neerdo garnizoenen van Berlijn, Char- lottenburg, Spandau en Potsdam. De president had den wensch to kennen gegeven, bij een dergelijke Pruisische wapenschouwing tegenwoordig te zijn. Daar waren ze in eikaars onmiddel lijke nabijheid, de machtige Keizer, die den grijzen president van Trans vaal niet verkoos te ontvangen en de zwaargebaarde expresident van den Oranje-Vrij staatWat moet er in president Steijn zijn omgegaan, toen hij den man voor zich zag, wiens in directe hulp of interventie van zulk een onschatbare waarde voor de re publieken had kunnen zijn. Wanneer men de aandacht van den Keizer op den zwaargebouwdeu reus gevestigd had, die met groote belangstelling het defileeren der troepen gade sloeg, zou het lang niet onmogelijk zijn geweest, dat de Keizer, impulsief van natuur als hij is, den wensch te kennen had gegeven, den gewezen president, die tot het laatste toe in het veld stond, te leeren kennen. Welke houding zou de president dan hebben aangenomen? Er is intusschen van een samenkomst niets gekomen, hetgeen ook maar beter is. Wat zou het nu nog voor nut hebben De gewichtige verloving van den Kroonprins met hertogin Cecilie van Mecklenburg, die door het huwelijk van haren halven oom Hendrik, Ko ningin Wilhelmina tot tante heeft gekregen, wordt natuurlijk druk be sproken. Algemeen is men in z'n schik, dat door of voor den Kroon prins een keus is gedaan onder do dochteren des lands, en in dit opzicht het goede voorbeeld van den vader is gevolgd. Men verheugt er zich over, dat geen Engelsche prinses tot de waardigheid van Duitsche Keizerin zal worden verheven en beschouwt de verbinding als een knappe diploma tieke zet. De nieuwe relaties met De nemarken, Cumberland, Rusland, Ne derland, welke die prinses aanbrengt, zijn niet voor de poes. De toekomsti ge Koningen van Pruisen en van De nemarken zullen zwagers zijn. Een oude Mecklenburgsche hoveling weet te vertellen, dat de prinses, die nu nog geen 18 jaar telt, een echte „robbedoes', een „wilde Hummel" is geweest, die met groote vaardigheid kon kopje duikelen; wanneer de uit- noodigingen voor een kinderpartij in het paleis werden rondgezonden, zou den de moeders hare dochtertjes liefst oude jurken hebben aangetrokken. Want wanneer de kinderen terug kwa men, kon men het hen aanzien, dat ze heel wild gespeeld hadden. Straks, na afloop der manoeuvres, welke de Kroonprins als Hauptmann moet mee maken, zullen de Berlij- ners wel in de gelegenheid worden gesteld, met de aanstaande Kroon prinses kennis te maken. Aan groote hoffeesten zal het dezen winter zeker niet ontbreken. Waarover leveranciers en winkeliers wel niet rouwig zullen zijn. K. Koloniën. EEN CHINEESCHE BEGRAFENIS. De begrafenis van den majoor-titu lair der Chineezen te Semarang Beh Biauw Tjoan is een zonderlinge ge beurtenis geweest, waarop de quali- ficatie „plechtigheid", niet toepasse lijk was. Beh Biauw Tjoan is, naar onze Westersche begrippen, alles be halve plechtig ten grave gebracht, maar wel onder een waarlijk alge- meene belangstelling. En toen de zware djati-houten kist, uit één stuk hout bewerkt, in den kuil werd nedergelaten, scheelde het weinig of tientallen belangstellenden, aan den rand van den kuil opeenge pakt en. van achteren opgestuwd, had den den overleden majoor naar de onderwereld vergezeld. De Chineesche begrafenis heeft van 's morgens 7 tot 's middags 3 uur ge duurd. De brandende zon. het gewoel en het gedrang deden menigeen ten slotte huiswaarts gaan, schier zoo „doodop" als Beh Biauw Tjoan zelf. Ëen der muziekcorpsen speelde den bekenden treurmarsch van Chopin, de. ze combinatie van Chopin, de game-; langs en den Goliath, die in den onaf- zienbaren stoet werd voortgedragen, mag zeker potsierlijk worden ge noemd. Wat te zeggen van den stoet zelf Men zag voorbijschuiven een einde- looze reeks van in kleurige zijde ge-, kleede poppen op lange staken, een ontelbaar aantal blauwzijden balda kijnen. met Chineesche opschriften beschilderd of beslikt, de in lijst ge vatte bullen der