neerdo garnizoenen van Berlijn, Char-
lottenburg, Spandau en Potsdam. De
president had den wensch to kennen
gegeven, bij een dergelijke Pruisische
wapenschouwing tegenwoordig te zijn.
Daar waren ze in eikaars onmiddel
lijke nabijheid, de machtige Keizer,
die den grijzen president van Trans
vaal niet verkoos te ontvangen en de
zwaargebaarde expresident van den
Oranje-Vrij staatWat moet er in
president Steijn zijn omgegaan, toen
hij den man voor zich zag, wiens in
directe hulp of interventie van zulk
een onschatbare waarde voor de re
publieken had kunnen zijn. Wanneer
men de aandacht van den Keizer op
den zwaargebouwdeu reus gevestigd
had, die met groote belangstelling het
defileeren der troepen gade sloeg, zou
het lang niet onmogelijk zijn geweest,
dat de Keizer, impulsief van natuur
als hij is, den wensch te kennen had
gegeven, den gewezen president, die
tot het laatste toe in het veld stond,
te leeren kennen. Welke houding zou
de president dan hebben aangenomen?
Er is intusschen van een samenkomst
niets gekomen, hetgeen ook maar
beter is. Wat zou het nu nog voor
nut hebben
De gewichtige verloving van den
Kroonprins met hertogin Cecilie van
Mecklenburg, die door het huwelijk
van haren halven oom Hendrik, Ko
ningin Wilhelmina tot tante heeft
gekregen, wordt natuurlijk druk be
sproken. Algemeen is men in z'n
schik, dat door of voor den Kroon
prins een keus is gedaan onder do
dochteren des lands, en in dit opzicht
het goede voorbeeld van den vader
is gevolgd. Men verheugt er zich over,
dat geen Engelsche prinses tot de
waardigheid van Duitsche Keizerin
zal worden verheven en beschouwt de
verbinding als een knappe diploma
tieke zet. De nieuwe relaties met De
nemarken, Cumberland, Rusland, Ne
derland, welke die prinses aanbrengt,
zijn niet voor de poes. De toekomsti
ge Koningen van Pruisen en van De
nemarken zullen zwagers zijn.
Een oude Mecklenburgsche hoveling
weet te vertellen, dat de prinses, die
nu nog geen 18 jaar telt, een echte
„robbedoes', een „wilde Hummel" is
geweest, die met groote vaardigheid
kon kopje duikelen; wanneer de uit-
noodigingen voor een kinderpartij in
het paleis werden rondgezonden, zou
den de moeders hare dochtertjes liefst
oude jurken hebben aangetrokken.
Want wanneer de kinderen terug kwa
men, kon men het hen aanzien, dat
ze heel wild gespeeld hadden.
Straks, na afloop der manoeuvres,
welke de Kroonprins als Hauptmann
moet mee maken, zullen de Berlij-
ners wel in de gelegenheid worden
gesteld, met de aanstaande Kroon
prinses kennis te maken. Aan groote
hoffeesten zal het dezen winter zeker
niet ontbreken. Waarover leveranciers
en winkeliers wel niet rouwig zullen
zijn. K.
Koloniën.
EEN CHINEESCHE BEGRAFENIS.
De begrafenis van den majoor-titu
lair der Chineezen te Semarang Beh
Biauw Tjoan is een zonderlinge ge
beurtenis geweest, waarop de quali-
ficatie „plechtigheid", niet toepasse
lijk was. Beh Biauw Tjoan is, naar
onze Westersche begrippen, alles be
halve plechtig ten grave gebracht,
maar wel onder een waarlijk alge-
meene belangstelling.
En toen de zware djati-houten kist,
uit één stuk hout bewerkt, in den
kuil werd nedergelaten, scheelde het
weinig of tientallen belangstellenden,
aan den rand van den kuil opeenge
pakt en. van achteren opgestuwd, had
den den overleden majoor naar de
onderwereld vergezeld.
De Chineesche begrafenis heeft van
's morgens 7 tot 's middags 3 uur ge
duurd. De brandende zon. het gewoel
en het gedrang deden menigeen ten
slotte huiswaarts gaan, schier zoo
„doodop" als Beh Biauw Tjoan zelf.
Ëen der muziekcorpsen speelde den
bekenden treurmarsch van Chopin, de.
ze combinatie van Chopin, de game-;
langs en den Goliath, die in den onaf-
zienbaren stoet werd voortgedragen,
mag zeker potsierlijk worden ge
noemd.
