BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Haarlemmer Halletjes
ZATERDAG 5 NOVEMBER.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
ZONDAGSBRIEVEN.
VOORKOMEN BETER
DAN GENEZEN.
Amicel
Voorkomen is beier dan genezen.
Het voorbehoedmiddel is in den re
gel van zekerder werking dan de
duurste artsenij. Die waarheid uit het
gebied der gezondheidsleer geldt,
waar we het terrein der opvoeding
betreden, evenzeer.
En wanneer ik dan het voorbehoed
middel geven zal tegen de kwaal,
waarover ik handeldede verkeerde
aandacht op zichzelven, dan kan ik
niet anders zien of de gulden regel
luidt
Bemoei u niet te veel met
het kind! Laat betover aan
zichzelf!
Mdt den zuigeling is men reeds ver
standiger dan vroeger. Wieggeschom-
mel, zoethouders, vrees voor ge
schreeuw, telkens in handen nemen,
dat alles is geoordeeld. Ook in on-
bewusten staat zij het kind geen heer-
scher. Verstandige moeders weten in
hoe hooge mate deze onthouding
haar loon vindt.
Wanneereen paar jaar later aan
het lieftallig kind. het speelpopje,
geen rust wordt gegund, omdat de
huisgenooten om strijd een cordon
van liefkoozingen, bewondering, klei
ne zorgen en kleine geschenken om
het kind trékken, dan wreekt zich
deze verklaarbaarste aller zwakheden
evenzeer. Toch neem ik aan, dat die
wraak nog meer de moeder dan het
kind treffen zal.
Het kwaad komt voor het kind op
den leeftijd die nu volgt en bedreigt
het tot het volwassen is.
Opvoeden immers is, zoo zegt men
vormen, leeren, afleeren, kweeken,
voordoen, helpen, steunen?...
Opvoeden ismet onze trouwste
zorg, onze warmste liefde, onze groo-
tere ervaring, onze dege wijsheid het
kind omringen?...
Opvoeden is, niet. waar? ons be
moeien met het kind
Bovendien, als onze kinderen ge
hoorzaam zijn en vlijtig, zacht en
lieftallig, oolijk en snaaksch, als ze
blijk geven dat hun verstand helder
is en het hart op de rechte plaats
)zit., wie ontsteelt ons het genot van
hen te beloonen, door hun te zeggen
hoe blij en dankbaar we) zijn?...
Men kan aan wat er waars is in
deze vragen zijn vollen eisch geven.
Want ze laten tegelijkertijd zien, dat
de vinger, ter waarschuwing van den
1- opvoeder opgestoken, niet mag zak
ken.
Zeker, de belooning heeft recht zoo
goed als de vermaning. Een kind
mag het wel weten dat het goed op
past en dat men tevreden is. Niette
min beschouwe het zelf deze dingen
als niet meer dan natuurlijk en
plichtmatig. Voor zijn snaaksche zet
ten moogt ge uw jongen wel loonen
met een hartelijken lach, wanneer ge
u hoedt hem te bevorderetn tot huis-
lomiek, u hoedt bovenal hiervoor,
Een Zaterdagavondpraatje.
Het woord Dierenbescherming heeft
in de ooren van duizenden mensehen
een slechten klank. Ze denken daar-
bij enkel en alleen aan dierenvertroe-
leling, aan menschen, die hun bees-
behandelen alsof het menschen
aren, ze mee aan tafel laten eten,
lyls voor honden en katten oprich-
die de neusverkoudheid van
;or en de zeere poot van Mimi heel-
rat erger vinden, dan de heerschen-
werkloosheicl en wanneer er een
hun viervoetige lievelingen komt
overlijden, hem ter aarde gaan be
dien in een lijkkoets met volgrij-
igen voor de treurenden er achter,
icies als hij de menschen. Van
teerhartigheden heeft het groo-
publiek zóo'n afkeer dat het, in't
;enovergestelde uiterste vallende,
licht geneigd is een loopje te nemen
ieder, die aan dierenbescherming
let. Dit zal dan ook wel de reden
geweest, dat de hier bestaande
eniging bij haar oprichting niet
reeniging tot bescherming van
iren, maar Vereeniging tegen het
ihandelen van Dieren is gedoopt,
slimmigheid die helaas toch niet
hem als zoodanig, en dat nog wel
in zijn tegenwoordigheid, voor te
stellen aan uw vrienden.
