BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ZATERDAG 1 OCTOBER 1904. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEVEN. DES LEVENS HERFST. Waarde Vriendin 1 Hoe somber de stemming wezen moge, waarmee de1 herfst ons drukt, wanneer de stormvlagen hun wild ge schreeuw doen hooren en den regen ons in 'taangezicht jagen; hoe wee moedig het ons worde, wanneer we niet langer kunnen ontkennen, trots het genot van wat er overbleef, dat vergane schoonheid en gesloopte kracht den boventoon voeren, thans leven we nog in den overschoo- nen voorhérfstin den nazomer, in dien de begoocheling van dit woord u liever is. De eigenlijke herfst toeft nog. Met beklemden adem luistert nog het woud naar het ritselen der eerste stervende bladeren, die weldra, als 'tweergetij kentert, door millioe- nen zullen worden gevolgd. Even schoon als in de natuur is de voorhörfst in het menschelijk le ven. Groet met mij, waarde vriendin, die ernstige maar toch blijmoedige mensehen, wier haren grijzen, maar met wie te verkeeren een lust is. Aan de zorgen en den strijd des levens hebben ze hun deel gehad, een over vloedig deel wellichtervaring wijsheid zijn hun geworden, maar ze zijn nog jong genoeg van hart om van velerlei dwaasheid der jeugd mee te genieten en de beloften der jeug dige onstuimigheid met een prettigen glimlach te beluisteren. Maar zij weten, van volhouden en volharden, van niet gemelijk den op genomen last afwerpen, al begon hij temet wat te drukken. Zij weten, dat, wie een langen tocht onderneemt, niet te snel moet beginnen, dat vruch ten langzaam rijpen, dat zelfs meni ge oogst, waarvoor men in het zweet zijns aanschijns arbeidt, door anderen eerst zal worden binnenge haald. Maar zij hebben ook geleerd zich daarbij neer te leggen in de dankbare herinnering van het aan zitten, op hun beurt, aan zoo menigen disch, voor welker kostbare bereiding niet hunne, maar der vaderen beurs de offers bracht. Zij hebben met er kentelijkheid genoten van den arbeid der voorgeslachten. Ik heb neergezeten bij eene mokdsr van vele kinderen, die de wereld zijn ingezwermd haar vriendelij k-ernstie gelaat werd verhelderd door een glim lach, waarin veel herinnering was van genoten vreugd en van blij gebrachte offers, zoodat weemoed, hoop en blijd schap in afwisselend spel uit hare oogen straalden en haar den mond plooiden. Zij wist woorden te spreken van berusting en vertrouwen, zoodat de beangstigde en gewonde ziel ont- Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. Toen ik veertien dagen geleden een beschrijving gaf van het gevlakde bootje, waarin de havenmeester over 't Spaarne werd geroeid, toen heb ik me om het maar dadelijk ronduit te erkennen vergist. Ik schreef toen, niet waar? dat dit bootje geen roer had. Welnu, een paar dagen later, komt iemand mij spreken, die zegt te zijn gezonden door den havenmeester zelf, met het bootje in quaestie en of ik nu maar eens wou komen kijken, want het bootje had wèl een roer. De man kon het weten, want, zooals hij mij niet zonder rechtmatigen trots vertelde, hij had den havenmeester zelf geroeid. Er zijn van die omstandigheden, waarin men niet wijzer moet wallen wezen, dan een ander. Een van die omstandigheden was, dacht mij, hier aanwezig. Ik verklaarde derhalve, dat ik !t bootje niet zou ga.an zien en dat ik op zijn woord walde aannemen, dat het een beroerd schuitje, ik meen een geroerd schuitje, ik bedoel natuurlijk een schuitje met een roer was geweest. Alleen vroeg ik hem op zijn geweten af, of het niet een klein roer was en dè.t gaf hij mij op zijn beurt weer toe, waarop wij scheiden, beiden met de kennismaking, geloof ik, wel inge nomen. Derhalve kan de heer Kriens zijn havenbootje sturen en het doet me inderdaad genoegen, dat hier te kun nen constateeren, want wat heeft spanning bij haar vondzij legde zachtkens hare hand op die der jon gere, haar aanmanend lot geduld, tot ingetogenheid, tot