BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. laarlemmer Halletjes. s-Gravl w. >- ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1904 Bartje Tenste\ grJ \m DE ZATERDAGAVOND 1904 n| zijn m R.50Q 4756 HAARLEM'S DAGBLAD KOST 0 38 H Ü- ADM1NLSTR AT1H GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIÊN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen. in en om Haarlem. XX. 50 1U 12406 12843 7 7 29 41 29 54' 8 5969! 7185 7619 8094 'r^GflQi' Vacantie Heerlijke dagen, zoo ge- b JbJligei vrij te zijn van da&elijksche be- 10300 lommeringen, zich zoo geheel los te 37 104joelcn van den dagelijkschen slenter ing in den tredmolen van het itruggle for live", zich t© kunnen lervleien op het zachte mos en daar liggen mijmeren, te liggen droo- jen, te... 1351 Rmrt... daar gaat de wekker, de 4jd spoddt zich voort en 't is lieden .4316 ie dag, dat ge moet vertrekken, dat 4441 f voor eenige dagen ophoudt onder 159iaarlem's dagelijksche bewoners ge kkend te worden en onze afgespro ten wandéling dan Er meldden zich leze week nog meer mede-wande- aars aan, om mede te genieten, maar lis zoo warm, en toch... de tijd spoedt jch voort, gaat onverstoorbaar kalm Tuc 'in SanS. hoe ook het menschenhart aakt naar rust, naar een oogenblik eradeirdng, de wijzer van de pen- |ile blijft onverstoorbaar doorgaan, 181J1 gehaast, gerept. het rijtuig staat i82lt>or. Koffers worden opgeladen, in- q i82pötapt én na eenige minuten glijden '4 I82fn8'zaam Haarlem's spitsen en Koe- 9 182fl> de gasfabriek, enz., achterwaarts. 5 183le koeien liggen droomerig in de 2 183(fe^e herkauwen, wat toch een 3 183fven' e'eii en kauwen, kauwen en 9 184?eu 1842Geen wonder, dat dien beesten geen 184? overblijft hun dom uiterlijk ook iglfaar een weinig te veranderen. 3 Gelukkig voor die dieren echter, a dit herkauwen juist in den na- "Murstaat een krachtig verdedigings- 186 1861 l: iiddel was. Let eens op de herten, die in de - iQQ^ssc^en ^er Veluwe zich schuil hou- °Pen plekken grazend, l *~jïen zij de groote eerste maagafdee- i«adn^ v0' *n betrekkelijk korten tijd icnl1 trekken zich terug, om, verscholen i ion?01' Ilun verv°l^hs> ïiet voedsel te lyüjei-kau-wen. 1909 t Is in den trein eigenlijk te warm 192L-J Uit ie kijken och, wat zullen die 192jWklui het warm hebben, gelukkig 1936)or hen bezit het menschelijk li- 1 193#aam in de transpiratie juist een 1939emakkelijk middel om de grootere 1941farmte-productie te kunnen regelen. 1951)ns menschelijk lichaam toch ver- 1954!raagt niet ongestraft een hoogere 1956emperatuur. ja. een verhooging van 19641echts enkele graden heeft den dood 1968fen gevolge. Is nu in den zomer de 1972fkoeling geringer, dan zou vooral bii 1975neerderen spierarbeid de warmte 198lpoedig te veel stijgen en brengen ons I98ieven in gevaar. Dan openen zich de 1984}oriën, en het zweet parelt naarbui- 1991Pn en de verdamping daarvan brengt 19971e gewenschte afkoeling te weeg. 2003 's Lands hoofdstad ligt reeds achter 2006ps, de schoone Vechtstreek langs, 2008?ïn we spoedig in Utrecht. Nog een- 2008Pa&l even opgehouden in Amersfoort 20iop het snuivend stoompaard, of lie- 2013er een tweetal van dat soort, snellen 2oi4Pet den langen sleep van wagens over 20l4fe Veluwe. Ofschoon de zandstuivin- 2025Jen meer en meer beteugeld worden, 203oler^oonen ze zictl n°S kier en daar. 9045»Vat lokken die dennebossclien tot ^aujpelemeien uit, echt voor een pic-nic of iets dergelijks. Toch zou het in die dennebossclien niet medevallen met de warmte. In loofbosschen is het ge woonlijk veel koeler, ook 'alweer ten gevolge van de meerdere verdamping, die bij de bladeren met grootere op pervlakte ook veel grooter is. Wat komt er reeds een kleur op die heide. De dop-heide, met die grootere, rose gekleurde, op een hoopje gerangschik te klokjes bloeit reeds volop. De