Het kind dat men niet aanstonds
te hulp schiet als het wat mist of
breekt of met zijn rekensom verlegen
zit, aan hetwelk men niet elke moei
lijkheid uit de handen neemt, dat
zijn weg niet altijd geplaveid noch
zijn brood altijd gesneden vindt -
het kind dat men te gepaster tijd
aan zichzelf overlaat leert
Zichzelf heipén, eigen kracht
kennen,, eigen werk maken, eigen
speelgoed herstellen, eigen handen
gebruikenniemand weet wat hij
vermag aleer hij van het afkijken
komt tot het zelf-doen.
Doch het leert niet alleen zichzelf
helpen, het leert in de tweede plaats
zichzelf bezighouden, uit
spanning zoeken, den leegen tijd be
steden, niet springen van den hak op
den takhet ontkomt aan de vluch
tigheid en vindt zijn liefhebberij-vak
of liefhebberij-studie.
En het leert, ten derde, lief krij
gen de eenzaamheid, die wijs
heid en karakter kweekt.
Het rijkste loon evenwel dezer voor
de liefde zoo moeilijke onthouding is
hierfin gelegen, dat zij het. kind drijft
bescheidenheid. Te veel be
moeienis brengt het kind de gedachte
bij dat het gewichtig iswie daar
entegen mede helpt zorgen dat
de jeugd in naleven eenvoud
geen ruime plaats vraagt, over
zich zelve geen hoogen dunk
heeft en haar goede eigenschappen
en gaven vrijmoédig ontplooit zonder
er groot op te gaan, geeft haar een
parel van onschatbare waarde.
Heb ik mij te vrijwaren tegen
misverstand Immers neenEen
koud en gemakzuchtig achter de
schermen blijven is éen ding, de vrees
om te schaden door overmatige en
ontijdige bemoeienis is een ander. De
onthouding gehoorzaamt aan de teer
ste belangstelling en de trouwste lief
de, die de oogen nimmer luikt. En
van de prediking van een dogma
der onthouding, waarvan nooit en
door niemand zou mogen worden af
geweken, valt geein sprake. Ieder kind
stelt zijn eigen eischen en ieder op
voeder ga te rade met eigen aandrift
en inzicht
t. t.
LECTORISALUTEM.
KUNSTPRAATJE.
Over Smaak.
Evenals alle beschaafden lezen en
alle beschaafde jongejuffrouwen pia
no kunnen spelen, en toch bijna nie
mand lezen, mooi lezen, of pianospe
len, mooi pianospelen kan, zoo kun
nen bijna alle menschen zien en bijna
niemand goed zienik bedoel na
tuurlijk schilderijen zien. Hoewel,
die beperking is nog niet eens zoo
absoluut no o dig, dezelfde menschen
kunnen in den regel de natuur en
'het leven ook niet zien. Kunst zien is
een heele kunst, die zoowel aangebo-
geholpen heeft, omdat Jiet publiek,
niet zoo fijn onderscheidende, toch
van „de Dierenbescherming" spreekt.
Nu, tegen dierenmishandeling is
iedereen. Zelfs de onverschilligste
zou als hem gevraagd werd„ben
je vóór dierenmishandeling geen
ja zeggen. Intusschen is daarmee de
dierenmishandeling nog lang de we
reld niet uit. Paarden, honden, vo
gels (om van de tallooze beesten die
we slachten en opeten nog maarniet
eens te spreken) hebben alle reden
om den mensch voor hun gevaarlijk-
sten vijand aan te zien en de aller-
beklagenswaardige onder deze vier
voeters is wel de trekhond. In de
groote gemeenten, zooals Haarlem,
passen de trekhondenhouders wel op,
dat ze geen dierenmishandeling be
gaan, omdat dan de politie ze dade
lijk op de vingers tikt. Maar kom
eens buiten de poort, op de lange,
eenzame wegen, waar geen gemeen-
te-politie iets te zeggen heeft, omdat
de wegen onder provinciaal toezicht
staan. Daar heerscht de grootste ban
deloosheid. Het provinciaal reglement
dat angstvallig allerlei dooie zaken
geregeld heeft, bekommert zich niet
in 't minst om den levenden trekhond.
