plant. Eindelijk krijgt de plant gele-1 genheid zich te verlengen. De gebla derde stengels blijken spoedig aan den top bezet te zijn met bloemknop pen. die heel wat voedsel vragen. En een krachtige bemesting, en een flink, ruim uitbinden, zoodat alle scheuten lucht en licht in overvloed ontvangen, brengt de plant spoedig in bloei Wil men grootere bloemen hebben, dan laat men op iederen stengel slechts éen bloem. Ondcrtusschen geeft de plant weer zijn grondscheuten, die als stek kun nen dienen. J. STURING. KUNSTPRAATJE. Over geniëen en navolgers. Voor het feit, dat smaak aan mode onderhevig is, is het navolgen"!, beste bewijs. Ik wil eens de oorzaken, hei- feit en de gevolgen hier nader be schouwen. Gaan we in de kunstgeschiedenis welk tijdperk ook nader bezien, dan kun nen wij steeds opmerken dat er, niet alleen enkele geniëen en vele talen ten zijn, maar ook dat, met, in~£e- trekking tot het groote geheel, klei ne nuances, al de kunstuitingen van één zoo'n tijdperk veel elkander ge lijken. Onder geniëen versta 'k de zeer grooten en zeer krachtigen, die 't oude omver werpend, nieuwe palei zen van hoogere schoonheid verrij zen doen op de ruïnes der door hen verpletterde wrakke gebouwen. Ta lenten noem 'k de kunstenaars, die wel met iets -eigens, de geniëen na volgen. Al is het niet onmogelijk, dat on afhankelijk van elkander twee ge niëen, in denzelfden tijd komen tot eenzelfde nieuwe uitingswijze, want zooals alles door oorzaak en gevolg logisch er moest komen als het kwam, zoo komt ook iedere nieuwe richting er als noodzakelijk product van voorafgegane omstandigheden en zoo kunnen dus door gelijk werkende oorzaken gelijke gevolgen ontstaan toch durf ik in 't algemeen aanne men. dat, waar we in een zelfden tijd veelal een zelfde richting waar nemen, we spreken mogen van een elkander navolgen. De hoofdoorzaak hiervan zoek ik in zwakte en wel in dit, dat nu een maal niet alle kunstenaars geniëen zijn. En het is die wonderlijke sug gestie van het groot-machtig schoone, die invloed van het eigen geziene, die dwingt te volgen al diegenen, die zwakker zijn en door anderer pogen beter zien. Zoo zijn ontstaan de verschillende tijdperken o.a.kunst der ouden, primitieven, renaissance, romantis me, impressionisme, en zoo weer in al die afdeelingen verschillende scho len, moestal door 't verschil in land aard veroorzaakt, o.a. de Italiaan- sche en Hollandsche scholen als on der de grootsten. Iedere nieuwe richting is een stuk leven en heeft zijn jeugd, zijn bloei tijd en zijn verval. Eerst enkele voorloopers, die onbe wust het nieuwe voorbereiden, zonder nog de groote macht tot grondvesten te hebben dan de geniëen, bijna ge heel onbegrepen natuurlijk, behalve door enkele artiestendan de hen volgende, hen nadoende talenten, die hen trachten te overtreffen, te vervol maken. en vervolgens half-talenten en niet-talenten, die met hun machte- looze vingers een oude vrouw in was maken van wat eens als een stralen de maagd in marmer was gehouwen. Laat me nu nog even beschouwen de betrekking tusschen kunstenaar en publiek in dit opzicht. De menschen, gewend 't oude mooi te noemen, begrijpen de schoonheid in een nieuwen vorm niet, kunnen dat niet begrijpen En aangetast in iets wat hun dierbaar was gewor den. heft het zich nijdig en verzet zich, bespot, verguist. Maar de kunstenaar, wetende wat zijn heilige plicht is, schrijdt voort, hoog boven de hoofden der menschen en hun klein gedoe onafwendbaar doende de dingen, die de hemelsche roeping van zijn pracht-ziel zijn le vende en stervende, geëerd of mis kend, voor de ééne, die zijn godheid is, de Schoonheid. En dan, als 't publiek, een geslacht later, zijn volgelingen begint te be grijpen, en mooi, neen, mooier vindt, en nog wat geslachten later bespeurt, wie de oorspronkelijke schepper en wie de volgelingen waren, dan aan bidt. een ieder het „toch zoo heerlijk mooie van den genialen man" en misschien maken ze dan