de vruchtbeginsels veranderd in Ge weet niet, wat het is, weer zei zelfs, dat het bijzondere eigen vruchten. Openen wc zoo'n peul, dan eens met een Europeaan aan een goed schappen bezat. zien we daarin tal van kleine erw- voorziene tafel te zitten, na vijf jaarNuttall nam het ding nog eens in tjes. Alles een bewijs, dat de bekende in de kou te zijn geweest, zei Tyzer. handen, daar ziin nieuwsgierigheid heester zeer na verwant is aan onze Hij keek met stralende oogen naargeprikkeld was en bekeek het van alle erwten en boonen. Volgen we thans de tafelversiering, bestaande uitkanten. Maar neen. 'twas niets dan nog het korte achterwegje, dan kun- goudsbloemen, roode \silde roosjes eneen eenvoudig voorwerp met eenige non we op tal van groenten wijzen, tinnen lepels. (krasjes op den steen. Tyzer le" die heel wat stadsmenschen niet an- Nuttal dacht bij zichzelf, dat hij het zijn glas en vulde het opnieuw, ders kennen dan van de kar bij den drommelsch goed wist. maar hij zeide j Natuurlijk niets dan bijgeloovig- groentcboer. fiaggdgg Spoedig zijn we op den Zijlweg, waar de drukke stroom van wande laars ons wel wat in onze natuurbe schouwingen hindert. Tot de volgende week dus. J. STURING. zelig. En de bezitter was groen hoe verrukkelijk groen was die! Want hij dacht, dat Nabbi Buksh's loge ment een deftig klein hotel was en hij zag den heer Sidney Nuttall aan voor een ambtenaar bij het gouver nement. I Nuttall had hem een aantal leu gens omtrent zich zelf opgedischt nu was het de beurt van den jongen man om te vertellen. Zooals zijn vis-a-vis reeds vermoed had, dat ge- j beuren zou het eerste glas cham pagne maakte zijn tong los. Langzaam, heel langzaam had de Ge moet nu niet denken, dat ik boemeltrein zich voortgesleept naar straks klaagde. Ik ben juist erg ge- - lukkig geweest, zei hij. Het was tien- niets. Hij was nieuwsgierig om meerheid, zei Nuttall geeuwend en gaf het van dezen Croesus te weten te ko- j medaillon terug aan den eigenaar, men. W ant geld was er Hij had een die 'tweer aan den ketting hechtte, dikke portemonnaie gezien en alleen En hij proefde eens van zijn wijn en t gezicht daarvan maakte hem dui-bespiedde het verhitte gelaat van den De Talisman der Waarheid. afgelegen, stoffige, onbekende plaat- - sen en stond nu hijgend tusschen de maa' beter, dan een klerkje te zijn roode, van kijkgaten voorziene, nau- °P negen gulden in de week. En dat ren van het Shahjehonabadsche sta- waf \k i.n ee" havenkantoor in een tion. i vuil, klein stadje, op negentienjari- Een troep inboorlingen stapte uiten gen leeftijd, toen ik den Rajah ont voogde zich bij de menigte op 't per- moet te. ron voor liet oogenblik verdoofde! He Rajali van.. vroeg Nutall het sissend stoomgeluid de kreten antwoordde Tvzer van waterverkoopers en vruchtenven- vsc Natuurlijk heb je van hem ters. die hun waren tegen de portier- gehoord. Hier, je glas is niet half- raampjes duwden; en langzaamvcd kroop de trein weor verder op zijn Nuttall maakte zijn lippen even nat, weg naar Calcutta, terwijl de weinige '{neer niethier waren zaken voor Europeesche reizigers zich haastten, i J1?111 te, ao,eïV Hij maakte de opmer- om weg te komen. Na drie minutendat hij van den Rajali liad ge was er slechts één Europeaan achter- boord en dat hij begreep, dat het een gebleven, die verbaasd zijn omgeving van t ouderwetschd soort was, die al- opnam. Hij slenterde het perron 'eenheerseher in zijn gebied was, wei- langs. terwijl hij met waar genot m£ omgang met Engelschen had en naar de advertenties staarde en de&een renpaarden bezat, heete. zware stadslucht in zijn longen Hat is waar; als de presidenten opsnoof. Hij zag er eenigszins vreemd ean paar Engelsche zendelingen er uitzijn kleeren waren niet naar den waren, zou je niet denken, dat laatsten smaak, maar er was toch If. ?P Engelsch grondgebied was in iets frisch in zijn ongekunstelde ver-1 bl"pur. zei Tyzer rukking. toen hij met zijn bundeltje' Hl' had veel macht, was een in de hand, langzaam voortschreed "est mensen, van oud geslachter over het saaie en muffe perron van was ®en inboorling m Rajputana, die