Wat te zeggen van den stoet zelf
Men zag voorbijschuiven een einde-
looze reeks van in kleurige zijde ge-,
kleede poppen op lange staken, een
ontelbaar aantal blauwzijden balda
kijnen. met Chineesche opschriften
beschilderd of beslikt, de in lijst ge
vatte bullen der benoeming van Beh
Biauw Tjoan tot ridder der orde van
den Witten Olifant van Siam en tot
ridder der Oostenrijksche Orde van
Frans Joseph, eenige rijkversierde
draagbaren met de toebereide spijzen
voor het doodenmaal en de dooden-
baar zelf, op een katafalk door 125
man gedragen en nog allerlei méér
en last not least, een reuzenpop van
bizar uiterlijk, min of meer gelijkend
op den Goliath met de rollende oogen
in het Rijks-Museum, afkomstig uit'
het oude Amsterdamsche doolhof. Fa
belachtige verklaringen omtrent den
rijkdom, die bij dit vertoon werd ten
toongespreid werden door de toe
schouwers gretig aangehoord en grif
geloofd. Men zeide dat de zijden klee-
ren van de geringste dier poppen
meer dan 2000 gulden kostté en het
vermogen van den overledene steeg
binnen enkele minuten tijds in de
schatting van het publiek van 27 tot
40 millioen gulden.
Onder de poort aan den voet van
den heuvel dwarrelden loovertjes op
de baar neder en aan de groeve zelf
scheen een der voornaamste cere
moniën. het verdrijven der kwade
geesten uit den grafkuil, met welke
taak twee halfnaakte, beschilderde,
gewapende mannen waren belast. Te
gen 11 uur, toen de kist in den kuil
was nedergelaten, kwamen cenige
autoriteiten, onder wie de resident,
het graf bezichtigen. En des middags
werden de kostbare poppen op de be
graafplaats verbrand.
Uit de Pers.
HET 28ste TAAL- EN
LETTERKUNDIG CONGRES.
A. G. geeft in het ,-,Vaderland"
eenige beschouwingen over het 28ste
taal- en letterkundig congres, dat te
Deventer gehouden werd.
Over het aardige voorval sprekend,
dat, terwijl H. M. de Koningin het
congres met een bezoek vereerde, de
Vlaamsche professor een oud „mops-
lce" zong, daarin bijgestaan door de
Congressisten, zegt de schrijver:
„Dat oude lied van 'tKwezelken'
is, in den loop zijner reeds vrij oude
historie, gewis nooit voor een Konin
gin gezongen geweest. Het was een
aardig moment, niet licht te vergeten.
Dat oude deuntje, dat eenmaal dienst
had gedaan in de Vlaamsche kloos
ters, als tijdverdrijf van „nonnen
en paters", dat daar, op een zoo ern
stig" oogenblik, geneuried wordt door
een even ernstig hoogleeraar, die
daarbij fungeert als voorzanger en de
aanwözige dames uitnoodigt onder
zijn leiding te willen meezingen, die
talrijke schaar dames, die aan de uit-
noodiging gevolg geeft in tegenwoor
digheid barer innemende Vorstin
neen. het geheel moge een kinderlijke
tint hebben gehad, doch er is durf voor
noodig om dit tooneeltje te scheppen,
en ik stel mij voor, dat de Flamingan-
ter er niet weinig trotsch op zullen
zijn, dat een Koningin en een Ko
ningin. die ook zij zoo hoog schatten
op deze indirecte wijze een hunner
„Liederavonden" heeft bijgewoond.
liet congres te Deventer zal niet
licht uit het geheugen gaan."
Ook heeft het den schrijver van dit
artikel getroffen, dat de beteekenis de
zer congressen zich meer en meer be
gint te wijzigen.
Hiervan zegt hij
..Intusschen een meer vaderlandsch
karakter hebben de Nederlandsclie
congressen, oorspronkelijk taal- en
letterkundige congressen, langzamer
hand aangenomen. De stem belangen
hebben zich op den voorgrond gedron
gen. Dat heeft de oorlog tegen de Boe
ren gedaan. Was ook het Algemeen
Nederlandscft Verbond een paar jaren
vroeger tot stand gekomen, dei gebeur
tenissen in Zuid-Afrika hebben het
nationaal bewustzijn bij al de over de
wereld verspreide Nederlanders opge
wekt. De vratige overzeesche buur
heeft ze tot het besef gebracht, dat
aansluiting noodig was. En zoo werd
overgegaan tot het inrichten der vier
de afdeeling der congressen, welke te
Deventer zoowel als te Ivortrijk, een
zeer uitgebreide agenda had. een zeer
talrijk gehoor telde en allicht meer
belangstelling vond clan de overige af-
deelingcn. Een teeken des tijds! Zoo
worden de Nederlandsclie taal- en
letterkundige congressen van liever
lede tot nationale landdagen, die zich
bezig houden met de levenskwesties
van den Dietschen stam zelf."
Rechtszaken.
MEINEED.
Tegen van Gelder en Martin, die op
verzoek van den translateur Matilo
te Amsterdam tegen betaling een val-
schen eed hebben afgelegd, werd resp.
1 jaar en 6 maanden en 2 jaar ge--
vangenisstraf geëischt.
De Rechtbank weigerde de onmid
dellijke inhechtenisneming van Mar
tin, die door het O. M. gevraagd werd.
