ADMIRAAL PETERS.
Door W. W. Jacobs.
George Burton, gepensioneerd ma
rine-bootsman, zat voor zijn huisje te
turen naar de zee en zich te koeste
ren in het zonnetje. Daar zijn pijpje
■was uitgegaan en de zomerlucht zoo
lekker warmde, zoo kon het niemai»
verwonderen, dat de man zachjtjes
aan zijn oogen dicht liet val\en en
indommelde.
Hij werd een kwartier 'daarna ge
wekt door het geluld van voetstappen
en vóór hem stond een vreemdeling,
een groote, flink gebouwde kerel, niet
jong meer, maar met een knap, glad
geschoren gezicht en een paar heldere
oogen.
Zoo, George, ouwe jongen, riep
de vreemdeling, terwijl hij den an
der een hartigen klap op den schou
der gaf, hoe staat het leven
Wat? Zie ik goed? Ben jij het,
Joe Stiles? Ik zou je zoo zonder
baard waarachtig Raast niet meer
kennen.
Present hoor, zeide Joe Stiles. Ik
hoorde toevallig, dat je hier woonde,
George, en daarom dacht ik zoo, kom,
ik ga mijn ouwen kameraad eens op
warmen. Wel, je zit hier best, man
Een aardig, rustig plaatsje, dat Sea-
combe. En wat een lief klein huisje
heb je hier. Verduiveld nog toe, ik
wou dat ik ook al zoo op mijn lau
weren kon rustenWat ik zeggen
wou, heb je hier ook wat te drinken?
De heer George Burton trok een
bedenkelijk gezicht.
Drinken? Dat is niet veel, hoor.
Ik ben er heelemaal af tegenwoordig.
Een kopje koffie of thee, daar hou ik
't maar bij.
Ja, jongen, dat is wel zoo ge
zond, zeggen de dokters. Maar ik voor
mij, ik krijg er altoos oprispingen
van, zoodat ik er niet van slapen kan.
Komaan kijk eens in je kastje, en la
ten we samen op den ouden tijd eens
klinken I
De gastheer stond nu brommend op
en haalde uit een kast een flesch
whisky en een paar glazen, die hij
aarzelend niet geheel vol schonk.
Daar ga je, George, riep Stiles.
Op onze vriendschap, kerel
Burton dronk met een vies gezicht.
Ik weet haast niet meer den
smaak er van, zeide hij. Je zoudt niet
willen gelooven, man, hoe een mensch
zich er aan ontwennen kan, liet hij er
philosofisch op volgen.
Zoo? hernam Stiles. Je hebt hier
anders aardige gelegenheden genoeg,
naar ik zagik kwam daar en pas
sant voorb een hrebergje, dat ,,De
Bloempot" heet, je zult het wel ken
nen. Keurig netjes hoor, proper en
gezellig. Ik zou er best een heelen
avond kunnen zitten, zonder mij te
vervelen.
Ik zet er nooit een voet over den
vloer, verklaarde Burton braaf. Je
moet namelijk weten, ik heb 'n kennis
en die is erg tegen allen sterken
drank.
Is 't waar? En wat mankeert
hem dan? Aan de lever? vroeg Stiles
bezorgd.
't Is een dame, zei Burton, iet
wat verlegen.
De heer Stiles leunde achterover en
keek zijn gastheer met verbaasde
oogen aan. Toen, zijn tegenwoordig
heid van geest herwinnend, hield hij
zijn glas bij de flesch.
Dan moeten wij dadelijk op hare
gezondheid drinkenriep hij. Hoe
heet zij
Juffrouw Dutton, luidde het ant
woord.
Stiles, met de hand op 'thart, dronk
op juffrouw Dutton. Vervolgens, met
een derde glas, toostte hij gevoelvol
op „het gelukkige paar".
Zij is erg tegen sterken drank,
herhaalde de heer Burton, die slechts
met mondjesmaat op de verschillen
de heildronken bescheid had gedaan.
Duitjes? vroeg Stiles, op zijn
broekzak slaande.
Nou, ze zit er warmpjes in, ant
woordde de ander schoorvoetend. Zij
heeft een winkeltje van schrijfbenoo-
digdheden bij de kerk een goed
zaakje. Zij is erg aan den fijnen kant.