benoeming van Beh Biauw Tjoan tot ridder der orde van den Witten Olifant van Siam en tot ridder der Oostenrijksche Orde van Frans Joseph, eenige rijkversierde draagbaren met de toebereide spijzen voor het doodenmaal en de dooden- baar zelf, op een katafalk door 125 man gedragen en nog allerlei méér en last not least, een reuzenpop van bizar uiterlijk, min of meer gelijkend op den Goliath met de rollende oogen in het Rijks-Museum, afkomstig uit' het oude Amsterdamsche doolhof. Fa belachtige verklaringen omtrent den rijkdom, die bij dit vertoon werd ten toongespreid werden door de toe schouwers gretig aangehoord en grif geloofd. Men zeide dat de zijden klee- ren van de geringste dier poppen meer dan 2000 gulden kostté en het vermogen van den overledene steeg binnen enkele minuten tijds in de schatting van het publiek van 27 tot 40 millioen gulden. Onder de poort aan den voet van den heuvel dwarrelden loovertjes op de baar neder en aan de groeve zelf scheen een der voornaamste cere moniën. het verdrijven der kwade geesten uit den grafkuil, met welke taak twee halfnaakte, beschilderde, gewapende mannen waren belast. Te gen 11 uur, toen de kist in den kuil was nedergelaten, kwamen cenige autoriteiten, onder wie de resident, het graf bezichtigen. En des middags werden de kostbare poppen op de be graafplaats verbrand. Uit de Pers. HET 28ste TAAL- EN LETTERKUNDIG CONGRES. A. G. geeft in het ,-,Vaderland" eenige beschouwingen over het 28ste taal- en letterkundig congres, dat te Deventer gehouden werd. Over het aardige voorval sprekend, dat, terwijl H. M. de Koningin het congres met een bezoek vereerde, de Vlaamsche professor een oud „mops- lce" zong, daarin bijgestaan door de Congressisten, zegt de schrijver: „Dat oude lied van 'tKwezelken' is, in den loop zijner reeds vrij oude historie, gewis nooit voor een Konin gin gezongen geweest. Het was een aardig moment, niet licht te vergeten. Dat oude deuntje, dat eenmaal dienst had gedaan in de Vlaamsche kloos ters, als tijdverdrijf van „nonnen en paters", dat daar, op een zoo ern stig" oogenblik, geneuried wordt door een even ernstig hoogleeraar, die daarbij fungeert als voorzanger en de aanwözige dames uitnoodigt onder zijn leiding te willen meezingen, die talrijke schaar dames, die aan de uit- noodiging gevolg geeft in tegenwoor digheid barer innemende Vorstin neen. het geheel moge een kinderlijke tint hebben gehad, doch er is durf voor noodig om dit tooneeltje te scheppen, en ik stel mij voor, dat de Flamingan- ter er niet weinig trotsch op zullen zijn, dat een Koningin en een Ko ningin. die ook zij zoo hoog schatten op deze indirecte wijze een hunner „Liederavonden" heeft bijgewoond. liet congres te Deventer zal niet licht uit het geheugen gaan." Ook heeft het den schrijver van dit artikel getroffen, dat de beteekenis de zer congressen zich meer en meer be gint te wijzigen. Hiervan zegt hij ..Intusschen een meer vaderlandsch karakter hebben de Nederlandsclie congressen, oorspronkelijk taal- en letterkundige congressen, langzamer hand aangenomen. De stem belangen hebben zich op den voorgrond gedron gen. Dat heeft de oorlog tegen de Boe ren gedaan. Was ook het Algemeen Nederlandscft Verbond een paar jaren vroeger tot stand gekomen, dei gebeur tenissen in Zuid-Afrika hebben het nationaal bewustzijn bij al de over de wereld verspreide Nederlanders opge wekt. De vratige overzeesche buur heeft ze tot het besef gebracht, dat aansluiting noodig was. En zoo werd overgegaan tot het inrichten der vier de afdeeling der congressen, welke te Deventer zoowel als te Ivortrijk, een zeer uitgebreide agenda had. een zeer talrijk gehoor telde en allicht meer belangstelling vond clan de overige af- deelingcn. Een teeken des tijds! Zoo worden de Nederlandsclie taal- en letterkundige congressen van liever lede tot nationale landdagen, die zich bezig houden met de levenskwesties van den Dietschen stam zelf." Rechtszaken. MEINEED. Tegen van Gelder en Martin, die op verzoek van den translateur Matilo te