Mr. Z. van den Bergh pleitte voor
dezen beklaagde vrijspraak.
Van Gelder bekende het hem ten
laste gelegde.
Binnenland.
EEN INTERESSANTE VONDST.
Men schrijft aan de N. C.
Bij het afgraven van een terp te
Britswerd, niet ver van Sneek, wer
den dezer dagen door een werkman
eenige ronde stukjes metaal gevon
den, geheel met roest bedekt. Ze la
gen ten getale van zeven groote en
een kleino op een hoopje, alsof ze
daar aldus waren neergelegd. De plek
waar ze gevonden werden, ligt onge
veer dertig meter verwijderd van de
plaats, waar eertijds de bekende
Aylva State heeft gestaan. Toen ze
waren schoongemaakt, schenen deze
ven ter grootte van een gulden, van
geel koper te zijn en het kleine, ter
grootte van een kwartje, van roodko-1
per. Dit laatste is erg ingeroest, zoo
dat er weinig meer van de afbeeldin
gen zichtbaar is. Er bevindt zich op!
een wapen met een balk in 't mid
den, waartegen aan weerskanten
..gaande" leeuwen schijnen te staan.
Om dit wapen zijn in eon cirkel, acht
boomvormige teekeningen. Een jaar
tal is niet licht te ontcijferen. 1
Zes van de grootere zijn geheel
glad, zonder eenig spoor van wapen
of beeltenis. Het achtste is bijzonder
gaaf gebleven, alsof hei altijd met
zorg was bewaard. Aan den eenen'
kant vertoont zich het beeld van den
vredesengel, in de rechterhand een
oüjfiak. Aan zijn linkerzij een speer,
waarop een wapenrusting hangt, met
pijlen er doorheen. Onder het beeld
staat het jaartal 1580. Het randschrift
dat zeer duidelijk is, luitPax niti-
tur armis [de vrede steunt op de wa
penen). Aan de andere zijde bevindt
zich in 't midden liet wapen der
Bourbons, met de drie leliën en daar
boven de kroon. Om dit wapen ligt
een ordeketen, waaronder een orde-
teeken in den vorm van een O. Het
randschrift zegt„Henricus III D.
G. I-'ranc. et Pol rex.", d. i. Hendrik
de- Derde, bij de gratie Gods koning
van Frankrijk en Polen. Om de rand
schriften, aan beide kanten nog vol
komen scherp, een gestreepte rand.
Al deze penningen lagen ongeveer een
hal ven meter onder den. grond be
dolven.
Hendrik III. van wien hier sprake
is. was reeds koning van Polen, toen
hij tot koning van Frankrijk werd
uitgeroepen. Hij wilde gaarne het
ruwe Polen verlaten. Daar hij echter
door de Poolsche edellieden werd te
gengehouden en zelfs bewaakt, kon
hij slechts onder een vermomming,
verwisseling van kleeren en 't aanne
men van een valschen baard, vluch
tende over de grenzen komen.
In Frankrijk streed hij tegen de
Hugenoten.
In 1580, 't jaar waarin de gedenk
penning is geslagen, werd de vrede
tusschen de strijdende partijen geslo
ten, waaraan wellicht deze gedenk
penning haar ontstaan te danken
heeft.
Hendrik III regeerde van 15741589
en werd te St. Cloud bij Parijs door
den Dominicaner monnik Jacques Cle
mens vermoord.
Waarschijnlijk is deze gedenkpen
ning door een der toenmalige heeren
van Aylva State naar Britswerd mee
genomen en zoo in de terp verzeild
geraakt.
BRIEF UIT ANDELST.
Uit Andelst schrijft men aan de
N, R. Crt.
Neeje, me lieve mins, nou geef ik
de moed mar op. 't Is vur ditmaol
weer verspuld, heurDaog achter
mekaore he'k de krant sekuur naoge-
ploze, of z' ons ien van alle ök som-
teds vergète hadde te vernuume, mar
daor kom niks, dus gleuf 'k, asdè de
kans verkeke is. Ziede, vleje jaor, toe
wij in ins allegaor ons conzee krege
as lid van die commissie van schól-
verzuim, witte waorveur we toch
alêvel arg ons bes hadde gedaon
zee 'k zoo tege m'n vrouwkek,
zeg 'k nou zal 't m'n is benije
zeg 'k of we geen van alle op 't
andere jaor mit de uldeiling van rid
derordes op de verjaarsdag van de
Keuningin zu'n ding zulle krijge
'k doch naturlijk 'terste aonm'neiges
daspêk van zeivers, umdè 'k zooveul
as prizzendent d'r van weur gewes.
Maor jaowel heur 't is vêge mit de
spons van Blaones, zou Pallegaoitje
zegge. Geên van alle- De netaores
krek zoo min as ikke.
