BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Haarlemmer Halletjes ZATERDAG 5 NOVEMBER. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. ZONDAGSBRIEVEN. VOORKOMEN BETER DAN GENEZEN. Amicel Voorkomen is beier dan genezen. Het voorbehoedmiddel is in den re gel van zekerder werking dan de duurste artsenij. Die waarheid uit het gebied der gezondheidsleer geldt, waar we het terrein der opvoeding betreden, evenzeer. En wanneer ik dan het voorbehoed middel geven zal tegen de kwaal, waarover ik handeldede verkeerde aandacht op zichzelven, dan kan ik niet anders zien of de gulden regel luidt Bemoei u niet te veel met het kind! Laat betover aan zichzelf! Mdt den zuigeling is men reeds ver standiger dan vroeger. Wieggeschom- mel, zoethouders, vrees voor ge schreeuw, telkens in handen nemen, dat alles is geoordeeld. Ook in on- bewusten staat zij het kind geen heer- scher. Verstandige moeders weten in hoe hooge mate deze onthouding haar loon vindt. Wanneereen paar jaar later aan het lieftallig kind. het speelpopje, geen rust wordt gegund, omdat de huisgenooten om strijd een cordon van liefkoozingen, bewondering, klei ne zorgen en kleine geschenken om het kind trékken, dan wreekt zich deze verklaarbaarste aller zwakheden evenzeer. Toch neem ik aan, dat die wraak nog meer de moeder dan het kind treffen zal. Het kwaad komt voor het kind op den leeftijd die nu volgt en bedreigt het tot het volwassen is. Opvoeden immers is, zoo zegt men vormen, leeren, afleeren, kweeken, voordoen, helpen, steunen?... Opvoeden ismet onze trouwste zorg, onze warmste liefde, onze groo- tere ervaring, onze dege wijsheid het kind omringen?... Opvoeden is, niet. waar? ons be moeien met het kind Bovendien, als onze kinderen ge hoorzaam zijn en vlijtig, zacht en lieftallig, oolijk en snaaksch, als ze blijk geven dat hun verstand helder is en het hart op de rechte plaats )zit., wie ontsteelt ons het genot van hen te beloonen, door hun te zeggen hoe blij en dankbaar we) zijn?... Men kan aan wat er waars is in deze vragen zijn vollen eisch geven. Want ze laten tegelijkertijd zien, dat de vinger, ter waarschuwing van den 1- opvoeder opgestoken, niet mag zak ken. Zeker, de belooning heeft recht zoo goed als de vermaning. Een kind mag het wel weten dat het goed op past en dat men tevreden is. Niette min beschouwe het zelf deze dingen als niet meer dan natuurlijk en plichtmatig. Voor zijn snaaksche zet ten moogt ge uw jongen wel loonen met een hartelijken lach, wanneer ge u hoedt hem te bevorderetn tot huis- lomiek, u hoedt bovenal hiervoor, Een Zaterdagavondpraatje. Het woord Dierenbescherming heeft in de ooren van duizenden mensehen een slechten klank. Ze denken daar- bij enkel en alleen aan dierenvertroe- leling, aan menschen, die hun bees- behandelen alsof het menschen aren, ze mee aan tafel laten eten, lyls voor honden en katten oprich- die de neusverkoudheid van ;or en de zeere poot van Mimi heel- rat erger vinden, dan de heerschen- werkloosheicl en wanneer er een hun viervoetige lievelingen komt overlijden, hem ter aarde gaan be dien in een lijkkoets met volgrij- igen voor de treurenden er achter, icies als hij de menschen. Van teerhartigheden heeft het groo- publiek zóo'n afkeer dat het, in't ;enovergestelde uiterste vallende, licht geneigd is een loopje te nemen ieder, die aan dierenbescherming let. Dit zal dan ook wel de reden geweest, dat de hier bestaande eniging bij haar oprichting niet reeniging tot bescherming van iren, maar Vereeniging tegen het ihandelen van Dieren is gedoopt, slimmigheid die helaas