en die dingen dan zoo duur..., maar
we gaan naar buiten, daar staan
beele akkers vol seringen, rhododen
drons, azalea's, primus, enz. enz.
Ook bij al deze is hét wachtwoord
ze in den zomer goed te doen, dan
pas kunnen de planten ons wat terug
geven ook.
Maar we vreezen reeds te veel van
onzen vriendelijken geleider gevergd
te hebben, de arbeid wacht hem,
want in dezen tijd, nu de nacht
vorsten met meer en meer kracht op
treden, is het zaak voort té maken.
Een groote kas, waaraan met kracht
gewerkt wordt, zal straks de Chry
santen herbergen, die hier en daar
bij massa's op de kweekerij te vinden
zijn. Reeds beginnen enkele de eerste,
bloemen te geven.
Nog een enkel woord van hartelij
ken dank en we betreuren het geen
oogenblik ons een uurtje aan het
stadsgewoel onttrokken te hebben.
J. STURING.
EEN SLIMMERD.
Haar beste Patiënt.
Ferdinand Delraad, een jong in
genieur met schitterende vooruitzich
ten, bewoonde een entresol in de Pro-
ny-straat. een bijzonderheid, die van
gering belang zou zijn geweest, wan
neer de bovenverdieping niet tot be--
woonster had gediend eener allerlief
ste dokteres in de geneeskunde, me
juffrouw Rosa Lewis, die daar met
haar moeder samenwoonde. De in
genieur ontmoette haar dikwijls op
de trap en de schoonheid van zijn
buurvrouw liet hem niet ongevoelig:
weldra was hij smoorlijk verlietd op
haar. Maar hij behoorde tot die men-
schen, die op het punt van liefde zoo
angstvallig en verlegen zijn, dat hij
er aan twijfelde, of hij wel ooit den
moed zou hebben zijn gevoelens te
openbaren.
Toen zijn liefde echter steeds ster
ker werd, besloot hij een ziekte voor
te wenden en zoodoende met mejuf
frouw Lewis in aanraking te komen.
De dokteres ontving hem allervrien
delijkst en liet hem tegenover haar
op een stoel plaats nemen. Maar in
De erossier Hendriks bevindt zich stille bewondering voor haar bekoor-
ue grossier ri en cuius nevinat zien bieef hij sprakeloos zitten,
m zun prnéktmtoor en 0m hem heen goed, mijnheer, zei ze
zitten drie jonge heeren Het zijn me- J e y dJ d JaI1 uw komst
dedmgers naar de hand zijner doch- j
stamelde hij.
ter Rosa; alle drie hebben zij na.' ei j mejultrouw,
elkaar in de afgeloopen week by pa-1 ?k' J ziek
pa aanzoek gedaan. Hendriks heeft hem aan, en bemerkend,
ze vandaag allen bij zich verzocht, l j Mj uluagt vroeg zij ver-
om de aangelegenheid maar m eens won|er(i -
in het reine te brengen. i«t u' ziek?
De grossier staat als een zooge- ja i zuchtte de patiënt. Al lan-
naamde „leeperd" bekend en déze j ge§®tijd
eigenschap zal hem behulpzaam zijn,'. Waar hebt u pijn?
om zich deze drie jongelui, die, zoo-; overal! stamelde hij.
als juffrouw Rosa tot papa had ge- j)at seen beetje onbepaald. Zit
zegd, heelemaal niet in aanmerkingbet in den buik of de borst, aan het
kwamen, van den hals te schuiven. |iart 0f de maag?
Na eenigen tijd als in diep gepeins, Nee1.., in de borst, geloof ik,
verzonken, daar gezeten te hebben,: \Vat voelt u?
heft hij eindelijk het hoofd op, enBenauwdheden.., een drukking,
ziet, na een korte welberekende pauze
de drie jongelui één voor één aan,
dan zegt hij Mijneheeren, gij al-;
len zïjt mij even na, maar het alter-
natie! is dat ik mijn dochter maarze. Gij behoeft u niet ongerust te
aan één uwer kan geven, wie uwer maken. Uw benauwdheid heeft zeker
zal dat zijn? Ik heb er over gepeinsd een geheel toevallige oorzaak,
en nagedacht, hoe ik deze zaak tot Zij schreef hem rust en kalmeeren
een goed einde zal brengen als de poeders voor.
Hendriks ernstig met zichzelven te Twee dagen later kwam Delraad
xade gaat, dan kan geen moeilijkheid terug.
groot genoeg zijn, of hij schaft raad! Gaat het al wat beter? vroeg de
Om kort te gaan, en diegene onder dokteres.
u, die een antwoord geeft, dat er Neen, antwoordde de pantin en
mee door kan, nu die zal haar heb- loosde een diepe zucht, k Heb het nog
ben, mijn Rosa steeds benauwd.
