de vruchtbeginsels veranderd in Ge weet niet, wat het is, weer zei zelfs, dat het bijzondere eigen
vruchten. Openen wc zoo'n peul, dan eens met een Europeaan aan een goed schappen bezat.
zien we daarin tal van kleine erw- voorziene tafel te zitten, na vijf jaarNuttall nam het ding nog eens in
tjes. Alles een bewijs, dat de bekende in de kou te zijn geweest, zei Tyzer. handen, daar ziin nieuwsgierigheid
heester zeer na verwant is aan onze Hij keek met stralende oogen naargeprikkeld was en bekeek het van alle
erwten en boonen. Volgen we thans de tafelversiering, bestaande uitkanten. Maar neen. 'twas niets dan
nog het korte achterwegje, dan kun- goudsbloemen, roode \silde roosjes eneen eenvoudig voorwerp met eenige
non we op tal van groenten wijzen, tinnen lepels. (krasjes op den steen. Tyzer le"
die heel wat stadsmenschen niet an- Nuttal dacht bij zichzelf, dat hij het zijn glas en vulde het opnieuw,
ders kennen dan van de kar bij den drommelsch goed wist. maar hij zeide j Natuurlijk niets dan bijgeloovig-
groentcboer. fiaggdgg
Spoedig zijn we op den Zijlweg,
waar de drukke stroom van wande
laars ons wel wat in onze natuurbe
schouwingen hindert. Tot de volgende
week dus.
J. STURING.
zelig. En de bezitter was groen
hoe verrukkelijk groen was die! Want
hij dacht, dat Nabbi Buksh's loge
ment een deftig klein hotel was en
hij zag den heer Sidney Nuttall aan
voor een ambtenaar bij het gouver
nement.
I Nuttall had hem een aantal leu
gens omtrent zich zelf opgedischt
nu was het de beurt van den jongen
man om te vertellen. Zooals zijn
vis-a-vis reeds vermoed had, dat ge-
j beuren zou het eerste glas cham
pagne maakte zijn tong los.
Langzaam, heel langzaam had de Ge moet nu niet denken, dat ik
boemeltrein zich voortgesleept naar straks klaagde. Ik ben juist erg ge-
- lukkig geweest, zei hij. Het was tien-
niets. Hij was nieuwsgierig om meerheid, zei Nuttall geeuwend en gaf het
van dezen Croesus te weten te ko- j medaillon terug aan den eigenaar,
men. W ant geld was er Hij had een die 'tweer aan den ketting hechtte,
dikke portemonnaie gezien en alleen En hij proefde eens van zijn wijn en
t gezicht daarvan maakte hem dui-bespiedde het verhitte gelaat van den
De Talisman
der Waarheid.
afgelegen, stoffige, onbekende plaat- -
sen en stond nu hijgend tusschen de maa' beter, dan een klerkje te zijn
roode, van kijkgaten voorziene, nau- °P negen gulden in de week. En dat
ren van het Shahjehonabadsche sta- waf \k i.n ee" havenkantoor in een
tion. i vuil, klein stadje, op negentienjari-
Een troep inboorlingen stapte uiten gen leeftijd, toen ik den Rajah ont
voogde zich bij de menigte op 't per- moet te.
ron voor liet oogenblik verdoofde! He Rajali van.. vroeg Nutall
het sissend stoomgeluid de kreten antwoordde Tvzer
van waterverkoopers en vruchtenven- vsc Natuurlijk heb je van hem
ters. die hun waren tegen de portier- gehoord. Hier, je glas is niet half-
raampjes duwden; en langzaamvcd
kroop de trein weor verder op zijn Nuttall maakte zijn lippen even nat,
weg naar Calcutta, terwijl de weinige '{neer niethier waren zaken voor
Europeesche reizigers zich haastten, i J1?111 te, ao,eïV Hij maakte de opmer-
om weg te komen. Na drie minutendat hij van den Rajali liad ge
was er slechts één Europeaan achter- boord en dat hij begreep, dat het een
gebleven, die verbaasd zijn omgeving van t ouderwetschd soort was, die al-
opnam. Hij slenterde het perron 'eenheerseher in zijn gebied was, wei-
langs. terwijl hij met waar genot m£ omgang met Engelschen had en
naar de advertenties staarde en de&een renpaarden bezat,
heete. zware stadslucht in zijn longen Hat is waar; als de presidenten
opsnoof. Hij zag er eenigszins vreemd ean paar Engelsche zendelingen er
uitzijn kleeren waren niet naar den waren, zou je niet denken, dat
laatsten smaak, maar er was toch If. ?P Engelsch grondgebied was in
iets frisch in zijn ongekunstelde ver-1 bl"pur. zei Tyzer
rukking. toen hij met zijn bundeltje' Hl' had veel macht, was een
in de hand, langzaam voortschreed "est mensen, van oud geslachter
over het saaie en muffe perron van was ®en inboorling m Rajputana, die
het groote station. Eindelijk bereikte ze\> dat "e Maharajah van een
hij de b ree de veranda voor aan de geldschieter en de Nawab van— een
straat I paardenkoopman is. maar die Biti-
Helle zonneschijn, stof, de beweging P«r is niet alleen een prins, maar
van een druk verkeer was, wat hij t oen 1>an- Ik maakte op een aar-
aanschouwde hij riep een garri aanmanier kennis met hem.