toch niet hem als zoodanig, en dat nog wel in zijn tegenwoordigheid, voor te stellen aan uw vrienden. Het kind dat men niet aanstonds te hulp schiet als het wat mist of breekt of met zijn rekensom verlegen zit, aan hetwelk men niet elke moei lijkheid uit de handen neemt, dat zijn weg niet altijd geplaveid noch zijn brood altijd gesneden vindt - het kind dat men te gepaster tijd aan zichzelf overlaat leert Zichzelf heipén, eigen kracht kennen,, eigen werk maken, eigen speelgoed herstellen, eigen handen gebruikenniemand weet wat hij vermag aleer hij van het afkijken komt tot het zelf-doen. Doch het leert niet alleen zichzelf helpen, het leert in de tweede plaats zichzelf bezighouden, uit spanning zoeken, den leegen tijd be steden, niet springen van den hak op den takhet ontkomt aan de vluch tigheid en vindt zijn liefhebberij-vak of liefhebberij-studie. En het leert, ten derde, lief krij gen de eenzaamheid, die wijs heid en karakter kweekt. Het rijkste loon evenwel dezer voor de liefde zoo moeilijke onthouding is hierfin gelegen, dat zij het. kind drijft bescheidenheid. Te veel be moeienis brengt het kind de gedachte bij dat het gewichtig iswie daar entegen mede helpt zorgen dat de jeugd in naleven eenvoud geen ruime plaats vraagt, over zich zelve geen hoogen dunk heeft en haar goede eigenschappen en gaven vrijmoédig ontplooit zonder er groot op te gaan, geeft haar een parel van onschatbare waarde. Heb ik mij te vrijwaren tegen misverstand Immers neenEen koud en gemakzuchtig achter de schermen blijven is éen ding, de vrees om te schaden door overmatige en ontijdige bemoeienis is een ander. De onthouding gehoorzaamt aan de teer ste belangstelling en de trouwste lief de, die de oogen nimmer luikt. En van de prediking van een dogma der onthouding, waarvan nooit en door niemand zou mogen worden af geweken, valt geein sprake. Ieder kind stelt zijn eigen eischen en ieder op voeder ga te rade met eigen aandrift en inzicht t. t. LECTORISALUTEM. KUNSTPRAATJE. Over Smaak. Evenals alle beschaafden lezen en alle beschaafde jongejuffrouwen pia no kunnen spelen, en toch bijna nie mand lezen, mooi lezen, of pianospe len, mooi pianospelen kan, zoo kun nen bijna alle menschen zien en bijna niemand goed zienik bedoel na tuurlijk schilderijen zien. Hoewel, die beperking is nog niet eens zoo absoluut no o dig, dezelfde menschen kunnen in den regel de natuur en 'het leven ook niet zien. Kunst zien is een heele kunst, die zoowel aangebo- geholpen heeft, omdat Jiet publiek, niet zoo fijn onderscheidende, toch van „de Dierenbescherming" spreekt. Nu, tegen dierenmishandeling is iedereen. Zelfs de onverschilligste zou als hem gevraagd werd„ben je vóór dierenmishandeling geen ja zeggen. Intusschen is daarmee de dierenmishandeling nog lang de we reld niet uit. Paarden, honden, vo gels (om van de tallooze beesten die we slachten en opeten nog maarniet eens te spreken) hebben alle reden om den mensch voor hun gevaarlijk- sten vijand aan te zien en de aller- beklagenswaardige onder deze vier voeters is wel de trekhond. In de groote gemeenten, zooals Haarlem, passen de trekhondenhouders wel op, dat ze geen dierenmishandeling be gaan, omdat dan de politie ze dade lijk op de vingers tikt. Maar kom eens buiten de poort, op de lange, eenzame wegen, waar geen gemeen- te-politie iets te zeggen heeft, omdat de wegen onder provinciaal toezicht staan. Daar heerscht de grootste ban deloosheid. Het provinciaal reglement dat angstvallig allerlei dooie zaken geregeld heeft, bekommert zich niet in 't minst om den levenden