hoo gere struikheide heeft de bloempjes nog niet geopend, toch begint ook zij reeds kleur te bekennen. Hier en daar ontmoeten we eigen aardige, meestal ronde plekken van een paar M2. oppervlakte, waar, wonder genoeg, van de heide niets meer dan doode takjes over is. Aan den rand zijn die plekken meest al levendig rose gekleurd. Ons ken nerscog onderscheidt in dezen al da delijk de woekerplant, door het volk eigenaardig betiteld Duivelsnaaiga ren, vaak nog met de bijvoeging „een cent de klos", 't Zijn dan ook niets dan rose draden, stengels met hoop jes bloemen bladeren hééft de plant niet meer noodig om organisch voed sel te bereidendat ontneemt ze mee- doogenloos aan de heide zelve. Treurig is dus het bestaan van die heide, aangetast door een woe kerplant, soms door het vuur ver teerd, zooals de' groote, zwarte plek ken, die we voorbijsnellen, ons her haaldelijk vermelden, zeker voor uit de locomotieven, dat zoo spoedig bij een drogen zomer dat materiaal vlam doet vatten. En dan nog wortelend in dien drogen zandgrond. Maar zoo erg is het niet, dat bewijst ons duide lijk de fleurigheid van 't heidekruid, maar bij even nadenken weten we ooi' dat de bovenste laag aarde slechts zeer langzaam voor uitdro ging vatbaar is. Groene en hooi-weilanden vertellen ons, dat we Veluwe over, den IJsel nabij zün. meerdere vruchtbaarheid, minder gebrek aan water. Eindelijk is Zwolle daar. 'tls nog altiid even warmenkele reizigers, door de warmte en het schudden van den trein wat ongesteld, zoeken even verademing op liet perron. Wat heb ben hunne medereizigers moeite hun ne plaatsen open te houden. 't Is vacantie, én de vacantiekaar- ten maken het reizen goedkoop. Maar de sneltreinen hebben haast. Even gestopt en voort gaat het weer. Bij Dedemsvaart en Hoogeveen ma ken we kennis met de turfstrooisel, die van daar verzonden wordt, ter wijl door de firma Gebr. Gratama Co. te Hoogeveen de damesreizigers al sinds jaren een roos wordt aange boden, die zij al sinds 16 jaren in al le mogelijke variëteiten in de onmid dellijke nabijheid van 't station kwee- ken. Een enkele scheper met zijn wïtge- wolde kudde, het heerlijke sparren bosch bü Assen, her best bewaarde hunebed bij het station Vries-Zuidla- ren brengen eenige afwisseling. Daar stuift de trein het station Groningen binnen. Ieder gaat zijns weegs, en opgewacht door familie, vrienden of bekenden, is spoedig ieder onder dak. Maar ook hier in het hooge Noorden is 't al even warm. Tot weerziens in de bloemenstad. J. STURING. Het dempen van grachten Men schrijft ons Zelfs de meest behoudende mensen zal in de laatste langdurige warmte- periode bij het passeeren onzer grachten wel eens de verzuchting hebben geslaakt„Ach was dit of dat water maar gedempt,, want de geur is verschrikkelijk." Bedenkt men slechts hoe onaange naam stinkende grachten voor de voorbijgangers zijn, dan kan men zich wel het lot der in de nabijheid van die grachten wonende huisgezin nen voorstellen. Voor- of tegenstander van dem ping te zijn, hangt in de eerste plaats af van het feit, om men veel gevoelt voor oude stadsgedeelten. Er is eenige jaren geleden, ter ge legenheid van de dempingsplannen der Bakenessergracht, een felle strijd gevoerd tusschen voor- en tegenstan ders, waarbij dikwijls persoonlijke belangen op den voorgrond traden of wel een ziekelijke liefde voor alles wat oud is. We willen over het dempen van grachten in het algemeen hier nog eens spreken en daarbij eenige zaken in het licht stellen, welke destijds naar wij meenen niet werden ge noemd, althans niet voldoende op den voorgrond gesteld. De historie is hierbij onze leids man. Er zijn door de gemeente Haar lem reeds tal van grachten gedempt, welke door de stad Haarlem waren gegraven, wellicht ten koste van dui zenden guldens. Op zichzelf is dit geen opzienbarend