en beval den koetsier hem naar zeker Ik nioest aan het dok zijn voor
logement te brengen. {Wilson. mijn patroon, toen ik een
Daarna moet ik nog eenige in- prachtigen zegelring vond. Later
koopen doen in de stad, koetsier, zei-kwam het uit, dat die behoorde aan
de hij. Hoe liardre je dus rijdt, hoeden Rajah van Bitipur en dat er
liever ik het heb. eeu verschrikkelijke drukte over ge-
Hij wierp zich in een gemakkelijke "ïaakt was. Wilson beproefde natuur-
houding op de vuile kussens en trok Ljk, om de eer er van te hebben, toen
zijn grooten zonnehoed op één oor. I de ring teruggegeven werd, maar Bi-
Mellars, de inspecteur van politie, «pur was hem te slim afhij zond
die hem juist in zijn hooge dogcartden persoon, die hem gevonden
voorbij reed, monsterde hem mot een bad.
bespiedde het verhitte gelaat
anderen, want heit scheen hem toe,
dat de gelegenheid, waarop hij wacht
te, zich weldra zou aanbieden.
De tafel werd ten laatste afgeno
men, en Nabby Buksh kwam de kof
fie zetten. De bediende waschte bui
ten op zijn hurken de borden; nu en
dan reed een kar ratelend voorbij
door de stof.
Tyzer zat oude moppen te vertellen
en wipte met een genoegelijk gezicht
heen en weer op zijn wrakken stoel
hij genoot van zijn vrijheid eln had
meer champagne gedronken dan goed
voor hem was. Hij knikte toestem
mend, toen Nuttall achteloos een pak
kaarten op tafel smeet.
Zullen we een kaartje leggen
we moeten toch iets doen?
Mij goe»d. Tyzer knikte weer. Je
bent een verduiveld goeie vent, Nut
tall. Blij, dat ik je ontmoet heb
Wel ja, spelen! Wat?
En Nuttall schudde de kaarten, ter
wijl Tyzer de kip, die geplukt moest
worden, trotsch zijn vette portemon
naie op tafel legde.
vluchtigen kennersblik en maakte bij
zichzelf uit. dat het jonge mensch een
indigo-assistent was.
't Is te hopen, dat Nabbi Buksh's
kookkunst hem niet ontnuchteren zal,
merkte de inspecteur bij zichzelf op,
toen het rijtuig de poort van hot loge
ment binnenreed. Hij is waarschijn
lijk hier gekomen, om zich eens te
ontspannen.
't Was met een houding van indruk-
wekkenden ernst, dat de aangekome
ne zijn orders gaf aan den waard, een
oudachtigen, listigen Muzelman, die,
als een roofvogel op zijn prooi, op
den nederigen, Eurojjeeschen reizi-
Hij was toen te Claridgedaar reis
de ik heen en werd vriendelijk door
hem ontvangen. Hij zeide, dat de
ring groote waarde had en bedankte
mij. Ik weet het zelf niet, maar van
't een kwam 't ander. Ik scheen hem
te bevallen hij vroeg me, wat ik
deed, waarop ik antwoordde, dat ik
niet veel vooruitzichten had en dat
ik iets beters zocht... Ten laatste bood
hij mij aan, secretaris bij hem te
worden. Eerst durfde ik het niet aan
te nemen, 't scheen mij een te zware
taak, maar de Rajah wilde van geen
weigering hooren. Oostersche vorsten
zijn grillig en doen dikwijls wonder
lijke dingen
ger afschoot Én, toen de jonge man lijke dingen mijn Rajah heeft iets
om zeven uur van zijn rijtoer terug- i\'an Haroun al Raschid, je weet wel.
keerde met pakjes hoog opgestapeldden held van de Arabische nachtver-
Mellars, de inspecteur van politie,
reed terug van het bal, dat door de
Bengaalsche kavaleristen gegeven
was. 'tWas drie uur 's morgens en
hij had Wrightson, een collega van
hem, bij zich in 't karretje, want. de
laatste zou de nacht bij hem door
brengen.
Het waren beiden menschen, die
hun Indië door en door kenden en
die steeds een onuitputtelijken voor
raad van gemeenschappelijke onder
werpen hadden. Ze praatten over za
ken, natuurlijkze veroordeelden me
nige methode van hun gouvernement
en vertelden elkaar hun ervaringen.
Heit slaan van de naburige, kerkklok
had hen gebracht op den invloed van
het geloof.