trekhond. Het eenige voorgeschrevene is, hoe de trekhondhouder uitwijken moet, de rest is aan zijn welbehagen over gelaten. ren moet zijn als aangeleerd moet worden. Die gave noemt men smaak hebben. Verleden week trachtte ik te schet sen eenige van de vele typen van schilderijen bekijkende menschen. De eene had de fout naar de onderwer pen te kijken, de haar interesseerende dingen schonk zij aandacht, de rest zag zij niet. Dit is een zeer veel voor komend gebrek. Iemand die een sa tijnen japon mooier vindt dan de oude grauwe rok van een visschers- vrouw zal ook daardoor eerder zich aangetrokken gevoelen. Nu is het een idéé der hedendaag- sche kunsthet komt er niet op aan wat men maakt, .maar hoe men 't maakt. En volgens dat principe kun nen een satijnen japon en lieve poes jes nog wel heel mooi zijn. Dan een andere soort, die van schilderkunst wel wat weten, namen kennen en namen vereeren en die nu, zonder te doorvoelen en zonder te wikken dadelijk met hun oordeel klaar zijnDe suggestie van een naam is verbazend Men moet 't ge kakel onder schilders eens hooren als je iets van Rembrandt niet mooi durft noemen, laat staan ïeelijkOf als je twijfelt aan de grootheid van een nog levend (want dat doet veel man van naam Het doorvoelen is iets heel bijzon ders. Gevoel moet natuurlijk aange boren zijn maar leeren een kunst werk te dooivoelen kan iemand zich zelf alleen. En wat vooral een factor isMen moet niet opzettelijk trachten een kunstwerk te doorvoe len het moet zich, om te begrijpen, geven. Ik stond eens voor een Rem brandt in 't Rijksmuseum een doc- ter en zijn assistent en een lijk op de snijbank. Het grauw-blauwe lijk zie je tegen de voetzolen aan, verder door de weggesneden buik in de borstholte, terwijl de gesloten oogen in het opgehouden hoofd met iets ont zettends staren van onder de in 't midden gescheien en naar twee zij den uitgespreide hersenen. Op eens rook ik iets, ik wist niet waten 'k vroeg aan een vriend„Waar stinkt 't hier toch zoo naar?" tot 't plots duidelijk in mij werd dat 'k lijk lucht rook. Ik werd er misselijk van en liep wegMen zal hierom lachen Verbeelding, suggestie! Jawel, maar dan toch een zeer sterke suggestie, uitgeoefend door 't schilderij Wat moet er een kracht uitgaan van zoo'n intenze voorstelling, wat een kunste naarsmacht. Ik geloof dat dat een werk doorvoelen is. Ten slotte gaf 'k nog even aan een persoon die niets ziet door gebrek aan belangstelling en eene die de opinie van 'n ander beaamt. Stellig heeft ieder ze zoo onder z'n kennissen. En nu al deze gebreken te missen, deugden te doen zijn, maakt den mensch van smaak. Kunstgevoeliger! hebben 't bijna al tijd, kunstenaars natuurlijk en van kunstrechters is het een allereerste vereischte. Gd. K. Natuurhistorische Wandelingen. IN EN OM HAARLEM. XXXII. Daarvan maakt hij dan ook (de goeden niet te na gesproken) een ruim gebruik. Of zijn trekdier kreu pel is, loopen moet hijof de last hem te zwaar is, loopen zal hij. Valt- er hij neer, dan is de rakker koppig en krijgt slaag, bijt hij in wanhoop naar zijn beul, dan is hij kwaadwil lig en krijgt hij weer slaag. Is hij gekomen aan 't doel van de reis, dan is er niemand die er aan denkt hem wat te laten rusten zooals hij inge spannen is, moet hij maar op de Steenen liggen. Als de baas er om denkt, krijgt hij wat eten en drinken, 't Kan ook heel goed wezen, dat de baas het vergeet en dan krijgt hij niemendal. Verschillende pogingen om in het provinciaal reglement beter voor schriften op de trekhonden te verkrij gen, zijn mislukt. De heer Zurmuhlen. lid