Amsterdam tegen betaling een val- schen eed hebben afgelegd, werd resp. 1 jaar en 6 maanden en 2 jaar ge-- vangenisstraf geëischt. De Rechtbank weigerde de onmid dellijke inhechtenisneming van Mar tin, die door het O. M. gevraagd werd. Mr. Z. van den Bergh pleitte voor dezen beklaagde vrijspraak. Van Gelder bekende het hem ten laste gelegde. Binnenland. EEN INTERESSANTE VONDST. Men schrijft aan de N. C. Bij het afgraven van een terp te Britswerd, niet ver van Sneek, wer den dezer dagen door een werkman eenige ronde stukjes metaal gevon den, geheel met roest bedekt. Ze la gen ten getale van zeven groote en een kleino op een hoopje, alsof ze daar aldus waren neergelegd. De plek waar ze gevonden werden, ligt onge veer dertig meter verwijderd van de plaats, waar eertijds de bekende Aylva State heeft gestaan. Toen ze waren schoongemaakt, schenen deze ven ter grootte van een gulden, van geel koper te zijn en het kleine, ter grootte van een kwartje, van roodko-1 per. Dit laatste is erg ingeroest, zoo dat er weinig meer van de afbeeldin gen zichtbaar is. Er bevindt zich op! een wapen met een balk in 't mid den, waartegen aan weerskanten ..gaande" leeuwen schijnen te staan. Om dit wapen zijn in eon cirkel, acht boomvormige teekeningen. Een jaar tal is niet licht te ontcijferen. 1 Zes van de grootere zijn geheel glad, zonder eenig spoor van wapen of beeltenis. Het achtste is bijzonder gaaf gebleven, alsof hei altijd met zorg was bewaard. Aan den eenen' kant vertoont zich het beeld van den vredesengel, in de rechterhand een oüjfiak. Aan zijn linkerzij een speer, waarop een wapenrusting hangt, met pijlen er doorheen. Onder het beeld staat het jaartal 1580. Het randschrift dat zeer duidelijk is, luitPax niti- tur armis [de vrede steunt op de wa penen). Aan de andere zijde bevindt zich in 't midden liet wapen der Bourbons, met de drie leliën en daar boven de kroon. Om dit wapen ligt een ordeketen, waaronder een orde- teeken in den vorm van een O. Het randschrift zegt„Henricus III D. G. I-'ranc. et Pol rex.", d. i. Hendrik de- Derde, bij de gratie Gods koning van Frankrijk en Polen. Om de rand schriften, aan beide kanten nog vol komen scherp, een gestreepte rand. Al deze penningen lagen ongeveer een hal ven meter onder den. grond be dolven. Hendrik III. van wien hier sprake is. was reeds koning van Polen, toen hij tot koning van Frankrijk werd uitgeroepen. Hij wilde gaarne het ruwe Polen verlaten. Daar hij echter door de Poolsche edellieden werd te gengehouden en zelfs bewaakt, kon hij slechts onder een vermomming, verwisseling van kleeren en 't aanne men van een valschen baard, vluch tende over de grenzen komen. In Frankrijk streed hij tegen de Hugenoten. In 1580, 't jaar waarin de gedenk penning is geslagen, werd de vrede tusschen de strijdende partijen geslo ten, waaraan wellicht deze gedenk penning haar ontstaan te danken heeft. Hendrik III regeerde van 15741589 en werd te St. Cloud bij Parijs door den Dominicaner monnik Jacques Cle mens vermoord. Waarschijnlijk is deze gedenkpen ning door een der toenmalige heeren van Aylva State naar Britswerd mee genomen en zoo in de terp verzeild geraakt. BRIEF UIT ANDELST. Uit Andelst schrijft men aan de N, R. Crt. Neeje, me lieve mins, nou geef ik de moed mar op. 't Is vur ditmaol weer verspuld, heurDaog achter mekaore he'k de krant sekuur naoge- ploze, of z' ons ien van alle ök som- teds vergète hadde te vernuume, mar daor kom niks, dus gleuf 'k, asdè de kans verkeke is. Ziede, vleje jaor, toe wij in ins allegaor ons conzee krege as lid van die commissie van schól- verzuim, witte waorveur we toch alêvel arg ons bes hadde gedaon zee 'k zoo tege m'n vrouwkek, zeg 'k nou zal 't m'n is benije zeg 'k of we geen van alle op 't andere jaor mit de uldeiling van rid derordes op de verjaarsdag van de Keuningin zu'n ding zulle krijge 'k doch naturlijk 'terste aonm'neiges daspêk van zeivers, umdè 'k zooveul as prizzendent d'r van weur gewes. Maor jaowel heur 't is vêge mit de spons van Blaones, zou