Och, zeide Wrightson, wij \veten
zoo goed als niets, van wat de men
schen waarlijk gelooven en lijden en
doen. Wij. die nog wel hun misdaden,
hun geloof, dat dikwijls gehuicheld
wordt, moeten bestudeeren, wij zien
niets van wat er nog verder is. En je
kunt niet achter de waarheid ko
men in dit gezegende Oosten. Er is
geen waarheid, zou ik haast zeggen,
aan deze zijde van Gibraltar. Kijk
eöns, hoe de menschen gelooven aan
het kwade oog, waarvan zij denken,
dat het door tooverkracht kwaad be
rokkent. Wie weet, hoe diep dat ge
loof zit. Wij hooren niet genoeg van
die onderaardsche mysteriën en ge
heimzinnigheden, om te kunnen be-
oordeelen, hoe ver hun invloed gaat.
Zoek jij maar naar de oorzaken;
de gevolgen zijn voor mij genoeg. Die
zijn nogal eenvoudig, als je ze maar
de juiste waarde geeft.
Als je dat maar kuntzeide
Wrightson. En zijn oorzaak en gevolg
te scheiden
Het karretje kwam langs het loge
ment, waar nog licht brandde. Het
weggeschoven gordijn deed hem, voor
een oogenblik slechts, een vreemd ta
fereel aanschouwen. Het was een ka
mer, gehuld in een wolk van rook,
waarin een jonge man. met het hoofd
op de armen, te midden van ver
spreide kaarten, lag te slapen. Een
om zich heen, sprong Nabbi Buksh tellingen... Per slot van rekening was anc(ere nian, die dunne, langwerpige
j papiertjes op elkaar stapelde, zat met
I zijn ruf naar den weg. Er stond een
de verandatreden af met zijn plech- J theelemaal niet moeielïjk, want h
tigsten groet en hield de gescheurde had een heel regiment Hindoeschc„0.
gordijnen eerbiedig op zij, opdat dezeschrijvers. Mijn taak was, hem En- whiskeyflesch op den stoel en leege
jeugdige Croesus kon binnentreden, igelsche boeken en kranten voor te „jazen 0p (je tafel. De slapende jonge
Er stond een kleine mand goedkoo-j }raen en z'Jn brieven te schrijven. Ik|nian lag met zijn hand op zijn hor-
pe champagne voor op den bok, wat kreeg een paar mooie kamers en goed ioge en ketting en zelfs in 't oogen
een ongekende weelde was voor het eten en s avonds werd ik dikwijls ge- ^lik, dat zij heel langzaam voorbij
logement jhaald om hem den tijd te helpen ver
Ingelegd zuur en p;lté de foie drUXen: 1,1 leerde hem een kinder-
- achtig kaartspelletje en je weet met.
mijnheer Nuttall, hoe verzot hij daar
lop was. Als hij een liefhebber van
sport was geweest, dan zou ik het er
zeker nog wel langer uitgehouden
gras en zalm in de bus en ham. zei
de eigenaar, terwijl hij de heerlijk
heden één voor één aanwees.
En nu verwacht ik een lekker
maal om acht uur, 't komt er niet op -
aan, wat het kost. Er zijn nogktvar-j heb,ben- ofschoon ik er ze f ook niet
tels in de mand onder de zitbanki ?"eal verstand van heb en haast geen
Neen. daar niet! Dat is mijn nieuwe van een ezel kan onderscheiden,
pak en wat schoon linnen, voor dezeiIk vroeg nooit verlotik had een
bijzondere gelegenheid aangeschaft, contract voor vnf jaar. werd prompt
Breng de kleeren op Tvzer Sa- betaald en was met in de gelegenheid
hib's bed en zie toe. dat de 'knoopjes l*M mt te geven. Di\ vijf jaren
er niet uitvallen, beval Nabbi Buksli Z|ln om. ik kan naar hem teruggaan
aan oen bediende. of niet. voor t oogenblik ben ik een
Hij zelf wilde de champagne op ijs yr'i nian. Het eerste, wat ik nu doe.
gaan leggen, die taak dtirtde hij nie-15 TV1;"" !™is Haan. Wat zullen ze daar
mand toevertrouwen. i opkijken van mi] k Heb nog een ge-
Tyzer wandelde doflig de veranda !rou,«'dS »»»ter- die nict al
op en neer, rookte onderwij] een si-1 heeftt za! een grap wezen, om den
gaartjo en stond met de handen in n,ken oom uit te hangen bij de klem-
zijn zak met kinderlijk genoegen te W?|-.P1 denk met, dat ik m al dien
glimlachen legen een glinsterenden.ll.!d tlen Percent van mijn salaris 1,eb
gouden ketting, die op zijn vest hing ^tgagevenJa, de Rajah is een ver
en waaraan een ^eenvoudig zilveren
medaillon bevestigd was. Toen hij
zijn bewonderende blikken van 't nas
gekochte voorwerp afwendde en rond-
duiveld goede kerel, ofschoon hij niet
j erg beschaafd is. Wat denkt u wel
Jvan dien wijn?