feit, want in vele andere plaatsen geschiedde dit ook. Doch wel doet het ons de vraag stel len waarom geschiedt zulks In „Die Haghe", Jrg. 1902, werd ook deze vraag gesteld en beant woord naar aanleiding van het dem pen der Amsterdamsche- en Stille Veerkade en Paviljoensgracht te 's-Gravenha ge, en naar aanleiding hiervan willen wij voor een gedeelte ook deze vraag beantwoorden, voor zoover het antwoord niet van loca len aard is, en wij er mee in kunnen stemmen. Wat waren en wat zijn de oor zaken, van die zoo lijnrecht tegenover elkaar staande, van die elkaar ver nietigende daden, wat toch deed onze echt zakelijke voorouders besluiten om met zeer veel kosten zich grach ten te graven en wat toch deed onze,, immers slechts uit knappe mannen bestaande gemeenteraden besluiten, om met groote kosten diezelfde grach ten weder dicht te werpen? In de eerste plaats moesten de oud- Hollandsche steden grachten graven tot hare verdediging en moesten de noodige verkeersgrachten bin nen de stad aanwezig zijn. Zoo was de Oude Gracht destijds de grens der sta'd, wat daar buiten lag behoorde niet tot de stad, wat daar buiten lag behoorde tot hare omgeving, evenzoo was dit het geval met den Burgwal en de Kraaienhor stergracht. Immers vormden tot 1355 het Spaarne, de Oude- en de Kraaien horstergracht verlengd tot den hoek der tegenwoordige Korte Jansstraat en de Bakenessergracht vallende in liet Spaarne de buitenwal der stad. Die grachten moesten dus ter verdc- diging gegraven worden. Om soortgelijke redenen werd in 1672 de Nieuwe Gracht gegraven. Later, bij de verschillende vergroo tingen, kwamen deze grachten binnen de stad te liggen. Doch ook binnen grachten waren noodig. zij waren de transportwegen binnen de steden, zoo wel voor goederen als personen; het roeibootje, de pakschuit, de trek schuit enz. De rijtuigen binnen onze steden hoezeer ook bekend wa ren weinig in gebruik. Het waterverkeer was oudtijds be langrijk, bijna alles, wat nu per rij tuig komt, kwam toen per schuit en van daar, ter wille van de onbelem merde vaart door die grachten mee- rendeels eerst eenvoudige houten juk- bruggen, later vervangen door hoo gere eri klapbruggen. Zelfs dikwijls waren de grachten voor bijzondere bedrijven aangewezen. Geen betoog behoeft het, dat die binnengrachten in het leven onzer steden een hoogst gewichtige factor waren, en ook dat ze behoorlijk in orde werden gehouden, m. a. w. zóó. dat ze steeds geschikt voor scheep vaart waren. Het waren dus geen ondiepe, stinkende watertjes. Een geliefd strijdmiddel van anti- dempingsmannen is het „pittoreske 1) wat gewoonlijk een stadsgedeelte met gracht aanbiedt. Maar dan zouden wij gaarne eens het pittoreske willen weten van onzen Burgwal bijvoorbeeld. Laat ons het verschil eens aantoonen van een gracht in den ouden on in den tegen- woordigen tijd. Een oude gracht was meerendeels met houten beschoeingen voorzien en niet zelden waren voor de huizen poel- of waltrapjes of walstoepjes aanwezig, terwijl aan weerszijden der gracht boomen waren geplant, die, groot geworden, gracht en weg over schaduwden en als het ware met hun ne breede bovenruimte een feestelijk aanzien aan het geheel gaven. De rijen huizen boden een aller- schilderachtigst geheel met al die baksteenen topgevels en geveltjes met hun dikwijls leuke uitbouwsels, uit stekken en uitkijkjes, versierd met planten en bloemen, ja zelfs hier en daar een bemost rooden pannen dak; het waren, van die in-typische gracht- zichtjes, zooals men ze nog aantreft te Dordrecht, Gouda en Oudewater. En dan de uithangborden in aller lei vormen en kleuren met opschrif ten in rijm en onrijm, soms op de luifels aangebracht, de typische hou ten windassen, kranen, bruggen en wat al niet meer. En niet te vergeten de bedrijvigheid der steeds aanwe zige schuiten en