J
BAAS KANT EN KLAAR
Door AUGUST TRINIUS.
DUITSCHLAND en ENGELAND.
Door de van ouderdom grauw ge
kleurde stadspoort van Leeuweriken
dal, boven welker donker, diep boog
gewelf het eigenaardig, in steen uitge
houwen stadswapen pronkte, drie
dennen, waardoor een dikke visch ge
noeglijk zwemt, schoof zich, schuin
opgewipt, een nieuw getimmerde win
keldeur. nog zonder ruiten en waaron
der een blond-ruige leerjongen drui
pend van zweet hijgde. Op goed afge
meten, respect-eischenden afstand liep
in een lange, blauwe voorschoot, de
pet een weinig als op storm geplaatst,
het noodige gereedschap onder den
arm en in de linkerhand, Volkmar
Zuurdeeg, meester schrijnwerker. Hij
liet de oogen frisch naar alle 'zijden
gaan, en als hem ergens een groet
trof, beantwoordde hij dien levendig
en blikte daarop naar de voor hem
uitzwaaiende winkeldeur, als wilde
hij daarmede zeggen..Denk jullie,
dat ik geen woord kan houden? Ha-
klaar*"™' nlet UItAlles kanl enDe Duitsche politiek is er op uit Met Rusland on Frankrijk, met Ita-maar weinig gediend, doch „Gerrna- spuwde hij de lieve „C*rmania" in 't
Deze laatste uitdrukking, die hij naar '8 keizers woord bij zijn troon- lië en Oostenrijk en „last not least" i ma"hieldaan en met een tros kersen gelaat,
sinds do vpctieino- van ziin werknlaats bestijging vrede te houden met met Engeland. lokte ze Koning Lawaia.
ledaAV 1 John Buil is van de vriendschapI Die at de vruchten op als dank
de, had hem langzamerhand den bij-!
naam ,,Baas Kant en Klaar" bezorgd, j
1S-
Toch vrienden
Heel Leeuwerikendal noemde hem zoo, Het water is nu juist niet zoo heel
ja. er waren menschen. die zijn famï- veilig, maar wat zal men beginnen,
lienaam heelemaal niet kenden. Hij zal men beginnen, als zoo'n jongen je
had er zich zelf met den tijd zoo aan plaagt? Ten slotte geeft men toe.
gewend, dat hij zich zelfs bij het qui- Licht is het mij niet gevallen. Dat
teeren van rekeningen er een paar weet God
malen op had betrapt, dat hij in Op welk schip dient hij
plaats van Volkmar Zuurdeeg, vlug-! Op de „Saksen", mijnheer dese-
weg „Baas Kant en Klaar" er onder nator
zou plaatsen. E11 toen hij het eens Zoo, zoo. Is thans in Azië
werkelijk had gedaan en de betalen- JuistBij de langstaarten onge-
de klant hem 'n weinig verbluft aan- veer
keek, had hij hem lachend geant-| Hm, hm! Daar stond vandaag
woord .,'t Is immers zoo in orde! U iets in de krant!
kunt gerust zijn. Baas Kant en Klaar j u maakt me nieuwsgierig, mijn-
heeft geen dubbele boekhouding. Een- heer LuneburgWerkelijk
maal betalen is voldoende! Men heeft: Van de bemanning, die daar... ik
immers klanten... Zoo! Dank u wel!
Alles kant en klaarAls u eens weer
wat noodig heeft?
Thans was hij op weg naar een
nieuw gebouw om daar een nieuwver-
vaardigde winkeldeur te plaatsen. De
zon schoof welgemoed langs de hui
zen, keek hier en daar nieuwsgierig
blikkend de vensters binnen en schil
derde rozen op de schijven. De hemel
zoo helder en blauw! Die reine lucht!
Overal het groene bergwoud door de
opening van de straat glurend... het
heb den naam vergeten!...
Tsjing-tsjang-tsjoeng waarschijn
lijk, mijnheer de senator Hahaha.
Zoo ongeveer heet daarginds immers
alles.
Nu, om kort te gaan daar is
een troep bij avond met de Chinee sen
in gevecht geweest. Ten slotte ging
Ik moet het nu altijd hooren.
Vader
Wat leeftdrijft boven!..