Nuttall antwoordde, dat hij uitste
keek naar een stoel, ontmoette hij de j kend was dn veinsde steeds door te
oogen van den anderen gast van hetdrinken. Zoo terloops zei hij
logement.
- Ik denk zoo, dat hij u wel met
De heer Sidney Nutall vertelde, aan geschenken overlaadde Indische vor-
wien 'tmaar hooren wilde, dat hij. sten doen dat meestal,
gereisd had in petroleum. Als dat| O, neen, ik kan volstrekt niet
werkeli jk het geval was geweest, danzeggen, dat dat zijn gewoonte was,
moest het toch zeker heel lang gele-1 maar ik werd goed betaald en dat is
den zijn, want zoolang zijn Indische meer dan je verwachten kunt inRaj-
kennissen het zich herinnerden, had putana. Hij gaf me een gouden luci-
hij nooit anders gedaan dan, na een fersdoosje, toen ik wegging en een
kennismaking in trein of hotel, zich j fotografie met zijn handteekening,
op hun kosten te goed doen, en hen heel aardig! O, en ja, een vreemd
in 't kaartspel al hun geld af te win- soort van medaillon, dat ik maar aan
non. Maar in den laatsten tijd wasmijn zuster zal geven als ik thuis-
hij niet heel gelukkig geweest; zijn I kom. 'tls heel aardig voor een dame,
bekenden begonnen zich voor hem in maar niets voor een man en de Ra-
acht te nemen on hij zag zich ge- jah scheen nog wel te denken, dat hij
noodzaakt veel vruchtbare jachtter- me heel wat bijzonders gaf. Ik heb
reinen op tc geven. De meeste men- j het vanavond aan mijn horlogeket-
schen wantrouwden hem; hij durfde ting vastgemaakt... Hier is het.
zijn oogen dus niet gelooven. toen hij Hij wierp den goedkoopen ketting
bemerkte, dat de nieuw aangekomene op de tafel neer en Nuttall keek met
met eenigszins verlangende blikken begeerige blikken er naar, om te zien.
naar hem keek. Inderdaad, 't moest j wat het geschenk van den vorst wel
een sukkel zijn, die zich niet liet af-,zou zijn. Tot zijn teleurstelling zag
schrikken door zijn uiterlijk, zich liet, hij niets, dan een open zilveren me-
mnakken door zijn nette manieren. daillon, in den vorm van een peer
Hij voelde in den zak. om zich te.met een klein edelsteentje er in.
overtuigen, dat hij nog geld genoeg Het steentje heeft niet veel waar-
bezat. om whiskey en soda te bestel-! de en 't schijnt verzilverd te zijn, zei
len. hetgeen hij dan ook niet veel de hij. Ik denk, dat uw Rajah niet
omhaal deed. Hij stelde zich voor. erg scheutig was, mijnheer Tyzer.
Binnen een half uur had hij een uit-
- 'tKan wel zijn, zei Tyzer met
noodiging voor het diner bemachtigd een jongensachtige» lach. Hij
en om acht uur stapte hij. uitgedostopgewonden en schoof onophoudelijk
in een versleten linnen pak en een de wijnflesch naar zijn metgezel toe.
rooden hoed, de kamer binnen, omom hem aan te moedigen, zich nog
zijn deel van het feestmaal te genie- Jeens in te schenken. Maar hij scheen
ten. 'het toch van waarde te achten; hij'
reden, was het, alsof de andere
een beweging naar maakte.
Alle goden, riep Mellars boos. Ik
zag dien jongen gek vanmorgen ko
men en daar zie ik hem nu weer. Je
kent dien anderen van uiterlijk, is 't
niet
Ja, ik geloof dat het Nuttall is
Het IS Nuttall en natuurlijk, hij
heeft hem kaal geplukt. Ik wou, dat
ik wist. hoe ik aan dat spelletje een
eind kon maken. Het is diefstal, maar
ongelukkig niet die, welke bewezen
kan worden en zoo ontgaat één van
de grootste schurken in Azië zijn
straf.
Zij waren zijn huis genaderd Mel
lars liet het paard stilstaan en ging
naar binnen, zichtbaar ontstemd door
hetgeen hij gezien had.
Wrighton volgde zwijgend.
Eenige oogenblikken zaten ze nog
bij elkaar, om iets verfrisschends te
gebruiken. Maar toen de gast naar
bpd was gegaan, bleef Mellars nog
zitten peinzen. Het was half vier,
toen hij opstond, om zich ook te bed
te begeven. Op dat oogenblik hoorde
hij voetstappen buiten. Hij stond stil
en keek door het raam in de zwarte
duisternis. Een man strompelde naar
de veranda en waarlijk, het was
Nuttall, die met een verwilderd ge
laat het. hol van den leeuw binnen
trad.
Wat, ben jij het? vroeg Mellars,
kwaadaardig. Wat moet jij hier?