Pallegaoitje zegge. Geên van alle- De netaores krek zoo min as ikke. Mar witte nou wel, wa me zoo opviel to 'k al die duzend naome ge- lêze ha Kek is van alderhande soort van minse weure d'r bij: ge zante, tolleke, sluiswachters, domme- nies, pastoors, schölmesters, schutters deurwaorders, tuinlui., consullen, veurzitters van vereenigmgen of clubs en nog veul meer mar gin mins ut 'n commissie van schólverzuim neeje gin mins en 'k was toch ok nog wel 'n veurzitter gewes. Ik zeg zoo bij m'n eiges: kek man, 't geet er mee krek as van 't zommer mit de ré gen. Overal krijge ze is 'n buike, 't is dan veul of weineg mèr hier in de kontrije is 't heelegaor de muuite nie werd. En nou rêgende n't ridderordes en madèljes van wabliefdoe en ok van deze bui krege we mar 'n snipperke, en dè viel te Zette op 't gestich Steên- beèk bij juffer Truitje. Nou mo'k eer lek verklaore asdè ter hier gin mins is. die 't heur nie van harte gunt; 'tis 'nbovesbes móins, di al meer as ver-I teg jaor op Steênbeek is gewes, en ók daorbuite goed bekend is. Mar dè nim nie 'n weg, da wij ouwe lede van die commissie van schólver zuim d'r meer as kaol zijn afgekom- me. Affijn, zeg 'k, we wille mar is weer hope we motte toch ins wel 'n bürt krijge, as 't zoo deurgeet de min se, die gin ridderorde ofzoo hebbe raoke is ins op en dan zijn we d'r toch ok bij, is 't nie waor? Dus mar geduld me jungske Witte, wa me êvel bevrêmde, da tie meneer Nijland ut d'n Oost, die nog wel 'n plantaozie of zoo iets ha, waor ge goed kos krijge da tege de pokke wérkte, nog wel officier van de Oraon je-Nassou is geworde Ik ken die me neer in's geheel nie, daorvan nie 't zal ók wel 'n bes mins zijn da neem 'k gêm aon maor zeg 'k: de menister Ivuyper, die zulke dinge, gleuf 'k, utdeilt, mot zoo as ze mijn gezeet hebbezoo arg v e u r die pok ke z n, dat ie d'r 'n wet op wil maoke, zooas ze zegge da de minse de pok ke wa gemekkeleker zulle krijge ik kan 't haos nie geleuve en da dan die eigeste menister aon zu'n mins ut d'n Oost nog 'n riderorde van 'n offe cier geuf kek da is 't, waor 'k mi mijn kop nie bij kan! Mar wacht is efkes: da zal nou de hoogere polletiek zijn. denk 'k. Nou 't is goed heur! De kompelemente! Jao van régen gesproke 't is hier schouweelig, jong. zoo merakels weineg as wij daor van 't jaor van meekrijge. Van 't veurjaor makte n' ik m'n rêgenputje schön want daor kwaom 'n dike loch opzette, en 'k doch: pas op jong, strakjes geet "r op! Mar jao wel heur de put was schón, de bui trok veurbij en 't putje is van daog nog dreug. Nou witte krek, hoeveul régen d'r hier gevalle 'n is. 't Is 'n meraokel! Waoter zie de nareges de sloote zijn allemaol dreug de beeste in de wai kunne nie greuie of bleuie, want vrête hebbe ze nie en de waotergange geve niks as modder. Op veul plekke steon groote wasch- kuipe in de wai, die ielke mèrege mit pomp- of putwaoter vol gedaon wor de. 't is toch wa gedaon! De boere klaoge steên en beên, en ge hur niks anders paote, as over die kolesaóle drugt. Kek zee m'n buurman as we nog maris zoo nou en dan 'n buit je hadde gehad dan zou 't zoo dreug nie zijn! Bel mins zeg 'k ge sprek daor 'nwaor woord. Wit-, te wel da gij vur fielesoof in de wieg: zij geleed, da's waor i Mar zeetie as 'tnou is zoo lang gerègend ha, as 'tnou dreug is gewes clan weur 'tnog vul Areger. Want zeetie 'n verzope boer is niks meer werd en 'n verdreugde boer kan nog weer terech komme da zeetie. En zeetie witte wa ge d'r van bet al greuit 'tnie veul. 't is toch allemaol van de boveste kwaoli- teit. Hedde gij oot in oew léve zukke piepers gegête as van 'tjaor? 't Is klaoren blom zee Nol en gin ziekte of dien aord van dinge d'r in. Enkelde soorte zijn 'n bietje deur- gewasse, da's waor, maor agge van 'tjaor mar blaauwe of giele bet, dan zij de klaor, wat ik oe vertel 't Slimste is 'tmit et moes. 