Net wat jij noodig hebt, meende
de heer Stiles. Komaan, wat zou je
zeggen van een wandelingetje? Ik
moet het stadje toch eens zien.
George Burton had er niets tegen.
Hij sloot de flesch weer in de kast
weg. Als door een onbewust instinct
gedreven, wist de heer Stiles dien weg
te doen uitloopen op het herbergje
„De Bloempot".
Even een glas spuitwater, zeide
hij, naar binnen koersend. Maar toen
hij er in was, veranderde hij van idee
en dronk een glas whisky. De heer
Burton, uit oude vriendschap, .dronk
er óók een. En daar het lokaaltje vol
komen bleek te beantwoorden aan
's heeren Stiles begrippen van gezel
ligheid zoo was hij er niet zoo spoedig
meer vandaan te krijgen. Met de hem
aangeboren jovialiteit knoopte hij
kennis aan met de andere gasten,
raakte in gesprek, verkocht grappen,
vertelde merkwaardigheden uit zijn
veelbewogen zeemansleven, liet zich
daarbij behoorlijk de keel nat hou
den en, kortom, het liep tegen den
avond, vóór de beide vrienden „De
Bloempot" verlieten, in een marsch-
pas, die veel meer op zwaaien dan
op ioopen geleek. Daarbij gaf de heer
Stiles met een ware tenorstem eenige
der nieuwste repertoirnummers van
den tingeltangel ten beste,' die hij
WERELDPOSTMONUMENT.
:V""'-
if-V Y-.,
X'Cs
Toen men in 't najaar van 1899 het
vijf-en-twintig-jarig bestaan vierde
der wereldnost-unie, 9 October 187-i
te Bern gesloten, kwam men op het
idéé, dit belangrijk feit in de ontwik
keling der volken door 't oprichten
van een monument te vereeuwigen.
Eerst werd een algemeene prijs
kamp uitgeschreven, later nog een
onder de overwinnaars, die daar
voor hun ontwerpen precieser hadden
te detailleeren.
Nu onlangs is door de jury in deni
tweeden wedstrijd uitspraak gedaan I
en als 't beste werk aangewezen het
ontwerp van den Franschen beeld
houwer René de Saint Marceaux.
Hoewel de instemming met het oor-
deel der jury lang niet algemeen is,
kan men toch moeielijk in Saint Mar
ceaux's werk van gelukkige vinding
ontkennen. Alleen de vage als berg
achtig gedachte hoofdmassa kon den
meesten niet bekoren.
Op den top van den bergbrok en dat
is heel gelukkig gevonden, rust de
wereldbol en er rondom zweven, el
kaar de blieven overreikend, vijf
vrouwengestalten, symbolen der vil*
werelddeelen.
Beneden in 't gebergte uitgehou
wen zit de stedemaagd van Bern, on
der wier hoede indertijd de post-unie
tot stand kwam.
Zoo we al zeiden, blijft echter de
hoofdmassa wat vaag en alleen bij
een zeer gelukkige opstelling van het
monument zal dit niet hinderen.
min of meer rhythmisch begeleidde
met uiterst phantastische dansbewe
gingen. De heer Burton, hoewel mede
in een buitengewoon opgewekte stem
ming, behield toch beter zijn waardig
heid. Hij was zelfs nog genoeg bij zijn
positieven om een vrouwelijke ge
daante te herkennen, die uit de kerk
kwam en het laveerende tweetal met
verontwaardiging nakeek... juffrouw
Dutton.
Den volgenden morgen ontbeten de
beide vrienden tamelijk zwijgend. De
heer Burton kon niet nalaten den heer
Stiles te verwijten, dat deze hem door
zijn onverantwoordelijke gedragin
gen waarschijnlijk reddeloos had ge
compromitteerd en de heer Stiles,
berouwvol, kon dit niet geheel tegen
spreken. Goede raad was duur. Ein
delijk besloot de heer Barton door
den zuren appel maar liever onmid
dellijk heen te bijten en naar de we
duwe te gaan' met een explicatie. Juf-
flouw Dutton's nog frissche kleur
verschoot, toen hij het winkeltje bin
nentrad, en in hare oogen kwam een
uitdrukking van onverzoenlijkheid.
