardig, stil man geworden. Menig een wil beweren, dat de smart om zijn eenigen zoon toch wel een weinig zijn verstand heeft geschaad. Men ziet hem thans zeer vaak stil en eenzaam door het bergwoud dwalen. Dan heeft hij zich ook in den hof een dwaas be schilderde gestalte van hout laten ma- I ken. Deze heeft wel iets van een Chi- nees. Met zijn buks opent baas Kant en Klaar dan soms schietoefeningen I op den vijand, die hem eens zijn lief ste. wat hij had. ontnam. Nog vaker echter zit hij achter in den tuin met zijn pijp in het priëel. Daar ziet hij sprakeloos over de stad naar de groene woudbergen en lang omhoog naar den blauwen hemel. Daar moet hij wel velerlei zien, want hij lacht soms zeer gelukkig. En als zich voor hem in zoo'n droo- merig uurtje de hemel plotseling opende en een welbekende stem riep zacht: „Vader! Kom!"... hij zou zon der om te kijken den laatsten weg naar zijn eenig heet verlangd streven betreden. Want hij weethier bene den is niets meer voor hem te doen. Alles is „kant en klaar Vaderu wil weguit dit huis j Wat zal ik verder arbeiden? j Voor wien? Anderen, die vooruit wil len, m den weg staan Eens komt \oor elk een uur. waarop hij moet gaan. Verklaring. Kareltje. Papa, daar lees ik in een gedicht van zwijgende helden. Wat zijn datzwijgende helden? Vader. - - Getrouwde mannen, mijn kind HET TIBETAANSCH GIBRALTAR. GERECHTVAARDIGD WANTROU- WEN. Je bent dus zeer wantrouwend ten opzichte van de informatiebureaux? Natuurlijk: je moet weten, dat ik on langs informaties heb laten nemen over mijn eigen zaak en ze waren schitterend. 8 Meermalen komt het voor, dat er tusschen de geschiedkundige feiten van vroeger en die van thans een wonderlijke overeenkomst is en een treffender staaltje dan onze plaat kan daarvan moeilijk worden gevon den. 't Is de reproductie van een gravure in 1829 in Engeland uitgegeven en voorstellend het aanhouden en on derzoeken van een Engelschen koop vaarder door een Russisch oorlogs schip. Engeland was toen de bondgenoot van Rusland, doch hoe 'tvolk dacht over die feiten vertellen ons de op schriften. Het eerste luidt„Onze dierbare bondgenoot toont zijn achting voor de Britsche vlag" en het tweede minder sarcastisch, maar duidelijker luidt„Als onze regeering ons niet de handen gebonden had, zou je. ons zoo niet tracteeren maar 't komt terecht, te eeniger tijd zullen we het wel uitvechten". De „Daily Graphic", waaraan wij de plaat ontleenen, maakt hierbij de opmerking, dat het uitvechten plaats had in 1854, doch dat het bij ge- j lijke omstandigheden nu wel zoo- I lang niet duren zou. Voorwaar een typisch staal van I den strijdlust der Engelsche dagblad pers. ONBESCHAAMD. PatiëntDokter, ik heb gisteren professor Wijshoofd geraadpleegd en die meende dat ik, dank zij uw to taal verkeerde behandeling, waar schijnlijk binnenkort het tijdelijke met het eeuwige zal verwisselen. Jonge dokter Zoo, dan zal ik gauw even uw rekening schrijven. Jantje. Kijk eens buurman, wat mooie broek moeder voor me gemaakt heeft. U kunt nooit raden waarvan zij die gemaakt heeft. Van manchester, Jan. Mis Van tricot dan. Oók mi9 Welnu van bukskin Neen, buurman Dan gaef ik het op. Jan Van een oude van vader Ons plaatje geeft een kijk op de geduchte Tibetaansche bergvesting Gyangtse, wier naam dezer dagen in de dagbladen voorkwam in verband met de bestorming en verovering er van door de Engelschen. Sinds geruimen tijd al opereert een expeditielegertje in Thibet, het liooge Aziatische bérgland, dat al lang een twistappel was tusschen Engeland en Rusland. Nu Rusland zijn handen vol heeft aan Japan, hebben de Engelschen toegetast en veroveren nu dat onher bergzame en ongastvrije land. Zij stuiten daarbij op gediichten tegenstand der inboorlingen, doch daar dezen slecht bewapend zijn met meest middeleeuwscli wapentuig, is de verovering toch slechts een kwes tie van tijd natuurlijk. Toch zelfs voor goed gedrilde en voortreffelijk uitgeruste troepen is de verovering van een rotsvesting als Gyangtse niet licht en alleen de slechte schietwapens der verdedigers, haakbussen, walmusketten, zooals ze in Europa in de 15e eeuw al gebruikt wérden, hebben dezer dagen de be storming doen gelukken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 10