Baas Kant en Klaar zag werktui- eens duizenden rusten op mijn diepen
gelijk op. Als moest bij zich eerst bodem, armen en rijken, goeden en
weer in zijn eigen werkplaats oriën-kwaden. Ik vraag niet naar naam &n
teeren, zoo gingen zijn blikken rond stand en heb reeds lang het rekenen dat..dat andere,
en bleven eindelijk op de gestalte van en tellen opgegeven0c,"
den verschrikten leerjongen gevestigd.En toen was het den eenzaam, in Een doordringende kreet. Toen was
En'daarop wenkte hij met de handeni't half donker voortzwaaiende, alsof ze als levenloos aan zijn borst gezon-
zijn stem klonk heesch plotseling een brandende golf een ge- ken
Ga naar huisGaMor- slalte ophief en hij in liet !>le«ke ge-1 Hij streelde heur haar, hij drukte
gen-vroegdani laat van zijn jongen blikte. haar handen, hij kuste haar op de
Zacht, bijna op de teenen, sloop de Bernard halfgesloten oogen. Zijn stem klonk
knaap weg. Hij gevoelde zich niet pret- Een gesmoorde kreet van smart ont- week als die van een kind.
tig te moede. snapte zijn borst. De gespierde man Riekje! We moeten zwijgen
De achtergeblevene liet het hoofd op moest zich aan het hek vasthouden stil heelemaal stil zijn! God neemt,
de borst zinken. Zijn oogen staarden tot bet zwakte-gevoel voorbij was. God neemtNu behooren wij beiden
op het aan zijn voeten liggende docu-j Daarbinnen in 't voortuintje stond nog meer bijelkaar
ment. Daar sprong hij als een zwaar Frederika en liet uit een groene giet- i Stom, hand in hand, met geschokte
gewond dier luid schreeuwend weder kan een breeden waterstraal op een gemoederen zaten ze in het prieel,
op en snikkend verborg hij zijn gelaat met levkoyen en vergeetmijnietjes ge- terwijl ginds boven het woudgebergte
in zijn handen. vuld en met een kortgeknipte beuken- langzaam ginds boven de maan op-
Bernard Bernard haag omringd bedje neervallen. Toen rees.
Verder kwam in dit eerste uur van de gietltan geledigd was, liet ze den
zijn onmetelijk harteleed geen klacht arm zinken en richtte haar oogenEn ze bleven voortaan bij elkaar,
over zijn lippen. eenigen tijd over den tuin in de vast en trouw. De gemeenschappelijke
0.„r, De avond begon reeds te vallen toen avondstille-verte. Daar ginds steeg in diepe smart, die beiden droegen, weef-
hêt°met 'messen er op af" Ën'ër moet baas Kant en Klaar met zware, lang- diep-zwarte omtrekken een bergreeks de een innigen band om hun stil
ook van bebloede koppen sprake zijn. zame schreden zich naar een afgele- omhoog. Een smalle streep verflau- treurende zielen, 's Avonds, als de
Iets anders weet ik daaromtrent niet. gen straat wendde. Een paar maal wend rood-geel lag er bijna spookach- arbeid gestaakt was, zaten ze zeer
Kijk, kijk Nu, dan ben ik toch bleef hij staan, als was hij bang voor tig over heen. Daar was de dag tor dikwijls bijelkaar en spraken lang en
benieuwd', wat mijn Bernard daar-1 den zwaren plicht, dien het noodlot ruste gegaan. Een zeldzaam gevo>l zacht van hem,_ die nog altijd tus-
liefst had de wakkere meester schrijn- j over zal schrijven. Dat is een solide, hem heden had opgelegd. Daar zijn kwam plotseling in haar op. Doch ze schen hen in ging, slank en blond,
werker een flinken luchtsprong op hetkalme jóngen. Dié begeeft zich niet vrouw reeds jaren onder den groenen schudde als afwerend het blonde met het trotsch teruggeworpen hoofd
marktplein uitgevoerd, als het om de in zulke twisten. Er is toch altijd wat heuvel rustte, deelde slechts nog één hoofd en draaide zich op haar teenen, en de heldere schalksche oogen. Ze
menschen maar had gekund. nieuws, mijnheer de senator! De we- niet hem de vreugde over zijn jongen, om aan de pomp de blikken kan weer meenden beiden, dat het een bitter
Maar daar viel immers ook reeds 1 reld staat toch nooit stil. De vreugde en thans ook de smartte vullen. Een schaduw aan het tuin- onrecht tegenover den doode zou zijn,
een groote mannenschaduw van het j Zoo is hetNu, ik moet naar het En tot deze ééne moest hij thans gaan hek deed haar den tred inhouden. indien ze in angstige schuwheid voort,
trottoir dwars over den weg. Hij keek' raadhuis. Goeden morgen, baas Kant in haar jonge hart verstikken wat Dan trad ze een paar schreden aan zijn naam niet meer zouden noe-
op. Daar vloog zijn muts van het en Klaar I de voorjaarshoop daarin zoo vroolijk vooruit. men.