het groote station. Eindelijk bereikte ze\> dat "e Maharajah van een hij de b ree de veranda voor aan de geldschieter en de Nawab van— een straat I paardenkoopman is. maar die Biti- Helle zonneschijn, stof, de beweging P«r is niet alleen een prins, maar van een druk verkeer was, wat hij t oen 1>an- Ik maakte op een aar- aanschouwde hij riep een garri aanmanier kennis met hem. en beval den koetsier hem naar zeker Ik nioest aan het dok zijn voor logement te brengen. {Wilson. mijn patroon, toen ik een Daarna moet ik nog eenige in- prachtigen zegelring vond. Later koopen doen in de stad, koetsier, zei-kwam het uit, dat die behoorde aan de hij. Hoe liardre je dus rijdt, hoeden Rajah van Bitipur en dat er liever ik het heb. eeu verschrikkelijke drukte over ge- Hij wierp zich in een gemakkelijke "ïaakt was. Wilson beproefde natuur- houding op de vuile kussens en trok Ljk, om de eer er van te hebben, toen zijn grooten zonnehoed op één oor. I de ring teruggegeven werd, maar Bi- Mellars, de inspecteur van politie, «pur was hem te slim afhij zond die hem juist in zijn hooge dogcartden persoon, die hem gevonden voorbij reed, monsterde hem mot een bad. bespiedde het verhitte gelaat anderen, want heit scheen hem toe, dat de gelegenheid, waarop hij wacht te, zich weldra zou aanbieden. De tafel werd ten laatste afgeno men, en Nabby Buksh kwam de kof fie zetten. De bediende waschte bui ten op zijn hurken de borden; nu en dan reed een kar ratelend voorbij door de stof. Tyzer zat oude moppen te vertellen en wipte met een genoegelijk gezicht heen en weer op zijn wrakken stoel hij genoot van zijn vrijheid eln had meer champagne gedronken dan goed voor hem was. Hij knikte toestem mend, toen Nuttall achteloos een pak kaarten op tafel smeet. Zullen we een kaartje leggen we moeten toch iets doen? Mij goe»d. Tyzer knikte weer. Je bent een verduiveld goeie vent, Nut tall. Blij, dat ik je ontmoet heb Wel ja, spelen! Wat? En Nuttall schudde de kaarten, ter wijl Tyzer de kip, die geplukt moest worden, trotsch zijn vette portemon naie op tafel legde. vluchtigen kennersblik en maakte bij zichzelf uit. dat het jonge mensch een indigo-assistent was. 't Is te hopen, dat Nabbi Buksh's kookkunst hem niet ontnuchteren zal, merkte de inspecteur bij zichzelf op, toen het rijtuig de poort van hot loge ment binnenreed. Hij is waarschijn lijk hier gekomen, om zich eens te ontspannen. 't Was met een houding van indruk- wekkenden ernst, dat de aangekome ne zijn orders gaf aan den waard, een oudachtigen, listigen Muzelman, die, als een roofvogel op zijn prooi, op den nederigen, Eurojjeeschen reizi- Hij was toen te Claridgedaar reis de ik heen en werd vriendelijk door hem ontvangen. Hij zeide, dat de ring groote waarde had en bedankte mij. Ik weet het zelf niet, maar van 't een kwam 't ander. Ik scheen hem te bevallen hij vroeg me, wat ik deed, waarop ik antwoordde, dat ik niet veel vooruitzichten had en dat ik iets beters zocht... Ten laatste bood hij mij aan, secretaris bij hem te worden. Eerst durfde ik het niet aan te nemen, 't scheen mij een te zware taak, maar de Rajah wilde van geen weigering hooren. Oostersche vorsten zijn grillig en doen dikwijls wonder lijke dingen ger afschoot Én, toen de jonge man lijke dingen mijn Rajah heeft iets om zeven uur van zijn rijtoer terug- i\'an Haroun al Raschid, je weet wel. keerde met pakjes hoog opgestapeldden held van de Arabische nachtver- Mellars, de inspecteur van politie, reed terug van het bal, dat door de Bengaalsche kavaleristen gegeven was. 