Mar witte nou wel, wa me zoo
opviel to 'k al die duzend naome ge-
lêze ha Kek is van alderhande
soort van minse weure d'r bij: ge
zante, tolleke, sluiswachters, domme-
nies, pastoors, schölmesters, schutters
deurwaorders, tuinlui., consullen,
veurzitters van vereenigmgen of clubs
en nog veul meer mar gin mins
ut 'n commissie van schólverzuim
neeje gin mins en 'k was toch ok
nog wel 'n veurzitter gewes. Ik zeg
zoo bij m'n eiges: kek man, 't geet er
mee krek as van 't zommer mit de ré
gen. Overal krijge ze is 'n buike, 't is
dan veul of weineg mèr hier in de
kontrije is 't heelegaor de muuite nie
werd.
En nou rêgende n't ridderordes en
madèljes van wabliefdoe en ok van
deze bui krege we mar 'n snipperke,
en dè viel te Zette op 't gestich Steên-
beèk bij juffer Truitje. Nou mo'k eer
lek verklaore asdè ter hier gin mins
is. die 't heur nie van harte gunt; 'tis
'nbovesbes móins, di al meer as ver-I
teg jaor op Steênbeek is gewes, en ók
daorbuite goed bekend is.
Mar dè nim nie 'n weg, da wij ouwe
lede van die commissie van schólver
zuim d'r meer as kaol zijn afgekom-
me.
Affijn, zeg 'k, we wille mar is weer
hope we motte toch ins wel 'n bürt
krijge, as 't zoo deurgeet de min
se, die gin ridderorde ofzoo hebbe
raoke is ins op en dan zijn we d'r
toch ok bij, is 't nie waor? Dus mar
geduld me jungske
Witte, wa me êvel bevrêmde, da tie
meneer Nijland ut d'n Oost, die nog
wel 'n plantaozie of zoo iets ha, waor
ge goed kos krijge da tege de pokke
wérkte, nog wel officier van de Oraon
je-Nassou is geworde Ik ken die me
neer in's geheel nie, daorvan nie
't zal ók wel 'n bes mins zijn da
neem 'k gêm aon maor zeg 'k: de
menister Ivuyper, die zulke dinge,
gleuf 'k, utdeilt, mot zoo as ze mijn
gezeet hebbezoo arg v e u r die pok
ke z n, dat ie d'r 'n wet op wil maoke,
zooas ze zegge da de minse de pok
ke wa gemekkeleker zulle krijge ik
kan 't haos nie geleuve en da dan
die eigeste menister aon zu'n mins ut
d'n Oost nog 'n riderorde van 'n offe
cier geuf kek da is 't, waor 'k mi
mijn kop nie bij kan! Mar wacht is
efkes: da zal nou de hoogere polletiek
zijn. denk 'k. Nou 't is goed heur! De
kompelemente!
Jao van régen gesproke 't is
hier schouweelig, jong. zoo merakels
weineg as wij daor van 't jaor van
meekrijge.
Van 't veurjaor makte n' ik m'n
rêgenputje schön want daor kwaom
'n dike loch opzette, en 'k doch: pas
op jong, strakjes geet "r op! Mar jao
wel heur de put was schón, de bui
trok veurbij en 't putje is van daog
nog dreug.
Nou witte krek, hoeveul régen d'r
hier gevalle 'n is. 't Is 'n meraokel!
Waoter zie de nareges de sloote
zijn allemaol dreug de beeste in de
wai kunne nie greuie of bleuie, want
vrête hebbe ze nie en de waotergange
geve niks as modder.
Op veul plekke steon groote wasch-
kuipe in de wai, die ielke mèrege mit
pomp- of putwaoter vol gedaon wor
de. 't is toch wa gedaon!
De boere klaoge steên en beên, en
ge hur niks anders paote, as over die
kolesaóle drugt.
Kek zee m'n buurman as
we nog maris zoo nou en dan 'n buit
je hadde gehad dan zou 't zoo
dreug nie zijn! Bel mins zeg 'k
ge sprek daor 'nwaor woord. Wit-,
te wel da gij vur fielesoof in de wieg:
zij geleed, da's waor
i Mar zeetie as 'tnou is zoo
lang gerègend ha, as 'tnou dreug is
gewes clan weur 'tnog vul Areger.
Want zeetie 'n verzope boer is
niks meer werd en 'n verdreugde
boer kan nog weer terech komme
da zeetie.
En zeetie witte wa ge d'r
van bet al greuit 'tnie veul. 't is
toch allemaol van de boveste kwaoli-
teit. Hedde gij oot in oew léve zukke
piepers gegête as van 'tjaor?
't Is klaoren blom zee Nol en
gin ziekte of dien aord van dinge d'r
in. Enkelde soorte zijn 'n bietje deur-
gewasse, da's waor, maor agge van
'tjaor mar blaauwe of giele bet, dan
zij de klaor, wat ik oe vertel
't Slimste is 'tmit et moes.