Het eenige voorgeschrevene is, hoe
de trekhondhouder uitwijken moet,
de rest is aan zijn welbehagen over
gelaten.
ren moet zijn als aangeleerd moet
worden. Die gave noemt men smaak
hebben.
Verleden week trachtte ik te schet
sen eenige van de vele typen van
schilderijen bekijkende menschen. De
eene had de fout naar de onderwer
pen te kijken, de haar interesseerende
dingen schonk zij aandacht, de rest
zag zij niet. Dit is een zeer veel voor
komend gebrek. Iemand die een sa
tijnen japon mooier vindt dan de
oude grauwe rok van een visschers-
vrouw zal ook daardoor eerder zich
aangetrokken gevoelen.
Nu is het een idéé der hedendaag-
sche kunsthet komt er niet op aan
wat men maakt, .maar hoe men 't
maakt. En volgens dat principe kun
nen een satijnen japon en lieve poes
jes nog wel heel mooi zijn.
Dan een andere soort, die van
schilderkunst wel wat weten, namen
kennen en namen vereeren en die nu,
zonder te doorvoelen en zonder te
wikken dadelijk met hun oordeel
klaar zijnDe suggestie van een
naam is verbazend Men moet 't ge
kakel onder schilders eens hooren
als je iets van Rembrandt niet mooi
durft noemen, laat staan ïeelijkOf
als je twijfelt aan de grootheid van
een nog levend (want dat doet veel
man van naam
Het doorvoelen is iets heel bijzon
ders. Gevoel moet natuurlijk aange
boren zijn maar leeren een kunst
werk te dooivoelen kan iemand zich
zelf alleen. En wat vooral een factor
isMen moet niet opzettelijk
trachten een kunstwerk te doorvoe
len het moet zich, om te begrijpen,
geven. Ik stond eens voor een Rem
brandt in 't Rijksmuseum een doc-
ter en zijn assistent en een lijk op
de snijbank. Het grauw-blauwe lijk
zie je tegen de voetzolen aan, verder
door de weggesneden buik in de
borstholte, terwijl de gesloten oogen
in het opgehouden hoofd met iets ont
zettends staren van onder de in 't
midden gescheien en naar twee zij
den uitgespreide hersenen. Op eens
rook ik iets, ik wist niet waten
'k vroeg aan een vriend„Waar
stinkt 't hier toch zoo naar?" tot 't
plots duidelijk in mij werd dat 'k lijk
lucht rook. Ik werd er misselijk van
en liep wegMen zal hierom lachen
Verbeelding, suggestie! Jawel, maar
dan toch een zeer sterke suggestie,
uitgeoefend door 't schilderij Wat
moet er een kracht uitgaan van zoo'n
intenze voorstelling, wat een kunste
naarsmacht. Ik geloof dat dat een
werk doorvoelen is.
Ten slotte gaf 'k nog even aan een
persoon die niets ziet door gebrek aan
belangstelling en eene die de opinie
van 'n ander beaamt. Stellig heeft
ieder ze zoo onder z'n kennissen.
En nu al deze gebreken te missen,
deugden te doen zijn, maakt den
mensch van smaak.
Kunstgevoeliger! hebben 't bijna al
tijd, kunstenaars natuurlijk en van
kunstrechters is het een allereerste
vereischte. Gd. K.
Natuurhistorische
Wandelingen.
IN EN OM HAARLEM.
XXXII.
Daarvan maakt hij dan ook (de
goeden niet te na gesproken) een
ruim gebruik. Of zijn trekdier kreu
pel is, loopen moet hijof de last
hem te zwaar is, loopen zal hij. Valt-
er hij neer, dan is de rakker koppig
en krijgt slaag, bijt hij in wanhoop
naar zijn beul, dan is hij kwaadwil
lig en krijgt hij weer slaag. Is hij
gekomen aan 't doel van de reis, dan
is er niemand die er aan denkt hem
wat te laten rusten zooals hij inge
spannen is, moet hij maar op de
Steenen liggen. Als de baas er om
denkt, krijgt hij wat eten en drinken,
't Kan ook heel goed wezen, dat de
baas het vergeet en dan krijgt hij
niemendal.
