BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD I fl.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ^AiüinuAU a, uLiuoan. H jR 1 IJit HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEVEN. de 62 ïke VERKEERDE AANDACHT OP ZICHZELVEN. Amice, Het,,Ken u zeiven!" de gul- en spreuk, die den Apollo-tempel m het oude Grieksche Delphi sier- g is een dier gevleugelde woorden eworden, dat in alle talen vertaald, it alle volkeren gekomen, aJlerwege Is les van hooge levenswijsheid is rkend geworden. Maar ook het Bij- ïlsche „Hebt acht op u z e 1- e nis waard om daarnaast in erinnering te blijven. Zij vullen el- iaar aan. Want hoe zullen we ons elf leeren kennen zonder op onszelf letten en ook omgekeerdwie ilfkemiis bezit, zal er wel de leering lit putten dat het noodig is zichzelf looit uit het oog te verliezen. En toch wat die laatste spreuk angaat, zij dient goed verstaan en aet beleid toegepast te worden. Men rerdwaalt op dit terrein spoedig op en boozen zijweg. Laat mij uw eigen irvaring maar inroepen. Kent ge ze tiet even goed als ik, tot wie men reneigd zou zijn te zeggen Hebt iets |n i nd e r acht op u zeiven denkt een weinig minder, zooal niet o m dan joch o v e r u zelf gaat wat meer uw rang. eenvoudig-weg, zooals de om standigheden, uw beginselen en uw kweten u dit voorschrijven, zonder |e vragen naar het oordeel der men leken over uw zeggen en uw doen. Ik heb het daarover reeds vroeger met u gehad. Wil er thans eens uwe aandacht op vestigen hoe deze over- latige bemoeienis m e t en bekom- iemis over zichzelf voortkomt bo- renal uit drieërlei oorzaak. Uit behaagzucht, of uit i n- e e 1 d i n g of uit v a 1 s c h e chaamte. Ik noem eerstens de behaag u c h t, het verlangen om in de lank te vallen, om tot eiken prijs ief en aardig, kan 'tzijn mooi, ge- rónden te worden. Dat men niet let en zou juist op haar, dat zij niets neer zou zijn dan éene uit het gezel- ichap, als iedere andere, dat is der lehaagzucht ondragelijk. Ik val van elf in den vrouwelijken toon. Dit is 'erklaarbaar. Behaagzucht is niet bij ïitzondering, maar wel bij uitstek ien vrouwelijke fout. Voor menig jong neisje, dat er niet kwaad uitziet, of lat 't zich verbeeldt althans, is de :oquetterie om voor éen keer het 5oede Hollandsche woord door het litheemsche te vervangen een drei- lende voetangel. Eenvoud kent geen [evaarlijker vijand dan de neiging )m op te vallen en te behagen. En hoe Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. De grootste zorg, die grondspecu- lanten 's nachts uit den welverdien den slaap houdt, is naar ik mij heb laten vertellen deze, dat hun terreinen lang onverkocht zullen blijven, lat ze door de opeenstapelende rente feitelijk te duur geworden zullen zijn. Rente namelijk is een heel aardige zaak om te ontvangen, maar minder genoeglijk om te betalen. Mijn zoon Jan, die zooals de lezer weet op de hoogere burgerschool is en daar tot ontwikkeling van zijn verstand een massa wiskunde leert, waaraan hij later in de prak tijk niets hebben zal, trekt, op dit oogenblik van deze studie althans dat voordeel, dat hij fijne onderschei dingen weet te maken, waar een ge woon burgermans verstand - letterlijk bij stilstaat. Zijn nieuwste kunststuk op dat gebied is een betoog over fei telijke en theoretische rente. Hij lei me. dat zóo uit. „Stel u voor, pa" zei hij, „dat de gronden van het voor malige Lakenkoopersgilde gekocht Waren door een particulieren bouw- epeculant voor laat ons zeggen een half millioen en dat hij daarop vier fen hypotheek had gekregen tegen H procent rente, dan zou die grond hem na een jaar kosten ƒ17000 meer, dus ƒ517.000. Die ƒ17000 nu rijn fei telijke rente, want elke drie maanden verwacht de hypotheekbank de beta ling de duiten moeten er dus we slecht wordt de moeite beloond Als ze 't eens wisten, de behaagzieken, hoe vierkant ze zichzelven in den weg staanNiets loopt spoediger in 