hoofd. j Morgen, mijnheer de senator! had Hoen ontkiemen. j Och, is u het? U hebt me doen —We willen denken. Riekje, dat
Een wonderschoone „goeden mor- Morgen Daiik u nog wel. j Zij was een wees en woonde bij een schrikken! Kom toch binnen! De Bernard niet dood is... slechts wegge-
gen", mijnheer de senator Luneburg Zachtjes fluitend vervolgde Volk-'oude bloedverwante in een klein tuin- avond is zoo warm. reisdver weg. weetje, Riekje,
gaat zeker naar het raadhuis, niet mar Zuurdeeg zijn weg naar het huisje. Beiden waren voor een fa- En als de buiten staande altijd nog en-en...... eensdan kon hij
waar? nieuwe gebouw nog menigen groet hriek in speelgoederen werkzaam. draalde, liet ze de kan op den grond Maar hij was met zijn zin toch niet
Zeker, baas Kanten Klaar! vóór de aankomst aldaar beantwoor-1 Voor Bernard het vaderland veria- glijden, opende de lage tuindeur en ten einde gekomen. Hij had zichplot-
't Is mooi buiten Geen windje dend. j ten had. om naar Kiel te gaan, hacl trok daarop den schrijnwerkersbaas seling omgekeerd en was aan het
beweegt zich. Eenstaatsweertjehij zijn vader een blik in zijn hart naar binnen. i venster getreden. Geheel uit de verte
Jazeker! j Het was ongeveer twee'weken'iater,' SeSund- I Nu, vader wat is er kwam de zee weer aangebruist. Dat
Het raadslid wees op de winkel- toen de leerjongen in de werkplaats! ->u kent Frederika Brommer, va-! En toen hij nog steeds niet ant- klonk zoo treurig. Dat hij dat bruisen
deur. De drager was blijven staan en trad, juist terugkeerend van een bood- i der"- had hij gezegd. „Zij is vlijtig woordde, drong ze haar lief gezichtje toch niet weer kwijt kon raken i
stak nu zijn blonden ragebol, diep schap, die hij had gedaan. i en oppassend. Niemand kan iets dichter bij het zijne en stiet dan plot-1 Baas Kant en Klaar werkte nu en
ademend, door een der vensterope- De groeten van mijnheer denkwaads van haar zeggen. Wij zijn het seling in hevigen angst uit: d£m voor zijn klanten, die thans nog
ningen. De heer Luneburg lachte. handelsraad en hij zou morgen zelf al lan° met Gander eens. Ik geloof Mijn hemel! Wat scheelt u? En meer sympathie voor den treurenden
Ziet u toch eens, uw jongen is wel eventjes aankomen I dat ik een betere vrouw dan Rika niet wat beeft u man gevoelden. Maar de eenige fris-
in. Hij wil
Geen antwoord. Doodstil was het in'kon krijgen, al heeft zij ook niets
de werkplaats. Slechts het gonzen van meer dan een paar vlijtige handen en
een vlieg aan het venster was heteen good hart. Het kan lang duren,
eenige geluid. voor ik terugkom... denk een beetje
Baas 1 om haar."
Deze bewoog zich !|iet. Hij was op I ^°jen ^ad de oude kiem krachtig de
een schamel neergezonken. Uit hethand geschud en hem geantwoord
doodsbleeke gelaat staarden een paar'. •■Je moeder bezat ook niets dan
levenlooze oogen stomp en verward op t 'laar kart, een flinke vrouw met een
een schrijven, dat hem ontvouwd uit j Paar kaïiden, die wisten van aaixpak-
de handen was gegleden. Het was de", n- Rika bevalt mij en ik wil haar
pas uit Berlijn tot hem gekomen amb-1 van a? beschouwen als mijn
telijke bekendmaking, dat zijn zoon ei&en dochter.
ook niet op zijn neus
ook profiteeren.