van de Prov. Staten, probeert het nu nog eens weer en stelt voor, de bepalingen die Zuidholland heeft en die daar zeer goed werken, ook in deze provincie in te voeren. Alle menschen, die tegen het mishandelen van dieren zijn zullen dat toejui chen en we zijn immers allemaal te gen het mishandelen van dieren Mag dan, zoo zeggen menschen. die maar geen moeite willen doen om de zaak goed te begrijpen, mag dan een hond niet eens meer vooreen 1 j Enkele vragen, deze week tot me j gericht, naar aanleiding van 'tslot j van onze vorige wandeling, doen me besluiten, het deze week de huismoe- ders eens naar den zin te maken, en eens 't een en ander van enkele groen ten mede te deelen Wanneer ze eens j wat willen weten, dan moeten ze haar licht opsteken bij de. nu ja, gewoon- lijk worden ze groenteboeren ge noemd, veel heter paste de naam wagenvoerder eener groentekar, of handelaar in groenten. Toch nemen ze vaak een air aan, of ze alles en alles er van weten, maar vertellen daarbij de zaak zoo, als het best in hun kraam te pas komt. j We kunnen echter onmogelijk alles tegelijk nemen en bepalen onsdaar- om alleen tot de zoogenaamde ge- j bleekte groenten. Zijn van sommige groenten de groene bladeren te hard, I te stug, dan gaat de kweeker ze aan het licht onttrekken en ze worden j malsch en zacht of ten minste de j nieuwe bladeren, die in dien i toestand gevormd worden. Om te be- ginnen met de bekende andijvie. In een groote bladrozet ontwikkelen de bladeren zich. Zijn die groot genoeg, dan wordt de andijvie opgebonden, door alle bladeren in de hoogte te i brengen en bij elkaar ie, houden met i 't een of ander bindmateriaal. De binnenste, jongere bladeren worden i nu malsch en zacht, wat gemakkelijk te zien is aan de witte of gele kleur, want zonder licht ontwikkelt zich geen bladgroen. i Sommige groentesoorten, zooals kropsalade, witte kool, roode kool, i enz., zijn variëteiten die zonder hulp i van den mensch zich zelf gaan slui- ten, en een groote krop gaan vormen, waarbinnen alles zich malsch ontwik kelt. Slechts de boerenkool sluit zich j niet, maar de zich daarbij ontwikke lende bladeren vooral in 't najaar en den winter zijn uit zich zelf malsch genoeg. Als tussehenvorm tusschen de bekende lossere soorten savoyekool, en de boerenkool, is ontstaan de spruitkool. Onzen zuidelijken buren komt de eer hiervan toe, zooals dan ook de naam Brusselsche spruitjes aangeeft. Flink ruim geplant, wat vaak wel wat te wenschen overlaat, I ontwikkelt zich een flinke stengel met tal van bladeren bezet. In de oksels van de bladeren ontwikkelen zich knoppen, die steeds meer en meer gaan zwellen en soms zelfs de grootte van een kleinen appel kunnen be reiken. Ze moeten goed gesloten zijn, zoodat ze van enkele buitenste blaad jes ontdaan, er als kleine, gele kool- i tjes uitzien. Eenige, wat minder bekende groen- j tesoort.en, die opzettelijk gekweekt en j daarna gebleekt worden, zijn de molsla en het witloof. De molsla is [eigenlijk niets anders dan de paarde- I bloem, maar door de cultuur zoo- i danig verbeterd, dat men er evenals (van andijvie geheele struiken van kan j kweeken. Vroeger meer dan tegen- woordig gingen tal van zoekers en zoeksters de weilanden door. gewa pend met mes en mandje, om de mols hopen omver te halen en naar door de natuur zelf gebleekte paardebloem bladeren te zoeken. Na de invoering van het Brusselsch witloof, ook al wéér van onze Zuidelijke naburen, is dit zoeken minder gewordende molsalade toch is te bitter ten ge volge van het daarin aanwezige melk sap. Speciaal