'tZal d'r op loope, da we van 't weinter errepels mit 'n errepeltje toe zulle motte éte, want daor greuit gos- terwereld niks. Andievie he'k ins ge heel nie daor wier me twaolf stuit vers gevraogd vur de honderd plilnte en as ge ze al gepöt hè, dan gon- ke ze nog kepot of ge moes ter mit de gieter haos blijve staon. Snijboóne nog gin half tunneke vol kruiper tjes 'n klein kwiske en de kappes- kool vur de zurekool is ök nie veul. 't Zal vur de vraolie 'n heeleprak- kezaosie zijn om de pot klaor te krij ge, wil 't geleuve Nou zijn d'r nog al wa pêre en ap pels, mar ge kun toch alle dag gin pêrestukke of heetenbliksem éte, is 't niet waor? Ik weet, ma'k verzinke, nie hoe 't gaon mot. Nou, zeg 'k, dan éte we maorge- braoije haontjes en kiepesoep want de broeïerij is nog noot zoo goed ge lukt as van 't jaor. 't Weur echt wêr om te broeije, jongBel kerlsom- teds weur 't zoo heet dagge verechteg eigen haos broeis zou geworde zijn, wd gij Aach, löp minsGij schêrt overal de gek mar mee. mar ik wil oe wel vertelle, asda 'k tege de weinter dpzie as tege 'n hooge barg. Gij zul d'oe eige 's aoves ök nie dikête aon de koólslaoi en die luste ommers zoo iezend gêrn, lilleke smulmoel, dè ge zijt En pap he'k al in zu'n tijd nie meer gegête, da heug me nie meer. De beeste geve zukke bietjes room, dagge vur oe eiges haos nie genoeg in de koffie het, want botter mot 'r ok zijn, wèr. en de vrouw is zoo zuineg op de room of 't klaore jannever is Jao, jao, zeg 'k 't is zund, da mooi wêr kwaod kan. De stadse min se roepe mar over de mooie zomer mèr de boere hadde graog gezien, dat et is 'n wék aon een stuk ha ge ré-; gend. MAr lao 't nou mar utblijve vur mijn part 't is nou toch te laot INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 30 cents per regel. AAN DE VROUWEN. DE PINK-PILLEN ZIJN DE BRON VAN GEZONDHEID EN KRACHT. De gezondheid van iedere vrouw hangt voor alles af van haar bloed en deszelfs rijkdom ön regelmatig heid in den omloop. Het bloed is zeer zekerlijk de oorzaak van al de onre gelmatigheden in hare gezondheid. Alsdan doen zich de verschijnselen voor van geheime pijnen, hoofdpijn, pijnen in den rug, pijnen in de zijde, bleeke wangen, omringde oogen, le eetlust verdwijnt, een zekere zenuw achtigheid doet zich voor, gal-aan doeningen, zwakte en kwijning, neer slachtigheid, wanhoop, en al de ellen dige gewaarwordingen, die de vrou wen ondervinden gedurende de da gen dat zij ongesteld zijn. Het bloed is de schuld van dit alles, wanneer liet bloed rood, rijk en regelmatig is, dan doen er zich slechts kleine wolk jes voorin het bestaan van het jonge meisje en der moeder. Daarom wor den de Pinkpillen voor de vrouwen aangeraden. Zij geven bloed, ieder dosis doet in de aderen een zuiver, rijk en rood bloed vloeien, dat de oorzaak van het kwaad rechtstreeks aantast. Het nieuwe, zuivere bloed herstelt de regelmatigheid, versterkt al de speciale organen. Op die wijze doen de Pinkpillen de pijnen in het hoofd en rug verdwijnen, wekken den eetlust en de kracht op, bedaren de zenuwen en geven aan het gelaat der vrouw dit zoo innemende zoo gezocht I voorkomen, hetwelk het deel der vrou wen is, welke in gezonden toestand verkeeren. Met het bloed aan te tas ten genezen de Pinkpillen niet alleen de aandoeningen der vrouwen, maar al de gevallen van bloedarmoede, zwakte, maagziekte, neurasthenie, hartkloppingen, zenuwpijnen, enz. Zulks heeft juffrouw C. Josse, Eigen-, haardstraat 139. te Middelburg, ook mogen ondervinden, sedert langen tijd was zij lijdende geweest aan he vige hoofd en lendenpijnen en was bovendien erg zenuwachtig geworden. Alle middelen, die zij hiertoe aange wend had, waren vruchteloos geble ven en het zijn alleen de Pinkpillen geweestdie zij op aanraden regelmatig eebruikt heeft, dat zij van al die pijnen en smarten verlost is geworden, en geeft bij deze machtiging de werkda- dige uitwerking op haar gestel te pu- bliceeren. Prijs: 1.75 de doos, ƒ9.per zes doozen. Verkrijgbaar bij Snabilie, Steiger 27, Rotterdam, hoofd-depöt- houder voor Nederland en Apotheken Franco toezending postwissel. Prijs ƒ1.75 de doos, ƒ9.