wel een steenen pop van hem, zetten die op een plein of in een park, en noemen dat plein, en een straat, die er opuit komt misschien ook wel. met zijn naam. En een enkele vindt het zoo jammer dat hij vergeten, doodarm, gestorven is, want dat er geen enkel mensch was, die voor zijn kunst een cent wou geven. Cd. K Een Oorlogsépisode. Achter de toppen van het Choen- gan-gebergte <was de zon juist onder gegaan. Bloedrood schoten de laatste stralenbundels door den in teer vio- let-rose schemerenden avondhemel naar 't zenith. Terwijl in 't Oosten langzaam 't zwart-grauwe van den nacht omhoog kruipt, pakken zich in 't Zuiden uit een vale dampbank dich te wolkenlagen samen als tot een ge weldig gebergte, 't Zijn de voorboden van een voorjaarsonweer, dat dik wijls als een onwelkome begeleider van de late lente met vernietigend geweld optreedt, vóór de tropisch hee- le zomer in de steppen van Mand- sjoerije zijn intocht houdt. Pas is de elfde militaire trein sinds hedenmorgen van 't station Ching&u in de richting van Ziziekar vertrok ken De roode lichten worden steeds kleiner en kleiner. Eindelijk verdwij nen ze achter een voorsprong van een rots, waaromheen de spoorweg in een kleine bocht zich wendt. Alles wordt weer kalm op het station. Langzaam en zwaar schuift een rangeermachine een ledigen trein, die straks van Charbin is gekomen, meer naar 't Noorden, dicht h-rj de locomotievenschuur, waar een ande re machine pas op stoom wordt ge bracht, om den leegen trein straks naar Chailar terug te brengen. Nog een eindje verder tusschen den in- vaartwissel en den eindpaal staat de machine, clie den pas vertrokken trein tot hier heeft gebracht. Men heeft haar juist op de draaischijf omgedraaid, om steeds voor den dienst gereed te zijn. Voor eenige weken zijn een paar Chineezen opgehangen, die de baan- brug wilden doen springen. Sinds is er nog geen nieuwe aanslag gepleegd maar een Chineesche spion heeft ge meld, dat nog geen twintig werst van 't station verwijderd een Tsjoengoe- sen-bende ligt, waarvan niets goeds te verwachten is. Ook heeft hij een half verbrand nauwkeurig kaartje van den spoorweg gevonden, waarvan de teekenaar beslist een Japanner moet zijn. De hand van één vijand kan immers, door een ongeluk te veroor zaken, het troepentransport weken tegenhouden. En het verloop van den oorlog was reeds zoo ongelukkig voor de Russen. Majoor Schescherin loopt misnoegd 't perron op en neer. In plaats van zelf mee naar 't front te gaan, moet hij hier den verantwoordelijken, maar geestdoodenden baandienst verrich- ten. Andere officieren moet hij voor- j bij zien trekken, die misschien spoe- dig hun leven zullen verliezen, maar misschien ook met roem beladen te- rug zullen keeren met den „Adelaar" op de borst op de wel tweehonderd meter van hen verwijderde beambten toe. Nog hebben ze de helft van den weg niet afgelegd, als er iets ongehoords, iets onbegrijpelijks plaats vindt- Van reehts, waar op een doodloopend spoor een leege trein staat, die liet gezicht in het dal beneemt, duikt plotseling een gestalte op. Bliksem snel springt ze op de locomotief en rukt den regulateur om, springt even wel weer van de machine en ver dwijnt achter de ledige waggons. Uit alle ventielen snuivend en stoomgevend zet de locomotief zich met vreeselijke snelheid in beweging, voor de machinist en de stoker nog recht weten wat geschied is. Cho-ting-fuklinkt liet heesch uit den mond van Schescherin. Ter wijl de schuldigen, half waanzinnig een poging doen de locomotief weer in te halen, trekt Schescherin zijn re volver en lost een schot, dat de lan taren van den tender verbrijzelt, in een oogenblik is alles in rep en ;oer en elk roeptHoudt hem, houdt hem! De majoor vliegt naar het telegraaf toestel om elders het sein te geven, dat de locomotief tegengehouden moet worden. Bevend drukt hij den sleu tel neer. Drie slagen, twee slagen drie slagen, twee slagen, het bekende teeken dat alle