booten. Denken we onze oude grachten in hun ouden töëstand terug, dan moe ten we erkennen, dat ze in haar goe de dagen schilderachtig waren. Geen wonder, dat in die steden schilders werden geborendit kan niet anders; die grachten, zij waren bijna alle en overal schilderstukken, en wel stuk ken, elk oogenblik variëerend, door zon, lucht, schepen, boomen en men- schën. En thans vindt men van dat alles zoo goed als niets terug. Geen sche pen meer, de grachten vervuild, on diep, geen of weinig boomen en mo derne huizen. Waaraan dit te wijten is? Aan de vervormingen in het maatschappelijk verkeer. Van lieverlede werden overal wegen en straten gehard, het vervoer per as nam toe, ook binnen de steden, met het rijtuig kwam de kar en la ter veranderde de stoom het geheele transportwezen. De latere schepen waren te breed en te diep voor onze binnengrachten en de daarover lig gende bruggen. Zij moesten dus in bet Spaarne blijven liggen en daar door werden ook de pakhuizen en kantoren verplaatst. Zoo verloren de stadsgrachten meer en meer van haar verkeer en dienden eindelijk voor eenig plaatselijk trans port of als ligplaats voor turfschepen dn dergelijke. De hoogere bruggen moesten als onpractisch verdwijnen of bleven in bijzondere gevallen ge handhaafd tot zij in staat van bouw valligheid begonnen te verkeeren en dan vervangen werden door ijzeren balkbruggen. Nog sterker werd de drang tot brugverlaging bij de uit breiding van het tramverkeer. Ook de oude typische woningen verdwenen en werden vervangen door meer moderne gebouwen. Een stads gracht van heden gelijkt niets op een van vroeger, ze is onnoodig en een verzamelplaats van ettelijke schade lijke toffen. De kleur, het schilderachtige, het aantrekkelijke, het levendige van de oude grachten is verdwenenzij be lmoren in moderne steden niet meer thuis. 1) Schilderachtig; wat het oog treft én boeit. Een bezoek bij den Uitvinder. Humoreske naar het Engelsch. Er zijn twee wel te onderschei den soorten van wetenschappelijke ontdekkingen, zei professor Finis, toen wij terugkeerden van zijn labo ratorium, waar hij groene rozen met lichtroode bladeren kweekte. En wel de ontdekking der natuurkrachten zelf, en dan, niet de gemakkelijkste, de practische toepassing ervan. Gij schijnt in beide wonderbaar gelukkig te zijn geweest, zei ik vriendelijk. Zie bijv. deze kleeding eens. Ik droeg namelijk een hoed en man tel van z ij n patent-regen-afwerend laken, dat het vallen van een regen bui binnen een paar meter netjes op een afstand houdt. Bah zei hij, dèt? Dat is slechts een kleinigheid; het verscherpte ech ter mijn verstand wat. En ik ben er nog maar halfDe menschelijke na tuur vraagt een zekere bevalligheid in de kleedingstoffen. Een vrouw vooral, zal liever doornat worden, dan deze doffe en vuii-uitziende stof te dragen, die op natuurlijke wijze de afwerende eigenschap bezit. De kracht heb ik ontdekt, ja maar heb die nog niet kunnen toepassen op zijde, satijn en kant, waarop de smaak der vrouw nogal eens valt. Ziedaar dus, juist de moeilijkheid 1 Hebt gij reeds vele nieuwe krach ten ontdekt, die op practische wijze toegepast kunnen worden vroeg ik met belangstelling. Zóóvele, dat ik waarschijnlijk nooit meer zal trachten er nog ééne te ontdekken, maar mij zal bepalen tot de benuttiging der reeds gevon denen. - Zoudt gij geen vennoot kunnen vinden, om ze practisch aan te wen den Hij schudde het hoofd. Hij zou de krachten niet genoeg zaam begrijpen. Neen, neen. Ik moet mij zelf in de practische constructie volmaken en dat doe ik thans ook. Wij kwamen op de bovenste trede van de geveltrap en de dokter wierp den sleutel zorgeloos tegen de deur. Deze plaatste zich netjes in het sleu telgat, ontsloot de deur, en viel we derom in de uitgestrekte hand van den professor terug, terwijl de deur zich