Verschillende pogingen om in het
provinciaal reglement beter voor
schriften op de trekhonden te verkrij
gen, zijn mislukt. De heer Zurmuhlen.
lid van de Prov. Staten, probeert het
nu nog eens weer en stelt voor, de
bepalingen die Zuidholland heeft en
die daar zeer goed werken, ook in
deze provincie in te voeren. Alle
menschen, die tegen het mishandelen
van dieren zijn zullen dat toejui
chen en we zijn immers allemaal te
gen het mishandelen van dieren
Mag dan, zoo zeggen menschen.
die maar geen moeite willen doen
om de zaak goed te begrijpen, mag
dan een hond niet eens meer vooreen
1
j Enkele vragen, deze week tot me
j gericht, naar aanleiding van 'tslot
j van onze vorige wandeling, doen me
besluiten, het deze week de huismoe-
ders eens naar den zin te maken, en
eens 't een en ander van enkele groen
ten mede te deelen Wanneer ze eens
j wat willen weten, dan moeten ze haar
licht opsteken bij de. nu ja, gewoon-
lijk worden ze groenteboeren ge
noemd, veel heter paste de naam
wagenvoerder eener groentekar, of
handelaar in groenten. Toch nemen
ze vaak een air aan, of ze alles en
alles er van weten, maar vertellen
daarbij de zaak zoo, als het best in
hun kraam te pas komt.
j We kunnen echter onmogelijk alles
tegelijk nemen en bepalen onsdaar-
om alleen tot de zoogenaamde ge-
j bleekte groenten. Zijn van sommige
groenten de groene bladeren te hard,
I te stug, dan gaat de kweeker ze aan
het licht onttrekken en ze worden
j malsch en zacht of ten minste de
j nieuwe bladeren, die in dien
i toestand gevormd worden. Om te be-
ginnen met de bekende andijvie. In
een groote bladrozet ontwikkelen de
bladeren zich. Zijn die groot genoeg,
dan wordt de andijvie opgebonden,
door alle bladeren in de hoogte te
i brengen en bij elkaar ie, houden met
i 't een of ander bindmateriaal. De
binnenste, jongere bladeren worden
i nu malsch en zacht, wat gemakkelijk
te zien is aan de witte of gele kleur,
want zonder licht ontwikkelt zich
geen bladgroen.
i Sommige groentesoorten, zooals
kropsalade, witte kool, roode kool,
i enz., zijn variëteiten die zonder hulp
i van den mensch zich zelf gaan slui-
ten, en een groote krop gaan vormen,
waarbinnen alles zich malsch ontwik
kelt. Slechts de boerenkool sluit zich
j niet, maar de zich daarbij ontwikke
lende bladeren vooral in 't najaar en
den winter zijn uit zich zelf malsch
genoeg. Als tussehenvorm tusschen de
bekende lossere soorten savoyekool,
en de boerenkool, is ontstaan de
spruitkool. Onzen zuidelijken buren
komt de eer hiervan toe, zooals dan
ook de naam Brusselsche spruitjes
aangeeft. Flink ruim geplant, wat
vaak wel wat te wenschen overlaat,
I ontwikkelt zich een flinke stengel met
tal van bladeren bezet. In de oksels
van de bladeren ontwikkelen zich
knoppen, die steeds meer en meer
gaan zwellen en soms zelfs de grootte
van een kleinen appel kunnen be
reiken. Ze moeten goed gesloten zijn,
zoodat ze van enkele buitenste blaad
jes ontdaan, er als kleine, gele kool-
i tjes uitzien.
Eenige, wat minder bekende groen-
j tesoort.en, die opzettelijk gekweekt en
j daarna gebleekt worden, zijn de
molsla en het witloof. De molsla is
[eigenlijk niets anders dan de paarde-
I bloem, maar door de cultuur zoo-
i danig verbeterd, dat men er evenals
(van andijvie geheele struiken van kan
j kweeken. Vroeger meer dan tegen-
woordig gingen tal van zoekers en
zoeksters de weilanden door. gewa
pend met mes en mandje, om de mols
hopen omver te halen en naar door
de natuur zelf gebleekte paardebloem
bladeren te zoeken. Na de invoering
van het Brusselsch witloof, ook al
wéér van onze Zuidelijke naburen,
is dit zoeken minder gewordende
molsalade toch is te bitter ten ge
volge van het daarin aanwezige melk
sap.