vergeven. Zij, die zelve door veel donkerheid is heen gegaan, weet den weg naar het licht en verhaalt er u van, zoodat ge u weer opricht e'n het leven weer aan durft. Ongetwijfeld, menschen in den herfst des levens kunnen aangename en gezellige tochtgenooten zijnleids lieden, wier gezelschap we niet ont vlieden, die ons integendeel met het feit van het klimmen der jaren ver zoenen. Maar helaasals de herfst te vroeg komt! En er zijn van die vroeg-ouden, krachteloozen en moe- deloozen vóór hun tijd. Het is een treurige kwaal onzer da gen dat er velen zijn, amper volwas senen of nog in de volle kracht des levens, die doen en redeneeren en oor- deelen en zich gedragen, zooals me nigen grijze niet in den zin komt. Wie kent ze niet, die klagende en jamme rende ridders en edel vrouwen van de droevige figuur, die. nadat zij nau welijks kennis maakten met het le ven. reeds luide durven spreken van ,,ijdelheid. alles is ijdelhöid"? Lachen en schreien, werken en dweepen, toornen en liefhebben, alles is ijdel- heid, waarvoor zij de schouders, po vertjes versierd met het kleed van de „wereldsmart", ophalen. Zij grienen bij zuchtende liederen en maken zich vroolijk over den gloed van idealis me, over de warmte van geloof en de kracht van vertrouwen. Jeugdigen, wier jeugd reeds een troostelooze herfst is, niet beschenen door een stralenden zon maar klam en wee van den niet aflatenden regen. Tegen dien vroegen herfst moeten we ons wapenen. Want als hij een maal over een mensch gevallen is, ontkomt deze maar zelden aan zijn doodend gewicht. Dan kunnen we de vuist niet meer ballen in heilige ver ontwaardiging, noch in brandend bc- geeren de handen uitstrekken naar verheven beginselen On reine levens daden, droevig beeld van den boom die bladerloos staat in den vollen zo mer en geen vruchten draagt in den herfst. Als -wij het werk moeten overgeven omdat jongeren dan wij het beter kunnen voortzetten, dan hebben wij onszei ven niets te verwijten, dan kunnen wij ons troosten met de ge dachte, dat wij hetzelfde deden als de boomen, die van onder cle afval lende bladeren de nieuwe knopjes doen zien, waarin zich het leven zal voortzetten. Maar dood-zijn midden in het leven, is dat niet het meest armelijke wat er bestaat? Wie zijn hart jong weet te bewa ren, wacht veilig zijn tijd. Laat dan iemand nu aan een ontroerd bootje? Als ik het voor 't zeggen had, dan zou ik zijn stuurmanskunst nog wel meer gelegenheid willen geven zich te ontplooien. Niets zou mij aangena mer wezen, dan wanneer hij 't daar heen kon sturen, dat groote schepen het stuur naar Haarlem wendden en door de sluis te Spaarndam heen, kwamen opvaren naar ons Noorder- spaarne. Wouter zegt, dat daarvatf niets ge komen is omdat ze in den Haag de sluis net precies zóo klein hebben gemaakt, dat groote schepen die niet konden passeeren. „Honderd vijftig duizend blanke guldentjes heeft de ge meente aan die sluis bijgedragen Honderd vijftig duizend guldentjes in 't water gegooid, Fidelio Dit op zeer scherpen toon uitge sproken verwijt beviel me niet. Waar om moet iemand altijd het kwade van de wereldscbe dingen zien en de goe de zijde daarvan niet opmerken? „Och", zei ik, „de Nederlandsche Waterstaat doet aan werkverschaf fing. Begrijp je dat nu weer niet? Wat zijn de bouw en de proefnemin gen met de ponten te Velsen anders geweest, dan werkverschaffing? Heb jij er practisch resultaat van gezien? Immers niet. Maar al dien tiya heb ben er menschen aan gewerkt, en dat heeft toch ook zijn nut gehad." Wouter bromde nog zoowat van de Haarlemsche belastingschuldigen, die clan toch maar voor die mislukte sluis rente en aflossing moeten helpen op brengen, maar ik ging daarop niet verder in. Mijn stelregel_ is kijk niet te lang naar de narigheden des le de herfstzon komen en lange scha duwen werpen op ons pad, wee moedig misschien, maar niet moede loos, ruimen we onze plaats. Het hart jong bewaren, dat is