'tWas drie uur 's morgens en hij had Wrightson, een collega van hem, bij zich in 't karretje, want. de laatste zou de nacht bij hem door brengen. Het waren beiden menschen, die hun Indië door en door kenden en die steeds een onuitputtelijken voor raad van gemeenschappelijke onder werpen hadden. Ze praatten over za ken, natuurlijkze veroordeelden me nige methode van hun gouvernement en vertelden elkaar hun ervaringen. Heit slaan van de naburige, kerkklok had hen gebracht op den invloed van het geloof. Och, zeide Wrightson, wij \veten zoo goed als niets, van wat de men schen waarlijk gelooven en lijden en doen. Wij. die nog wel hun misdaden, hun geloof, dat dikwijls gehuicheld wordt, moeten bestudeeren, wij zien niets van wat er nog verder is. En je kunt niet achter de waarheid ko men in dit gezegende Oosten. Er is geen waarheid, zou ik haast zeggen, aan deze zijde van Gibraltar. Kijk eöns, hoe de menschen gelooven aan het kwade oog, waarvan zij denken, dat het door tooverkracht kwaad be rokkent. Wie weet, hoe diep dat ge loof zit. Wij hooren niet genoeg van die onderaardsche mysteriën en ge heimzinnigheden, om te kunnen be- oordeelen, hoe ver hun invloed gaat. Zoek jij maar naar de oorzaken; de gevolgen zijn voor mij genoeg. Die zijn nogal eenvoudig, als je ze maar de juiste waarde geeft. Als je dat maar kuntzeide Wrightson. En zijn oorzaak en gevolg te scheiden Het karretje kwam langs het loge ment, waar nog licht brandde. Het weggeschoven gordijn deed hem, voor een oogenblik slechts, een vreemd ta fereel aanschouwen. Het was een ka mer, gehuld in een wolk van rook, waarin een jonge man. met het hoofd op de armen, te midden van ver spreide kaarten, lag te slapen. Een om zich heen, sprong Nabbi Buksh tellingen... Per slot van rekening was anc(ere nian, die dunne, langwerpige j papiertjes op elkaar stapelde, zat met I zijn ruf naar den weg. Er stond een de verandatreden af met zijn plech- J theelemaal niet moeielïjk, want h tigsten groet en hield de gescheurde had een heel regiment Hindoeschc„0. gordijnen eerbiedig op zij, opdat dezeschrijvers. Mijn taak was, hem En- whiskeyflesch op den stoel en leege jeugdige Croesus kon binnentreden, igelsche boeken en kranten voor te „jazen 0p (je tafel. De slapende jonge Er stond een kleine mand goedkoo-j }raen en z'Jn brieven te schrijven. Ik|nian lag met zijn hand op zijn hor- pe champagne voor op den bok, wat kreeg een paar mooie kamers en goed ioge en ketting en zelfs in 't oogen een ongekende weelde was voor het eten en s avonds werd ik dikwijls ge- ^lik, dat zij heel langzaam voorbij logement jhaald om hem den tijd te helpen ver Ingelegd zuur en p;lté de foie drUXen: 1,1 leerde hem een kinder- - achtig kaartspelletje en je weet met. mijnheer Nuttall, hoe verzot hij daar lop was. Als hij een liefhebber van sport was geweest, dan zou ik het er zeker nog wel langer uitgehouden gras en zalm in de bus en ham. zei de eigenaar, terwijl hij de heerlijk heden één voor één aanwees. En nu verwacht ik een lekker maal om acht uur, 't komt er niet op - aan, wat het kost. Er zijn nogktvar-j heb,ben- ofschoon ik er ze f ook niet tels in de mand onder de zitbanki ?"eal verstand van heb en haast geen Neen. daar niet! Dat is mijn nieuwe van een ezel kan onderscheiden, pak en wat schoon linnen, voor dezeiIk vroeg nooit verlotik had een bijzondere gelegenheid aangeschaft, contract voor vnf jaar. werd prompt Breng de kleeren op Tvzer Sa- betaald en was met in de gelegenheid hib's bed en zie toe. dat de 'knoopjes l*M mt te geven. Di\ vijf jaren er niet uitvallen, beval Nabbi Buksli Z|ln om. ik kan naar hem teruggaan aan oen bediende. of niet. voor t oogenblik ben ik een Hij zelf wilde de champagne op ijs yr'i nian. Het eerste, wat ik nu doe. gaan leggen, die taak dtirtde hij nie-15 TV1;"" !™is Haan. Wat zullen ze daar mand toevertrouwen. i opkijken van mi] k Heb nog een ge- Tyzer wandelde doflig de veranda !rou,«'dS »»»ter- die nict al op en neer, rookte onderwij] een si-1 heeftt za! een grap wezen, om den gaartjo en stond met de handen in n,ken oom uit te hangen bij de klem- zijn zak met kinderlijk genoegen te W?