'tZal d'r op loope, da we van 't
weinter errepels mit 'n errepeltje toe
zulle motte éte, want daor greuit gos-
terwereld niks. Andievie he'k ins ge
heel nie daor wier me twaolf stuit
vers gevraogd vur de honderd plilnte
en as ge ze al gepöt hè, dan gon-
ke ze nog kepot of ge moes ter mit de
gieter haos blijve staon. Snijboóne
nog gin half tunneke vol kruiper
tjes 'n klein kwiske en de kappes-
kool vur de zurekool is ök nie veul.
't Zal vur de vraolie 'n heeleprak-
kezaosie zijn om de pot klaor te krij
ge, wil 't geleuve
Nou zijn d'r nog al wa pêre en ap
pels, mar ge kun toch alle dag gin
pêrestukke of heetenbliksem éte, is
't niet waor? Ik weet, ma'k verzinke,
nie hoe 't gaon mot.
Nou, zeg 'k, dan éte we maorge-
braoije haontjes en kiepesoep want
de broeïerij is nog noot zoo goed ge
lukt as van 't jaor. 't Weur echt wêr
om te broeije, jongBel kerlsom-
teds weur 't zoo heet dagge verechteg
eigen haos broeis zou geworde zijn,
wd gij
Aach, löp minsGij schêrt overal
de gek mar mee. mar ik wil oe wel
vertelle, asda 'k tege de weinter dpzie
as tege 'n hooge barg. Gij zul d'oe
eige 's aoves ök nie dikête aon de
koólslaoi en die luste ommers zoo
iezend gêrn, lilleke smulmoel, dè ge
zijt
En pap he'k al in zu'n tijd nie meer
gegête, da heug me nie meer. De
beeste geve zukke bietjes room, dagge
vur oe eiges haos nie genoeg in de
koffie het, want botter mot 'r ok zijn,
wèr. en de vrouw is zoo zuineg op de
room of 't klaore jannever is
Jao, jao, zeg 'k 't is zund, da
mooi wêr kwaod kan. De stadse min
se roepe mar over de mooie zomer
mèr de boere hadde graog gezien, dat
et is 'n wék aon een stuk ha ge ré-;
gend.
MAr lao 't nou mar utblijve vur
mijn part 't is nou toch te laot
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
30 cents per regel.
AAN DE VROUWEN.
DE PINK-PILLEN ZIJN DE BRON
VAN GEZONDHEID EN KRACHT.
De gezondheid van iedere vrouw
hangt voor alles af van haar bloed
en deszelfs rijkdom ön regelmatig
heid in den omloop. Het bloed is zeer
zekerlijk de oorzaak van al de onre
gelmatigheden in hare gezondheid.
Alsdan doen zich de verschijnselen
voor van geheime pijnen, hoofdpijn,
pijnen in den rug, pijnen in de zijde,
bleeke wangen, omringde oogen, le
eetlust verdwijnt, een zekere zenuw
achtigheid doet zich voor, gal-aan
doeningen, zwakte en kwijning, neer
slachtigheid, wanhoop, en al de ellen
dige gewaarwordingen, die de vrou
wen ondervinden gedurende de da
gen dat zij ongesteld zijn. Het bloed
is de schuld van dit alles, wanneer
liet bloed rood, rijk en regelmatig is,
dan doen er zich slechts kleine wolk
jes voorin het bestaan van het jonge
meisje en der moeder. Daarom wor
den de Pinkpillen voor de vrouwen
aangeraden. Zij geven bloed, ieder
dosis doet in de aderen een zuiver,
rijk en rood bloed vloeien, dat de
oorzaak van het kwaad rechtstreeks
aantast. Het nieuwe, zuivere bloed
herstelt de regelmatigheid, versterkt
al de speciale organen. Op die wijze
doen de Pinkpillen de pijnen in het
hoofd en rug verdwijnen, wekken den
eetlust en de kracht op, bedaren de
zenuwen en geven aan het gelaat der
vrouw dit zoo innemende zoo gezocht I
voorkomen, hetwelk het deel der vrou
wen is, welke in gezonden toestand
verkeeren. Met het bloed aan te tas
ten genezen de Pinkpillen niet alleen
de aandoeningen der vrouwen, maar
al de gevallen van bloedarmoede,
zwakte, maagziekte, neurasthenie,
hartkloppingen, zenuwpijnen, enz.
Zulks heeft juffrouw C. Josse, Eigen-,
haardstraat 139. te Middelburg, ook
mogen ondervinden, sedert langen
tijd was zij lijdende geweest aan he
vige hoofd en lendenpijnen en was
bovendien erg zenuwachtig geworden.
Alle middelen, die zij hiertoe aange
wend had, waren vruchteloos geble
ven en het zijn alleen de Pinkpillen
geweestdie zij op aanraden
regelmatig eebruikt heeft, dat
zij van al die pijnen en
smarten verlost is geworden, en
geeft bij deze machtiging de werkda-
dige uitwerking op haar gestel te pu-
bliceeren.