Dus, opgepast. Stel eens het geval Zonderling.
Andreas de Strooper.
- Hoest u?
Voortdurend.
Zij beklopte en beluisterde hern.
'k Merk niets abnormaals
Ik ging met den ouden jachtopzie
ner door het woud. Hij was een kerel
als een boom, met dik, wollig, grijs
kroeshaar en een gezicht, dat voor
de grootste helft bedekt was dooreen
zwaren baard. Uit de<ze persoons
beschrijving zou men wellicht aflei
den, dal de oude jager er als een
geduchte ijzervreter uitzag, maar als
men een blik wierp in die trouwhar
tige, vriendelijke oogen, dan was die
indruk volkomen weggenomen en
kreeg men de overtuiging, dat in dit
ruwe omhulsel een eerlijke, zacht
moedige inborst woonde.
Wij liepen gezellig te praten, toen
wij aan een open plek in het woud
kwamen, waar wij in de verte den
Broeken wij waren namelijk in het
Harzgebergte boven de kruinen
der boomen gewaar werden.
Een heerlijk, aangrijpend panora
ma ontrolde zich voor onze oogen
duidelijk zagen wij den ouden Bloks
berg voor ons met zijn too verachtige
omgeving van grillige rotsblokken,
waar volgens de sagen de heksen
haar sabbath vieren.
De weg liep hier over hédde en door
laag dennenhout om dan af te dalen
in een diep dal, dat geheel met hoog
woud begroeid was.
Hier, aan den zoom van het woud,
stond een klein, verweerd, steenen
kruis.
Een oogenblik, met uw verlof,
zeide de jachtopziener.
Hij ging naar het kruis, nam zijn
groenen, gevederde» hoed af en boog
zijn knie tot een kort gebed.
Toen hij weer opstond en merkte,
dat ik hem verwonderd aanstaarde,
zeide hij
Dit is het Onze-Vader-Ivruis. ik
j ga hier nooit voorbij zonder een Onze
vader te bidden.
Is op deze plek een ongeluk ge
beurd vroeg ik.
Dertig jaren geleden is hier een
jachtopziener door een wilddief dood
geschoten. Ik heb den armen kerel
goed gekend, hij was een vroolijke,
goede kameraad, maar een schrik
voor de stroopers en in een gevecht
met hen heeft hij 't loodje gelegd.
En na zooveel jaren komt gij nog
altijd op deze plek bidden?
Dat doet elke ware jager op zul
ke plaatsenbovendien heeft dit
kruis voor mij nog een bijzondere be-
teekenis het heeft mij eenmaal het
leven gered.
Hoe dan Vertel mij dat eens.
Iedere jager is dol op vertellen en
mijn vriend maakte geen uitzondering
op dien regel, maar antwoordde da-
legd en kwam dus voorbij het kleine z'n minst wel een minuut voor het er
steenen kruis. uit waseen eeuwigheid van pijn.
Het was een tooverachtig schoone Zijn maag was óók van streek. Hij
nacht. Diepe, plechtige stilte heersch- was eigenlijk heelemaal niet in or-
te alom, de volle maan overgoot met de. Wie zou er ook bij zoo'n pijn nor-
haar zilverwit licht de donkergroene maal blijven Niemand,
boomen en grillige rotspunten en overNu liep hij in de voorkamer te
het dal lag een lichte nevel, waarin stampvoeten. Z'n hand tegen z'n
men meenen kon elfengestalten met wang, liep hij z'n gebit te verwen-
lange, witte gewaden te zien zweven, j schen, maar de warmte van zijn hand
Het volle licht der maan viel juist deed de kies zóó venijnig-gniepend
op het kruis, dat ter herinnering aan steken, dat-ie maar gauw losliet,
mijn armen kameraad was opge-j Hij sloeg op zijn wang met een
richt. i kracht, die bij ieder mensch wel drie
Ik ging naar het kruis... daar rit-; gezonde kiezen losgemaakt zouheb-
selde zacht iets achter mij in het benbij hem raakte de zieke zelfs
kreupelhout, als had zich daar een
dier bewogen. Ik bleef staan en bracht
den vinger aan den trekker van mijn
buks, maar het werd wedr doodstil,
ik moest mij dus vergist hebben, of
het wild was dieper het kreupelhout
ingegaan, dus zette ik mijn buks te
gen het kruis, nam mijn hoed af en
bad een Onze Vader.
Juist toen ik hardop amen zeide,
kraakte er een tak in mijn onmiddel-!
lijke nabijheid.
K Ik sprong op, greep mijn geweer
en riep luid
Wie daar?
Geen antwoord.
Om mij heen bleef alles stil.
Alleen een uil steeg met onhoorba-
ren vleugelslag uit het kreupelhout
op. Hij had misschien een tak doen
kraken.