|-.P1 denk met, dat ik m al dien glimlachen legen een glinsterenden.ll.!d tlen Percent van mijn salaris 1,eb gouden ketting, die op zijn vest hing ^tgagevenJa, de Rajah is een ver en waaraan een ^eenvoudig zilveren medaillon bevestigd was. Toen hij zijn bewonderende blikken van 't nas gekochte voorwerp afwendde en rond- duiveld goede kerel, ofschoon hij niet j erg beschaafd is. Wat denkt u wel Jvan dien wijn? Nuttall antwoordde, dat hij uitste keek naar een stoel, ontmoette hij de j kend was dn veinsde steeds door te oogen van den anderen gast van hetdrinken. Zoo terloops zei hij logement. - Ik denk zoo, dat hij u wel met De heer Sidney Nutall vertelde, aan geschenken overlaadde Indische vor- wien 'tmaar hooren wilde, dat hij. sten doen dat meestal, gereisd had in petroleum. Als dat| O, neen, ik kan volstrekt niet werkeli jk het geval was geweest, danzeggen, dat dat zijn gewoonte was, moest het toch zeker heel lang gele-1 maar ik werd goed betaald en dat is den zijn, want zoolang zijn Indische meer dan je verwachten kunt inRaj- kennissen het zich herinnerden, had putana. Hij gaf me een gouden luci- hij nooit anders gedaan dan, na een fersdoosje, toen ik wegging en een kennismaking in trein of hotel, zich j fotografie met zijn handteekening, op hun kosten te goed doen, en hen heel aardig! O, en ja, een vreemd in 't kaartspel al hun geld af te win- soort van medaillon, dat ik maar aan non. Maar in den laatsten tijd wasmijn zuster zal geven als ik thuis- hij niet heel gelukkig geweest; zijn I kom. 'tls heel aardig voor een dame, bekenden begonnen zich voor hem in maar niets voor een man en de Ra- acht te nemen on hij zag zich ge- jah scheen nog wel te denken, dat hij noodzaakt veel vruchtbare jachtter- me heel wat bijzonders gaf. Ik heb reinen op tc geven. De meeste men- j het vanavond aan mijn horlogeket- schen wantrouwden hem; hij durfde ting vastgemaakt... Hier is het. zijn oogen dus niet gelooven. toen hij Hij wierp den goedkoopen ketting bemerkte, dat de nieuw aangekomene op de tafel neer en Nuttall keek met met eenigszins verlangende blikken begeerige blikken er naar, om te zien. naar hem keek. Inderdaad, 't moest j wat het geschenk van den vorst wel een sukkel zijn, die zich niet liet af-,zou zijn. Tot zijn teleurstelling zag schrikken door zijn uiterlijk, zich liet, hij niets, dan een open zilveren me- mnakken door zijn nette manieren. daillon, in den vorm van een peer Hij voelde in den zak. om zich te.met een klein edelsteentje er in. overtuigen, dat hij nog geld genoeg Het steentje heeft niet veel waar- bezat. om whiskey en soda te bestel-! de en 't schijnt verzilverd te zijn, zei len. hetgeen hij dan ook niet veel de hij. Ik denk, dat uw Rajah niet omhaal deed. Hij stelde zich voor. erg scheutig was, mijnheer Tyzer. Binnen een half uur had hij een uit- - 'tKan wel zijn, zei Tyzer met noodiging voor het diner bemachtigd een jongensachtige» lach. Hij en om acht uur stapte hij. uitgedostopgewonden en schoof onophoudelijk in een versleten linnen pak en een de wijnflesch naar zijn metgezel toe. rooden hoed, de kamer binnen, omom hem aan te moedigen, zich nog zijn deel van het feestmaal te genie- Jeens in te schenken. Maar hij scheen ten. 'het toch van waarde te achten; hij' reden, was het, alsof de andere een beweging naar maakte. Alle goden, riep Mellars boos. Ik zag dien jongen gek vanmorgen ko men en daar zie ik hem nu weer. Je kent dien anderen van uiterlijk, is 't niet Ja, ik geloof dat het Nuttall is Het IS Nuttall en natuurlijk, hij heeft hem kaal geplukt. Ik wou, dat ik wist. hoe ik aan dat spelletje een eind kon maken. Het is diefstal, maar ongelukkig niet die, welke bewezen kan worden en zoo ontgaat één van de grootste schurken in Azië zijn straf. Zij waren zijn huis genaderd Mel lars liet het paard stilstaan en ging naar binnen, zichtbaar ontstemd door hetgeen hij gezien had. Wrighton volgde zwijgend. Eenige oogenblikken zaten ze nog bij elkaar, om iets verfrisschends te gebruiken. Maar toen de gast naar bpd was gegaan, bleef Mellars nog zitten peinzen. Het was half vier, toen hij opstond, om zich ook te bed te begeven. Op dat oogenblik hoorde hij voetstappen buiten. Hij stond stil en keek door het raam in de zwarte duisternis. Een man strompelde naar de veranda en waarlijk, het was Nuttall, die met een verwilderd ge laat het. hol van den leeuw binnen trad. Wat, ben jij het? vroeg Mellars, kwaadaardig. Wat moet jij hier? Een \Voordje, als 'tu belieft, zei Sidney Nuttall. Mag ik een stoel ne^ men De inspecteur keek hem onderzoe kend aan, in afwachting van de din gen, die zouden gebeuren. Ik ben gekomen, om te vertel