Speciaal verbouwd wordt de mol
salade hier slechts door enkele lief
hebbers, door kweekers nog in't ge
heeljiiet.
wagen trekken
I Ei, wie zegt -datEen hond kan
zeer goed een wagen trekken, als hij
j krachtig en gezond en de last niet te
zwaar is.
Eenvoudiger kan 't al niet. Dat is
ook het streven van ieder, die de
zaak gezond beschouwt. Evengoed
j als een mensch rnoet ook een dier
geen werk doen boven zijn krachten,
j Provinciale Staten hebben nu de ge
legenheid, daarover voorschriften te
geven. We mogen vertrouwen dat het
College die gelegenheid niet voorhij
j zal laten gaan.
Uit het voorgaande volgt als van
S zelf, dat de menschen die roepen
„och hé, nu zullen eigenaars van
hondenwagens het dagelijksch brood
voor zich en hun gezin niet meet
kunnen verdienendie jammer
klacht wel achterwege mogen laten.
Niemand zal er aan denken, hun het
bestaan onmogelijk te maken, maar
ze zullen moeten leeren. dat ze hun
trekhond niet mogen behandelen als
of hij vogelvrij verklaard was. Ik wil
volstrekt niet zeggen, dat de mishan
deling van tegenwoordig uit wreed
heid geschiedt. Eerder geloof ik aan
sleur en onnadenkendheid. Maar
welk een schoone taak is dan voor
Provinciale Staten weggelegd, om
door invoering van de gewenschte
bepalingen tegelijkertijd hot dier to
Wat hier gekweekt wordt als wit
loof is meestal het gewone suikerij-
lof. Cichorei of suikerij is ook een
inheemsche plant, die zich echt'.r
meer op kleigronden thuis gevoelt. De
bloemen lijken op 't eerste gezicht
wel wat op die van de korenbloem,
ofschoon de afzonderlijke bloemen
geen buisjes maar lintjes zijn. in 't
j Noorden van ons vaderland, voorna-
melijk in Friesland, kweekt men ze
i bij H.A., maar daar is het meer te
deen om de wortels, die gewasschen,
gedroogd, gebrand en gemalen, de be-
j kende cichorei, het surrogaat voor
koffie opleveren.
j Als groente gekweekt, was hetna-
j tuurlijk meer om de bladeren te doen;
planten niet breede, weinig ingesne-
den bladeren inet melkwitte bladste
len werden uitgezocht en voortge-
kweekt. In 't voorjaar gezaaid, maakt
de plant het eerste jaar een flinken,
vleezigen penwortel, waarin heel wat
reservevoedsel zit verzameld. Afge
sneden en op een warme plaats op-
gekuild, wil de plant hare natuur
volgen en brenger^ de eindknop tot
ontwikkeling, maar" nauwelijks zijn
de eerste bladeren 12 15 c.M. lang,
of de tuinman snijdt ze af. Dit laten
uitgroeien geschiedt geheel in 't don
ker. zoodat de bladeren wit of geel
wit zijn. Twee-, soms zelfs driemaal
kan men de bladeren aldus afsnij
den. De Belgen, niet tevreden met de
ze resultaten, zochten sommige plan
ten uit. waarbij de bladeren als kool
tjes gesloten bleven. Deze worden
thans reeds weer in de bekende mar
garine-mandjes bij ons ingevoerd.
Niet alleen is de opgebrachte hoe
veelheid hiervan, ineens grooter, maar
ze is ook minder bitter, want ook de
cichorei bevat evenals de paardebloem
en hare verwante, de andijvie, een
bitter melksap, als verdedigingsmid-
del in den natuurstaat. Langen tijd
heeft het geduurd voor men in ons
land er achter was, hoe die kooltjes
te kweekeii. Men zocht het in de
warmte, in de bedekking, in de
kweekwijze gedurende den zomer;
maar 't is gebleken slechts een kwes
tie van variëteit te zijn. Tegenwoor
dig kan men in ons land en wel spe
ciaal bij een Haarlemschen zaadhan
delaar in alle opzichten zuiver zaad
van Brusselsch witloof krijgen.
J. STURING.
DE HUNEBEDDEN.