Prijs: 1.75 de doos, ƒ9.per zes
doozen. Verkrijgbaar bij Snabilie,
Steiger 27, Rotterdam, hoofd-depöt-
houder voor Nederland en Apotheken
Franco toezending postwissel.
Prijs ƒ1.75 de doos, ƒ9.— per 6 doo
zen. Verkrijgbaar bij Snabilié, Steiger
27, Rotterdam, hoofddepóthouder voor
Nederland en Apotheken. Franco toe
zending tegen postwissel.
Gemengd Nieuws.
DE ONTWIKKELING VAN DEN
JAPANSCHEN HANDEL.
Japan is een handeldrijvend volk,
maar het is nog zeer onder clen in
druk van de oude handelsgebruiken,
verouderde en kinderachtige zoowel
als nietswaardige soms zelfs den
lachlust opwekkende gebruiken. Men
herinnere zich nog wel de bloemrijke
taal. waarop zij ons vergasten in hun
ne handelcirculaires en waarvan wij
onlangs enkele staaltjes mededeel
den.
De westersche beschaving heeft do
.Tapansche herbergen nog niet over
weldigd, die bijna alle hun huiselijk
karakter bewaren. Nauwelijks heeft
de reiziger den drempel overschreden
of hij wordt als een gast begroet en
hot geheel e personeel §lelt zich te
zijner beschikking.
Op den drempel der magazijnen, in
de steden van het binnenland, ma
ken do koopman en de klant voor el
kaar bij het ontmoeten een onophou
delijke reeks van buigingen, die dik-'
wijls iemand half dood doen lachen.
De Japansche straten zijn over haar
geheele lengte met een onafzienbare
rij van kleine winkeltjes bezet, zoo
dat zekere wijken een rij van uitstal
lingen gelijken, voor welke den hee-
len dag een eindelooze stoet van
straatslijpers defileert, die soms stil
staan, om een gezellig praatje te hou
den.
Zekere groote handelshuizen hebben
nog die verouderde organisatie be
houden. Een dezer te Osaka, het huis
Daï-tsiou, (Groote Trouw) heeft een
leger van bedienden.
Zij brengen hun heele leven in die
inrichting door, die voor hen de hui
selijke haard is.
De ongehuwde employés blijven er
tot hun dood kostgangers en ontvan
gen geen loon. De anderen „ontvangen
het strict noodige voor het onderhoud
van hun gezin.
Het overschot van het loon der
werklieden wordt op hun rekening ge
steld in de boeken der firma.... en hun
winstaandeel moet ook onmiddellijk
in de zaak geplaatst worden onder
straffe van wegzending uit den
dienst.
Loonsverhooging is geregeld naar
ouderdom en de ondergeschikten zijn
algeheele gehoorzaamheid aan hunne
meerderen verschuldigd. Het maga
zijn of de zaak is een soort handels
klooster. De zieke bediende wordt al
tijd ondersteundoud of afgewerkt
wordt hij toch gekleed, gehuisvest en
gevoedhet is de meest edelmoedige
en de meest kiesche vorm van pen
sioen. Wanneer hij sterft, krijgt zijn
vrouw pensioen en zijne kinderen
worden door de firma opgevoed.
Ziedaar het model van het oude
Japansche handelshuis met de verou
derde methode dat koopt noch ver
koopt dan contant en van geen
crediet weet. Het huis had, zegt men,
in 1900 een kapitaal van 121/2 mil
lioen gulden opeen gehoopt en wan
neer het een contract sluit met een
bank, dan moet de bank waarborgen
leveren.
Door den huidigen oorlog verbreekt
de militaire dienst den langen dienst
tijd der werklieden, die reeds van
hun kinderjaren begon en meer dan
een onder de jeugdige handelsbedien
den, na onder de wapenen een vrijer
leven te hebben gesmaakt, keert niet
meer terug naar zijn ..klooster" om
de hem toegewezen plaats in te ne
men.
Weldra zullen in Japan deze laat
ste overblijfselen van het feudale
handelsstelsel verdwijnen.
Waarlijk een verrassende omwente
ling is gevolgd in de Japansche han
delswereld, zoowel als in de Japan
sche industrie. Handelsscholen en,
groote handelsmuzea, ingericht na,ar
het model van die te Philadelphia,
zijn geopend. De stijgende handelom-1
zet is buitengewoon snel geweest
van 26 millioen yen in 1868 was het
reeds 136 millioen in 1889 en 508 mil- j
lioen yen. in 1901. i
De beste havenplaatsen zijn Yoko
hama, dan Kobe en Osaka alle drie
hebben Sjanghai overtroffen. Toch
zijn de werktuigen en de havenwer
ken van Kobe zeer onvoldoende te
noemen. Te Osaka is men op wegnaar
hervorminghet zal weldra een uit
gebreide haven hebben, waar drie boo
ten naast elkaar kunnen aanleggen
en waarop vijf spoorlijnen zullen uit-
loopen.
Twee steenen dammen van 3 è4000
meter zullen van de reede een veilige
schuilplaats maken.