Nu voer baas Kant en Klaar uit
Maak voort, jij sukkel! Wat sta
je daar toch te gapen? Ik zal jebee-
nen leeren maken
Het hoofd van den leerjongen dook
weer onder de helder in de zon schit
terende winkeldeur en deze zette zich
opnieuw in beweging.
Hoe is het mogelijk knorde de
meester. Maar natuurlijk Overal den
neus insteken, rondsnuffelen, schel
den en dan noemen ze het nog ver-
lichting, vrije menschenrechten Men sclie inwoners door een messteek dien "Jd s®®5" zlJn Jongen vertrok-
moest den broodkorf nog hooger han- zwaar gewond en trots de zorgvuldig- 5 0,1 over de zee was gegaan,
gen! ste verpleging op het schip na enkele', j ?r zee. Baas Kant en Klaar
Zeg eens, meestertje, hebt u niet dagen gestorven was. Onder het eer-, had baar nooit gezien, doch sinds een
een jongen bij de marine? I betoon der bemanning van het oor-£aar .uu*' bruiste zij in hem, drong
De oogen van den aangesprokenelogsschip was daarop zijn stoffelijkhem m de ooren, steeg in lioogegol-
schitterden. overschot aan de zee toevertrouwd.' I )'en booger eu hooger en dreigde hem
Zeker, mijnheer Luneburg Mijn Baas j bijna den adem en den levenslust te
BernardMijn eenige zoon Die zal i Bevend, angstig was de leerjongen ontnemen. Woest ruischte zij in hem
de zaak overnemen. Hij wilde be- naderbij gekomen i rond met donderende stem scheen zij
slist op *t schip, om zijn jaren uitte! Baas! Moet i'kmisschien hem toe te roepen: Offers heb ik
dienen. Ik heb hem zijn zin gegeven, den dokternoodig en ik moet er zooveel hebben
tot ik genoeg heb. Duizenden en nog
DE GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH.
DAT DOET HIJ NIET.
MoederEn als je ijverig studeert
en door je examen komt zal je vader
al je schuldeischers tevreden stellen
en je schulden betalen.
Zoon (student) Maar mama ik zal
toch niet stom zoo zijn me voor vreemde
lui te gaan afbeulen.
Ikja mijkomsche, grappige „baas" was hij niet
kom in 't prieel daar... in het priëelmeer. Hij stond in de schaduw en dat
Ze voerde hem daarheen en hij zonk t drukte zwaar op zijn gemoed,
er zwaar op de houten bank neer. ZeToen na twee jaren de oude bloed-
zag nog slechts, hoe daarginds juist verwante stierf, trok Riekje ook in het
het laatste avondrood, als uitgebluscht buis van den schrijnwerker, om voort-
wegzonk dan had ze haar armen om aan een trouw metgezellin voor hem
de schouders van den man geslagen. te zijn. Slechts zelden ging ze uit en
Vader Wat scheelt u Er is ze vermeed danspartijen en dergelijke
iets gebeurdik kan het aan u vermakelijkheden, waaraan de Leeu-
zienik voel hetwerikdalsche jeugd zich zoo gaarne
Hij tastte naar haar hand en hield vlijtig, stormachtig overgaf,
die vost, zeer vast, zooals een schip-1 Zoo verstreken weer een paar jaren,
breuk el ing zich aan een laatste plank Gp «en zomeravond zaten beiden
vastgrijpt. achter het huis in het kleine tuintje.
Riekje! De tafel was pas opgeruimd. R'ekje
Als een zacht kermen trof het haar Jlet de breinaalden klapperen, terwijl
oor. baas Kant en Klaar op zijn gemak de
O, mijn hemelBernard Er is zware rookwolken uit zijn pijp haalde.
iets met hem voorgevallen U Een paar struiken van amberbloemen
hebt een slechte tijding Zeg het mij! verspreidden een zware, scherpe geur.
Martel me niet langer! van uit de stad klank een zacht ge-
Haar smeekende blikken ontmoetten dommel,
zijn strakke oogen. I RiekjeWeet je, wie hier van-
Hoor je het? daag was?
Als veraf klonk zijn stem. Kley's Anton Nietwaar
Hoor je het? Hoe het ruischt? Juist! Een flink mensch en goed
ookHmHij wil mijn zaak koo-
penzelfstandig worden
Bijna verschrikt liet het meisje haar
arbeid^ op den schoot vallen.
OPRECHT.