het wapen tegen den al te vroe gen herfst. Koop het in het tuighuis der ingetogenheid, graaf het op uit den akker der weten schap, leer het kennen in de school der deugd, laat het smeden in de smidse der liefde. Ik weet, mevrouw, dat gij dit wa pen tegen den te vroegen herfst han teert en daarom groet ik u met een blijden Zondagsgroet. Weet mij onveranderd uw LECTORI SALUTEM. KUNSTPRAATJE. Ik vind dit alles zeer waardeerbaar en als een werkelijk kunstenaar 't zoo gevoelt, en 't is geen gevolg van be dachte theoriëen, dan moet hij 't zoo doen, maar ik voor mij kan er niet zoo heel veel voor voelen. Want iets gaat er voor mij bij zulke kunst van de volmaakte schoonheid verloren en dat is de Waarheid, of beter de na- Natuurhistorische Wandelingen. IN EN OM HAARLEM. XXVII. Voor een oogenblik de aardscht met weliswaar ongeveer dezelfde bloem, maar naar de roode rozebot- tels zou men tevergeefs zoeken. Ze zijn eerder donkerblauw, of donker groen, en komen in dat opzicht over- ;een met de bessen van den Salomons- zegel, ook wat grootte betreft. In te genstelling claarrnecle zijn de bessen Ivan het lelietje der dalen weer hel- der rood. Maar rooder dan de hessen van den sneeuwbal, van de Gelder- OVER KUNST EN SCHOONHEID. (Slot). Zooals in de taalkunst niet alleen de klanken der woorden, maar ook de golving, die rijzend en dalend de Klanken verbindt, hoogend zich in de klemtonen, verzwindend in 't onbe langrijke, weergeeft het schoon dat de dichter gevoelt, zóó zijn in de lij nen, als grenzen van vlakken of gren zen van kleuren, de golvende rythmen te kennen der kunstenaarszielMaar zoo vaak wordt vergeten die macht van de lijn. In dezen tijd, nu alles bijna werkt in kleur, tracht naar kleur,zwelgt in kleur, nu blijft de lijnbeduiding zelden juist behou den. In de kunst van een Israels lij ken mij de lijnen van een gansch andere beteekenis dan in vele andere kunstDwaasheid zou bet zijn te be weren dat Israels en de Haagsche School in 't algemeen de lijn geheel vergaten. Letten wij er even op hoe, om ellende of smart uit te drukken, al die niet-precies-aan-te-wijzen, eikaar- overnemende, elkaar-steunende lij nen meewerken tot de verlangde im pressie (denk aan den voddenkoop man in 't Sted. Museum te Amster dam En letten wij op de rythmisehe lijnedeiningen, die stijgen en zwijme len in de werken van Jacob Maris of Weissenbruch Maar toch Daar is in de reactie der (meestal) Amster- damsche schilders een streven naar een meerdere lijnenkunst dan de Haagsche richting zocht, en 'k noem hier Vincent van Gogh, Toorop, Van der Valk en Verster, als voormannen Van zulk streven. Niet meer als de grens tusschen twee kleuren, het ein de van een vlak, maar als ie>ts wer kelijk bestaands, iets beteekenisvol reëels vatten zij lijnen opja, in een zuivere lijnenkunst trachten enkelen hunne emoties weèr te gevenhet uiterste van deze richting is het sym bolisme. vens. Ze verdwijnen daarmee toch im mers niet? Die pont te Velsen is een J vervoermiddel dat bestaat en toch j niet gebruikt wordt welnu, wij hebben in Haarlem den tegenhanger j gehadeen vervoermiddel dat ge- I bruikt werd en er niet was. Ik gevoel, j dat dit nadere toelichting vereischt. j De lezer denkt allicht aan het spook- j schip van den Vliegenden Hollander? Welnu, iets spookachtigs is 't in 't j geheel niet. Ik bedoel onze goede, oude, Haarlemsche paardentram. De j zaak zit zoo in elkaar. Toen er sprake van was, dat de E. N. E. T. de Haar- j lemsche paardentram zou overnemen i en deze twee lichamen het over den j prijs met elkaar niet eens waren ge- j worden, benoemde de Haarlemsche Tram een commissie van liquidatie, j Toen daarna de gemeenteraad zulke i bezwarende voorwaarden stelde, dat j de E.'N. E. T. van de overneming af- zag, beschouwde men in den Haag de liquidatie van de Haarlemsche Tram- way-Maatsch. als een feit, dat nleo, meer gestuit mocht worden. Ze had dus voortgang. De