spoorwegbeambten doet opschrikken, omdat het het tee ken is, dat de seinende ambtenaar geen meester meer is van den toe stand. Tevergeefs luistert hij, of het sig naal tot het naastbijliggende wach tershuis klinkt. Dan belt hij het naas te station op. „Klik-e-klik, klik-e-klik" tikt het door het lokaal. En als hij aannemen kan, dat de beambte aan het toestel staat, begint hij met koortsige haast te telegrafecren. Dan wacht hij een poosje op liet signaal als een lichtende kometenkaart uit den schoorsteen der locomotief stroomt. Het horloge in de hand en steeds tot stoken aansporend, ziet Schescherin ia den donkeren nacht vooruit. Een bliksemstraal laat zien, dat men de Liaotschou-kloof nadert. Stootend als een galoppeerend paard boort ze zich in de duisternis en hoo- ger, steeds hooger gaat 't liet traject op, dat zich in kleine bochten om vooruitspringende rotsen, door korte tunnels en door kleinere kloven windt langs welker boclcm het water van de neerstortende wolkbreuk donde rend in schuimende watervallen naar het dal stroomt. Met een bezorgden blik ziet Sche scherin op den minuutwijzer van zijn horloge. Hij kent dit stuk van het baantraject evengoed als de traj.-in genieur zelf en weet, dat elke seconde kostbaar is. In twaalf minuten zal de pashoogte bereikt zijn. Haalt men de andere locomotief niet vóór dien tijd in. dan is alles verloren, alles is te- vergeefsch geweest en het ongeluk is niet meer te vermijden. De stoom druk is reeds ver boven de dertien atmosferen en met ongelooflijke snel heid wordt de vaart voortgezet, die in hoogstens acht minuten naar de wa terscheiding moet voeren. Nog steeds kan Schescherin niets bespeuren en als een ijspanser legt zich de moedeloosheid om zijn hart. Een brandende smart pijnigt hem in zijn hoofd en regenboogkleurige rin gen dansen voor zijn pogen, die niets meer zien. Eensklaps doet een zachte kreet van den stoker hem weer opzien en een plotselinge vreugde .verandert zijn zooeven vale gelaatskleur. Geen vijf honderd meter vooruit stoomt de losse locomotief. Nog een laatste in spanning. Elke spier spant zich. Al- dat men hem begrepen heeft. Op- j les aan hem is energie. Terwijl de nieuw begint hij op den sleutel te stoker stookt, klimt Schescherin op drukken. Maar tevergeefs, geen tee-den hoogopgestapelden kolenhoop ken komt terug. i van den tender. Een veelzeggende Er is gëen twijfel meer mogelijk, de Mik op den machinist verraadt dezen geleiding is afgebroken en in 't oogen- het ongehoord stoute plan. Schesche- blik, dat hem dit duidelijk wordt, rin klimt tot aan den rand van den stormen ook reeds een paar beamb- tender. Ondertusschen is men de lo ten binnen, om hem te melden, dat de comotief blijkbaar nader gekomen. Ze telegraafdraden alle doorgesneden heeft nog nauwelijks honderd meter zijn op eenigen afstand van het sta- voorsprong. Een halve minuut daar- j Nadat hij de Chineesche keuken J tion. na zijn het nog vijftig meer. Steeds heeft geïnspecteerd, waarheen de 1,1 vreeselijke kleuren schildert, zich verandert de machinist aan den regu- Chineesche koks de door de soldaten 't komende iu de hoofden der radeloo- lateur de snelheid. Snel krimpt de af- uit den laatsten trein gebruikte scho- zeu a:f- De ketel siond onder vollen stand tot tien meter in. Thans zijn tels brengen, kijkt hij nog eens naar stoom. Het waterreservoir was ge- 't nog slechts drie meters. Zich tot den Zuidelijken horizon, waaruit met yuld. kolen meer dan ruim opgewor- den sprong gereed makend spant korte tusschenpoozen steeds bliksem- Pen. Wist Cho-ting-fu, hoe de machï- Schescherin al zijn krachten in als stralen te voorschijn komen, terwijl na in elkaar zat, dan had hij zeker twee seconden later een zacht klinken het eerste ver-verwijderde grommen ook den haan van het bassin geopend der buffers, een zwakke stoot hem van den donder wordt gehoord. Dan waaruit het z.g. masut, de vloeibare, zegt, dat de thans met gelijke