't oog dan de kunstjes en maniertjes waarvan zij zich bedienen en de ont goocheling wekt weerzin. Mislukt ef fectbejag valt akelig uit de koets. En niet louter belachelijk maakt zich de behaagzucht, haar dreigt ook het ge vaar van zich verachtelijk aan te stel ten zoodra de jaloerschheid, die zich vlak bij haar bevindt op den weg, haar de hand reikt. Komt de ja loerschheid er bij, dan wordt de be haagzucht slaafscli en wreed. Slaafsch omdat de jaloezie haar prikkelt alles in de waagschaal te stellen om het be oogde doel te bereiken, ook al verne dert zij zichzelvewreed, omdat geen middel wordt nagelaten hetwelk haal kan doen zegepralen over haar tegen partij. Laat het wapen venijnig zijn, dat zij grijpen wil, wanneer het slechts 't voorwerp van haar afgunst gevoelig treffen kan, dan zal zij het niet versmaden. Een andere openbaring van de over matige bemoeienis met onszelven noemde ik de inbeelding. Voor de laatstgenoemde gevaren van slaafsch en wreöd te zijn ligt zij minder open. Inbeelding is royaler; wil leven en laten leven. Zij kan de zon in 't water zien schijnen, tevreden als ook zijzelf maar straalt. Maar dien eisch stelt zij dan ook onvoorwaardelijk. Ik zou geneigd zijn de inbeelding de be haagzucht der mannen te noemen. Inbeelding is royaler, maar brutaler en toont minder zelfkennis. Behaag zucht, ook al mishaagt zij, heeft meestal meer vasten grond onder de voeten; inbeelding daarentegen kan het gevolg zijn eener allerpotsïerlijk- ste zelfbegoocheling. Zij stelt zich aan als voornaam, als gewichtig, als deskundig, als wereldwijs, en... is het vaak o, zoo weinigO, die ge wichtigdoenerij Van velei jaren her waarts rijst het beeld voor mij op van een dorpsgeneesheer, man van zeer middelmatige medische reputa tie. Zooals hij daar aan 't ziekbeó gezeten was, de kin steunend op de handen, die over den zilveren knop van zijn dikken rotting waren saam- gevouwen, moest hij de figuur te aan schouwen geven minstens van den herrezen Boerhaave. De poseerende man blijft mij mijn gansche leven bij. Inbeeldinghet woord voert u naar binnen, naar den waan, de zelf aanbidding, het kijken in den spie gel, hot genieten van zichzelf in stil te, alsof zij met de buitenwereld niets te maken had. Maar die schijn bedriegelijk. Het stille genieten is de voorpret. De fantasie heeft de een zaamheid reeds bevolkt, ziet zich reeds in een kring van bewonderaars. De zekerheid van niet naar buiten te kunnen uitslaan zou dezen brand aanstonds dooven. Niet uw weerzien wekkend als de J behaagzucht, noch uw spot prikke- j lend als de inbeelding, veeleer een j beroep doend op uw toegevendheid en uw mededoogen is de derde vorm van j overmatige bekommering over onzen j öigen persoonde valsche schaamte. Met de inbeelding heeft de arme schuchtere niets uit te staan, al is de behaagzucht wel van haar familie. Hebt erbarming met den armen lij der die schroomt zedelijk zichzelf te zijn. Al te kinderlijk, te argeloos, te braaf uit den hoek te komen, die vrees houdt den valschelijk beschaam de voortdurend gevangen. Voor „niet vol" te worden aangezien is zijn on ophoudelijke beduchtheid. Als hij het woord spreken of de daad doen zal, waartoe zijn „beter weten" dringt, ziet hij de spottende oogen of het minachtend gebaar van zijn kwel geest en kruipt in zijn schelp terug, opdat niet het bijtend zout hem ver smelte. Een koninkrijk voor 'n beetje durfJa, kon hij maar den moed vatten voor dat éene heldhaftige eenvoudig en natuurlijk zichzelf te zijnDen ander wien het afgaat als de meest gewone zaak ter wereld, benijdt hij met tranen. Het slachtoffer van valsche schaamte is zeer te beklagen. Bij som migen is het een aangeboren aard. die den schuchteire met zoo weinig flinkheid bedeelde. Vaker nog drukt op opvoeding en omgeving de schulden last, omdat veel te groote plaats werd ingeruimd aan de vraag wat de men- schen zeggen, de mode wil, de toon gevers