Toch durfde ik het bosch niet meer
ingaan, want als iemand daar-op rnii
loerde, dan kon hij mij gemakkelijk
neerschieten, zonder dat ik den tiicl
'k Zal uw luchtpijp
eens onderzoeken.
Zij ging met een keelspiegel aan 't delijk
PT! 7PET 111)1 nan eens werk, doch verklaarde nergens een] Gaarne, maar ziet ge daar dat
mijneheeren één voor één hoe en op spoor van ontsteking te kunnen vin-mooie landhuis aan den weg liggen
mijneneei en, een voor een, noe en op 3chrcef h(jm ten gorgeldrank Laten wij daar een glas bier gaan
3or. J drinken, dan vertel ik u tegelijker-
Delraad ging weg. nog verliefder j tijd de geschiedenis van het Onze-
dan hij gekomen was. Vader-Kruis.
'kMoet er wat anders op verzin-! Weldra zaten wij onder de met
nen dacht hij. Anders merkt zij heel j wijnranken begroeide warande van
dat 'k niet ziek ben. liet landhuis, waar iederen zomer
Hoe
genie-
dat ge niet persoonlijk orn mijn doch
ter aanzoek hadt gedaan, maar
schriftelijk... en zeg mij dan eens,
mijneheeren, één voor één, hoe en oj
welke wijze zoudt gij geschreven heb
ben en hoe en op welke wijze zoudt vo^"1
gij het geschrevene hebben verzon
den? Mijnheer Vogel, begint u, als 't
u blieft
De heer Vogel bezint zich eenigen .kniet ziek
HJ;-i wist: welk een uitgeslapen - Ack't dagen ater kwam hij terug, jeenige familiën uit de stad kwamen
ouden heer hij voor zich had en dat De benauwdheden zijn wegzei loge eren om van de frissche, verkwik-
deze steeds een zaak zoo. wisfc te Uj M t ik -
draaien ra te keeren dat m herazel- Dealt rheumatiek.
ven voordeel bracht. Eindelijk zei l») ztj hem scha]ksch aan.
Nu. daar de aangelegenheid is J0p w leeftijd? vroeg zij.
van delicaten aard, zou ik een brief ^eeft „.j-j
schrijven en dien op de post brengen, Delraad zeide een toonbeeld
zooals het, meen ik, behoort, als soliditeit te zijn.
men schrijft aan een dame van de "Weer schreef zij hem een recept
beteekenis van mejuffrouw uwe doch- voor.
ter een brief op velijn schxnjfpa- 'tZal een ingebeelde ziekte zijn, door werklieden uit de steengroeven,
pier; en dezen brief zou ik laten aan- dacht zij. houthakkers en wilddieven werd be-
teekenen dan weet ik zeker, dat er Nog dikwijls kwam de ingenieur j zocht, Ja, door wilddieven vooral,
voor gezorgd wordt, en dat hij komt terug. Zijn rheumatische aandoenin- Want daar wemelde het toen van. Te-
in de handen van haar, voor wie hij gen veranderden telkens van plaats,
bestemd is: dat is overleg, verbon- Wel verdwenen zij, maar telkens
den met voorzichtigheid, wat? kwamen zij weer terug.
Volkomen correct, meende de: Delraad vond het eindelijk zaak metw PU"-,
heer Hendriks, maar het kan zeer ze-'een andere ziekte voor den dag te.toen wij stonden tegenover een goed
ker goedkooperkomen hij wendde een hartziektegeorganiseerde bende stroopers, die
Goedkooper? vroeg Van derMaa-j voor. {hier haar centrale punt had. Als wij
Hendriks als tweede; Ze stelde hem volkomen gerust. ;£én van^die kerels snapten, dan was
dê kende berg- en boschlucht te
ten.
Dertig jaren geleden zag het er
bier heel anders uit, zeide de oude
jachtopziener, terwijl hij liet bier
van j schuim van zijn knevel wischte. Toen
kwamen hier geen zomergasten en
op de plaats van dit aardige, kleine-
hotel stond een smerige kroeg, die
genwoordïg zijn er nog maar enke
len, die het stroopen niet laten kun
nen, maar over het algemeen is het
nu veel beter geworden dan destijds.
niet van, z'n plaats. Dol zou je er
van worden.
Eventjes had-ie 'n slokje water ge
nomen zonder nadenken, maar daar
begon het te kloppen in zijn onder
kaak, dat ie van woede over zijn eigen
stommiteit en van do pijn het glas te
gen den grond smeet, waar het uit
elkander spatte.
Moe kwam uit de keuken naar vo
ren loopen, verschrikt.
Wat is er?
Niks, ruk maar in, 'k heb je niet
noodig.
Maar i k kan het toch niet hel
pen
Kan me niks schelen, bemoei je
maar met je eigen.
Maar, Hènk....