Een \Voordje, als 'tu belieft, zei
Sidney Nuttall. Mag ik een stoel ne^
men
De inspecteur keek hem onderzoe
kend aan, in afwachting van de din
gen, die zouden gebeuren.
Ik ben gekomen, om te vertel
len, dat ik een schurk ben, zeide Nut
tall zacht maar duidelijk.
Hij haalde uit zijn zakken eenige
handen vol zilvergeld en een stapeltje
banknoten. Dit alles legde hij voor
zich op tafel en voegde er nog een
horloge en ketting met zilveren me
daillon bij.
Ik speelde vannacht met een
jongen dwaas, en ik heb hem van het
begin tot het eind bedrogen. Hemel-
sche goedheid Er was niets geen
kunst aan hij was half dronken van
de champagne, een klein kind had
hem kunnen plukken. Nu slaapt hij.
Maar natuurlijk zal ik alles weer in
orde brengen, voor hij wakker wordt,
want het was alles valsch spel en ik
vind het beter, dat u er van weet.
Zoo vindt je dat? vroeg Mellars
en hij floot en ging langzaam naar
de deur, zonder zijn oogen van den
schurk af te wenden.
Wrightson Hier is Nuttall, die
bekent, dat hij den jongeheer van
vanmorgen al zijn aardsche bezittin
gen afhandig heeft gemaakt. Hij wil
alles weer terug geven. Kom eens
gauw hier!
Wrightson kwam onmiddellijk.
Wat meen je toch
Luister naar hem, riep Mellars.
met uitgestrekten vinger naar Nut
tall wijzende en deze herhaalde zijn
biecht. Op 't laatst huilde hij als een
kind. terwijl de twee verbaasde in
specteurs zich de oogen wreven.
Tk zweer u beiden, dat ik nuch
ter ben, jammerde hij. Het is de
waarachtige waarheid en ik geloof,
dat dit het eerste oprechte woord is,
dat ik ooit gesproken heb. Als ik u
het geld mag geven, mijnheer Mel
lars, en u wilt het dan morgen aan
den jongen man overhandigen, dan
zult, u me een grooten dienst bewij
zen? Maar het gaat mij aan 't hart,
hot zoo in mijn bereik te hebben en
het weer af te moeten staan. Och,
heer, en ik had 't juist zoo erg noo-
dig ook en zoo gemakkelijk ben ik er
aan gekomen.
Waar blijf je nu met je meening,
dat er geen waarheid aan deze ziide
van Gibraltar zou zijn? vroeg Mel
lars, nadat zij zich in het logement
van de juistheid van Nuttall's woor
den hadden overtuigd.
Ze vonden daar Nabbv Buksh, die
Tyzer in zijn mooie, nieuwe pak naar
bed bracht.
Teruggekeerd naar de overzij, waar
Nuttall diep neerslachtig, in gezel
schap van een politieagent op hen
wachtte, begonnen zij eens nauwkeu
riger de geroofde bezittingen in oogen-
schouw te nemen.
Wrighton had het medaillon in de
handen genomen en beproefde te le
zen, wat er op stond.
Hot is Perzisch, zei hij, en ze
ker heel oud. Kunt gij het lezen
Laat eens zien
Mellars nam het en las langzaam
..Dengene, wien dit is gegeven,
de zegen der Waarheiddenge
ne. die dit op oneerlijke wijze
verkreeg, de vloek derWaarheid
Wie spreekt op mijn roepstem,
zegt niet, wat hij w i 1, maar wat
hij moe t."
Een stilte volgde.
Zij keken elkaar aan en onwille
keurig wendden zich hun blikken
naar Nuttall in de aangrenzende ka
mer.
Wrightson stapte, met het medail
lon in de hand, op den bedrieger toe.
Hoor eens, zei hij. ben je hier
ook oneerlijk aan gekomen?
Nuttall sloeg de oogen op.
Natuurlijk, zei hij. dat was het
laatste voorwerp, dat hij inzette 't
allerlaatste en zoo heb ik het gekre
gen. Maar neem het als 't u belieft
wegik voel me niet erg wel.
Zijn gelaat drukte groote ontstel
tenis uit en hij zou voorover geval
len zijn, indien de agent hem niet bij
de schouders had gegrepen.
Terwijl Mellars wat brandewijn
gin f halen, maakte Wrightson zijn
boord wat los en bemerkte, dat Nut
tall in onmacht was gevallen.
Tyzer ontwaakte om zeven uur ;n
den morgen met verschrikkelijke
hoofdpijn en met een gevoel, alsof er
iets ontzettends was gebeurd.
Die stemming werd er niet beter
op, toen zijn oog viel op de beide
inspecteurs, dio bezig waren, bank
noten en geld in hoopjes op tafel te
rangschikken.
Hier, kerel, zei Mellars, ik geloof
dat het in orde isHerinnert ge
u er iets van, dat ge vannacht onge
veer 11000 aan zekeren Nuttall ver
loren hebt? Door een groot wonder,
waarmee jouw hersens niets te maken
gehad hebben, heetft hij mij opgedra
gen, je het geld weer te overhandi
gen. Nu, wat zeg je daarvan
Tyzer greep met beide handen naar
zijn hoofd en staarde hem verbaasd
aan.