Ikik heb u gisteren gezien,
begon Burton te stotteren.
Ik u óók, zeide juffrouw Dutton,
Ik kon in 't eerst mijn oogen niet ge
looven.
Het was een oude scheepskame-
raad van mij, zeide Burton. Hij had
mij in jaren niet gezien en dat maak
te hem zeker zoo vroolijk.
Jawel. Dat en „De Bloempot",
antwoordde de weduwe. Ik heb ervan
gehoord.
Hij wilde met alle geweld er
heen.
Maar u hadt toch niet behoeven
mee 'te gaan.
Ik moest wel, zeide Burton, op
eens als onder een inspiratie. Hij...
hij is mijn gewezen chef, en dus mocht
ik voor de discipline niet weigeren.
Uw gewezen chef riep juffrouw
Dutton.
Ja, ja, mijn gewezen admiraal,
verklaarde Burton, met een gevoel
alsof hij in zijn leugens stikken zou.
U hebt mij toch wel eens hooren
spreken van admiraal Peters?
Wat Een admiraal En die zou
zich zóó aanstellen
Hij is een zeerot, zeide Burton.
Hij logeert bij mij, maar natuurlijk
wil hij incognito blijven. Ik kon hem
niet weigeren een glas met hem te
gaan drinken. Ik stond onder orders,
om zoo te zeggen.
O zoo zeide juffrouw Dutton,
reeds verzacht. En logeert hij bij u
Enkel maar voor vannacht. Ik
denk, dat hij over een paar uren wel
naar huis zal gaan, zeide Burton, die
nu een afdoende reden zag om het
vertrek van zijn vriend te bespoedi
gen.
Juffrouw Dutton's gezicht betrok.
Wel, hoe jammer, mompelde zij.
Ik zou hem zoo graag eens hebben
ontmoet, na al hetgeen u mij van hem
verteld hebt. Als hij wat langer bleef
en u kon hem vanavond eens mee
brengen, dan zou ik dat. wel heel aar
dig vinden.
Ik zal 't hom zeggen, zeide Bur
ton, verbaasd over hare toeschietelijk
heid. Maar u begrijpt, het móet een
geheim blijven tusschen ons driëen,
juffrouw Dutton.
Daar kunt u op rekenen, beloof
de de weduwe. Zeg u maar aan den
admiraal, dat hij er gerust op zijn
kan. Geen sterveling zal ervan hooren.
De heer Burton, niet minder ver
baasd over de weduwe dan over zich
zelf, nam hierop afscheid en ging
naar huis. Daar vond hij zijn gast
aan de deur zitten, met den grootsten
smaak een pijpje rookend.
Weet je wat, ik blijf een veertien
dagen bij je, verklaarde de heer Stiles
zoodra Burton zijn wedervaren ver
teld had. Het zal voor jou een ware
opkomst zijn, zoo op een vriendschap-
pelijken voet te worden gezien met
een admiraal, en ik beloof je, dat ik
een goed woord voor je zal doen.
Het lijkt me hier een goeie boel.
Burton schudde zijn hoofd. Hij was
bang, dat juffrouw Dutton op den lan
gen weg de komedie zou doorzien.
Maar zijn vriend stelde hem gerust.
Laat mij dat varken maar eens
wasschen, zeide Stiles. Je zult eens
zien wat een fijnen admiraal ik haar
voorspeel. Gerust, hoor
Vervolgens ging hij naar een bar
bier, liet zich zoo glad mogelijk sche
ren, borstelde heel zorgvuldig zijn
kJeeren en begaf zich met Burton in
den namiddag naar de woning der
weduwe, die hem in hare Zondagsche
zijden japon en met een reusachtige
gitten broche op haren boezem ver
wachtte. Bij de introductie voelde
Burton zich een volslagen inferieur
persoon.
U zult het eenvoudige wel voor
lief willen nemen, admiraal Peters,
zei de weduwe, hem een stoel aan
biedend.
Juffrouw Dutton, geriefelijkheid
en gezelligheid gaan boven alles, gaf
Stiles ten antwoord, met een goedkeu
renden blik rondkijkend. Ik ben in pa
leizen geweest, waar men geen be
hoorlijken stoel vond om op te zitten.
Denkt u hier lang te blijven, admi
raal Peters? vroeg de gestreelde we
duwe.