voorschrijven, in stede van het opgroeiend kind te leeren afgaan op en opkomen voor wat het recht en goed, plichtmatig en juist, schoon en voortreffelijk acht. Hoe 't zij, kon de lijder aan valsche schaamte ertoe komen minder aan zichzelf te denken aan den indruk dien hij maakten het oordeel dat men over hem velt hij ware voor drievierde part gehol pen. Aldus is de spreuk„Hebt acht op uzelven!" slechts onder bepaalde voor waarde in toepassing te brengen. Weet groet mij, amicemet warmen t. t LECTORISALUTEM. KUNSTPRAATJE. verzon beoordeelt, heeft twee plichten te vervullen lo. Na te gaan of die verzen goed zijn. 2o. te trachten uit de verzen het karakter van des dich ters talent te definieeren. En Van Deyssel merkt op De lite raire kritiek kan twee functièn ver richten te zeggen hoe het werk van een schrijver is, te zeggen hoe het zoo komt te zijn. Als we dit generaliseeren, komen we er toe te besluiten, dat de tegen woordige critiek wil dat de criticus zegt, hoe het kunstwerk is, hoe het zoo kwam en hoe 't talent van den kunstenaar is. (Men merke op hoe beide kunstenaars totaal niet spreken over het wezen van den kunstenaar zelf 'Nu is er, dunkt mij, tegen deze wij ze van kunst beoordeelen veel te zeg gen, en Van Deyssel zelf heeft zich zelden aan zijn definitie gehouden. Ik geloof, er is een hoogere, kunstrijkere wijze, eene, die in Van Deyssel zijn stichter wel kan eeren, en in de beel dende kunsten door Alb. Plasscliaeit ernstig en degelijk wordt nagevolgd. Ik bedoelcritiek is de kunst om de ware gevoelens, die een kunstwerk op wekt, in schoone taal weer te geven. Dus, een critiek zij waar, zij gevoeld, en zij mooi O, critiek is een heerlijke kunst Kunst genieten, te staan, aange zicht voor aangezicht, voor een werk, en dan te zien, al maar te zien het schoone, het heerlijke, diep te gevoe len, langzaam, zuiver, het wezen van een meester in zijn werk. zoodat 't wordt reiner, helder, klaarder in je. dat je oogen onleschbaar drinken mooi. zielsmooi, tot het je duizelt van hooge ruimte, of je staat op hooge berg in diepe hemeltot je voelt alles weg om je heen, en je voelt geluk, puur geluk.... en die hevige sensaties vast te houden en te brengen in ware, klare, melodieuse, mooie taalte vinden sonore woorden van verruk king en geluk, van liefde en bewonde ring, weer te geven de emoties van het schoon o, is dat geen heerlijke kunst Of te staan voor een leugen-werk; een iets, dat kunst wil zijn en schoonheid brengen en niets is dan een leelijk- heid Er vóór te staan, en te voelen hoe donkere donderwolken opbollen aan den klaarblauwen hemel van je stemming.... wolken van kwade haat; nijdige, woedende haat tegen 't be kijken, tegen wat je voelt schijn-van- mooi te zijn, bedriegen van kunst, neerhalen van schoonheid.... en dan bliksemde woordschichten neer te slingeren, nijdige pijlen, bijtende spot of vertrappende verachting, mooie woorden van haat tegen lee- lijk o, is ook dat geen heerlijke kunst En een ware kunst bovenalWaar heid, en bovenal waarheid in de cri tiek De kunstrechter zij onkreuk baar waar.... het geldt de schoonheid de heilige! Hoor, hoe de dichter van de schoonheid spreekt Schoonheid, die in de wereld zijt Die tusschen menschen hangt te beven, Geef ons van uw eenvoudigheid, Geef van uw mededeelzaamheid, Van uw deemoedigheid Om goed te leven Schoonheid die enkel in ons zijt, Die moeder ons heeft meegegeven, Geef aan onze oogen zuiverheid, Geef aan ons hoofd uw helderheid, Ons hart uw dapperheid Eerlijk te leven Dat is schoonheid en in haar dienst de Waarheid dienen, is de grond voor alle critiek. Nog even dit In de Rotonde van het Kunstnij verheidsmuseum is deze week nog de zeer bijzonder mooie tentoonstelling geopend van den schilder Henricus, zijnde 27 lithographieën van een ge- illustreerde prachtuitgave van 't Lie dekin van den Here Halewine. 