Tramway-Maat- schappij werd ontbonden en dadelijk daarop de Haarlemsche Tramweg- Maatschappij opgericht, maar daar eerst maanden later, namelijk giste ren 30 September, de officieele acte van oprichting is tot stand gekomen, kunnen we zeggen, dat de passagiers van de Haarlemsche tram langen tijd gezeten hebben in een vervoermiddel, dat officieel niet bestond. Voor de Haarlemsche Tram is de heele onderhandeling met de E. N. E. T. dus op niets, dan op vrijwat moeite en kosten uitgeloop:*!. Eén i - - „„„(.ivttii ueii suecuwijcii, vuu uk ueiuei- tuurlijkheidwant modern symbolis- .beslommeringen afgeschud om onsw ,sche roos, kan ]iet loc]l zeker njct me en natuur-gelijkenis heb ik nog j ve,™ei«|ï,t/ÜSt kun SHeIder als ze zijn' lokken ze de vo" nooit te zamen ontdek* waar zullen we ons met meer kun- gels rees van y maar een nooit te zamen ontaeü». i nen neervlijen op het weeke mos, om DjeDjonfr dine- zich den eersten ke»r De waarheid en de natuurlijkheid daar te liggen mijmeren, want de £ns Veï,Z?tCfs teen koi vooï Tot nu toe heb 'k alleen begrippen grond ontvangt van de zon geenlonze iekkerbekjes, die zoo volop te besproken, die van kunst-schoonheid ,warn,t® genoeg, toch kunnen we vol-kust en te keur kunnen gaan. Eerst onscheidbaar zijn maar waarheid;®^™ L'uufonï biedt i téT" en schoonheid acht'k zulks met altijd! Hier zijn het vuurroode bessen, die nemen ze ooik de;se. Er zijn weinig menschen, vooral te- j de vogels van verre reeds lokken om i lic°^tiir gewas met beLen t i» de in genwoordig. die zoo met verf om zichaanden welvoornencn dweh '«iJe2en toestand vaak niet' algemeen kunnen springen dat zij volkomen S°fd'a Geinig bH te dragen tot debekende asuerge neen, wel beide na-maken 't geen zij willen voorstel-inpifl:n[r dfr zadeil tot inriand-soorten vinden we luer vertegenwoor- Ien Meestal wordt er veel, zoo niet Sfd"? soort digd De asperge toch. die voo.haar te veel, aan de phantasie van Sen be-1 Lijsterbessen zijn het in de eerste j ^nrta Loeit beter dan in zichtiger overgelaten, of liever, werktplaats, die ook ons aanlokken, van i /ossen duingrond. des schilders eigen phantasie te veel. t 'Je gewone met samenges e e s sprak daar van beide soorten, Maar die weinige menschen maken ^oratTan dLTaatstï komen^Z dé«*er.' hier, deze for- daarom nog geen ^-schoonheid 1 sE? di% «SM^SS Want waar toch blijft de ziel Ik kan terbessen komen m wat stemmiger S ron(j drukt is ,Ilet mij een schilder denken die, als een rood de nwer donkerder, zeegroen loof. behoort lot zuiver-gekleurde photographie ;,auw-|aan een paar ge/00nlijk gemaakte j <J? zoogenaamde liggende asperge. keurig, een landschap b.v., kon Sierlijk steken die roode bessen af te- schilderendeze man doet t goed, I JïïMfÏÏSS?' ff" SüÏÏXï I s«V°^ maar niet mooi, zelfs al heeft hij de|vertakte trossen. Ofschoon wat Jdei-j g^biaaSjes heb^n zkh heseheiden i ...j ,u 'inr,m„0vn;™ n trr,ci,v< iue niaacijes neDDen zien nescneicien stemming van 't landschap in zijn I ™zeten betsén ^n d^ beriieris niet i:ils kleinp vetjes teruggetrokken, ter- werk Want daar ontbreekt, *at de,^inder mooi: Nu W€ toch eenmaal'w,tf ,le takJes hunne functie verrich- schoonheid 't liefst is des kunste- j d duin zijn, valt ons oog al spoe- naars ziel - l'Art, c'est la nature vue die op de oranje-kleurige bessen van a travers un tempérament! Waarheid, den duindoorn, een naam, voorwaar o graag, alsjelieft waarheid, direct'ni<" nrnder karakteristiek dan dien van „griset zooals de hranschen I naar de natuur, maar gezien met ^em noemen. Zie, gansche vluchten eigen temperament! Em zoo kan het J spreeuwen schrikken bij onze nade- zijn, dat ongeziene, gephantaseerde ring op, om even verder weer neer te scheppingen (die der symboliek b.v.) strijken. Of ze zich te goed doen groote schoonheid bevatten zonder i ,a^'t™inder belust er 0pde I natuur-getrouw te zijn. Maar ik vind: En h0^ wonderschoon prijken de 1 schilder als je 't ziet! Schilder