In „Eigen Haard" beschrijft de héér
J. Stamperius een fietstochtje langs
de Hunebedden.
j Wij ontleenen er het volgende aan:
t Viel mij tegen, het eerste hune
bed, dat ik met eigen oogen aan
schouwde. 'k Had het mij grooter,
imposanter voorgesteld. Wel was liet
edn groot brok graniet, één der beide
dekstukken en ook de andere steenen
waren van geen geringen omvang;
maar 't geheel maakte niet den in-
druk van majesteit, dien ik verwacht
had. Ilt gevoelde dezelfde teleurstel-,
ling, die ook anderen bij hun eerslo
bezoek aan de hunebedden ondervon
den moeten hebben en welke door
Craandijk in zijn „Wandelingen door
Nederland" aan de omgeving geweten
wordt, aan de wijde ruimte, de uit
gestrekte esch of onafzienbare heide,
waarin bet hunebed zich vertoont als
een nietig onderdeel van het groote
geheel. Eerst langzamerhand. door
nadenken en vergelijking, krijgt men
oog voor den omvang der granietblok-
keu en gaat men iets gevoelen van
de stille majesteit dezer grafmonu
menten uit de grijze oudheid.
Ik trachtte mij in te denken in den
tijd, waarin deze reuzengraven ont
staan waren mijn vriendelijke ge
leider vertelde mij, dat het Noord-
larensche hunebed een- der kleinste
is, daar blijkbaar een deel der stee
nen reeds vroeger is weggehaald. Met
meer hunebedden en grafkelders is
dit het geval; de omwonenden heb
ben de groote steenen verbrijzeld en
voor verschillende doeleinden ge-
beschermen en den mensch op to
voeden. Minstens even fraai, zou ik
wel durven zeggen, als verandering
te brengen in polderreglementen of
subsidies te geven aan teekenscholen
of stoomtrams.
En nu ik dan tocli van trams
spreek, wil ik wel eens even een ant
woord trachten te geven op de vraag,
of de Hol). Spoor schade ondervindt
van de concurrentie der Electr.
Spoorw. Maats. Naar ik gehoord heb
niet, althans niet van beteekenis. Do
staten, waarop dagelijks het perso
nenvervoer wordt aangeteekend ge
ven vergeleken bij diezelfde dagen
van het vorige jaar geen vermin
dering aan. Alleen moet de Maat
schappij eenige abonnés verloren heb
ben, aan den zuidkant van Haarlem
woonachtig, voor wie de tram in vele
opzichter geriefelijker is.
Natuurlijk bewijst zoo'n statistiek
niet veel. Om een juiste vergelijking
te hebben zou men moeten weten,
hoeveel passagiers de Iïollandsche
Spoor in de afgeloopen maand ver
voerd zou hebben, wanneer de E. S.
M. er niet was geweest, een cijfer,
dat natuurlijk geen sterveling bepa
len kan.
Het merkwaardige van de zaak ligt
hierin, dat naar ik mij heb laten ver
bruikt. Aldus zijn heel wat Deen-
sche oudheden verdwenen, en 't zou
vermoedelijk met de overgebleven
niet anders gegaan zijn, wanneer ten
slotte liet Rijk en de provincie de bu
nebedden niet tot nationaal eigendom
verklaard hadden. Met witte paaltjes
is een stukje grond om de steenhoo-
pen afgezetwat daarbinnen ligt. is
nu tegen schennende handen veilig.
Jammer dat. zulk een maatregel niet
eenige eeuwen vroeger genomen is.
Op korten afstand van de spoor
baan ligt het hunebed van Tinaarloo,
midden in de heide. Het is grooter
dan dat te Noordwolde en heeft beter
den oorspronkelijken vorm behouden.
De groote deksteenen rusten v de
zijstukken, waardoor een inwendige
ruimte wordt begrensd. De kleinere
steenen. die het oude graf eenmaal
hielpen afsluiten, zijn echter verdwe
nen.
Welk een arbeid moet liet geweest
zijn. zulk een hunebed aan te leggen!
Geen wonder, dat de landlieden er
het werk van reuzen in zagen hoe
wel gebleken is uit de beenderen en
wapens, die gevonden zijn, dat de
eerste bewoners van ons land men
schen waren van niet meer dan ge
wone grootte. Gelukkig voor hen wa
ren de groote steenen overal te vin
den nog in dezen tijd komen hier en
daar reusachtige brokken graniet van
onder het zand voor den dag.