Néé, schei uit, je maakt me
woedend
Wees nou 's kalm.
Néé, ga maar weg of ik góói je
d'r uit.
Zijn vrouw begon de stukken glas
op te rapen.
Blijf d'r maar af met je nagels.
had mij te verweren.
Het speet mij nu. dat ik mijn hond t
niet meegenomen had. want die zou j Maar" Hènk, kè-je wel
mij dadelijk gewaarschuwd hebben, Kan me niet schelen, 'k trap met-
als er onraad was. Ik ging nu lang-een de hééle boel kapot.
zaam en voorzichtig, zooveel mögelnk, Laat trekken,
in de schaduw en steeds met een vin- j Zeker ik laat m>n mond ver
ger aan den trekker, naar de hout-1 knoeien
vesterij terug, waar ik ongedeerd, je'kon's probeer en....
aankwam. Och, zeur niet. Bestee je raad
Den volgenden Zondag was er gi'oo- maar aan >n ahder. KTéé, laat dat glas
te pret. m De groene Denneboom .1 maar iegge, dan trap ik het fijn.
De arbeiders uit de steengroeven enHenk
de houthakkers vierden een soort van
kermis en wij, de jachtopzieners, wa- Hjj stampte op den
ren er ook Vooruit, d'r van deur. Laat mij
Onder de gasten merkte ik Andreas 1 maar an©en.
Thoma 0™ wiens gezicht mij nu nog.
somberder dan gewoonlijk toescheen.
Hij scheen mijn gezelschap te zoe-j
ken en toen hij mij een oogenblik al-
leen aan een tafeltje zag zitten, kwam
hij bij mij en vroeg, met een vreemd I
lachje om zijn breeden mond, of ik
een glas bier met hem drinken wilde.
Zijn vrouw ging beproefde het aan
de andere, deur nog eens.
Henk.
Néé, ruk nóu op I
Zij zuchtte en ging.
Hij liep de kamer rond, gaf zich een
slag voor 't gezicht. Even doofde de
Clas mer mn maar vinniger treiterde ze weer
Neen met u drink met. An-J J M z00,n
dreas. antwoordde ik koel. manier
Oho. met mij moet u juist welTm#fert»„[iikkp wans s-loeide
gezien.
Maar ik u wel, heer jachtopzie
ner, zeide hij met een onheilspellend
lachje, en als u beloven wilt mi] niet
te zullen verraden, dan wil ik u wel
eens vertellen, hoe en waar.
In mijne nieuwsgierigheid ant-
woordde ik
Nu goed, ik beloof het u.
Zijt. sii Dinsdagnacht niet bij het.;
steenen kruis geweest?
Ja.
En hebt gij daar geen Onze Va-
der gebeden?
Zeker.
s Probeeren, niet aan de pijn den
ken.
Op straat kijken. Sjongè, wat vor
deren de lui van de electrische tram
al goed, de palen staan al bijna. Wel
leuk, zoo'n tram door de straat te
krijgen. Nou kè-je voor één onnooze-
le zeven-en-een-halve cent zóó maar
van hier naar....
Au daar hadt je weer zoo'n gniep-.
Denk nou aan wat anders, als je
zulke steken krijgt
's Nachts had-ie ook al niet gesla
pen. Je was er heelemaal ontdaan
van. 't pakte je overal tegelijk aan.
Nu heer jachtonzïener. toen hing, Zoo'n róttig effldje kies en zóó'n last
uw leven aan een ziitlen draad. Ik er mee. Je was er óp van. Je hadt
las in het kreupelhout op wild te slaap en je kón niet slapen,
loeren, toen ik u zag aankomen en; Wacht, as-ie 's 'n sléApdrankje in-
het was mijn vaste voornemen u een nam. De kleine sliep er altijd zoo
gedachtenis te geven, waardoor ge goed van. Hij kon licht eens probee-
ons nooit meer in de wielen zoudt ren. Hij zocht 't fleschje uit de kast
kunnen rijden. Daar gingt gij naar en dronk het gauw leeg. In je pijn
het kruis, dat op de plek staat, waar doe je alles
eens een jachtopziener doodgeschoten Maar het zoete stroopvocht, ging m
is. Ik aarzelde..", er was reeds een- natuurlijk in z'n kies zitten, en het
maal op die plaats bloed vergoten... begon weer te steken met 'n helle
gij knieldet neer. nog geen tien pas pijn, zijn heele gezicht door.