lijnen, jbessen van den taxus, of eigenlijk ijl de takjes hunne functie verrich ten. Andere kleuren dan het rood zijn wel zeldzamer, maar komen toch ook wel voor, geel en wit, tot zelfs blauw en zwart toe. Maar laten we, voor we afscheid nemen, nog even het oog werpen op den kardinaalsmuts, die thans in den scheidenden herfst zoo veel te zien en te genieten geeft Viel deze heester den ganschen zomer bij na niet in het oog, thans is dat an ders. En de herfsttinten, door de bla- ui ci «mi iv deren aangenomen, en de thans rijpe waar lijnen gezien worden, schilder i kegelbessende taxus, die donker- [vruchten maken een aandachtige be- ze niet waar ze niet ziin En ook zou groene Conifeer, kan ons toonen hoe schouwing overheerlijk. Bepalen we ze met waar ze niet zijn. r.n ook zou t groen pari ions tot de laatste. De zacht-rose ge- ik willen vragen: Laat niet te veel - v. rn7Phntfpls heerlrik rood itinte vruchten ontstonden uit zeer de phantasie werken: Waar een en lekker tevens, Ge vindt dan met- i 01vaft"zieulijke,_ gicene bloempjes, [schilder twintig grassprietjes ziet, hij [een gelegenheid met die zonderlinge Bet vruchtbeginsel nam den vorm «childere ze niet één klodder gras- vrucht nader kennis te maken, want^an ,een kardinaalsmuts aan en kleur- groene verf één staek geeft een I het is «bi» «x>,d* ZR'" 2aCht Staande shmk° groene ven, in een streeK geen een yleezig geworden bloembodem, waar- zuivere impressie van gras binnen de eigenlijke vruchten zitten. I Vergeet niet dat geduld is een es- i door de zeer nauwe opening aan den sentieele artistieke eigenschap top tegen regen behoed. En wat een En nu is er nog één ding dat 'k hier noemen wilde, dat is grootsch- heid! O, 't groote, 't hooge, 't verhe vene, het zijn de merken van 't genie (en 'k zou er 't veelvoudige bij wil- haartjes daartusschen. Daar schiet ons uit onze jeugd te binnen, hoe dikwijls wel we die pitjes met de haartjes bij onze makkers in den nek lieten glijden, om op onze beurt door hen in een onbew-aakt oogenblik Ien doen), maar heeft niet onie tijd i dezelfde wijze bedrogen te worden. We konden dan zelf eens ondervin- ons t schoone van t kleine, t lage, jden of de gewestelijke naam „jeuk- 't vertrapte doen zien, en doordringen appeltjes" goed gekozen was. Dat ze j ons de primitieven niet met de geconfijt worden, wisten we ook reeds 1 schoonheid van 't eenvoudige 1 vroeg, want de door ons gezochte I Daarom treloof 'k dat dit eeen i wer"«n gaarne door den banketbnk- üaarom geloot k aai au geen ker overgenomen die aIs 1)ewi:s zij. j noodwendige factoren van schoon- uer dankbaarheid ons zakgeld ging heid zijn vermeerderen of soms onze zakken 1 Den volgenden keer spreek 'k over}vulde met koek. Tegenwoordig de draagster van kunst-schoonheid, zonder welke nog niets bereikt is de j techniek Cd. K. profiteert er van en dsc is de Neder landsche taal. Heette de stichting vroeger de Haarlemsche Tramway- Maatschappij, nu is het Engelsche way door het Hollandsche weg ver vangen. Hieruit ziet men maar weer, dat elke tegenspoed iets goeds voort brengt. Nu moet men niet zeggen wat zit er in een naam Namen kunnen soms zeer groote beteekenis hebben, maar ik geef toe, dat wij Haarlemmers re denen hebben om aan namen niet veel te hechten. Wat voor Haarlemsch zit er bijvoorbeeld in Frits van Haar lem, die het circus-Carré op den Am- stel te Amsterdam exploiteert Nog sterker: welke bijzonderlijk Haarlem sche eigenschappen vinden we bij 't Haarlemsch Tooneel, dat zich pleegt op te houden in de zaal van 't Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam? Ik zie ze niet. Frits, wij Haarlemmers mo gen zeggen onze Frits, Frits van Haarlem, komt niet eens meer gere geld met zijn „Grand Spectacle Con cert Varié, optreden van de eerste ar- tisten. eiken avond Schitterende Voor stelling" onze Frits, zeg ik, komt niet eens meer geregeld onze kermis sen met zijn tegenwoordigheid ver eeren