len, dat ik een schurk ben, zeide Nut tall zacht maar duidelijk. Hij haalde uit zijn zakken eenige handen vol zilvergeld en een stapeltje banknoten. Dit alles legde hij voor zich op tafel en voegde er nog een horloge en ketting met zilveren me daillon bij. Ik speelde vannacht met een jongen dwaas, en ik heb hem van het begin tot het eind bedrogen. Hemel- sche goedheid Er was niets geen kunst aan hij was half dronken van de champagne, een klein kind had hem kunnen plukken. Nu slaapt hij. Maar natuurlijk zal ik alles weer in orde brengen, voor hij wakker wordt, want het was alles valsch spel en ik vind het beter, dat u er van weet. Zoo vindt je dat? vroeg Mellars en hij floot en ging langzaam naar de deur, zonder zijn oogen van den schurk af te wenden. Wrightson Hier is Nuttall, die bekent, dat hij den jongeheer van vanmorgen al zijn aardsche bezittin gen afhandig heeft gemaakt. Hij wil alles weer terug geven. Kom eens gauw hier! Wrightson kwam onmiddellijk. Wat meen je toch Luister naar hem, riep Mellars. met uitgestrekten vinger naar Nut tall wijzende en deze herhaalde zijn biecht. Op 't laatst huilde hij als een kind. terwijl de twee verbaasde in specteurs zich de oogen wreven. Tk zweer u beiden, dat ik nuch ter ben, jammerde hij. Het is de waarachtige waarheid en ik geloof, dat dit het eerste oprechte woord is, dat ik ooit gesproken heb. Als ik u het geld mag geven, mijnheer Mel lars, en u wilt het dan morgen aan den jongen man overhandigen, dan zult, u me een grooten dienst bewij zen? Maar het gaat mij aan 't hart, hot zoo in mijn bereik te hebben en het weer af te moeten staan. Och, heer, en ik had 't juist zoo erg noo- dig ook en zoo gemakkelijk ben ik er aan gekomen. Waar blijf je nu met je meening, dat er geen waarheid aan deze ziide van Gibraltar zou zijn? vroeg Mel lars, nadat zij zich in het logement van de juistheid van Nuttall's woor den hadden overtuigd. Ze vonden daar Nabbv Buksh, die Tyzer in zijn mooie, nieuwe pak naar bed bracht. Teruggekeerd naar de overzij, waar Nuttall diep neerslachtig, in gezel schap van een politieagent op hen wachtte, begonnen zij eens nauwkeu riger de geroofde bezittingen in oogen- schouw te nemen. Wrighton had het medaillon in de handen genomen en beproefde te le zen, wat er op stond. Hot is Perzisch, zei hij, en ze ker heel oud. Kunt gij het lezen Laat eens zien Mellars nam het en las langzaam ..Dengene, wien dit is gegeven, de zegen der Waarheiddenge ne. die dit op oneerlijke wijze verkreeg, de vloek derWaarheid Wie spreekt op mijn roepstem, zegt niet, wat hij w i 1, maar wat hij moe t." Een stilte volgde. Zij keken elkaar aan en onwille keurig wendden zich hun blikken naar Nuttall in de aangrenzende ka mer. Wrightson stapte, met het medail lon in de hand, op den bedrieger toe. Hoor eens, zei hij. ben je hier ook oneerlijk aan gekomen? Nuttall sloeg de oogen op. Natuurlijk, zei hij. dat was het laatste voorwerp, dat hij inzette 't allerlaatste en zoo heb ik het gekre gen. Maar neem het als 't u belieft wegik voel me niet erg wel. Zijn gelaat drukte groote ontstel tenis uit en hij zou voorover geval len zijn, indien de agent hem niet bij de schouders had gegrepen. Terwijl Mellars wat brandewijn gin f halen, maakte Wrightson zijn boord wat los en bemerkte, dat Nut tall in onmacht was gevallen. Tyzer ontwaakte om zeven uur ;n den morgen met verschrikkelijke hoofdpijn en met een gevoel, alsof er iets ontzettends was gebeurd. Die stemming werd er niet beter op, toen zijn oog viel op de beide inspecteurs, dio bezig waren, bank noten en geld in hoopjes op tafel te rangschikken. Hier, kerel, zei Mellars, ik geloof dat het in orde isHerinnert ge u er iets van, dat ge vannacht onge veer 11000 aan zekeren Nuttall ver loren hebt? Door een groot wonder, waarmee jouw hersens niets te maken gehad hebben, heetft hij mij opgedra gen, je het geld weer te overhandi gen. Nu, wat zeg je daarvan Tyzer greep met beide handen naar zijn hoofd en staarde hem verbaasd aan. Ja, ik herinner mij nu alles. Hij heeft me tot den laatsten cent uitge schud. sprak hij langzaam. Wel, zei Mellars, en