vanzelf opende. Mag ik eenige der proeven zien? vroeg ik begeerig. Met plezier, beste man. Van avond zult gij er twee zien mijn nieuwen automatisch en kellner en mijn Sikes-porL Sikes-port? Eerstens mijn wijnkeldertje in de kast in de eetzaal, die gij gezien hebt. Een merkwaardig, mooi en zwaar meubel. Wat mij het meeste opviel was de zonderlinge wijze, waar op in het midden twee, van paneelen voorziene deuren waren aangebracht, evenals bij een garderobe. Een dezer deuren, zeide hij, sluit den kellner inde andere wel, dat zult gij zien. Juist voordat wij zitten gingen om te dineeren, opende de professor de linker deur van de kast, waardoor lk ee| elegante walnoothoutenen kope ren machine met flesschen, karaffen en een rij glazen, te zien kreeg. Van boven bevonden zich ongeveer dertig porceleinen leliën, samenge voegd ongeveer in den vorm van een hoofd. De kellner want hij was het had behoorlijk twee armen met handen en vingers, en liep op een aantal wieltjes met luchtbandjes. Juist onder de leliën was aangebracht een soort van lijst eener vaste rege ling, die de professor als volgt aflas. Stoelen B. D. Diner 7.15 8.0. Sluitingsuur 11.0. LijstBourgogne No. 13. Schotsche Wisky 6. Sherry 5. Port 2. Likeuren 3, No. 11 Minerale alle. Sigaren No. 1, No. 5, No. 9, No. 32. Ziedaarzei hij. Onze vriend heeft thans zijn orders. Als hij ze begrijpen kan, is hij knapper dan ik. O het is waarlijk zeer eenvou dig. B. en D. zijn onze zitplaatsen. Om 7.15 begint hij met Bourgogne op te brengen, waarvan gij, zooals ik weet, zooveel houdt, en Schotsche Whisky, die ik altijd bij het diner drink. Om 8 uur brengt hij ons de likeuren. In plaats van langs onze stoelen heen en weer te rijden, komt hij alleen, wanneer hij geroepen wordt, brengt Een Zaterdag&Yondpraatje. 20801 in weerwil van het feit, dat te Rot- 2086jer(jam (je kermis dit jaar een week later valt dan gewoonlijk, zoodat de bamers hier op hun gemak kunnen afbreken en te Rotterdam weer op bouwen, wat vroeger niet kon in weerwil van het bijzonder mooie weer, kan niet gezegd worden, dat het een bijzonder drukke kermis is geweest. Noch wat do verkoopers, noch wat de cipezoekers betreft, 't Is waar, de ker kmis te Dordrecht valt dit jaar met de samen, maar ik zie geen enkele haveden, waarom de kermisreizigers :heij)ordrecht boven het zooveel grootere zouden verkiezen. s We zouden dus welhaast kunnen Poi^eggen, dat zij gelijk hebben, die be geren, dat de kermis achteruitgaat. niei.Dat doet ze al lang", bromde Wou- dajter, toen ik hem deze opmerking „Denk je soms, dat je wat '^jVjnieuws zegt De kermis doet al sinds cic»aren niet anders, dan achteruit krab- eeijbelen. Ik herinner me van vroeger tonog de mooie kramen van beeldhouw werk en handschoenen en reukwerken ;en zoo meer. Waai' zijn ze gebleven?" „Die van de handschoenen zul je toch wel niet missen", zei ik een >eetje stekelig, want Wouter heefteen band, waarvoor geen enkele fabri kant ooit een hsrhdschoen heeft ge- 11 (maakt, ik denk zooiets van nummer 'Htwaalf of dertien. jj"; „Maar jij wel die van de reukwer ken", kaatste Wouter terug, met een toespeling op mijn onschuldige lief hebberij om nu en dan eens wat eau de cologne of odeur op mijn zakdoek "te doen. „En dan de theaters. „Wacht even", viel fk hem In de rede, „van de theaters mag je me geen kwaad spreken. Die zijn in elk geval vooruit gegaan. Vroeger in de schouwburgen van mevrouw de we duwe Bakker-Stips en van de familie Hart gaven ze altijd dezelfde draken Marmeren beelden en ijskoude har ten, de schipbreuk van de Medusa, Maria Stuart en zoo voorts. Van de actrices en acteurs zal ik maar niets zeggen, want ze zullen voor 't meeren- deel wel niet meer tot de levenden behooren, maar ik doe aan hun na gedachtenis niet te korT als ik zeg, dat de meesten meer aanleg bezaten voor het