snel- hoort hij den chef nader komen. De- uit petroleum gewonnen brandstof der heid loopende locomotieven tegen ze heeft juist het sein gegeven, dat Russische locomotieven, in den vuur- elkaar zijn gekomen, waagt Schesche- de spoorweg naar Chailar vrij is. haard stroomt. Het vuur zal dus niet rin den vreeselijken sprong. Welis- Gelukkig een paar uren vrij De uitgaande locomotief zal onophou- waar valt hij languit over den kolen- volgende trein uit Charbin komt niet clelijk voortvliegen. Heeft ze echter hoop, gelaat en handen kwetsend, eerder dan negen uur. Mijn telegra- de hoogste plaats in den pas bereikt, maar in 't volgende moment staat hij fist zal hedennacht ook weer dienst dan wee den van den anderen kant ook reeds weer overeind en aan den doen, zoodat ik eindelijk eens weer met menschen volgepropten trein regulateur. Sissend stroomt de tegen op, bed kom. Ik hoop, dat alles zon- Door haar eigen zwaarte zal haar loop stroom in den cilinder, terwijl Sche del- stoornis mag afloopen. °P de helling nog meer versneld scherin onmachtig op het platform lk gun het u van harte, chefworden. Over de lange helling, door neerzinkt. sinds Klemensiewiez ziek is, hebt u diepe ravijnen, over hooge viaducten Tweehonderd meter verder staan de geen rustige minuut gehad. Hij biedt zal de razende verder stoomen, tot locomotieven stil voor den ingang den chef een sigaret aan en neemt er vfiotséling' "irt tien nacht de lichten van een tunnel, die door het dewa- zelf ook eenè Ik kan een zeker druk- van den trein van den anderen kant terscheiding vormende gebergte loopt, kend gevoel niet kwijt worden. 'tLigt opduiken en beide machines elkaar in De stoker springt van de locomotief als een dreigend onheil in de lucht, doodelijke omarming zullen verbrij- om op de andere_den stoom af teslui- Het mag aan 't onweer liggen, maar zelen. En dan zal de spoorbaan voor ten. Midden tusschen de rails plaatst onze Chineezen bevallen me ook niets, weken vernietigd zijn, over verscheur- hij den stok van een helder opvlam- Konden we dat gespuis maar wegja- de lichamen zullen zich de wagens menden fakkel. Dan koppelt hij de gen en door de onzen vervangen tot een woesten hoop opstapelen, beide machines aan elkaar en nadat Ik vertrouw ze ook niet, maar waaruit het jammeren der gewonden, Schescherin op de overjassen is neer- de spoorweg wordt goed bewaakt. En }lat laatste rochelen der stervenden gelegd gaat 't weer naar beneden naar voor de kogels hebben ze een verba- hartverscheurend in den duisteren Chïngan juist op tijd, want, reeds zend respect. nacht zal dringeD. verkondigt een dreunen van uit den De hemel geve, dat u gelijk hebt. Tijdens deze oogenblikken van on- berg, dat de volgende militaire trein Maar onder hen is er een. de kleine eindigen schrik en vrees is Schesche- zich reeds" in de tunnel bevindt- Cho-ting-fu. Ik heb hern vroeger er- rin opgestaan. Kalm, bijna langzaam Eerst een vol uur, nadat do loco- geus gezien. Eens, toen ik in Berlijn clnödoe^ hij zich van mantel en sa- motieven weer in Chingau aangeko- was bij 't gezantschap, leerde ik een hel. Hij treedt naar buiten," waar men zijn, rolt ook de trein behouden jongen Japanschen ingenieur ken- juist de eerste zware droppels neer- het station binnen. Men was door het nen. En die leek sprekend op Cho- vallen en een verblindende bliksem- sein gereden, maar had, zoo spoedig ting-fu. Ik kan 't maar niet uit mijn straal voor een seconde het station het op het hellende terrein mogelijk gedachten zetten, dat het een en de- in een helder licht doet schijnen, was, stil gehouden. Men had overal zelfde persoon is. Ik weet het, ging Snel loopt hij nu echter, gevolgd door het traject afgezocht, zonder iets ver hij na eenigen tijd voort, 't verschil in de anderen, naar het stookhuis, waar daciits te bemerken. Een Kozakkenpa- gelaatsuitdrukking verdwijnt voor de machine van den leegen trein on- trouille, die eindelijk na een lang aan- ons