— per 6 doo zen. Verkrijgbaar bij Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepóthouder voor Nederland en Apotheken. Franco toe zending tegen postwissel. Gemengd Nieuws. DE ONTWIKKELING VAN DEN JAPANSCHEN HANDEL. Japan is een handeldrijvend volk, maar het is nog zeer onder clen in druk van de oude handelsgebruiken, verouderde en kinderachtige zoowel als nietswaardige soms zelfs den lachlust opwekkende gebruiken. Men herinnere zich nog wel de bloemrijke taal. waarop zij ons vergasten in hun ne handelcirculaires en waarvan wij onlangs enkele staaltjes mededeel den. De westersche beschaving heeft do .Tapansche herbergen nog niet over weldigd, die bijna alle hun huiselijk karakter bewaren. Nauwelijks heeft de reiziger den drempel overschreden of hij wordt als een gast begroet en hot geheel e personeel §lelt zich te zijner beschikking. Op den drempel der magazijnen, in de steden van het binnenland, ma ken do koopman en de klant voor el kaar bij het ontmoeten een onophou delijke reeks van buigingen, die dik-' wijls iemand half dood doen lachen. De Japansche straten zijn over haar geheele lengte met een onafzienbare rij van kleine winkeltjes bezet, zoo dat zekere wijken een rij van uitstal lingen gelijken, voor welke den hee- len dag een eindelooze stoet van straatslijpers defileert, die soms stil staan, om een gezellig praatje te hou den. Zekere groote handelshuizen hebben nog die verouderde organisatie be houden. Een dezer te Osaka, het huis Daï-tsiou, (Groote Trouw) heeft een leger van bedienden. Zij brengen hun heele leven in die inrichting door, die voor hen de hui selijke haard is. De ongehuwde employés blijven er tot hun dood kostgangers en ontvan gen geen loon. De anderen „ontvangen het strict noodige voor het onderhoud van hun gezin. Het overschot van het loon der werklieden wordt op hun rekening ge steld in de boeken der firma.... en hun winstaandeel moet ook onmiddellijk in de zaak geplaatst worden onder straffe van wegzending uit den dienst. Loonsverhooging is geregeld naar ouderdom en de ondergeschikten zijn algeheele gehoorzaamheid aan hunne meerderen verschuldigd. Het maga zijn of de zaak is een soort handels klooster. De zieke bediende wordt al tijd ondersteundoud of afgewerkt wordt hij toch gekleed, gehuisvest en gevoedhet is de meest edelmoedige en de meest kiesche vorm van pen sioen. Wanneer hij sterft, krijgt zijn vrouw pensioen en zijne kinderen worden door de firma opgevoed. Ziedaar het model van het oude Japansche handelshuis met de verou derde methode dat koopt noch ver koopt dan contant en van geen crediet weet. Het huis had, zegt men, in 1900 een kapitaal van 121/2 mil lioen gulden opeen gehoopt en wan neer het een contract sluit met een bank, dan moet de bank waarborgen leveren. Door den huidigen oorlog verbreekt de militaire dienst den langen dienst tijd der werklieden, die reeds van hun kinderjaren begon en meer dan een onder de jeugdige handelsbedien den, na onder de wapenen een vrijer leven te hebben gesmaakt, keert niet meer terug naar zijn ..klooster" om de hem toegewezen plaats in te ne men. Weldra zullen in Japan deze laat ste overblijfselen van het feudale handelsstelsel verdwijnen. Waarlijk een verrassende omwente ling is gevolgd in de Japansche han delswereld, zoowel als in de Japan sche industrie. Handelsscholen en, groote handelsmuzea, ingericht na,ar het model van die te Philadelphia, zijn geopend. De stijgende handelom-1 zet is buitengewoon snel geweest van 26 millioen yen in 1868 was het reeds 136 millioen in 1889 en 508 mil- j lioen yen. in 1901. i De beste havenplaatsen zijn Yoko hama, dan Kobe en Osaka alle drie hebben Sjanghai overtroffen. Toch zijn de werktuigen en de havenwer ken van Kobe zeer onvoldoende te noemen. Te Osaka is men op wegnaar hervorminghet zal weldra een uit gebreide haven hebben, waar drie boo ten naast elkaar kunnen aanleggen en waarop vijf spoorlijnen zullen uit- loopen. Twee steenen dammen van 3 è4000 meter zullen van de reede een veilige schuilplaats maken. De koopvaardijvloot groeit sterk aanVan de 7 millioen ton, die de inhoud was der schepen, welke