omroepersvak of de straat negotie, dan voor de schoone too- neelspeelkunst. En kom nü eensde operette van Prol in de Vereeniging, de Nederl. Tooneelisten in de Kroon, Louis Bouwmeester in de tent op de Parklaan ik zeg je, dat de quali- teit er op is vooruitgegaan." Wouter zei eerst niets, maar streek met een bedenkelijk gezicht over zijn linkerdij. „Hoor eens," zei hij eindelijk, „van de qualiteit van de kunst in dezen tijd wil ik niets kwaads zeggen, maar de inrichting van de tenten, m'n goeie man, is nog precies even slecht als vroeger. Ik ben deze week in de tent op de Park laan geweest, om Bouwmeester te zien spelen in „de Kroeg". Zeker zou ik er niet heen zijn gegaan, als ik niet gelezen had, dat alle tenten van gemeentewege waren goedgekeurd. Mooi zoo, dacht ik, daar kan me nu niets meer gebeuren. Als de autori teiten zeggen dat het niet branden zal, dan brandt het ook niet, dat vat jeGoed, ik ga dus naar binnen en neem met andere deftige men- schen plaats op den eersten rangIk zeg dat niet om te bluffen, dat moet je wel begrijpen, maar om je te doen beseffen, dat ik op den eersten rang ook een eerste soort zitplaats mocht verwachten. Goed dan, ik zit en kijk rond. De eerste, op wien mijn oog valt, is een ambtenaar van de ge meentelijke lichtfabrieken, die op vroolijke en joviale wijs zit te trekken aan een reusachtige sigaar." „Sigaar?" vroeg ik, „Mocht daar dan gerookt worden. En in den schouwburg, die toch wel wat steviger in elkaar zit dan zoo'n houten ker mistent, mag alleen in den foyer ge rookt worden „Juist", zei Wouter, „daar heb ik ook over gedacht, maar voor dit raad sel geen oplossing gevonden. Enfin, dacht ik, wat het gemeentebestuur doet is welgedaan en als een ambte naar van de gasfabriek, die dan toch met vuur en licht weet om te gaan, hier durft rooken, dan zou het laf hartig wezen, als ik daar bang voor was." „Erg secuur lijkt het me toch niet", zei ik bedenkelijk. „Wacht even", zei Wouter, „er wa ren nog veel meer waarborgen van veiligheid. Toen ik omkeek zag ik een Raadslid zitten, die zich in de quaes- tie van den schouwburg nogal moeite heeft gegeven. En een paar minuten later komt vlak voor mij zitten een hooggeplaatst gemeente-ambtenaar. Toen was ik heelemaal gerust ge steld en zei tot mij zeiven nu kan er niets meer gebeuren, want een ge bouw, waarin twee gemeente-ambte naren en een Raadslid zitten zoo'n gebouw dürft niet afbranden „Afgesproken", zei ik, „maar nu de zitplaatsen." „Jawel, daar kom ik al aan. Je weet, in het eerste tafreel laat Erf- mann, die Lantier voorstelt, juffrouw Beukers, die Gervaise speelt, in den steek. Mooie tanden heeft die Erf- mann, dacht ik en ging eens verzit ten. 't Bankje leek me wat hard. 't Tweede tafereel speelt in 't waschhuis. Gervaise krijgt ruzie met de lange Virginia en een gevecht volgt, waarhij de eene de andere duchtig raakt. Op dat oogenblik werd ook mijn zitvlak door spierpijn door- tinteld. Ik ging verzitten. Het derde tafereel brengt" ons in kennis met de dronkelappen Bibi la Grillade en Bec Salé. Aan werken hebben ze een broertje dood, maar hun keel is altijd droog. Omgekeerde evenredigheid De schrijver van het stuk heeft ze evenwel voorgesteld als een paar vroolijke jongens, zoodat ze, 't spijt me dat ik liet zeggen moet, amusanter waren dan de'brave zink- werker Coupeau en de redevoerende smid Goujet. O noodlot van de aan trekkelijkheid der ondeugdIk was tot in mijn zitvlak door de schrijnen de tegenstelling getroffen en ging ver zitten. In het vierde tafereel trouwt Cou peau met Gervaise en de lange Vir ginia met Poisson. Hoewel de lange j Virginia er de huichelachtigheid zóo I dik oplegt, dat elk kind in de zaal I er alles van begrijpt, is Gervaise dom genoeg zich met haar te verzoenen. Wat mij betreft, ik was door deze domheid van een anders