verbouwd wordt de mol salade hier slechts door enkele lief hebbers, door kweekers nog in't ge heeljiiet. wagen trekken I Ei, wie zegt -datEen hond kan zeer goed een wagen trekken, als hij j krachtig en gezond en de last niet te zwaar is. Eenvoudiger kan 't al niet. Dat is ook het streven van ieder, die de zaak gezond beschouwt. Evengoed j als een mensch rnoet ook een dier geen werk doen boven zijn krachten, j Provinciale Staten hebben nu de ge legenheid, daarover voorschriften te geven. We mogen vertrouwen dat het College die gelegenheid niet voorhij j zal laten gaan. Uit het voorgaande volgt als van S zelf, dat de menschen die roepen „och hé, nu zullen eigenaars van hondenwagens het dagelijksch brood voor zich en hun gezin niet meet kunnen verdienendie jammer klacht wel achterwege mogen laten. Niemand zal er aan denken, hun het bestaan onmogelijk te maken, maar ze zullen moeten leeren. dat ze hun trekhond niet mogen behandelen als of hij vogelvrij verklaard was. Ik wil volstrekt niet zeggen, dat de mishan deling van tegenwoordig uit wreed heid geschiedt. Eerder geloof ik aan sleur en onnadenkendheid. Maar welk een schoone taak is dan voor Provinciale Staten weggelegd, om door invoering van de gewenschte bepalingen tegelijkertijd hot dier to Wat hier gekweekt wordt als wit loof is meestal het gewone suikerij- lof. Cichorei of suikerij is ook een inheemsche plant, die zich echt'.r meer op kleigronden thuis gevoelt. De bloemen lijken op 't eerste gezicht wel wat op die van de korenbloem, ofschoon de afzonderlijke bloemen geen buisjes maar lintjes zijn. in 't j Noorden van ons vaderland, voorna- melijk in Friesland, kweekt men ze i bij H.A., maar daar is het meer te deen om de wortels, die gewasschen, gedroogd, gebrand en gemalen, de be- j kende cichorei, het surrogaat voor koffie opleveren. j Als groente gekweekt, was hetna- j tuurlijk meer om de bladeren te doen; planten niet breede, weinig ingesne- den bladeren inet melkwitte bladste len werden uitgezocht en voortge- kweekt. In 't voorjaar gezaaid, maakt de plant het eerste jaar een flinken, vleezigen penwortel, waarin heel wat reservevoedsel zit verzameld. Afge sneden en op een warme plaats op- gekuild, wil de plant hare natuur volgen en brenger^ de eindknop tot ontwikkeling, maar" nauwelijks zijn de eerste bladeren 12 15 c.M. lang, of de tuinman snijdt ze af. Dit laten uitgroeien geschiedt geheel in 't don ker. zoodat de bladeren wit of geel wit zijn. Twee-, soms zelfs driemaal kan men de bladeren aldus afsnij den. De Belgen, niet tevreden met de ze resultaten, zochten sommige plan ten uit. waarbij de bladeren als kool tjes gesloten bleven. Deze worden thans reeds weer in de bekende mar garine-mandjes bij ons ingevoerd. Niet alleen is de opgebrachte hoe veelheid hiervan, ineens grooter, maar ze is ook minder bitter, want ook de cichorei bevat evenals de paardebloem en hare verwante, de andijvie, een bitter melksap, als verdedigingsmid- del in den natuurstaat. Langen tijd heeft het geduurd voor men in ons land er achter was, hoe die kooltjes te kweekeii. Men zocht het in de warmte, in de bedekking, in de kweekwijze gedurende den zomer; maar 't is gebleken slechts een kwes tie van variëteit te zijn. Tegenwoor dig kan men in ons land en wel spe ciaal bij een Haarlemschen zaadhan delaar in alle opzichten zuiver zaad van Brusselsch witloof krijgen. J. STURING. DE HUNEBEDDEN. In „Eigen Haard" beschrijft de héér J. Stamperius een fietstochtje langs de Hunebedden. j Wij ontleenen er het volgende aan: t Viel mij tegen, het eerste hune bed, dat ik met eigen oogen aan schouwde. 