De koopvaardijvloot groeit sterk
aanVan de 7 millioen ton, die de
inhoud was der schepen, welke de
haven bezochten in 1898, werd onder
Japansche vlag meer dan 1/4 aan
tonnenmaat geleverd. De groote Ja
pansche Post-Maatschappij „Nippon
Yousin Kaicha" bezit meer dan 70
schepen en onderhoudt een geregel
der! 14-daagschen dienst met Europa,
maandelijks met Australië enNoord-
Amerika, en wekelijks met Shanghai,
Wladiwostok, Tientsin. Hongkong,
met meer of minder groote tussehen-
ruimten.
Een tweede maatschappij de „To
kyo Kisèn Kaïcha" met 6 groote pa-
ketbooten van 6000 ton doet dienst
tusschen Hongkong en San Francisco.
Een derde maatschappij, ffê ..Osa
ka Chósen Kaicha" bezit 60 stoom
schepen en houdt zich vooral bezig
met de kustvaart van China op Japan.
liet meest door Japan uitgevoerde
voortbrengsel is de ruwe zijde 28
millioen yen in 1893; 44 millioen in
1900 74 millioen in 1901. Dan volgt
spinkatoen, welks export bijna nihil
in 1893. in 1896 van 4 millioen yen
tot 21 millioen yen in 1901 steeg.
De Japansche steenkool verscheen
ook op de wereldmarkt1 millioen
ton in 1889, 3 millioen in 1901, behal
ve al de steenkool aan de doorgaande
schepen verschaft.
In 't geheel herinnert ons de Japan
sche handelsuitbreiding in verhouding
liet meest aan die van Engeland.
Wanneer een volk van bijna 50 mil
lioen zielen eensklaps of ten naasten
bij van de armoede in den stoffelij-
ken overvloed komt, wordt bet tege
lijkertijd in de internationale cohcur-
rentie een macht, waarmee rekening
moet worden gehouden.
De Japansche export heeft dan ook
een hooge vlucht genomen. Sedert
1868 is die voortdurend gestegen;van
1893 tot 1901 is die verdrievoudigd.
Naar China is de export van.Japan
zes maal zoo groot geworden van
1892 tegen 1899van 6 millioen taels
tot 35 millioen.
De Japansche steenkool wordt in de
industrieele inrichtingen van China
gebruikt, in de gasfabrieken van San
Francisco en in verscheidene andere
steden der Vereenigde Staten aan de
kust van den Stillen Oceaan.
De katoenspinnerijen van Japan ver
vangen langzamerhand in het uiterste
Oosten de Engelsche en Indische pro
ducten van dien aard. Osaka is de
mededingster van Manchester gewor
de?: Japansche katoentjes overstroo-
men China en komen zelfs in de Ver
eenigde Staten en in Frankrijk
Hoe belangrijk de export ook 7.']
toch is hij minder spoedig vooruitge
gaan dan de import.
In 1894 was de tonnenmaat der Ja
pansche schepen, die de havens van
China aandeden, slechts 379000 ton,
maar in 1899 steeg die tot 2839000. In
dat jaar keerde reeds een achtste
deel van den buitenlandschen handel
van China naar Japan terug.
De opmerking dient vooraf te gaan
dat de economische ontwikkeling van[
Japan tot nu toe eer een weldaad dan
een gevaar voor het Westen is ge
weest want dit land is inderdaad
eer een klant dan een concurrent.
Toch is het te vreezen, dat op den
langen duur vooral als de oorlog
gunstig uitvalt voor Japan het van
jaar tot jaar een minder goede klant
en een meer gevaarlijk© concurrent
zal worden.
Want de Japansche werkman eischt
een gering loon, als men het met dat
van andere werklieden vergelijkt. On
der de best betaalde werklieden, de
machinisten b.v. op een spoorweg van
Tokaïdo verdienen ƒ1.25 tot ƒ2, en dit
zijn de best betaalden uit geheel Jat
pan.
Op de lijn Sanyo (van. Kobe naar
Simonosahi) verdienen de machinis
ten slechts ƒ0.80 tot 1.35. en in de
mijnen van Muké van 0.75 tot 1.25.
In de constructie-werkplaatsen Mifc-
soubiche te Nagasaki is het gemid
delde loon voor de machinebouwers
ƒ0.60 a ƒ0.70: het bedraagt slechts
ƒ0.60 in de werkplaatsen Hirakoa te
Tokio en te Osaka, ƒ0.54 slechts in de
ateliers van Tokaïdo te Kobé ƒ0.18 a i
ƒ0.30 in de spinnerij Boseki. Het ge
middelde loon der Japansche werklie
den is lus 75 1.50 cent,
De vrouwen worden nog slechter
betaald, vooral in de fabrieken, gele
gen aan de grens der steden, zooals
in de brouwerij Asachi te Sonita bij
Osaka, waar men geoefend© vrouwen
aantreft die slechts ƒ0.15 verdienen.