lieden, als we anderen van het der vollen -stoom staat. De trouwe houdend fluiten van de locomotief gele ras zien. En toch geloof ik, dat machinist en stoker zijn, ondanks de met de stoomfluit naderbij kwam, j hij dienst doet als spion. Hij ziet er buitengewone opwinding, niet van had toen van een spookachtige loco- veel te intelligent uit, dan dat hij al- hun plaatsen geweken. Op een wenk motieven jacht gesproken, die hun tijd soep gekookt en vleesch gebraden van den majoor gaat do locomotief zeiven zoowel als den medereizigers zou hebben, 't Beste is hem te ont- °P de draaischijf, waar ze omge- onbegrijpelijk voorkwam. Eindelijk slaan en morgen te verbannen met draaid wordt met den tender naar had men besloten, voorzichtig verder den eersten trein. voren. De wissel, langs welken zij op te rijden. In Chingau aangekomen, Op 't station worden thans de lich- den spoorweg moet komen, staat goed vernamen ze spoedig wat er gebeurd ten aangestoken. Ook aan de berglo- en eer de omstanders tijd hebben over was en jubelend omringden ze den comotief heeft de stoker achter aan zijn plannen na te denken, is Sche- dapperen kameraad, den tender een lantaarn gehangen, scherin op de staanplaats van den die als een reuzenoog in de duister- machinist gesprongen. Gehoorzaam i nis loert. Vlijtig poetst en smeert de aIs een renner zet de machine zich *xr machinist. De stoker werpt nog eens; m beweging en is in weinige secon- I Dij Wf\AAs\* kolen op en ziet naar den manome- j den in de duisternis van den on- ter. die elf atmosferen druk aanwijst. weersnacht verdwenen Dan gaan beiden op den schuinen j niet meer door de wet in bescher- sche» de oogen en Angelo was in de ming worden genomen. bergen, weggevlucht. Voor ongeveer 20 jaar was de os- Toen Angelo's moeder hoorde van 1 tenia geopend. In een laag en zwart de daad, die haar zoon had begaan, berookt vertrek stonden houten ban- had ze een beroerte gekregen, die een ken en een tafel, en in een kelder, die einde maakte aan haar leven. En ook in de rots was uitgehouwen, werden van dezen dood gaf Angelo de schuld eenige vaten wijn bewaard. aan het meisje. Hij haatte haar met Toen was Lucia, de nu oude en be- al den hartstocht, waarmede hij haar vende vrouw, nog jong en de vader eens had lief gehad. En hij zwoer van Christina had haar, nadat hij zichzelf dat ze, zoolang hij leefde, een korten tijd als weduwnaar ge- aan geen anderen man zou toebe- leefd had, tot. vrouw genomen. hooren. Christina groeide op tusschen een: Kort daarop dong een tweede naar ruwen vader en een gierige stiofmoe- Christina's hand. Ilem trof dezelfde derhet kind moest van den vroegen dood als Pedro Christina, die zich morgen tot laat in den avond wer- voor goud wilde verkoonen, zou een ken. Zij waren arm en de beide vrou- zaam en alleen blijven. "En niemand wen konden baar armoede niet dra- waagde het meer zich bloot te stel- gen zonder morren... len aan de vendetta van den trouwe- Er was een dag gekomen, een loos veriaten bruidegom, schoone dag, waarop Christina ge- j En Angelo heeft niet de minste loofd had dat, dank zij haar zwarte gewetenswroegingslechts één smart oogen, haar roode lippen en haar een steeds knagend leed voelt hij: jonge, bekoorlijke lichaamsgestalte, dat zijn misdaad zijn moeder den een verandering in haar leven zou in- dood gebracht heeft. En elk jaartrot- treden. seert hij het gevaar en komt op den En toen... j avond van Allerzielendag on het kerk- Ja, toen was alles toch bij het oude hof, om aan de doode vergeving te gebleven en ook de hoop op betere vragen. tijden was verdwenen. De oude Lu-; Angelo leeft in een andere wereld cia had bij de flesch haar troost ge- Hij hoort het zachte geritsel niet dat zocht en was sinds dien een zwak, zich dicht bij den muur doet hooren bevend, verouderd schepsel gewor- j Het is Christina, den, dat in een voortdurenden angst Ze is de gendarmen zachtjes voor leefde. 