't Is een reuzenwerk van geduld geweest voor dezen impressionist Cd. K, Natuurhistorische Wandelingen, IN EN OM HAARLEM. VIII. Over critiek. Sta mij toe, bij mijn gedachten- gang te loopen over een paar brugge tjes door groote critici gelegd. Ik haal gezegden van schrijvers aan, doch wat voor verzen geldt, geldt ook voor andere kunsten Kloos schrijftWie zen, anders verkoopt de bank de gronden en betaalt zichzelf." „Accoord", zei ik, met bewondering starende op mijn knappen zoon, die op een leeftijd waarop wij in onze jeugd nog vliegers oplieten, op de hoogte is van hypotheekbanken en hunne benauwende driemaands-beta lingen. „Accoord, dat sluit als een bus. Maar wat is nu je theoretische rente „Dat is," zei Jan, „de rente die de stad betaalt. Kijk eens hierwan neer de gemeente als grondspeculant optreedt „Jan", zei ik, „een oogenblik. Spreek nooit van de gemeente als van een grondspeculant. Dat klinkt niet. De heeren van den Raad hoo- ren dat niet graag. Grondeigenaar is beter." „Grondeigenaar dan," zei Jan, „hoe wel ik niet vat wat het verschil is. Wanneer dus de gemeente als grond eigenaar voor een waarde van een half millioen aan bouwterrein heeft liggen, dan mist zij de rente wel, maar behoeft die feitelijk niet te be talen, omdat zij er geen geld vaneen ander voor geleend heeft. Vat u dat?" „Eerlijk gezegd nog niet best," ant woordde ik. ,,Ja, de wiskunde is een moeilijk vak", zei Jan, toegefelijk voor mijn zwakheid. „Zie eens hier: stel dat het heele terrein dadelijk ineens voor een half millioen verkocht was, dan kon de gemeente van het ontvangen geld a 4 procent ƒ20.000 rente trek ken." „Begrepen." „Goed zoo. Maar nu verkoopt de gemeente de terreinen eerst na een jaar, derhalve mis t ze ƒ20.000 rente." „Juist" „Maar die behoeft ze feitelijk niet te betalen, daar ze geen geld heeft geleend om het terrein te koopen. Bij de gemeente is die rente dus theore tisch „En toch is de prijs van die gron den zoo hoogriep ik verwonderd. „Ja juist", zei Jan met een veelbe- teekenenden glimlach. „Maar dan zou ik zeggen, dat de gemeente „Gaat u voort", zei Jan aanmoedi- egnd. „Dat de gemeente de theoretische rente feitelijk door de koopers van den grond wil laten betalen „Heel goed", zei Jan met zelfvol doening. „Heel goed. U ziet: de wis kunde is een prachtig vak. En, nu gegroet, papa. Ik ga mij nog verder in die edele kunst bekwamen Toen hij weg was dacht ik verder over de zaak na en kwam tot de slot som, dat volgens deze redeneering de prijzen van dezen grond minstens om de vijf jaar zullen moeten worden her zien en met de theoretische rente ver hoogd. Hoe vaker dat nu gebeurt, te beter voor onze jeugd, die er be lang bij heeft om er te blijven spelen. Met belangstelling heb ik gezien, dat er menschen zijn, die het verzoek willen doen om voortaan het duinwa ter dat zij gebruiken, precies naar het aantal gebruikte meters té betalen. Schoonheid die in den Hemel zijt, Die de Eeuwigheid heeft opgeschre ven, Geef ons iets van uw eindloosheid, Geef ons van uw verhevenheid, Van uw geweldigheid Om groot te leven I XXX. Wat schoone avond. De zon ging prachtig onder aan de Westerkiin, dank zij den helderen hemel; wat 'n mooie najaarsdag en hoe genoten we van de wandeling. Verrukkelijk schoon is toch de natuur. En hoe weet ze een mensch te herstellen, op te vroolijkenzie, alle zorgen zijn verbannen al het treurige vooreenige uren op zijde gezet, dat doet een mensch goed, daar wordt hij sterker van, daarna kan hij met grooter weerstandsvermogen het hoofd bie den aan tal van moeilijkheden, die hem wachten. Voeg daarbij nog een rustigeu nacht, om te ontwaken sterk, gezond en frisch, met een geheel anderen kijk op dezelfde wereld. Onderwijl draait de aarde in Ooste lijke richting voort, en wendt de zij de, waarop wij wonen, steeds verder van de zon af. Hare weldoende stralen bereikten de aarde des daags al met minder kracht, voor korteren tijd, zoodat de temperatuur van den