Ja, ik herinner mij nu alles. Hij
heeft me tot den laatsten cent uitge
schud. sprak hij langzaam.
Wel, zei Mellars, en nu heeft hij
zichzelf uitgeschud, want hij is van
morgen met de Bombay-mail vertrok
ken met juist achttien geleende gul
dens in zijn zak. Maar nu moet mij
bewezen worden, wien dit toebe
hoort. Steek maar eens vlug je hoofd
in de wraschkom en wanneer de slech
te champagne en dei goedkoope whis
key uitgewerkt hebben, zou ik wel
eens een woordje met je willen spre
ken.
Tyzer deed, wat hem bevolen werd
en als belooning voor zijn gehoor
zaamheid diende Mellars hem eene
lange strafpredikatie toe. Ten laatste
legde hij het medaillon op tafel en
uitstrekte. Deze grensscheiding moest waren tegen de smokkelaars, de Ba-
dienen om het smokkelen van zout uit j gris, waarbij menigmaal de wapen
de naburige Indische staatjes op En- j stok werd gebruikt en menige schedel
gelsch grondgebied tegen te gaan. Zij stukgeslagen. Maar laat ik voortgaan,
werd bewaakt door een postenketen, Na een poosje bleek, dat hoewel de
gevormd door inboorlingen, onder be- smokkelaars geen pogingen deden om
vel van Europeesche officieren. Dit openlijk door de wachtposten heen te
stelsel is nu reeds sedert jaren afge- breken, toch nog veel zout van Bi-
schaft, mnnr dp dnnmhantr hocfoof plronny nm» .1-. muini,/,» j
maar de doornhaag bestaat ckanur
in sommige streken van den Punjab bracht,
nog.
Op den achtergrond in een boom-
looze, golvende zandvlakte, waren de
hutten van de inlanders gebouwd,
verder op, in de schaduw van de
doornhaag, stond een klein graf, in
den vorm van een moskee, met een
koepelvormig dak, zooals men die bij
honderde in de streek kan vinden. Op
deze plek had de oude hoofdman
mijn aandacht gevestigd en waarover
hij mij het verhaal vertelde, dat ik
hier nu vólgen laat.
over de grenzen werd ge-
De wachtposten waren dus
zeer waakzaam, maar ik weerwil
van hunne pogingen ging het smok
kelen voort en nam zelfs toe. Esmith
Sahib was dik en kort aangebonden,
maar hij vond de boosdoeners niet,
zoodat men hem verplaatste naar
Dabwali en Edgecombe Sahib hier
heen overplaatste. Hij was jong en
dapper en deed zijn best, maar toch
kwam er nog zout over de grenzen
en hij vloekte daar dikwijls over,
vooral wanneer do post was aange
komen.
Dan ging hij op de loer liggen en
legde den smokkelaars, hinderlagen,
maar alles te vergeefs.
Het was in 't begin van den kou
den tijd en de korhoenders kwamen
opdagen en daar de Sahib Edgecombe
een groot jager was, zoodat hij lange
wandelingen placht te maken en
daar hij, evenals u. graag naar mijn
verhalen luisterde, ging ik dan met
hem mee en droeg de weitasch.
Op zekeren avond zwierven wij ver
der dan gewoonlijk en het" was laat,
toen we naar huis gingen. Zooals u
weet komt in koud weer de duister
nis spoedig, zoodat het al gauw stik
donker was. Ik had hem juist verteld
van het spook' in de graftombe en
wat Gunda Singh daarvan gezten
had; toen juist op het oogenblik, dat
we er langs kwamen een afschuwe-
Wrightson beweert, dat ge dit
voorwerp gekregen hebt om Nuttall's
bekeering te bewerken. Zoo waar als
ik leef. hij was een van de meest be
ruchte leugenaars in Azië en hii sprak
vanmorgen voor het eerst van zijn le
ven de waarheid. Het klinkt vreemd,
maar wat anders dan een bijzondere
macht kan hem daartoe dwingen
Weet je ook iets van de een of an
dere geheime overlevering, die aan
dit medaillon verbonden kan zijn
Tyzer begreep er geen steek van.
De Rajah noemde het De talis
man der Waarheid", zeide hij. Maar
ik begri jp er niets van. Als u zou wil
len verklaren
Er valt hier niets te verklaren,
viel Wrightson in, over Mellar's
schouder. Maar ik vind dien Rajah
van Bitipur bijzonder edelmoedig. Nu
mag je mij uitlachen, Mellars, maar
als ik dat kleine stukje zilver in mijn
bezit had, zou ik 'tver brengen in
de wereld. Of ik bijgeloovig ben? Wel.
in ieder geval, IK heb ook niet be
weerd liet Oosten te doorgronden.