verstandige vrouw zóo geërgerd dat ik ging ver zitten. Vijfde tafereel. Coupeau klimt op den steiger, waar een losse plank in zit, zonder dat hij 't weet de lan ge Virginie, die beloofd heeft dat ze hem zou waarschuwen, doet het niet (in den roman komt dat niet voor, maar voor 't tooneelstuk hebben ze het er maar tusschengeflanst) en een pop, die Coupeau verbeeldt, komt naar beneden vallen. Je begrijpt wat een schok. Ik voelde hem tot in mijn zitvlak en ging maar weer eens ver zitten. Zesde tafereel. Gervaise is jarig, is gelukkig sedert ze met Coupeau is getrouwd, maar niet heelemaal, want haar man, die vroeger geen druppel dronk, trekt nu verbazend aan de kurk. Erfmann, één en al tanden, komt haar terughalen, maar dat laat ze zich natuurlijk zoo maar niet doen en Erfmann wordt met zijn tanden de deur uitgesmeten. Wie zou bij zoo iets onbewogen kunnen blijven! Ik niet, i k ging verzitten. Zevende tafereel. Coupeau, uit het gasthuis ontslagen, waar hij door het vele drinken in terecht gekomen was, wordt door Erfmann, die met. alle kracht en macht en tanden zijn on dergang tracht te bewerken, verleid tot drinken en dobbelen en raakt daarbij al zijn geld kwijt, terwijl Gervaise, in woeste wanhoop, zelf ook een borrel pakt. Zooveel ellende te zamen maakt iemand onrustig, ik ging verzitten. Te elf uur, wanneer een mensch anders veelal in zijn bed ligt, of al thans behoort te liggen, werd er pau ze gehouden. Moe van het verzitten ging ik staan en keek het bankje aens aan waarop ik gezeten had. Deze zitplaats, hard als een slechte tijding, was blijkbaar ingericht op menschen zonder beenen en zou daar voor ook zeer toereikend zijn geweest. Nu wij schouwburgbezoekers evenwel allen onze beenen hadden meege bracht, waren de banken te smal voor ons zitvlak en werkten de leuningen als folterinstrumenten voor onze len den, terwijl onze knieën op een of an dere wijs weggegoocheld moesten worden, wat zelfs de knapste gooche laar bij mijn weten nog nooit ver toond heeft. Toen het gordijn opging, gingen wij weer neer op onze bankjes. Bouw meester is verre van kalm, wanneer hij de scène met de laatste flesch speelt, maar ik was op mijn bankje al even onrustig. Daar ik alle manieren van zitten on verzitten al geprobeerd had en er geen afdoend had gevonden, heb ik mij maar in mijn lot geschikt, mijn knieën en beenen stijf genegeerd, mijn zitvlak tot rust gedwongen en op die manier den moord" op Erfmann en Virginie door haar beleedigden echtgenoot meegemaakt. Ik meen Erf- mann's tanden te hebben hooren klapperen, waarschijnlijk van schrik, omdat ook deze scène jn den oor- spronkelijken roman niet voorkomt en hij er dus niet op verdacht kon we ze n. Als een haas Ben ik naar huis ge gaan, Fidelio, maar je kunt mij ge- looven, slapen kon ik niet. Ik kon niet liggen door de kramp in lenden en zitvlak en nu nog voel .ik er de restanten van en als ik ooit weer zal hooren van l'Assommoir en van Cou peau, den zinkwerker en van Gervaise en van Lantier met zijn tanden, dan zal ik instinctmatig gaan verzitten. Maar één ding staat vast en daar moet je nu eens goed op letten." „Wat dan vroeg ik. .„Dat er geen brand en geen paniek hoegenaamd is voorgevallen. Het haakje van de nooddeur, waar ik vlak bij zat, is er niet af geweest. Hoe kon dat ook anders, waar onder het gezelschap een Raadslid was en een hooggeplaatst ambtenaar en een amb tenaar van de gasfabriek, die inmid dels aan 't stompje van de eerste groote sigaar een tweede van dezelfde afmetingen had aangestoken Ik zeg je, Fidelio. ik was welbewaard. Maar zoolang het gemeentebestuur geen be tere voorschriften geeft voor de breed te van de banken en van do ruimte tusschen de banken onderling, zoo lang snappen ze mij in een kermis tent niet meer." FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7