Om de verzekeringssom uitbe
taald te krijgen, moet u een doodac-
te van uw man overleggen.
Maar met alle genoegen.
Maar uit dit huis weg?
De oude blies een paar groote wol
ken uit.
Hm Nu ja Zie je. Riekje; mis
schien is het niet noodig, misschien...
Kley's Anton is immers jongezel
hij behoeft het geheele huis niet.
Maar een vreemde in dit huis,
vader
Hm We zullen ons wel aan hem
gewennen. En danzie je, Riekje...
danis het dan beslist noodig, dat
zoo'n net mensch ons vreemd blijft?
Misschien
Hij voelde haar vragenden blik en
toen stokte hij. Weer een paar rook
wolken, een eigenaardig schrapen van
de keel, dan ging hij verder
Heerlijk was het immers, we kon
den hier blijven... tot ons einde... ik
I tenminste... er zijn zooveel herinne-
ringen... het zou me zwaar vallen,
Riekje, hier uit te gaan. Zie je... en
j daarom... hm! Ik meen...
Hij had zijn pijp weggezet en zocht
i teeder de hand van het naast hem zit-
I tend meisje.
i Zie je, dat heeft de goede man...
ik meen Anton Kley ook wel gevoeld;
en... daarom heeft hij mij gevraagd,
of ik hem ook direct geen meesteres
mee wilde geven... dat... dat zou toch
het beste zijn... en wij drieën zouden
in vrede hier kunnen leven.
Vader
Nu is het er gelukig uit
I Vader!
Ze had haar handen voor haar ge
laat geslagen.
Ik weet, wat je wilt zeggen,
Riekje, heb 't mezelf immers zoovaak
gezegd. Recht aan de dooden, maar
ook aan de levenden. Ik kan niet al-
tijd bij je blijven. Eenmaal moet ik
ook weg. Dan sta je alleen. Hij is een
man, die jou verdient. Overleg het
eens met je zelf. Ik dring er niet op
1 aan, dat het direct moet. Leer hem
kennen. Hij komt terug. En, zie je,
Riekjehij. die in den hemel is,
wordt er niet boos om. Die heeft je
lief en wil je slechts .gelukkigzien
Hij zette zijn pijp weer in heftige
beweging toen blikten, beiden stom en
lang naar den nachtelijken sterrenhe
mel op, alsof hun vandaar het ant
woord zou toekomen.
Nog in den naherfst voegde baas
Kant en Klaar de handen van de twee
ineen. In het voorjaar daarop volgen
de had de bruiloft plaats.
De oude schrijnwerkersbaas had bo
ven alleen de beide kamertjes aan den
gevel voor zich behouden. Het jonge
paar woonde beneden. Weer een jaar
later vulde luid kindergeschreeuw het
huis. Een sterke jongen was geko
men.
Toen de oude baas aan het bed der
jonge moeder zat en liefkoozend de
bleeke hand streelde, wendde ze hem
plotseling het gelaat toe en zei zacht:
I Vader Hij moest eigenlijk naar
u genoemd worden. Maar... als het u
goed is... willen we hem Bernard noe
men. Anton heeft daar niets tegen.
Een paar weken na den doop trad
baas Kant en Klaar in zijn deftigste
zwarte pak naar den notaris van het
stadje. Daar liet hij zijn testament
maken, waarin Riekje en haar jon
gen tot universeele erfgenamen van
zijn geheele bezitting werden bepaald.
Toen de onderteekening was ge
schied, drukte hij den notaris de hand
en verliet de kamer. Een eigenaardig
flikkeren lag in zijn oogen.
Baas Kant en Klaar is een merk
waardig, stil man geworden. Menig
een wil beweren, dat de smart om zijn
eenigen zoon toch wel een weinig zijn
verstand heeft geschaad. Men ziet
hem thans zeer vaak stil en eenzaam
door het bergwoud dwalen. Dan heeft
hij zich ook in den hof een dwaas be
schilderde gestalte van hout laten ma-
I ken. Deze heeft wel iets van een Chi-
nees. Met zijn buks opent baas Kant
en Klaar dan soms schietoefeningen
I op den vijand, die hem eens zijn lief
ste. wat hij had. ontnam.
Nog vaker echter zit hij achter in
den tuin met zijn pijp in het priëel.
Daar ziet hij sprakeloos over de stad
naar de groene woudbergen en lang
omhoog naar den blauwen hemel.