de haven bezochten in 1898, werd onder Japansche vlag meer dan 1/4 aan tonnenmaat geleverd. De groote Ja pansche Post-Maatschappij „Nippon Yousin Kaicha" bezit meer dan 70 schepen en onderhoudt een geregel der! 14-daagschen dienst met Europa, maandelijks met Australië enNoord- Amerika, en wekelijks met Shanghai, Wladiwostok, Tientsin. Hongkong, met meer of minder groote tussehen- ruimten. Een tweede maatschappij de „To kyo Kisèn Kaïcha" met 6 groote pa- ketbooten van 6000 ton doet dienst tusschen Hongkong en San Francisco. Een derde maatschappij, ffê ..Osa ka Chósen Kaicha" bezit 60 stoom schepen en houdt zich vooral bezig met de kustvaart van China op Japan. liet meest door Japan uitgevoerde voortbrengsel is de ruwe zijde 28 millioen yen in 1893; 44 millioen in 1900 74 millioen in 1901. Dan volgt spinkatoen, welks export bijna nihil in 1893. in 1896 van 4 millioen yen tot 21 millioen yen in 1901 steeg. De Japansche steenkool verscheen ook op de wereldmarkt1 millioen ton in 1889, 3 millioen in 1901, behal ve al de steenkool aan de doorgaande schepen verschaft. In 't geheel herinnert ons de Japan sche handelsuitbreiding in verhouding liet meest aan die van Engeland. Wanneer een volk van bijna 50 mil lioen zielen eensklaps of ten naasten bij van de armoede in den stoffelij- ken overvloed komt, wordt bet tege lijkertijd in de internationale cohcur- rentie een macht, waarmee rekening moet worden gehouden. De Japansche export heeft dan ook een hooge vlucht genomen. Sedert 1868 is die voortdurend gestegen;van 1893 tot 1901 is die verdrievoudigd. Naar China is de export van.Japan zes maal zoo groot geworden van 1892 tegen 1899van 6 millioen taels tot 35 millioen. De Japansche steenkool wordt in de industrieele inrichtingen van China gebruikt, in de gasfabrieken van San Francisco en in verscheidene andere steden der Vereenigde Staten aan de kust van den Stillen Oceaan. De katoenspinnerijen van Japan ver vangen langzamerhand in het uiterste Oosten de Engelsche en Indische pro ducten van dien aard. Osaka is de mededingster van Manchester gewor de?: Japansche katoentjes overstroo- men China en komen zelfs in de Ver eenigde Staten en in Frankrijk Hoe belangrijk de export ook 7.'] toch is hij minder spoedig vooruitge gaan dan de import. In 1894 was de tonnenmaat der Ja pansche schepen, die de havens van China aandeden, slechts 379000 ton, maar in 1899 steeg die tot 2839000. In dat jaar keerde reeds een achtste deel van den buitenlandschen handel van China naar Japan terug. De opmerking dient vooraf te gaan dat de economische ontwikkeling van[ Japan tot nu toe eer een weldaad dan een gevaar voor het Westen is ge weest want dit land is inderdaad eer een klant dan een concurrent. Toch is het te vreezen, dat op den langen duur vooral als de oorlog gunstig uitvalt voor Japan het van jaar tot jaar een minder goede klant en een meer gevaarlijk© concurrent zal worden. Want de Japansche werkman eischt een gering loon, als men het met dat van andere werklieden vergelijkt. On der de best betaalde werklieden, de machinisten b.v. op een spoorweg van Tokaïdo verdienen ƒ1.25 tot ƒ2, en dit zijn de best betaalden uit geheel Jat pan. Op de lijn Sanyo (van. Kobe naar Simonosahi) verdienen de machinis ten slechts ƒ0.80 tot 1.35. en in de mijnen van Muké van 0.75 tot 1.25. In de constructie-werkplaatsen Mifc- soubiche te Nagasaki is het gemid delde loon voor de machinebouwers ƒ0.60 a ƒ0.70: het bedraagt slechts ƒ0.60 in de werkplaatsen Hirakoa te Tokio en te Osaka, ƒ0.54 slechts in de ateliers van Tokaïdo te Kobé ƒ0.18 a i ƒ0.30 in de spinnerij Boseki. Het ge middelde loon der Japansche werklie den is lus 75 1.50 cent, De vrouwen worden nog slechter betaald, vooral in de fabrieken, gele gen aan de grens der steden, zooals in de brouwerij Asachi te Sonita bij Osaka, waar men geoefend© vrouwen aantreft die slechts ƒ0.15 verdienen. Wat de kinderen betreft, die wor den nog zuiniger betaald. In de spin nerijen is voor hen het loon 8 10 cents. En overal