Dat is nog niet zeker, antwoord
de Stiles, heel deftig. Mijn plan was,
enkel eens een bezoek te brengen aan
mijn braven ouden vriend Burton,
den hesten bootsman van mijn smal
deel. Maar hij is zoo gastvrij hij
dringt er op aan dat ik een veertien
dagen bij hem blijven zal. Het eenige
bezwaar is, dat ik eigenlijk bij Lord
Tufton werd verwacht. Maar dat kan
ik desnoods wel afschrijven.
De. weduwe was verrukt in gezel
schap te zijn met een man, die zulke
hoog aristocratische vrienden had. i
Wat een verandering voor u, j
murmelde zij, zoo eens aan wal te 1
zijn na a! de gevaren van de zee
Dat vreeselijke vechtenen zij i
knipte haar oogen dicht en huiverde.
Och, daar went men wel aan,
antwoordde de zeeheld, heel eenvou- j
dig. Mijn kwaadste uur was bij het 1
bombardement van Alexandrië, toen
ik letterlijk heel alleen stond op mijn
vlaggeschip met niemand dan Bur-
ton achter mij. Al mijn andere man
schappen waren door 't vijandelijk
vuur weggemaaid, de granaten harst
ten om mij heen als zevenklappers.
Niet waar, Burton?
Ja, ja, admiraal, ja zeker, be
vestigde Burton.
Ja juffrouw Dutton, hernam Sti-
les Barton en ik wij hebben al voor
menig heet vuur gestaan. Herinner j
je je nog dien nacht, toen wij samen I
verscholen waren in den schoorsteen
van het paleis van den Sultan van j
Zanzibar, Burton?
Of ikriep Burton, zich goed i
houdend. Ik zal hem mijn leven lang
niet vergetep,
Och, vertel u mij dat eens admi-1
raairiep juffrouw Dutton. Hoe was
dat?
Heeft Burton het u dan nooit ver-
teld vroeg Stiles.
Nooit, geen woord, verklaarde
de weduwe, met een verwijtenden
blik naar Burton.
Stiles zette een bedenkelijk gezicht.
Hm, hm, bromde hij, daar kan
hij wel zijne reden voor hebben gehad
Dan zal ik er ook maar liever over
zwijgen.
Och toe, admiraalzuchtte juf
frouw Dutton, nu brandend van
nieuwsgierigheid. Laat mij het nu
toch eens hooren
Nu dan, hernam Stiles Burton
zal het misschien niet prettig vinden,
dat ik er over spreek maar waar
heid is waarheid en wij zijn alle
maal eens jong geweest. U moet dan
weten, juffröüw DuttorL ik was
daar in dat lceJijke parket gekomen
om Burton zijn leven te redden. Ik
laat nooit mijne "manschappen in den
steeken dus, toen ik hoorde dat mijn
bootsman Burton in den schoorsteen
had moeten vluchten bij een bezoek
aan de favorite van den Sultan
Wat? De favorite van den
Sultan? riep juffrouw Dutton, met
een diep verontwaardigden blik naar
Burton die met open mond en kogel
ronde oogen den vernuftigen Stiles
aanstaarde. Hemelsche goedheid
meneer Burton ik hen verbaasd.
Ik ook, stotterde de verbouwe
reerde Burton. Ik ik
En hoe is u ontsnapt, admiraal
Peters vroeg de weduwe, na nog een
vernietigenden blik op den lichtzin-
nigen Burton te hebben geworpen.
Maar Stiles schudde zijn hoofd
Het is beter, juffrouw Dutton,
zeide hij. Ik had er liever niet over
moeten beginnen. Het is voor Burton
geen aangename herinnering.
Er werd over 't geval heengepraat.
Juffrouw Dutton noodigde den ge-
waanden admiraal om op het avond
eten te blijven, en zij was ten hoog
ste verguld toen hij welwillend deze
invitatie niet afsloeg. Aan tafel speel
de Stiles zijn rol uitmuntend. Tegen
de weduwe was hij onderhoudend en
galant. En Burton patroniseerde hij.
Ja soms snauwde hij hem af en kom
mandeerde hem, kortom, behandelde
hem geheel als ondergeschikte wat
de ander in stilte verbijten moest.