nu heeft hij zichzelf uitgeschud, want hij is van morgen met de Bombay-mail vertrok ken met juist achttien geleende gul dens in zijn zak. Maar nu moet mij bewezen worden, wien dit toebe hoort. Steek maar eens vlug je hoofd in de wraschkom en wanneer de slech te champagne en dei goedkoope whis key uitgewerkt hebben, zou ik wel eens een woordje met je willen spre ken. Tyzer deed, wat hem bevolen werd en als belooning voor zijn gehoor zaamheid diende Mellars hem eene lange strafpredikatie toe. Ten laatste legde hij het medaillon op tafel en uitstrekte. Deze grensscheiding moest waren tegen de smokkelaars, de Ba- dienen om het smokkelen van zout uit j gris, waarbij menigmaal de wapen de naburige Indische staatjes op En- j stok werd gebruikt en menige schedel gelsch grondgebied tegen te gaan. Zij stukgeslagen. Maar laat ik voortgaan, werd bewaakt door een postenketen, Na een poosje bleek, dat hoewel de gevormd door inboorlingen, onder be- smokkelaars geen pogingen deden om vel van Europeesche officieren. Dit openlijk door de wachtposten heen te stelsel is nu reeds sedert jaren afge- breken, toch nog veel zout van Bi- schaft, mnnr dp dnnmhantr hocfoof plronny nm» .1-. muini,/,» j maar de doornhaag bestaat ckanur in sommige streken van den Punjab bracht, nog. Op den achtergrond in een boom- looze, golvende zandvlakte, waren de hutten van de inlanders gebouwd, verder op, in de schaduw van de doornhaag, stond een klein graf, in den vorm van een moskee, met een koepelvormig dak, zooals men die bij honderde in de streek kan vinden. Op deze plek had de oude hoofdman mijn aandacht gevestigd en waarover hij mij het verhaal vertelde, dat ik hier nu vólgen laat. over de grenzen werd ge- De wachtposten waren dus zeer waakzaam, maar ik weerwil van hunne pogingen ging het smok kelen voort en nam zelfs toe. Esmith Sahib was dik en kort aangebonden, maar hij vond de boosdoeners niet, zoodat men hem verplaatste naar Dabwali en Edgecombe Sahib hier heen overplaatste. Hij was jong en dapper en deed zijn best, maar toch kwam er nog zout over de grenzen en hij vloekte daar dikwijls over, vooral wanneer do post was aange komen. Dan ging hij op de loer liggen en legde den smokkelaars, hinderlagen, maar alles te vergeefs. Het was in 't begin van den kou den tijd en de korhoenders kwamen opdagen en daar de Sahib Edgecombe een groot jager was, zoodat hij lange wandelingen placht te maken en daar hij, evenals u. graag naar mijn verhalen luisterde, ging ik dan met hem mee en droeg de weitasch. Op zekeren avond zwierven wij ver der dan gewoonlijk en het" was laat, toen we naar huis gingen. Zooals u weet komt in koud weer de duister nis spoedig, zoodat het al gauw stik donker was. Ik had hem juist verteld van het spook' in de graftombe en wat Gunda Singh daarvan gezten had; toen juist op het oogenblik, dat we er langs kwamen een afschuwe- Wrightson beweert, dat ge dit voorwerp gekregen hebt om Nuttall's bekeering te bewerken. Zoo waar als ik leef. hij was een van de meest be ruchte leugenaars in Azië en hii sprak vanmorgen voor het eerst van zijn le ven de waarheid. Het klinkt vreemd, maar wat anders dan een bijzondere macht kan hem daartoe dwingen Weet je ook iets van de een of an dere geheime overlevering, die aan dit medaillon verbonden kan zijn Tyzer begreep er geen steek van. De Rajah noemde het De talis man der Waarheid", zeide hij. Maar ik begri jp er niets van. Als u zou wil len verklaren Er valt hier niets te verklaren, viel Wrightson in, over Mellar's schouder. Maar ik vind dien Rajah van Bitipur bijzonder edelmoedig. Nu mag je mij uitlachen, Mellars, maar als ik dat kleine stukje zilver in mijn bezit had, zou ik 'tver brengen in de wereld. Of ik bijgeloovig ben? Wel. in ieder geval, IK heb ook niet be weerd liet Oosten te doorgronden. (Naar het Engelsch). Het Graf met het Spook. ,Ja, gij hebt gelijk, Sahibik heb, zooals u zegt, in mijn leven veel vreemde dingen gezien. Ziet gij dat graf daar gindsIk zal er u iets over vertellen. De avond is nog jong en het zal uw belangstelling opwekken." Zoo sprak Harnam Singh, de oude Lambardor (hoofdman) van Malout, toen wij samen op een drukkend hee- ten Juni-avond op de leuning van de kanaalbrug zaten. De grens werd gevormd door een hooge, dikke doornhaag, die zich mij len ver aan eene zijde van 't kanaal Vele jaren geleden, Sahib, toen u nog als zuigeling in de armen werd gedragen, verspreidde zich het ge rucht, dat het in dit dorp spookte. Dat gerucht werd spoedig zekerheid, want Gunda Singh zei" was een van de eersten die den bhut (spook) zag, toen hij wat later dan anders uit tre velden naar huis terugkeerde. Hij ver telde dat aan zijn vrouw en aan mij en beefde als een riet terwijl hij het zei, zoodat ik hem voor een lafaard zou gehouden hebben, als ik niet bij ervaring geweten had. dat hij een dappere kerel was. Toen hij wat van zijn angst bedaard was en het klap peren van zijn tanden had overwon nen, beschreef hij ons het spook. Hij was zooals gewoonlijk naar het In- j lijk gehuil weerklonk, een kreet dien dische korenveld (makki) geweest ik niet kon beschrijven, maar die mij maar had zich daar, in een twist metdoor merg en been ging. Plotseling den beruchten ouden woekeraar Ram sloop uit de duisternis van de doorn- Lal, wat langer dan gewoonlijk opge- haag een afschuwelijk ding te voor houden, zoodat het lang na zonson- schijn, een schepsel, dat leek op een dergang was, toen hij den terugkeer dier, maar grooter was dan een hond aanvaardde. en lange haren had. Het lichaam Zooals u weet ligt zijn land op een joeg mij evenwel geen angst aan, halfuur afstands van hier. Hij kwam maar de kop, die omgeven was door zingende van den weg. om daarmee, een helder, witachtig groen licht, zooals wij gewoon zijn de boomdui- vels van zich af te houden, maar toen hij bij het graf kwam, verstbm- de hij door een akelig gehuil en toen hij rondkeek, zag hij bij een hoek van het graf een spook staan met een gloeienden kop. ..Het was een ware duivel", zei hij. zonder lichaam, niets dan een kop, met wit groen vuur er omheen, terwijl twee roode oogen strak op mij geves tigd waren. Ik mag eeuwig slijk eten, Harnam Singh", voegde hij er bij, ,als ik de waarheid niet spreek". Gunda Singh had dit alles in een oogwenk waargenomen en zette het toen op een loopen, tot hij in zijn huis was. Twee of drie dagen later zaten wij allen in de dharmsala (de vergader plaats van de oudsten van het dorp) de zaken te bespreken, toen Gurditta Singh en de broeder van zijn vrouw, ademloos en sprakeloos naar ons toe kwamen stormen en vol angst mee deelden, dat zij een vreeselijk spook op den weg hadden gezien. Zij keer den terug van Alainwala, toen op eens bij het voorbijgaan van het graf uit de schaduw een duivel voor den dag kwam, zoo groot als een buffel en wiens kop en schouders vlammen uitwierpen. Het monster had een groote grijnzende bek, waar uit een groote roode tong hing, die droop van bloed. Het ging hen, geluk kig zonder hen te zien, rakelings voorbij en verdween door de haag, zonder eenig geluid te maken. Aan- vankelijk had de ontzetting hen als 't j naar de bungalow (woning) terug, ware aan den grond genageld, maar I Den volgenden avond slopen de sa- toen het spook verdwenen was, waren j hib en ik uit, zonder iemand te zeg- zij zoo hard als ze maar konden naar gen waar w.e heengingen en vatten de dharmsala gesneld om het ons te stilletjes post achter een grooten ki- vertellen. karboom, vlak bij de graftombe. Uren Nog anderen zagen het later ook en gingen voorbij, de sahib begon onge- telkens was het verschillend in niter- duldig te worden en wij wilden het lijk. zoodat geen twee berichten over- juist voor dien nacht opgeven, toen een stemden, behalve wat betreft den wij weer dat akelige gehuil hoorden, vlammenden kop en de vurige schou- zoo onverwacht, dat wij er beiden ders. Sommigen noemden het spook zoo groot als een grooten hond, ande ren spraken van buffel en een ge waagde zelfs van een kameel, maar ik denk, dat de man die het beest zoo groot zag, daarbij door schrik verblind was. In den regel schreef men het den vorm van een dier toe, maar Gurditta Singh's vrouw beweerde» dat het op een man geleek en het moet