Daar moet hij wel velerlei zien, want
hij lacht soms zeer gelukkig.
En als zich voor hem in zoo'n droo-
merig uurtje de hemel plotseling
opende en een welbekende stem riep
zacht: „Vader! Kom!"... hij zou zon
der om te kijken den laatsten weg
naar zijn eenig heet verlangd streven
betreden. Want hij weethier bene
den is niets meer voor hem te doen.
Alles is „kant en klaar
Vaderu wil weguit dit
huis
j Wat zal ik verder arbeiden?
j Voor wien? Anderen, die vooruit wil
len, m den weg staan Eens komt
\oor elk een uur. waarop hij moet
gaan.
Verklaring.
Kareltje. Papa, daar lees ik in
een gedicht van zwijgende helden.
Wat zijn datzwijgende helden?
Vader. - - Getrouwde mannen, mijn
kind
HET TIBETAANSCH GIBRALTAR.
GERECHTVAARDIGD WANTROU-
WEN.
Je bent dus zeer wantrouwend ten
opzichte van de informatiebureaux?
Natuurlijk: je moet weten, dat ik on
langs informaties heb laten nemen
over mijn eigen zaak en ze waren
schitterend. 8
Meermalen komt het voor, dat er
tusschen de geschiedkundige feiten
van vroeger en die van thans een
wonderlijke overeenkomst is en een
treffender staaltje dan onze plaat
kan daarvan moeilijk worden gevon
den.
't Is de reproductie van een gravure
in 1829 in Engeland uitgegeven en
voorstellend het aanhouden en on
derzoeken van een Engelschen koop
vaarder door een Russisch oorlogs
schip.
Engeland was toen de bondgenoot
van Rusland, doch hoe 'tvolk dacht
over die feiten vertellen ons de op
schriften.
Het eerste luidt„Onze dierbare
bondgenoot toont zijn achting voor
de Britsche vlag" en het tweede
minder sarcastisch, maar duidelijker
luidt„Als onze regeering ons
niet de handen gebonden had, zou je.
ons zoo niet tracteeren maar 't komt
terecht, te eeniger tijd zullen we het
wel uitvechten".
De „Daily Graphic", waaraan wij
de plaat ontleenen, maakt hierbij de
opmerking, dat het uitvechten plaats
had in 1854, doch dat het bij ge-
j lijke omstandigheden nu wel zoo-
I lang niet duren zou.
Voorwaar een typisch staal van
I den strijdlust der Engelsche dagblad
pers.
ONBESCHAAMD.
PatiëntDokter, ik heb gisteren
professor Wijshoofd geraadpleegd en
die meende dat ik, dank zij uw to
taal verkeerde behandeling, waar
schijnlijk binnenkort het tijdelijke
met het eeuwige zal verwisselen.
Jonge dokter Zoo, dan zal ik gauw
even uw rekening schrijven.
Jantje. Kijk eens buurman, wat
mooie broek moeder voor me gemaakt
heeft. U kunt nooit raden waarvan
zij die gemaakt heeft.
Van manchester, Jan.
Mis
Van tricot dan.
Oók mi9
Welnu van bukskin
Neen, buurman
Dan gaef ik het op. Jan
Van een oude van vader
Ons plaatje geeft een kijk op de
geduchte Tibetaansche bergvesting
Gyangtse, wier naam dezer dagen in
de dagbladen voorkwam in verband
met de bestorming en verovering er
van door de Engelschen.
Sinds geruimen tijd al opereert een
expeditielegertje in Thibet, het liooge
Aziatische bérgland, dat al lang een
twistappel was tusschen Engeland en
Rusland.
Nu Rusland zijn handen vol heeft
aan Japan, hebben de Engelschen
toegetast en veroveren nu dat onher
bergzame en ongastvrije land.
Zij stuiten daarbij op gediichten
tegenstand der inboorlingen, doch
daar dezen slecht bewapend zijn met
meest middeleeuwscli wapentuig, is
de verovering toch slechts een kwes
tie van tijd natuurlijk.
Toch zelfs voor goed gedrilde en
voortreffelijk uitgeruste troepen is
de verovering van een rotsvesting als
Gyangtse niet licht en alleen de
slechte schietwapens der verdedigers,
haakbussen, walmusketten, zooals ze
in Europa in de 15e eeuw al gebruikt
wérden, hebben dezer dagen de be
storming doen gelukken.