van rnijn geweer af. Gü badt een Pats daar vloog het fleschje
Onze Vader en zei ho rd op amen en over de straatkeien. Toen z'n vrouw
den. die door 5^^ -1-
werd aangewezen, zich af... goedltoo-1 Is u soms geen ingebeelde zieke? £et vechten op leven en dood. Iktoon... toen was het rnii niet mogel«'f binnenkwam, stond hij weer op z'n
per Nu, dan zal ik hem een ander j vroeg zij. j kwam toen pas hier in het district en te schieten en ik liet "u ongedeerd gezicht te beuken,
antwoord geven. Dus zegt hij: Ik verzeker u, dat ik lijdende j de oude houtvester zei me, op den heengaan. j Laat 'm toch 's trékken,
Ik zou ook op velijn papier ben. 1 dag, dat ik in dienst trad: Het werd mij wonderlijk te moede.1 Néé. 'k doè het niet. As je niks
schrijven, maar door een jongen het, LI moet afleiding zoeken, op reisje Gij kent toch de wettelijke voor-; De donkere oogen van Andreas fon- beters weet.... Geef me liever een an-
briefje laten bezorgen, voor een stui- gaan, als u kunt.
ver. Delraad ging verslagen heen.
Dan houdt de jongen den stui-! 'kDurf niet meer terug te ko-
ver en het briefje komt nooit op zijn '"nen, dacht hij. Ze zou mijn list mer-
bestemming antwoordde Hendriks j Len.
droogjes... en hoe zoudt u het aanleg-j Geruimen tijd staakte hij zijn be-
gen, mijnheer Rozentak? zoeken, maar de gedachte aan Rosa
Ik? Heel eenvoudig! Ik zou niet Lewis liet hem niet met rust.
-I-— „1.i T-Tïi werrl rui we.rkeliiV 7Ïp1,-
-ft 1 I r. J I DV UUllRCIC uugcu v till nuuictts ft'" jjcjocuo vvrtL..
scnniten.' op het gebruik van wapenenkeiden. maar op zijn ruw gelaat lag deren raad.
T„ j een droevige trek.
Jawel, houtvester, zei ik, eerst Ik wilde op die plaats niet voor
aanroepen en dan schieten. de tweede maal een mensch dooden,
Juist, maar hier in het district1 fluisterde hij mij in het oor.
zijn kerels, bi] wie gij dezen regel 1 Toen begon hij hard te lachen,
precies moet omkeeren„eerst sclue- —Daar komen twee gendarmes
ten en dan aanroepen, als ge ten-aan
iiv XIÜWI eeuvuuutg a». z,uu JIICL i--------- m- o- atiu; 1 icy JUJ, UCIWJJJ HIJ UCMU «uucjl
eens den stuiver betalen nog min-) Hl3 werd nu werkelijk ziek en ging 1dat ze u een kogel j weesals ge wilt, naoogt ge mij aan
der het geld voor het aanteekenen weer f onsult nemen bij de schoone j tusschen^ fe nten jagen.hen overleveren.
van den brief door de post ik zou
zelf mijn brief bij u in de bus ste
ken
Da's 'n idee. maar ook die moei
te zoudt ge u kunnen sparen.
Goeie hemel, schreeuwden de
der jongelui door elkaar heen, mijn
heer Hendriks, maar beste mijnheer
Hendriks, zeg ons dan toch eens...
nog goedkooper kan het toch waar
achtig niet, je kan toch de onkos
ten voor den brief zelf niet vermij
den Hoe zal dan de hooggeachte
juffrouw Rosa weten...?
Zie je, daar heb ik jullie juist
geen geld voor aanteekenen. geen
porto, geen geld voor een jongen, geen
eigenhandige bezorging! Die het
meisje had willen, winnen, die had
het moeten verstaanmijn dochter
te schrijven in het hart! Óp die wij
ze hadt ge ti kunnen besparen eiken
brief, want zij zou dan eenvoudig ge
zegd hebben papa, dien wil ik heb
ben en gekregen had zij hem... U
ziet dus, mijneheeren, het spijt mij.
maar ik heb de eer u te groeten
EEN PRACTISCHE ARTS.
Docter Meijer krijgt zonder vooraf
gegane bestelling van een sigaren-
firma een zending sigaren, blijkens
bijgevoegde rekening ten bedrage van
9 gulden. Ze waren heel best, schreef
de firmant, en een genomen proeve
bevestigde dat, waarna de dokter vol
gend schrijven aan de bewuste firma
richtteIk ontving van u 150 niet
bestelde sigaren voor een bedrag van
ƒ9. In ruil zend ik u volgende zes
recepten tegen ƒ1.50 per stuk. Ze zijn
weliswaar evenmin besteld, maar ook
zeer goed.
dokteres.
Rosa werd getroffen door de ver
andering, die zij hij hem waarnam
hij was mager geworden, zag bleek
en scheen zeer bedrukt.
't Gaat niet goed met u, zei ze.
Neen antwoordde Delraad. 'k
Kan niet eten en niet slapen.
U hebt toch een goede maag.
Maar geen eetlust.
Zij scheen met de zaak verlegen.
Misschien is uw gemoedstoestand
niet in orde, zei zij.