bodem, van de lucht al zoo hoog niet meer werd. N u is het avond. Prachtig schitteren mil lioenen en nog eens millioenen sterren aan het uitspansel, als zoovele fak kels, om de grootheid van de schep ping te verkondigen. Door geen wolk je belemmert richt onze blik zich in het ruime, ruime heelal. En de aardo. Milde zegenbreugster als zij is, geeft ze van 'tgeen ze ont ving, zooveel mogelijk terug. De al karig ontvangen warmte straalt ze uit, door niets tegengehouden, geen enkele wolk, geen enkele damplaag omgeeft de aarde als een wollen man tel. Steeds meer en meer warmte vervliegt in de oneindige ruimte. Waarheen We weten het niet. Ver loren gaat er echter niets, evenmin als er uit niets iets geboren kan wor den. Maar wat wij, aardsche men schen, wel kunnen waarnemen, is, dat de temperatuur steeds meer en meer daalt. En tegen den morgen, als de zon dus bijna weder terugkeert, dan is er reeds veel veranderd. De menschen. die vroeg bij de hand zijn, ze voelen, dat het koud is, dat het vriest. Een nachtvorst dus, om eeu einde te maken aan heel wat planten leven, dat nog gemakkelijk een gan- schen tijd had. kunnen mededoen. Maar 'tis gebeurd. De zachte bego niabladeren en stengels, ze zien zwart en niet lang zal het duren, of ze gaan in rotting over. Daarom voorzichtig alles afgesneden, de knollen opgeno men, wat gedroogd en opgeborgen op een luchtige, vorstvrije plaats. De eenjarige zonnebloemen, enz. eriz. Ook zij kunnen geen weerstand bieden en daar zij slechts over kunnen blijven door middel van zaad, is het goed een en ander uit den tuin zoo spoedig mogelijk oy te ruimen. Ook de bladermassa van de hoo rnen valt meer en meer naar bene den. Hebben we in ons tuintje gras, dan moeten we toch zorg dragen, dat dit. zoo zuiver mogelijk blijft. Rotten de bladermassa's brengen het gras in minder goede conditie. Geef den tuin daarom nog een flinke schoon maak; alles, wat bij de vorst opnieuw zou sneuvelen, wordt meteen maar verwijderd. Alles wat overblijft, en toch niet vorstvrij is, wordt soms ge dekt, soms opgenomen en moet dan overwinteren op cene luchtige plaats. Bij heel wat menschen blijft dan de tuin liggen tot diep in 't voorjaar, zes maanden winter dus en dat, ter wijl er zooveel schoons is dat onzo voorjaarsmaanden kan veraangena men. Tal van planten toch hebben den zomer en den herfst gebruikt om reservevoedsel te verzamelen. Uit dien voorraad putten ze de eerste maanden van het jaar om te bloeien. En als dan nauwelijks de winter voor eenige oogenblikken afscheid heeft genomen, komen ze vriendelijk ons de wedergeboorte der natuur verkon digen. J. STURING. Want, beweren ze, wanneer we moe ten betalen, wat we boven ons abon nement gebruiken, waarom krijgen we dan geen teruggave voor wat we minder dan dat abonnement noodig hebben Oppervlakkig beschouwd is daar niets tegen. Als je in een jaar zeven pond stroop bij den kruidenier hebt gehaald, behoef je hem toch geen tien pond te betalen. Toch is het met waterlevering een eenigszins andere zaak. De prijs per kub. meter is be rekend naar het maximum van het gesloten contract. Bij de vaststelling van de tarieven heeft men zoo gere deneerd A kunnen we beschouwen als klant voor 30 kub. M„ B. voor 100, C voor 250, welnu dan zullen we de prijzen in billijke verhouding vast stellen. Wil men nu een andere bere kening, die het aantal verbruikte me ters meer uabijkomt, een schaal dus van tien tot tien, dan zal het eenvou dig gevolg wezen, dat iemand die niet precies aan zijn maximum toe komt, iets meer per kub. M. zal beta len en er dus niet beter, ja misschien zelfs slechter van wordt. Voor de ver bruikers zou het dus niet voordeeli- ger wezen, al wou de Raad er aan, wat ik niet geloof. Dat de afstanden tusschen de con tracten wat groot zijn is wel eens meer gezegd, maar daarmee hebben onze vroede, zorgende vaderen klaar blijkelijk deze bedoeling gehad, dat ons welzijn er