(Naar het Engelsch).
Het Graf met het Spook.
,Ja, gij hebt gelijk, Sahibik heb,
zooals u zegt, in mijn leven veel
vreemde dingen gezien. Ziet gij dat
graf daar gindsIk zal er u iets over
vertellen. De avond is nog jong en het
zal uw belangstelling opwekken."
Zoo sprak Harnam Singh, de oude
Lambardor (hoofdman) van Malout,
toen wij samen op een drukkend hee-
ten Juni-avond op de leuning van de
kanaalbrug zaten.
De grens werd gevormd door een
hooge, dikke doornhaag, die zich mij
len ver aan eene zijde van 't kanaal
Vele jaren geleden, Sahib, toen u
nog als zuigeling in de armen werd
gedragen, verspreidde zich het ge
rucht, dat het in dit dorp spookte.
Dat gerucht werd spoedig zekerheid,
want Gunda Singh zei" was een van
de eersten die den bhut (spook) zag,
toen hij wat later dan anders uit tre
velden naar huis terugkeerde. Hij ver
telde dat aan zijn vrouw en aan mij
en beefde als een riet terwijl hij het
zei, zoodat ik hem voor een lafaard
zou gehouden hebben, als ik niet bij
ervaring geweten had. dat hij een
dappere kerel was. Toen hij wat van
zijn angst bedaard was en het klap
peren van zijn tanden had overwon
nen, beschreef hij ons het spook. Hij
was zooals gewoonlijk naar het In- j lijk gehuil weerklonk, een kreet dien
dische korenveld (makki) geweest ik niet kon beschrijven, maar die mij
maar had zich daar, in een twist metdoor merg en been ging. Plotseling
den beruchten ouden woekeraar Ram sloop uit de duisternis van de doorn-
Lal, wat langer dan gewoonlijk opge- haag een afschuwelijk ding te voor
houden, zoodat het lang na zonson- schijn, een schepsel, dat leek op een
dergang was, toen hij den terugkeer dier, maar grooter was dan een hond
aanvaardde. en lange haren had. Het lichaam
Zooals u weet ligt zijn land op een joeg mij evenwel geen angst aan,
halfuur afstands van hier. Hij kwam maar de kop, die omgeven was door
zingende van den weg. om daarmee, een helder, witachtig groen licht,
zooals wij gewoon zijn de boomdui-
vels van zich af te houden, maar
toen hij bij het graf kwam, verstbm-
de hij door een akelig gehuil en toen
hij rondkeek, zag hij bij een hoek
van het graf een spook staan met
een gloeienden kop. ..Het was een
ware duivel", zei hij. zonder
lichaam, niets dan een kop, met wit
groen vuur er omheen, terwijl
twee roode oogen strak op mij geves
tigd waren. Ik mag eeuwig slijk eten,
Harnam Singh", voegde hij er bij,
,als ik de waarheid niet spreek".
Gunda Singh had dit alles in een
oogwenk waargenomen en zette het
toen op een loopen, tot hij in zijn
huis was.
Twee of drie dagen later zaten wij
allen in de dharmsala (de vergader
plaats van de oudsten van het dorp)
de zaken te bespreken, toen Gurditta
Singh en de broeder van zijn vrouw,
ademloos en sprakeloos naar ons toe
kwamen stormen en vol angst mee
deelden, dat zij een vreeselijk spook
op den weg hadden gezien. Zij keer
den terug van Alainwala, toen op
eens bij het voorbijgaan van het
graf uit de schaduw een duivel
voor den dag kwam, zoo groot als
een buffel en wiens kop en schouders
vlammen uitwierpen. Het monster
had een groote grijnzende bek, waar
uit een groote roode tong hing, die
droop van bloed. Het ging hen, geluk
kig zonder hen te zien, rakelings
voorbij en verdween door de haag,
zonder eenig geluid te maken. Aan-
vankelijk had de ontzetting hen als 't j naar de bungalow (woning) terug,
ware aan den grond genageld, maar I Den volgenden avond slopen de sa-
toen het spook verdwenen was, waren j hib en ik uit, zonder iemand te zeg-
zij zoo hard als ze maar konden naar gen waar w.e heengingen en vatten
de dharmsala gesneld om het ons te stilletjes post achter een grooten ki-
vertellen. karboom, vlak bij de graftombe. Uren
Nog anderen zagen het later ook en gingen voorbij, de sahib begon onge-
telkens was het verschillend in niter- duldig te worden en wij wilden het
lijk. zoodat geen twee berichten over- juist voor dien nacht opgeven, toen
een stemden, behalve wat betreft den wij weer dat akelige gehuil hoorden,
vlammenden kop en de vurige schou- zoo onverwacht, dat wij er beiden
ders. Sommigen noemden het spook
zoo groot als een grooten hond, ande
ren spraken van buffel en een ge
waagde zelfs van een kameel, maar
ik denk, dat de man die het
beest zoo groot zag, daarbij door
schrik verblind was. In den regel
schreef men het den vorm van een
dier toe, maar Gurditta Singh's
vrouw beweerde» dat het op een man
geleek en het moet haar wel in de
war gebracht hebben, want sedert
dien tijd is zij nooit meer recht goed
bij haar verstand geweest-
Anderen hoorden 'g. ztachts alleen
verschrikkelijke kreten, waarvan
iemand het bloed in de aderen stolde;
ik heb die zelf gehoord en ik verze
ker u, dat zij mij nog dagen lang
daarna in mijn droomen in de ooren
klonken. Iedereen vermeed het graf,
geen man durfde zich des avonds in
de nabijheid wagen en wat de vrou
wen en kinderen betreft, Kun behoef
de men er maar over te spreken om
de weerbarstigste tot strikte gehoor
zaamheid te brengen. U lacht, Sahib,
u gelooft niet in geesten en spoken
maar ik heb er van mijn leven al wel
drie gezien en ik heb ook sahibs ont
moet. die er aan geloofden.