Dat zou wel kunnen.
Hebt u verdriet of zorgen
Hij antwoordde niet
Geneesmiddelen kunnen u niet
helpen, vervolgde zij. U moet den
moed niet opgeven.
-klvan er niets tegen doen.
Zij voelde hem den pols.
Hij beefde als een riet.
Ze merkte, hoe ontroerd hij was
en wendde het gelaat blozend af.
U is inderdaad ziek, zeide zij
zacht.
Niemand kan mij beter maken
dan u...
Dat geloof ik wel.
Zij ging aan de schrijftafel zitten
en schreef eenige woorden op een
stukje papier, dat zij vervolgens aan
haar patiënt, gaf.
Hier is mijn laatste receptzei-
do 7,ij. Als dit 11 niet beter maakt, kan
rnijn wetenschap u niet helpen.
Thuis gekomen vouwde Delraad het
papier open cn las
„Spreek met mijn moeder. Dr. Rosa
Lewis".
Als een gehoorzaam patiënt voldeed
hij aan het voorschrift.
Uw bezoek verrast mij nietzei
de de oude dame welwillend. Mijn
dochter had er mij op voorbereid.
Rosa bloosde
Wilt u mijn vrouw worden?
vroeg Delraad met een gevoel van
beklemming op de borst.
Ja, antwoordde zij glimlachend
maarzoo verlies ik mijn besten
patiënt.
En zoo pas wou je..,.
Och zeur niet, dat was tóén Zeg
nou maar gauw wat.
Afijn, stop dan 'seen watje met
Eau-de-Carrne in je kies, dan zal je
zien, dat 't helpt. M'n vader zei al-
riep hij, terwijl hij naar huiten tijd as-ie zoo'n kiespijn had....
Wat kan mij jouw vader sche
len. Geef maar gauw hier
Werkelijk het hielp de pijn ver
lichtte. Z'n vrouw wist toch maar al
tijd wat. Nu maar gauw naar beden
zien te slapen.
ii-en uveiuevertai.
Dat was werkelijk een goede raad. Maak dat ge wealcomt, Andreas,
De heeren stroopers hier bekommer- mompelde ik, en God moge u hel-
cien zich met om ons aanroepen, alsoen.
wij hen naderden, legden zij dadelijk; Hij viel in een eerlijk gevecht.
™,n buks aan en gaven vuur, ja, zij hij schoot het eeirst, ziin kogel ging
nil ooT iXu ei0ns een Jachtopziener, rakelings langs mij heen ik heb Pa hoorde niet meer, dat de kinde-
rlnnri Hneer; z£° ihem niet met opzet gedood ik ben ren uit school kwamen. Klots-ldot-
wnd'iiiot a„o°C? kreupel. Oppassengeen moordenaar... send de trappen op, met geschreeuw
Tk ht>a ioc boodschap. Ga weg! Ga weg! Ik wil niets ©n geroep en met neergegooi van
ik had destijds een zwaren dienst.. meer weten. schooltasschen op het portaal. Met
Om de leden van de bende goed te j Diep geroerd veffiet ik de herberg, hooge, schelle kinderstem-geluidjes
leeren kennen, kwam ik dikwijls in het was mij niet mogelijk den man en niet de st !-st !-pa slaapt-stem van
deze herberg, die „De groene denne-laan het gerecht over te leveren, dat moeder er tussclien, in de eentonig-
boom" heette. De waard was tevens kon ik niet over miin hart verkrij- kejri van een vrouw' die zit te vertel-
heler van het gestolen wild, dat wist,gen. Misschien beterde hij zijn leven ]en en 'n man die'slaapt
iedereen in den omtrek, maar men;nog, dat hij voor het goede niet on- Ze°- Henkie doe je mee we
had hem nooit iets kunnen bewijzen, j gevoelig was, had hij in dien nacht speien vérhuizinkie, dan was dit de
(Jm de kei els aan het babbelen té bij het steenen kruis bewezen. verhuiswagen en dan was iii de krui-
knjgen gaf ik nu en dan wel eens, Eerst den volgenden dag deed ik WmTIS la?most Mis verhui-
een rondje bier of een flesch brande-aangifte bij de justitie, men zocht zen ja_a
wijn en inderdaad kwam ik met som-1 naar Andreas, maar vond hem niet,'; _1 Néé' ik was de verhuisbaas
ÏÏSPAVfan hen op ZMr vertrouwélij-i hij was weg en niemand Reeft ooit, maendc Henkie met verheerlijkt ge-
ken voet. meer iets van hem vernomen.
Als ik hen echter wilde uithoo-l
ren, dan klopten zij mij lachend op j
den schouder en zeiden
Och, mijnheer de jachtopziener, j
als gij het ons al to bont maakt, dan
zijn de Pruisische grenzen dicht ge-
noeg bij en herten en reeën vindt men
daar even goed als hier.