'k Had het mij grooter, imposanter voorgesteld. Wel was liet edn groot brok graniet, één der beide dekstukken en ook de andere steenen waren van geen geringen omvang; maar 't geheel maakte niet den in- druk van majesteit, dien ik verwacht had. Ilt gevoelde dezelfde teleurstel-, ling, die ook anderen bij hun eerslo bezoek aan de hunebedden ondervon den moeten hebben en welke door Craandijk in zijn „Wandelingen door Nederland" aan de omgeving geweten wordt, aan de wijde ruimte, de uit gestrekte esch of onafzienbare heide, waarin bet hunebed zich vertoont als een nietig onderdeel van het groote geheel. Eerst langzamerhand. door nadenken en vergelijking, krijgt men oog voor den omvang der granietblok- keu en gaat men iets gevoelen van de stille majesteit dezer grafmonu menten uit de grijze oudheid. Ik trachtte mij in te denken in den tijd, waarin deze reuzengraven ont staan waren mijn vriendelijke ge leider vertelde mij, dat het Noord- larensche hunebed een- der kleinste is, daar blijkbaar een deel der stee nen reeds vroeger is weggehaald. Met meer hunebedden en grafkelders is dit het geval; de omwonenden heb ben de groote steenen verbrijzeld en voor verschillende doeleinden ge- beschermen en den mensch op to voeden. Minstens even fraai, zou ik wel durven zeggen, als verandering te brengen in polderreglementen of subsidies te geven aan teekenscholen of stoomtrams. En nu ik dan tocli van trams spreek, wil ik wel eens even een ant woord trachten te geven op de vraag, of de Hol). Spoor schade ondervindt van de concurrentie der Electr. Spoorw. Maats. Naar ik gehoord heb niet, althans niet van beteekenis. Do staten, waarop dagelijks het perso nenvervoer wordt aangeteekend ge ven vergeleken bij diezelfde dagen van het vorige jaar geen vermin dering aan. Alleen moet de Maat schappij eenige abonnés verloren heb ben, aan den zuidkant van Haarlem woonachtig, voor wie de tram in vele opzichter geriefelijker is. Natuurlijk bewijst zoo'n statistiek niet veel. Om een juiste vergelijking te hebben zou men moeten weten, hoeveel passagiers de Iïollandsche Spoor in de afgeloopen maand ver voerd zou hebben, wanneer de E. S. M. er niet was geweest, een cijfer, dat natuurlijk geen sterveling bepa len kan. Het merkwaardige van de zaak ligt hierin, dat naar ik mij heb laten ver bruikt. Aldus zijn heel wat Deen- sche oudheden verdwenen, en 't zou vermoedelijk met de overgebleven niet anders gegaan zijn, wanneer ten slotte liet Rijk en de provincie de bu nebedden niet tot nationaal eigendom verklaard hadden. Met witte paaltjes is een stukje grond om de steenhoo- pen afgezetwat daarbinnen ligt. is nu tegen schennende handen veilig. Jammer dat. zulk een maatregel niet eenige eeuwen vroeger genomen is. Op korten afstand van de spoor baan ligt het hunebed van Tinaarloo, midden in de heide. Het is grooter dan dat te Noordwolde en heeft beter den oorspronkelijken vorm behouden. De groote deksteenen rusten v de zijstukken, waardoor een inwendige ruimte wordt begrensd. De kleinere steenen. die het oude graf eenmaal hielpen afsluiten, zijn echter verdwe nen. Welk een arbeid moet liet geweest zijn. zulk een hunebed aan te leggen! Geen wonder, dat de landlieden er het werk van reuzen in zagen hoe wel gebleken is uit de beenderen en wapens, die gevonden zijn, dat de eerste bewoners van ons land men schen waren van niet meer dan ge wone grootte. Gelukkig voor hen wa ren de groote steenen overal te vin den nog in dezen tijd komen hier en daar reusachtige brokken graniet van onder