Tk heb ook gehoord, dat uw geesten
schrijven en op tafels kloppen, dat is
heel merkwaardig. Esmith Sahib was
toen patrol (officier) en hoewel hij
evenals uwe edelheid lachte om de
verhalen in het dorp, scheen het mij
toch toe, dat hij er wel aan geloofde.
Juist in dien tijd hielden de gewone
pogingen om zout te smokkelen op
en was het voor mij en andere heet
hoofden in Malout zeer vervelend,
omdat er nu geen nachtelijke gevech
ten met de inlandsche bewakers meer
waarin twee roode oogen blonken. Het
was geen gewoon licht, sahib, want
het bewoog en trilde en scheen als
het ware om den kop heen te drijven.
Nooit heb ik ooit zooiets gezien. Ik
stond als aan den grond genageld en
mijn turban viel haast van mijn
hoofd. Een oogenblik stond het ding
ons met die vreeselijke oogen aan te
staren, keerde daarna om en liep
naar de graftombe. Edgecombe Sahib
vuurde de beide loopen van zijn ge
weer er op af, maar te laat, want het
spook verdween recht door de haag.
Wij kwamen naderbij, de sahib vloe
kend en zeer opgewonden, ik bevend,
van vrees, want een spook te vervol
gen brengt ongeluk en mijn eerste
kleinzoon was nog maar een week
oud. Toch hielp ik meezoeken in de
duisternis, zoo goed als het ging, de
sahib streek telkens lucifers af, maar
we vonden niets.
„Luister eens, Harnam Singh", zei
hij, „dat was in 't geheel geen spook,
maar de een of andere streek en we
moeten te weten komen wat het be
duidt. Ik denk, dat de zoutsmokke-
laars er bij betrokken zijn, maar we
moeten voorzichtig te werk gaan en
als 't mogelijk is hen vangen. Mor
genavond zullen wij samen hier ko
men en de wacht houden. Gij zijt
natuurlijk niet bangeen Singh is
nergens bang voor.
Ik was wel bang, verschrikkelijk
bang zelfs, maar als een Singh bang
is, toont hij dat niet en loopt voor
gevaar niet weg. Wij keerden toen
van afschrikten. Het weerklonk drie
maal en daarna verscheen het spook
onder de doornenhaag vandaan,
stond daar stil en scheen ons aan te
staren. Het tooverachtige licht om
zijn kop en bek was feller dan ooit
en waarlijk, sahib, ik beefde van
angst, want ik geloofde dat het een
spook was, in weerwil van wat Edge
combe Sahib zei. Het scheen mij toe,
of het een uur duurde, voor dat hij
aanlegde en vuurdo. Met een akelig
geschreeuw keerde het spook zich om
en waggelde naar de graftombe, waar
het, evenals den vorigen nacht, spoor
loos verdween.
Wij hadden nu een lantaren mee
gebracht en vonden bij het licht daar
van een gat in de fundamenten van
de graftombe, dat zorgvuldig achter
cactusplanten verborgen was. Ik duw
de ze weg en de sahib zonder aar
zelen kroop in het gat en riep mij
toe hem te volgen. Zoo kropen wij
verder, maar de opening was smal,
zoodat we ons niet dan met de groot
ste moeite er door konden werken.
Eindelijk, toen ik half gestikt was
en mijn mond en oogen vol zand
had, kwamen wij" uit in "de graftombe
onder den koepel. Daar lag het spook
dood, maar nog vreeselijk genoeg om
een dapper man op de vlucht te ja
gen, want het spookachtige licht
zweefde nog om zijn kop en een ake
lige grijns vertoonde een rij groote
tanden, druipende van schuim en
bloed. Wat het was? Niets dan een
hyena, maar een groot dier. met
phosphorus op zijn kop en bek ge
smeerd, hetgeen hem in 't donker een
duivelsch uiterlijk gaf.
Achter mij hoorde ik Edgecombe
Sahib lachen en toen ik mij omkeer-