Toen de beide kameraads na het
bezoek huiswaarts gingen, brak dan
ook de hom los, en Burton beklaagde
zich niet malsch over de wijze waarop
Stiles hem bij de weduwe in den
hoek had gezet.
Ja, wat wou je dan? verdedigde
zich Stiles. Jij zelf hebt mij voor een
admiraal uitgegeven. Een admiraal
moet zich toch als een admiraal ge
dragen
Moest je daarom leugens vertel
len en mij koejonneeren.
Ik moest mijn rol spelen, zoo
goed als ik kon. Maar stil maar,
George, een volgenden keer zal ik het
wel beter met je maken. Gerust hoor!
Inderdaad maakte hij het dén vol
genden keer nog veel beter, maar niet
voor den heer George Burton. Het
werd namelijk volkomen duidelijk,
dat Stiles en de weduwe op een bij
zonder minnelijken voet met elkaar
geraakten. Er werden tusschen hen
blikken gewisseld van onmiskenbare
teederheid, waarbij George Burton die
er machteloos bij zat, niet anders kon
doen dan in stille woede zijn gal op
eten. Hij moest het aanhooren, dat
zijn vriend ide weduwe complimentjes
maakte over hare oogen en goed ge
conserveerde kleur, terwijl hij zijn
stoel ai dichter bij den haren schoof.
Burton, riep opeens de zeeheld,
loop eens even naar huis en ga mijn
pijp halen. Ik heb ze op den schoor
steenmantel laten liggen.
De heer Burton aarzelde, en terwijl
de weduwe juist den anderen kant
uitkeek, schudde hij tegen den hoo-
gen superieur zijn vuist.
Komaan, gauw watkomman
deerde Stiles.
Het spijt me erg, admiraal, zeide
Burton, wiens vernuft door zijn woe
de gescherpt werd, maarmaar
ik heb ze gebroken.
Gebroken? huiderde de ander.
Ja, admiraal. Ik heb ze afgestoo-
ten en bij ongeluk er op getrapt
heelemaal aan gruizelementen.
De admiraal maakte hem een duch
tig standje wegens zijn onhandigheid,
en vroeg hem of hij wel wist, dat die
pijp een geschenk was van den Ita
liaanschen ambassadeur.
Burton is altijd een lomperd ge
weest, zeide hij tot de weduwe. Aan
boord ook kon hij niets aanraken zon
der het te laten vallen.
Het overige van den avond verdeel
de hij tusschen galanterie en het ver
tellen van ettelijke anecdoten betref
Ter eere van den Italiaanschen Kroonprins.
Ondanks 't gerucht der vele werk-1 gefeest, ook ter eere van den jong- je bij een -volksfeest en fakkeloptocht
stakingen in 'tpas met een troonop- geborene. in Rome's straten,
volger gezegend Italië, is er toch wel Bovenstaand plaatje geeft een kijk-1
fende den heer Burton, die geen van
alle een voordeelig licht wierpen, het
zij op de intelligentie, hetzij op de
nuchterheid van dezen persoon.
Op straat kwam het tusschen de
beide vrienden haast tot vechten.
Ik merk 't wel... je wilt haar
mij aftroggelen, siste Burton. Maar
als ik haar niet krijg, dan zal jij haar
ook niet hebben. Morgenochtend ga
ik haar zeggen, hoe de vork in den
steel zit.
Daar zal je jezèlf mee in den
vinger snijden, gaf Stiles hem leuk
ten antwoord. Zij zal het je nooit
vergeven, dat je haar zoo'n knol voor
een citroen hebt verkocht. Het zou wel
zonde zijn, als wij geen van beiden
haar kregen.
Je bent een adderriep de heer
Burton woedend, een adderengebroed-
sel dat ik aan mijn boezem
Er is geen reden om zoo op te
spelen, George, viel de heer Stiles in.
Laten wij liever gaan zitten en er
eens bedaard over praten.
Burton volgde hem in de kamer en
zij namen plaats.
Kijk nu eens hier, begon Stiles,
het is zoo klaar als een klontje, dat
zij idee in mij heeft. Maar, aan den
anderen kant, als je haar nu de waar
heid verklapt, dan zal zij naar alle
waarschijnlijkheid niets meer van mij
willen weten .Dus, om je een plezier
te doen, wil ik morgenochtend met
den trein van zes uur veertig verdwij
nen, als je 't goed met mij maakt.