worden de kinderen gezocht voor dien arbeid. Men moet niet gelooven, dat voor dit lage loon de dagtaak kort is. De arbeidsdag is langer dan bij ons. Er zijn industriën waar gedurende een geheel seizoen 17 uren achtereenvol gend gewerkt wordt. In een tricotfabriek te Tokio geeft men aan de werkvrouwen gedurende den geheelen dag slechts een kwar tier rust om het middagmaal te ge bruiken. De jongste wetten verbieden alleen, dat kinderen onder de 11 jaren arbeid verrichten. Zulk een arbeidskracht, zoo over-! vloedig, zoo gewillig, tegen een vierde van het loon, in dienst van een vol maakt mecanisme, heeft in de inter nationale concurrentie belangrijkeen beslist groote voordeelen. Daarom aarzelen die inzicht hebben de personen niet te zeggen, dat de sociale crisis, die wij doormaken, zal uitloopcn op het feit dat wij in staat; van minderheid zullen geraken tegen over onze jeugdige mededingers in het] Verre Oosten en dat de tijd niet ver meer af zal zijn, waarop wij in een ongelijken strijd zullen geraken,, waarvan de onvermijdelijke uitslag zal wezen de ondergang van de in dustrieën in het Westen, Maar om het zoover te brengen, zal Jaapn een volkomen overwinning moe-1 ten behalen in den huidigen oorlog, HIER WORDT NIET GEKLOPT. Een onderwijzer vèn een dorp, inj de nabijheid van Berlijn gelegen, aanj wiens huisdeur de lieve schooljeugd, om hem te plagen, te graag in liet1 voorbijgaan, eens klopte, plakte, om van het kwaad verlost te worden, een groot briefje aan den buiten kant tegen de deur, waarop met groo te letters geschreven stond: „liier wordt niet geklopt." Desniettegenstaande werd er weet op een avond op de deur geklopt, en de onderwijzer kwam nog juist op tijd, om in den weggelooper kwaaddoener een van zijn scholieren te herkennen. „Nu, wacht maar, mijn jongetje dacht hij. Den volgenden dag heerschte onden de scholieren groote spanning oven de dingen, die komen zouden era slechts eene, de boosdoener zelf, ge droeg zich nogal goed. De onderwij zer kwam binnen, plaatste dadelijk een stoel klaar, riep het slachtoffer! voor en verzocht, zich in de ge- wenschte houding over den sfoel te buigen. De knaap gehoorzaamde da delijk de onderwijzer nam den stok in (le hand en hief de jas van den knaap in de hoogté om met de vol trekking van het vonnis te beginnen. Maar, o wonder, in plaats van ti slaan, liet hij den stok dalen, en me; onderdrukt lachen keerde hij zich naar de deur. Waarom zult gij vragen. Omda op het gedeelte van de broek, waai de jongen anders op zat. nu eei briefje geplakt was. waarop metgrro te letters geschreven stond „lliei wordt niet geklopt DE BEHANDELING VAN TOEVALLEN. Bij het leekenpubliek bestaat nog maar al te dikwijls de gewoonte, als iemand ligt. in een aanval var vallende ziekte, om toch vooral maai aan dien toestand een einde te ma ken. Niets is echter verkeerder, daar men door te trachten den zieke wee; bij te brengen, dikwijls den toestanr verergert. In het bijzonder geldt dit. warmee: getracht wordt den mond te openen om daardoor de ademhaling vrijer t< maken, of om den bewustelooze wate in de keel te gieten. Het beste is. om den lijder zoi rustig mogelijk te laten liggen. Een Engelsch dokter raadt nu aai den lijder gewoon op de linkerzijde ti leggen, waardoor in de meeste geval len een verrassend resultaat word verkregen. De kramp houdt tdrstond op. d< kleur van het gelaat keert terug ci de ademhaling wordt beter. Dit middel is zoo eenvoudig. da het zeker aanbeveling verdient het bi voorkomende gevallen te probeeren. GEKKENWERK. De pogingen van I-Iolbein om lie kanaal al zwemmende over te stekel hebben in de zwemmerswereld al zee cle aandacht getrokken, zoo deelt mei mede. dat de heer Janssen, in he badhuis in de Gasthuisstraat te Am werpen een weddenschap heeft aan gegaan om 100 fres. met een dagelijl schen bezoeker van genoemd badhui: om acht uren achtereen in het zwen basis te zwemmen zonder rusten. datum zal nader worden bekend ge maakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 6