het zand voor den dag. Zij moeten afkomstig zijn. evenals de kleinere steenen en het grint, dat men zon menigvuldig in de "oostelijke provinciën vindt, uit Scandinavië en in een tijd. toen een ontzaglijke glet- scher deze landen overdekte. door hei ijs hierheen gevoerd zijn. Maar al vonden de Kelten het ma teriaal voor hun graven in de nabij heid, 't vervoer moet hun toch moeite 'gekost hebben, daar zij van werktui gen, gelijk wij deze thans kennen, ge heel verstoken waren. Met boomtak ken. als hefbonmen gébruikt, met tou wen uit boombast en dierenhuiden gevlochten, brachten zij de steenen gevaarten naar de plaats hunner be stemming om de groote deksteenen omhoog te voeren, legden zij waar schijnlijk flauw oploopende aarden hellingen aan, die later weder afge graven werden. Waren de groote stee nen goed geplaatst, twee rijen voor de zijwanden en dekstukken daar ever heen. dan werden de tusschen- ruimten met kleinere stukken aange vuld. tot de steenen doodenkamer ge heel gereed was, om de overblijfselen van den overledene te ontvangen. Deze was intusschen op een brand stapel, die in de onmiddellijke nabij heid opgericht werd, verbrand. T)o«h niet alleen zijn strijdros en honden, veeltijds ook zijn slaven en vrouwen, waren hem in den dood gevolgd, ge vallen onder het steenen offermes der priesters. Was alles door liet vuur verteerd, dan werd de asch in een urn verzameld en in het steengraf bijgezet Wapens en levensmiddelen werden den overledene op zijn reis naar de eeuwigheid meegegeven. Was de plechtigheid afgeloopen, dan sloot men het graf en bedekte het met aarde. Zoo liggen deze steengraven, teil onrechte nan den stam der Hunnen toegeschreven, hier als gedenktceken uit een tijd, waaruit geenerlei andere herinneringen tot ons gekomen zijn. De Kelten, die ze bouwden, moeten lang vóór de Batavieren en Friezen in deze streken gewoond hebben ver moedelijk zijn ze door de latere Ger manen verdreven, ten deele bobben zij er zich mede vermengd. Niets an ders weten wij van hen. dan wat deze steengraven en hun inhoud asch, vaatwerk en enkele steenen wapens, ons vertellen kunnen. Geen in- of opschriften, die van eenige hoogere ontwikkeling blijk konden geven, zijn ergens gevonden slechts de hunebedden zelf getuigen, dat ten minste 't godsdienstig leven van deze onze voorouders sterk ontwikkeld was. tellen, de Hollandsche Spoor er voor- deel bij zou hebben wanneer haar vervoer op de lijn HaarlemAmster dam verminderde. Ik zeg verminder de. Dit klinkt vreemd en ik stond er dan ook gek van op te kijken, totdat mijn zegsman het geval verder uifc- legde. De Maatschappij is door den Raad van Toezicht verplicht, een ze- ker aantal treinen te laten loopen, j dat verband houdt met het totaal van 't vervoer. Evenwel zijn de reizigers, j zooals ieder wel weet, niet gelijkma- tig over deze treinen verdeeld. Som- I mige treinen zijn overvol, andere voor een groot deel leeg. Wanneer nu (het vervoer iets verminderde, zoude I Maatschappij treinen kunnen ophef- I fen, wat voor haar een belangrijk j voordeel, althans groote kostonbe-" j sparing wezen moet. En zoo komt hot, !dat men zeggen kan, dat het beter gaat, wanneer het minder goed gaat. (Hieruit zien we maar weer, dat je om iets goed te kunnen beoordeelen, er de bijzonderheden van kennon moet. een bewering, die zoo eenvou dig is, dat 't haast op onnoozelhcid lijkt om die hier te opperen. En toch, als we ons .daar altijd aan hielden, wat zou er dan veel minder gecriti- seerd en geprutteld worden FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 7