Wat de kinderen betreft, die wor
den nog zuiniger betaald. In de spin
nerijen is voor hen het loon 8 10
cents. En overal worden de kinderen
gezocht voor dien arbeid.
Men moet niet gelooven, dat voor
dit lage loon de dagtaak kort is. De
arbeidsdag is langer dan bij ons. Er
zijn industriën waar gedurende een
geheel seizoen 17 uren achtereenvol
gend gewerkt wordt.
In een tricotfabriek te Tokio geeft
men aan de werkvrouwen gedurende
den geheelen dag slechts een kwar
tier rust om het middagmaal te ge
bruiken.
De jongste wetten verbieden alleen,
dat kinderen onder de 11 jaren arbeid
verrichten.
Zulk een arbeidskracht, zoo over-!
vloedig, zoo gewillig, tegen een vierde
van het loon, in dienst van een vol
maakt mecanisme, heeft in de inter
nationale concurrentie belangrijkeen
beslist groote voordeelen.
Daarom aarzelen die inzicht hebben
de personen niet te zeggen, dat de
sociale crisis, die wij doormaken, zal
uitloopcn op het feit dat wij in staat;
van minderheid zullen geraken tegen
over onze jeugdige mededingers in het]
Verre Oosten en dat de tijd niet ver
meer af zal zijn, waarop wij in een
ongelijken strijd zullen geraken,,
waarvan de onvermijdelijke uitslag
zal wezen de ondergang van de in
dustrieën in het Westen,
Maar om het zoover te brengen, zal
Jaapn een volkomen overwinning moe-1
ten behalen in den huidigen oorlog,
HIER WORDT NIET GEKLOPT.
Een onderwijzer vèn een dorp, inj
de nabijheid van Berlijn gelegen, aanj
wiens huisdeur de lieve schooljeugd,
om hem te plagen, te graag in liet1
voorbijgaan, eens klopte, plakte, om
van het kwaad verlost te worden,
een groot briefje aan den buiten
kant tegen de deur, waarop met groo
te letters geschreven stond: „liier
wordt niet geklopt."
Desniettegenstaande werd er weet
op een avond op de deur geklopt,
en de onderwijzer kwam nog juist
op tijd, om in den weggelooper
kwaaddoener een van zijn scholieren
te herkennen.
„Nu, wacht maar, mijn jongetje
dacht hij.
Den volgenden dag heerschte onden
de scholieren groote spanning oven
de dingen, die komen zouden era
slechts eene, de boosdoener zelf, ge
droeg zich nogal goed. De onderwij
zer kwam binnen, plaatste dadelijk
een stoel klaar, riep het slachtoffer!
voor en verzocht, zich in de ge-
wenschte houding over den sfoel te
buigen. De knaap gehoorzaamde da
delijk de onderwijzer nam den stok
in (le hand en hief de jas van den
knaap in de hoogté om met de vol
trekking van het vonnis te beginnen.
Maar, o wonder, in plaats van ti
slaan, liet hij den stok dalen, en me;
onderdrukt lachen keerde hij zich
naar de deur.
Waarom zult gij vragen. Omda
op het gedeelte van de broek, waai
de jongen anders op zat. nu eei
briefje geplakt was. waarop metgrro
te letters geschreven stond „lliei
wordt niet geklopt
DE BEHANDELING VAN
TOEVALLEN.
Bij het leekenpubliek bestaat nog
maar al te dikwijls de gewoonte, als
iemand ligt. in een aanval var
vallende ziekte, om toch vooral maai
aan dien toestand een einde te ma
ken.
Niets is echter verkeerder, daar
men door te trachten den zieke wee;
bij te brengen, dikwijls den toestanr
verergert.
In het bijzonder geldt dit. warmee:
getracht wordt den mond te openen
om daardoor de ademhaling vrijer t<
maken, of om den bewustelooze wate
in de keel te gieten.
Het beste is. om den lijder zoi
rustig mogelijk te laten liggen.
Een Engelsch dokter raadt nu aai
den lijder gewoon op de linkerzijde ti
leggen, waardoor in de meeste geval
len een verrassend resultaat word
verkregen.
De kramp houdt tdrstond op. d<
kleur van het gelaat keert terug ci
de ademhaling wordt beter.
Dit middel is zoo eenvoudig. da
het zeker aanbeveling verdient het bi
voorkomende gevallen te probeeren.
GEKKENWERK.
De pogingen van I-Iolbein om lie
kanaal al zwemmende over te stekel
hebben in de zwemmerswereld al zee
cle aandacht getrokken, zoo deelt mei
mede. dat de heer Janssen, in he
badhuis in de Gasthuisstraat te Am
werpen een weddenschap heeft aan
gegaan om 100 fres. met een dagelijl
schen bezoeker van genoemd badhui:
om acht uren achtereen in het zwen
basis te zwemmen zonder rusten.
datum zal nader worden bekend ge
maakt.