door zou worden Vevor- derd. Met water moeten we niet zui nig zijn. Wees er royaal mee voor je zelf en voor je huis, van binnen en van buiten. Het gemeentebestuur geeft zelf het voorbeeld, door rivieren van duinwater te laten wegstroomen in de urinoirs. „En ik", zegt bakker Berkemeier, „ik, die er graag voor betalen wil, kan het niet krijgen." Is dat menschenliefde? Helaas, onze menschenliefde eindigt bij de gren zen van Haarlem en Borkemeier woont nu eenmaal op Heemstede. Wel kan hij electrisch licht van ons krijgen, maar dat heeft hij misschien nu weer minder noodig. Noodig is werk. Over de grenzen van Haarlem misschien niet eens zoo dringend als daarbinnen. Maar hier in Haarlem is er groote behoefte aan. In de aannemerij is het dit heele jaar al slap geweest, maar nu worden ook in timmerwinkels, de zoogenaamde burgerzaken, al menschen ontslagen omdat er geen werk meer is. „Als de menschen wouen", zei me een beken de timmerman, „dan was er werk voor nog wel drie jaar. De huiskamer van de menschen en de salon zien er aardig genoeg uit, maar kom ereis op den zolder en op het dak en kijk dan, hoe de goten er uitzien en hoe scheef de schoorsteenen erbij staan, dat je je hart vasthoudt voor den eersten storm. De huiseigenaren zou den werk genoeg hebben, als ze de boel eens flink in orde wilden laten maken, maar als ze niet willen, dwing ze er dan maar eens toe. En wat doet het publiek, als't nog wat te verdienen heeft? 't Stuurt om een timmermansknecht en draagt hem KOELBLOEDIG. In een particulier gezelschap te Kopenhagen heeft kapitein Gundel van den ondergang van het dezen zo mer verongelukte schip „Norge" eea episode verteld, die verdient bekend te worden. Toen het schip voorover begon te hellen, naderde een Engelschman mot afgemeten stappen den kapitein, die op de commandobrug stond en vroeg: Wat is er aan de hand Op het antwoord van den kapitein dat het schip zinkende was. ging de Engelschman voort WellLaat het dan niet al te gauw gebeuren En zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, ging de Engelschman, terwijl hij een sigaar opstak, met over elkaar gekruiste armen op de commandobrug staan, om in deze houding naar den kelder te gaan. Het was een rijke, Engelsche koop man, die zich op een reis voor zaken naar Amerika bevond. Mevr. X. Dwaas dat sommige moeders altijd hun eigen kinderen mooier en liever vinden dan die van anderen. Mevr. Z. Ja, als alle kinderen zoo waren als mijn Jan, dan kon ik het mij voorstellen. het karweitje op. Een van mijn ge zellen kwam mij vragen, of hij in mijn werkplaats een „klusje" voor hem zelf maken mocht, hij wou dus in mijn werkplaats als mijn concur rent optreden. Natuurlijk kan ik hem dat niet toestaan en als de man later weer om werk komt, zal hij niet de eerste wezen, dien ik aanneem, want hij is intusschen immers baasje ge worden Een dokter hier wil zijn serre laten dichtmaken en belast daarmee uit medelijden een timmermansknecht, die geen werk heeft. Is dat verstan dig De man is er wel voor *t oogen blik mee geholpen, maar de patroons nemen hem niet gauw weer in dienst als er werk is. Boven dien bederft hij den prijs, daar hij natuurlijk goed- kooper werken kan, dan een patroon." Zoo sprak mijn zegsman en ik be loofde hem, dat ik het in de krant zou zetten. Zooveel blijkt er wel uit, dat de toestand er lang niet schitte rend voorstaat. Weinig werk en het beetje dat er nog is, niet op prijs ge houden. 't Lijkt de boekhandel wel, die het zoo'n eer vindt om de ge meente van schoolboeken te voorzien» dat ze geleverd worden zonder winst En waarom Om 't eereburgerschap van de stad? Of om een gratis graf kelder in 't Mausoleum als je dood bent? Anders begrijp ik er niets van. Burgemeester en Wethouders, op het geval attent gemaakt, zeggen leuk jes, dat de goedkoopste weg hun het beste bevalt. Je zou zeggen FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 1