haar wel in de war gebracht hebben, want sedert dien tijd is zij nooit meer recht goed bij haar verstand geweest- Anderen hoorden 'g. ztachts alleen verschrikkelijke kreten, waarvan iemand het bloed in de aderen stolde; ik heb die zelf gehoord en ik verze ker u, dat zij mij nog dagen lang daarna in mijn droomen in de ooren klonken. Iedereen vermeed het graf, geen man durfde zich des avonds in de nabijheid wagen en wat de vrou wen en kinderen betreft, Kun behoef de men er maar over te spreken om de weerbarstigste tot strikte gehoor zaamheid te brengen. U lacht, Sahib, u gelooft niet in geesten en spoken maar ik heb er van mijn leven al wel drie gezien en ik heb ook sahibs ont moet. die er aan geloofden. Tk heb ook gehoord, dat uw geesten schrijven en op tafels kloppen, dat is heel merkwaardig. Esmith Sahib was toen patrol (officier) en hoewel hij evenals uwe edelheid lachte om de verhalen in het dorp, scheen het mij toch toe, dat hij er wel aan geloofde. Juist in dien tijd hielden de gewone pogingen om zout te smokkelen op en was het voor mij en andere heet hoofden in Malout zeer vervelend, omdat er nu geen nachtelijke gevech ten met de inlandsche bewakers meer waarin twee roode oogen blonken. Het was geen gewoon licht, sahib, want het bewoog en trilde en scheen als het ware om den kop heen te drijven. Nooit heb ik ooit zooiets gezien. Ik stond als aan den grond genageld en mijn turban viel haast van mijn hoofd. Een oogenblik stond het ding ons met die vreeselijke oogen aan te staren, keerde daarna om en liep naar de graftombe. Edgecombe Sahib vuurde de beide loopen van zijn ge weer er op af, maar te laat, want het spook verdween recht door de haag. Wij kwamen naderbij, de sahib vloe kend en zeer opgewonden, ik bevend, van vrees, want een spook te vervol gen brengt ongeluk en mijn eerste kleinzoon was nog maar een week oud. Toch hielp ik meezoeken in de duisternis, zoo goed als het ging, de sahib streek telkens lucifers af, maar we vonden niets. „Luister eens, Harnam Singh", zei hij, „dat was in 't geheel geen spook, maar de een of andere streek en we moeten te weten komen wat het be duidt. Ik denk, dat de zoutsmokke- laars er bij betrokken zijn, maar we moeten voorzichtig te werk gaan en als 't mogelijk is hen vangen. Mor genavond zullen wij samen hier ko men en de wacht houden. Gij zijt natuurlijk niet bangeen Singh is nergens bang voor. Ik was wel bang, verschrikkelijk bang zelfs, maar als een Singh bang is, toont hij dat niet en loopt voor gevaar niet weg. Wij keerden toen van afschrikten. Het weerklonk drie maal en daarna verscheen het spook onder de doornenhaag vandaan, stond daar stil en scheen ons aan te staren. Het tooverachtige licht om zijn kop en bek was feller dan ooit en waarlijk, sahib, ik beefde van angst, want ik geloofde dat het een spook was, in weerwil van wat Edge combe Sahib zei. Het scheen mij toe, of het een uur duurde, voor dat hij aanlegde en vuurdo. Met een akelig geschreeuw keerde het spook zich om en waggelde naar de graftombe, waar het, evenals den vorigen nacht, spoor loos verdween. Wij hadden nu een lantaren mee gebracht en vonden bij het licht daar van een gat in de fundamenten van de graftombe, dat zorgvuldig achter cactusplanten verborgen was. Ik duw de ze weg en de sahib zonder aar zelen kroop in het gat en riep mij toe hem te volgen. Zoo kropen wij verder, maar de opening was smal, zoodat we ons niet dan met de groot ste moeite er door konden werken. Eindelijk, toen ik half gestikt was en mijn mond en oogen vol zand had, kwamen wij" uit in "de graftombe onder den koepel. Daar lag het spook dood, maar nog vreeselijk genoeg om een dapper man op de vlucht te ja gen, want het spookachtige licht zweefde nog om zijn kop en een ake lige grijns vertoonde een rij groote tanden, druipende van schuim en bloed. Wat het was? Niets dan een hyena, maar een groot dier. met phosphorus op zijn kop en bek ge smeerd, hetgeen hem in 't donker een duivelsch uiterlijk gaf. Achter mij hoorde ik Edgecombe Sahib lachen en toen ik mij omkeer-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 6