en wat Haarlemsch Tooneel be treft, dat komt af en toe nog wèl, maar de dames en heeren denken er niet aan hun moede hoofd ook maar één nacht in Haarlem ter ruste te leg gen, maar gaan, zoodra de voorstel ling is afgeloopen, op een holletje zooals de Amsterdammers dat noe men, naar 'f. station om den laatsten trein naar Amsterdam nog te halen. Bittere teleurstelling Of hadden we bruikt men daarvoor een paar groo- terc soorten wij zochten de algemeen in 't wild voorkomende Hondsroos, die in de duinen hoogst zelden voorkonn. Daar is de Koningin der bloemen ver tegenwoordigd door de lage Duinroos, de zich zacht rose. Staande op slanke stengeltjes maken ze een overheer)ij ken indruk, die nog verhoogd wordt, als het vruchtbeginsel scheurt, en de oranje-kleurige zaden te voorschijn komen. Geen wonder, dat een speciaal Haarlemsche naam daarvoor spoe dig gekozen was, èn omdat de hees ter in enze duinen zoo algemeen is, èn omdat de liefde tot ons Oranjehuis zoo groot is. Men noemt ze verbor gen Oranjeklanten, een naam, die verder zich zelf verklaart. J. STURING. SLECHTE LIJM. A. Nou, die vriendschap met Adriaan heeft ook niet lang geduurd, Willem Willem. Dat 's hoegenaamd niet te verwonderen want we hadden broederschap met limonade gedron- niet, toen indertijd het Haarlemsch Tooneel werd opgericht, gehoopt, dat de leden zich hier metterwoon zouden neerzetten, zoodat een nieuwe merk waardigheid aan de gemeente zou zijn toegevoegdWe hebben hier veel moois en aantrekkelijks, maar too- neelspelers missen we nog. En wat zou 't niet aardig zijn geweest, om als je bezoek had uit Lutjebroek en Bouwmeester ging voorbij, die goeie menschen te verblinden door op on verschilligen toon te zeggen „kijk daar gaat Louis ook alsof je frère et compagnon was met Neerlands grootsten tooneelspeler Helaas, 't. heeft zoo niet mogen zijn. Haarlem kent geen erger forensen, den de leden van 't Haarlemsch Too neel. Want gewone forensen betalen ten minste nog een derde van hun inkomstenbelasting, maar de actrices en acteurs van Haarlemsch Tooneel betalen niets. Ze komen onze duiten halen, maken als 't gordijn voor de laatste maal gaat vallen, gezamenlijk een buiging alsof ze wilden zeggen „nou, dank je wel, hoor", en ver dwijnen met de pitten in een sukkel drafje naar 't station. 't Is met die belastinghistorie een malle boel. Als ik in Heemstede ga wonen en in Haarlem een kantoor er óp nahou van twintig meter in 't vierkant, dan betaal ik voor een derde van mijn inkomen belasting aan de gemeentekas. Maar wanneer twintig Amsterdamsche of Rotterdamsche menschen in een zaal van honderde vierkante meters jaarlijks duizende guldens komen verdienen, dan gaan ze ongemoeid weer naar huis. Onze gemeente-ontvanger vraagt hun geen cent. Is dat nu eerlijk en billijk? „Je maakt je weer bespottelijk", zei Wouter, toen ik hem over dit bezwaar sprak. „Wat die tooneelspelers hier komen brengen is kunst en van kunst hoef je geen belasting te betalen I" „Larie", zei ik, ,,'t is tegenwoordig in zaken óók een kunst om wat te verdienen, heel wat meer kunst nog, dan op 't tooneel te staan declamee- ren „O, Mathiled ik heb u innig liefof„Vertrek verrader, ik ver- foei uVan die liefde meenen ze gewoonlijk niet veel en met zoo'n verrader komt het vanzelf wel terecht, maar wat moet een koopman begin nen, als hij een groote partij krenten heeft gekocht en de markt loopt ach teruit Dat zou ik wel eens van jou willen weten Wouter keek me aan met een we reld van verachting in zijn blik. Ik laat me daardoor evenwel niet van mijn stuk brengen en ben van plan dezer dagen eens een bezoek te bren gen bij onzen wethouder van finan ciën, Dr. H. D. Kruseman, en hem de vraag voor te leggen of tooneel spelers, die hier voorstellingen komen geven, niet als forensen moeten wor den beschouwd en dus tot de belas tingplichtigen moeten worden gere kend. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 1