Heelemaal van Streek.
zicht.
Och. stomme jonge, da's ommers
hetzelfde, wees wijselijk terecht
Klaartje met geleerdheid-van-oudere-
zus. Dan leggen we 'n plank over 't
ledikant en dan moste jullie ange-
ve. hè
Met z'n drietjes sjouwden ze
iar «ven goeu ais uier i Pa had kiespïjn. Den heelen nacht x-
Inderdaad hielden de'strooners in' Jjacl hij liggen kranewaken en nu was plank over het led,kant. waar pa
ons district een tijdlang hun gemak,: hij opgestaan met een gevoel in z'n shep.
terwijl het daarginds, over de Pruisi- j onderkaak, of de kies, die 'm nu al Wat écht, hè
sche grens, er duivels naar toe ging. j een paar dagen zéér deed, voortdu-Nou. Geve jullie maar an. Eerst
Maar één was er, met wien ik maar rend dieper in z'n kaak geduwd werd. de stoele.
geen vrede kon sluiten. Hij heette De pijn trok hem door z'n heele ge- Henkie probeerde een van de groo-
Andreas Thoma én stond bekend als' zicht. Hoofdpijn had-ie er óók al van. te stoelen aan te dragen, hijgend zijn
de gevaarlijkste van de bende. Al En zoo gruwelijk als dat ding steken kleine krachtjes inspannend,
eens had hi j gevangenisstraf onder-kon, zoo in-geniepig, dat je dacht in Néé, die kleintjes. Die daar. Dan
gaan en men mompelde ook, dat hij; mekaar te zullen kruipen. Het min- mot je ze op mek dér zette, net als bij
den armen jager had doodgeschoten-' ste koude luchtstroompje in zijn een echte verhuizing,
op de plaats, waar nu het kruis staat, - mond déé 't hem. Dan kreeg je weer Rietje en Henkie kwamen met de
maar ér waren geen bewijzen tegen zoo'n venijnigen prik en je kon het poppenstoeltjes aandragen, met.be-
hem. Tn elk geval was hij een som- we] uitbrullen. Niks kan je in je wegingen als van iets heel zwaars nu
ber, ruw en onaangenaam mensch, j mond nemen met zoo'n pijn, letterlijk te dragen.
dien men best tot een moord in staat i niks. Vanochtend had hij beproefd te Klaartje, op een stoel, pakte aan,
kon achten. ontbijten, met hééle kleine proefkau- schikte alles netjes op do plank,
In den laatsten tijd werden de wild-; winkjes, voorzichtig aan, en 'twas groot-doenerig van -achteraf begin-
dieverijen weer talrijker en ik moestof 't er om gedaan werd, ieder krui- nend, deelend intusschen bevelen uit,
meermalen edn nachtelijke ronde' meltje ging 'm juist in. z'n kies zitten, fluisterend want pa sliep, zie je,,.,
door het district doen. Zoo maakte ik j Er uit peuteren durfde hij niet, bang Nou de tafel en de canapé. Och
ook op een mooien zomernacht den voor nog méér pijn. Dan maar zuigen nee. die kon je ommers niet alléén
weg, dien wij nu ook hebben afge- of met z'n tong. Maar 't duurde op drage, dat doeë jullie samen. Zóó.
Nou, help nou 's effies opgeve, an-
ders vertil ik m'n eige nog.
Hè, da's 'n hijsch 1
Nou de koppies en de schotel
tjes.
Néé, éérst de stove, zeid
Rietje.
Óch, malle meid, wat weet ji
d'r van zei met een gebaar van toe
loop-nou-door-jij, Klaartje, die
wist. Die stopje d'r toch later tus
schen.
Eén voor één droegen Henkie
Rietje kopjes aan en schoteltjes, toei
't melkkannetje en 't suikervaasje.
Wat nou? vroeg Klaartje, hoog
staand op haar stoel, met de hande
in de zij, rondziende naar wat e
nog viel te bergen.
Henkie stond met z'n mouw zie
over 't voorhoofd te vegen. Dat dee
échte kruiers óók, Rietje zat effies
schafte.
Och, jij met je stove ook. Né
éérst de vaze, die komme toch bij
koppies.
Langzaam verdwenen de vazen va
het penantkastje in den wagen,
Nou toch de stóve, hè?
Néé, schaap, nog niet. Eerst al
vaze. Van 't andere kassie tóch
Pas op dat je niks breekt, dat mot.
allemaal zelf betalen. Zeg, kruier, gei
me dat touw 's an.
Hè, ja, wegane hij sche. Net e«
échte verhuizing.
Over de leüning van een stoel wei
nu alles opgeheschen en aangepa!
door Klaartje, die op een andere
stond.