Zij moeten afkomstig zijn. evenals
de kleinere steenen en het grint, dat
men zon menigvuldig in de "oostelijke
provinciën vindt, uit Scandinavië en
in een tijd. toen een ontzaglijke glet-
scher deze landen overdekte. door
hei ijs hierheen gevoerd zijn.
Maar al vonden de Kelten het ma
teriaal voor hun graven in de nabij
heid, 't vervoer moet hun toch moeite
'gekost hebben, daar zij van werktui
gen, gelijk wij deze thans kennen, ge
heel verstoken waren. Met boomtak
ken. als hefbonmen gébruikt, met tou
wen uit boombast en dierenhuiden
gevlochten, brachten zij de steenen
gevaarten naar de plaats hunner be
stemming om de groote deksteenen
omhoog te voeren, legden zij waar
schijnlijk flauw oploopende aarden
hellingen aan, die later weder afge
graven werden. Waren de groote stee
nen goed geplaatst, twee rijen voor
de zijwanden en dekstukken daar
ever heen. dan werden de tusschen-
ruimten met kleinere stukken aange
vuld. tot de steenen doodenkamer ge
heel gereed was, om de overblijfselen
van den overledene te ontvangen.
Deze was intusschen op een brand
stapel, die in de onmiddellijke nabij
heid opgericht werd, verbrand. T)o«h
niet alleen zijn strijdros en honden,
veeltijds ook zijn slaven en vrouwen,
waren hem in den dood gevolgd, ge
vallen onder het steenen offermes der
priesters. Was alles door liet vuur
verteerd, dan werd de asch in een
urn verzameld en in het steengraf
bijgezet Wapens en levensmiddelen
werden den overledene op zijn reis
naar de eeuwigheid meegegeven. Was
de plechtigheid afgeloopen, dan sloot
men het graf en bedekte het met
aarde.
Zoo liggen deze steengraven, teil
onrechte nan den stam der Hunnen
toegeschreven, hier als gedenktceken
uit een tijd, waaruit geenerlei andere
herinneringen tot ons gekomen zijn.
De Kelten, die ze bouwden, moeten
lang vóór de Batavieren en Friezen
in deze streken gewoond hebben ver
moedelijk zijn ze door de latere Ger
manen verdreven, ten deele bobben
zij er zich mede vermengd. Niets an
ders weten wij van hen. dan wat
deze steengraven en hun inhoud
asch, vaatwerk en enkele steenen
wapens, ons vertellen kunnen. Geen
in- of opschriften, die van eenige
hoogere ontwikkeling blijk konden
geven, zijn ergens gevonden slechts
de hunebedden zelf getuigen, dat ten
minste 't godsdienstig leven van deze
onze voorouders sterk ontwikkeld
was.
tellen, de Hollandsche Spoor er voor-
deel bij zou hebben wanneer haar
vervoer op de lijn HaarlemAmster
dam verminderde. Ik zeg verminder
de. Dit klinkt vreemd en ik stond er
dan ook gek van op te kijken, totdat
mijn zegsman het geval verder uifc-
legde. De Maatschappij is door den
Raad van Toezicht verplicht, een ze-
ker aantal treinen te laten loopen,
j dat verband houdt met het totaal van
't vervoer. Evenwel zijn de reizigers,
j zooals ieder wel weet, niet gelijkma-
tig over deze treinen verdeeld. Som-
I mige treinen zijn overvol, andere
voor een groot deel leeg. Wanneer nu
(het vervoer iets verminderde, zoude
I Maatschappij treinen kunnen ophef-
I fen, wat voor haar een belangrijk
j voordeel, althans groote kostonbe-"
j sparing wezen moet. En zoo komt hot,
!dat men zeggen kan, dat het beter
gaat, wanneer het minder goed gaat.
(Hieruit zien we maar weer, dat je
om iets goed te kunnen beoordeelen,
er de bijzonderheden van kennon
moet. een bewering, die zoo eenvou
dig is, dat 't haast op onnoozelhcid
lijkt om die hier te opperen. En toch,
als we ons .daar altijd aan hielden,
wat zou er dan veel minder gecriti-
seerd en geprutteld worden
FIDELIO.