Als ik 't goed met je maak?
vroeg Burton giftig, maar toch half
verheugd. Wat wil je daarmee zeg
gen Wil je mij geld afpersenzeg?
Precies. Tien pond moet ik van
je hebben en dan vertrek ik. Bedenk,
't is nog een knap wijfje voor haar
jaren, en zij heeft een aardig affai-
retje.
Tien pond riep Burton. Denk je
dat ik een goudmijn in mijn tuintje
heb?
De heer Stiles leunde achterover en
kruiste zijn voeten.
Ik ga voor geen stuiver minder,
verklaarde hij beslist. Tien pond, en
mijn spoorwegkaartje. En sla nu
maar drommels gauw toe, anders
maak ik er twaalf van.
En wat moet ik dan tegen juf
frouw Dutton zeggen
Alles wat je wilt. Zeg maar dat
ik al met de zuster van lord Tufton
geëngageerd ben. Of zeg, dat ik wel
eens een beetje raar in mijn hersens
ben, tengevolge van een zonnesteek,
of van 'n granaatsplinter tegen mijn
hoofd. Lieg er maar gerust op los. Ik
zal niet terugkomen om je tegen te
spreken.
Wel een uur zat de heer Burton de
lichtzijden en de schaduwzijden van
dit voorstel te overwegen, tot Rij ein
delijk met een vloek en een zucht er
„ja" op zeide, en vervolgens naar bed
ging.
Hij was den volgenden morgen bij
tijds op, en vond den heer Stiles,
reeds gelaarsd en gespoord, alle eer
bewijzende aan een geïmproviseerd
ontbijt. Om zeker te zijn van diens
vertrek, deed hij hem uitgeleide naar
het station.
Het was een frissche, heldere och
tend, zoodat Burton's stemming weder
opfleurde bij de gedachte aan zijn na
derende verlossing. Maar een laatste
beproeving wachtte hem nog bij het
loket, toen de heer Stiles met beslist
heid verlangde, dat zijn vriend hem
eerste klasse zou laten reizen.
Wie heeft er ooit gehoord, dat
een admiraal in de derde klasse reed?
vroeg hij verontwaardigd.
Maar niemand kent je hier toch
als admiraal, wierp Burton tegen.
Neenmaar ik voel mij zelf als
admiraal, zeide Stiles, zich op den
zak kloppende. Re ben altoos be
nieuwd geweest, hoe dat wel is, zoo
eens eerste klasse te reizen.
Er zat niets anders op, dan toege
ven en betalen. Burton kocht een bil
jet le klasse en geleidde den admiraal
naar het rijtuig. De heer Stiles vlijde
zich in een hoek bij het venster en
legde weelderig zijn beenen op de
kussens van de bank tegenover hem.
Daar luidde de bel en de portieren
werden dichtgeslagen.
Nou, George, 't ga je goed, zeide
de reiziger, zijn hoofd uit het venster
stekend. Nog wel bedankt voor je har
telijke gastvrijheid. Ik heb heel aan
gename dagen bij je doorgebracht, en
ik hoop, dat je je schade eens bij mij
zult komen inhalen.
Vlieg op siste de heer Burton
wien hij dit sarcasme de gal weder
overliep.
De heer Stiles schudde weemoedig
zijn hoofd.
Je moogt nog van geluk spreken,
zeide hij. Als er mij niet een kleinig
heid in den weg zat, dan zou ik wis
en zeker het weeuwtje voor mij zelf
hebben ingepalmd.
Zoo? Wel En wat voor een klei
nigheid? vroeg Burton, terwijl de trein
zich'reeds in beweging begon te zefc.
ten.
Mijn vrouw, antwoordde Stiles,
en een breede glimlach verspreidde
zich langzaam over zijn gelaat. Nou,
adjuus GeorgeWel thuis En ver
geet vooral niet, de complimenten van
mij te doen aan juffrouw Dutton.
(N. R. Crt.)
SCHERPE CRITIEK.
Schilder. Hoe beviel je mijn
schilderij Gems op de Alp.
Kastedn Hum, ik dacht dat het
een geit op een kleerenkast was.