Wat écht speelden ze, hè
Geef nou de stove maar an Zi
zoo, nou hebben we de heele bo<
Nou ginge we naar 't nie|iwe hui
hè?
Nou was jij het p&éxd, He
kie
O ja, en dan ging ik op hól
dan kwamme jullie onder de wage
Ja!
Henkie werd voor den wagen
spannen en trok en snoof en stamp
als razend, heelemaal een echt wi
paard. En de meisjes, zoo in het id
van een woesttrappelend paard
hebben, ranselden er op los en hu-h
den nog harder dan het
stampte.
Plotseling een gerinkkinlc in b
en een nijdigHier, tuig ik zal j
Pa in ondergoed, met dikke wang
woesten blik in zijn nog wat lod(
rige slaap-oogen, vloog uit het b
op het groepje verhuizenden toe.
Hier, tuig Hier Hier, zeg ik 1
Hier
Rietje en Klaartje holden de gaj
in.
Henkie kon niet weg, die stoj
vastgebonden aan het ledikant.
Pats, een oorveeg, die aan-kwai
Henkie brulde met wijd-open-moa
vuisten voor de oogen, héél hard, 0
dat Pa maar niet wééj zou slaan.
Pa, struikelde over den dreina
strompelde de gang in. In de keukj
stond angstig, ingedrukt, in een hoe
je, Rietje, de schort voor de oogen
Néé, pa néé 0 néé beel
ze, toen hij op haar afkwam, 't Hi(
niet, ze kreeg er een paar, dat zei
van suizebolde.
Klaartje was gevlucht op eenpla;
die men meestal door de twe?
macht van tien aanduidt, had de de
op het haakje gedaan, zat nu bej
rig-beangst af te wachten wat
komen zou. Als pa 't eens niet mei
te, dat ze hier zat, als-ie 's voor
liep, als
Open. zeg ik je, ópen Pa ruj
en trok, dat het hout kraakte, rul
altijd door met inspanning van
zijn la-achten.
Ineens vloog de schroef van
haakje los en de deur patste teg
zijn voorhoofd. Pa viel lang-uit 1
den marmeren vloer.
Au duvelskind, è,s-ik je ni
hier, 'k zèl je....
Opvliegend pakte hij haar beet 1
kletste het rond haar ooren, dat p
handen er van gloeiden.
O je zou zoo'n meid hè
En toen al de kinderen grienden
hij uitgeraasciwas, merkte hij, da
nóg kiespijn had.
L. I
BLIKSEMAFLEIDERS BIJ DF,
ÈGYPTENAREN EN ISRAËLIET!
Dr. Axmann vertelt in „Him
und Erde" een en ander over de
t u urwe tenschappe! i j ke techniek
oudheid en stipt daarbij een aai
feiten aan, waaruit blijkt, dat de 0
Egyptenaron en ook de Israël»
uitstekend op de hoogte waren
de werking van veie natuurkrach
Bij de Egyptenaren is men a'
meen nog- op de hoogte van magi:
geheimen, clie op blijkbare kei
van speciaal dlectrische werkin
berusten. Als bewijs dienen o.a.
inschriften van den oud-Egyptisc
tempel van Edfoe en Dendrah, w
constafëéren, dat de masten bo
het gebouw bestemd zijn voor he'
weren van het hemelvuur. Deze
ton masten, 30 tot 40 M. hoog, lii
van boven spits toe en waren
kóper beslagen. In Medinet Aba
ren de uiteinden der door Ramse
pl.m. 1300 j. v. Chr. aldaar opger
.te masten zelfs verguld. Dat' ii
ivnasten stellig in staat waren oml
1 clectriciteit uit cle atmosfeer opl
zuigen en af tc leiden, vooral bijl
droge woestijn-klimaat, is bu
kijf. Men kon aldus door middel
eleetriciteit offervuren ontsteken,
schrik der mensch en, van wf
misschien menigeen op allermo/
ste wijze is ter dood gebracht...
i eleetriciteitIn elk geval p:
deze verschijnselen uitmuntend
de Egyptische aanbidding van d-
personifieerde natuurkrachten.
Dergelijke overwegingen hebben
'mogelijk den natuurkundigen Mie
lis te Göttingen toe geleid, te bew
dat zou blijken, dat ook den Isra
1 ten de werking van den bliksem a
der reeds bekend was en dat zij
{zen ter bescherming van hun
Ipels aanwendden, Inderdaad is
j opvallend, dat in een land met
onweer een zoozeer blootgesteld
bouw als de hooge. tempel an
mon door den bliksem steeds gep
werd.
Volgens verschillende overlev
gen bevonden zich op het dak
den tempel talrijke metalen spi
die de vogels moesten weerhoi
zich op het heiligdom neer te ze
Over de lengte dezer spitsen v
echter niets gezegd. Als zij kort
ren, zou dit toch de theorie, da
bliksemafleiders waren, niet