'uitgeslepen. Over e-nkcle minuten zul- Nadat ze zich een weinig bij het len ze komen. Het is of ze bedwelmd vuur gewarmd had en een flinken in een droom leeft. Geld. veel geld slok brandewijn had genomen, zag zal ze krijgen en zich eindelijk wre- ze de aanwezigen mot een onderzoe- ken op den man. die haar leven ge- kenden blik aan, als om zich te over- broken heeft. Zij höeft het recht hem tuigen, of er zich geen vijand onder te haten zonder erbarmen wraak op hen bevond en daarop zeide ze zachthem te nemen Eindeliik Na zooveel De gendarmen zijn in het bosch. verkropte smart! Dat was niets buitengewoons en' Achter den grafstoen gehurkt, heeft eerst nadat de oude nidt haar magere de jonge vrouw den knielenden man vingers de hand van het meisje ge- bespied en het valt haar onwillckeu- grepen had en op fluisterenden toon rig in, dat het juist aan het graf van er had bijgevoegd zijn moeder was, dat Angelo haar Op Angelo's leven staat een prijs zijn liefde verklaard heeft en dat ze klonken kreten van angst en beloofd heeft de zijne to zullen zijn- schrik plotseling dooreen: jverheugd eindelijk van haar stief- Angelo moeder bevrijd te worden. En sedert Alleen Christina zeide niets. Met dien tijd.. een plotselinge beweging ïukte zij Het is waar, dat ze wreed geweest haar hand uit die der oude vrouw en is en slecht en dat ze gelogen heeft... week terug. ook dat. Angelo haar onrecht heeft Een oogenblik was het stil, toen liefgehad, voor zijn liefdé in haat ver- zeide een der mannen anderde. Dan zullen jullie nu tenminste Christina is gekomen om Angelo te rust krijgen. helpen gevangen nemen. Ze wil toe- Lucia beefde over haar geheele li- zien, hoe ze hem omsingelen, hoe hij chaam en ofschoon deuren en ven- weerloos gemaakt wordt. Ze moeten sters goed gesloten waren, meende dadelijk komen. Ze meent reeds voet- ze toch, dat elk woord gevaar voor stappen te hooren... plotseling schrikt haar opleverde Het was pikdonker ze voor de roj van den Judas, die ze buiten en de regen kletterde tegen de op zich genomen heeft, ruiten. j Wat ze zooeven wilde, wil ze nu Christina vroeg op zachten en lang- opeens niet meer zamen toonZe richt zich on. Ditmaal heeft Hoe hoog is de prijs Angelo het geritsel gehoord en hij Haar stem beefde niet; de grille staat opgericht, met de buks in de schijn van het vuur schitterde in hand. Maar zijn zoekenden blik be- haar groote, donkere oogen en toen merkt een vrouw; hii laat haar na- ze geen antwoord kreeg, vroeg ze we- derbij komen en hij hoort een derangstig Hoe hoog is de prijs? j Angelo. vlucht, om Godswil Maar de oude vrouw antwoordde De roover herkent de vrouw en niet. Zij meende reeds te veel te heb- wijkt een schrede achteruit. ben gezegd. Vlucht, vlucht tochherhaalt Den volgenden dag, Allerzielendag, het ongelukkige meisje, ze komen terwijl de klokken luiden en allen .Wie? uitgaan om de graven te bezoeken.De gendarmen, sluipt Christina uit de kerk en slaat! Hoe weet je dat? den weg naar het woud in. i Hij is naar haar toegekomen, met- Snel en vastbesloten gaat ze voort, zijn vingers omklemt hij de hand der doch haar gezicht is doodbleek en sidderende vrouw. Steunend herhaalt ze Vlucht, ze komen, ze komen Jij hebt. me verraden Angelo Ellendig schepsel Dat ze berouw heeft over dit ver- kant van den spooriam zitten. De j de^ocomotlet«rït'wakte baanwachter komt ook bij hen en nu traject. Met korte tusschenpoozen die buiten woedden, de oude vrouw heffen ze samen een melancholisch Zuid-Russisch lied aan, welks tonen plechtig door de avondstilte dringen. De stationschef zie wel, dat de man nen tegen de voorschriften handelen. Het is streng verboden een onder stoom staande locomotief beiden te verlaten Want de door een onbevoeg de hand door een greep aan den re gulateur in beweging gezette locomo tief wordt een ontketende demon, een dood en verderfbrengend mon ster. Hij zeide echter tegen zijn vriend Kijk eens, onze lieden blijven toch altijd dezelfden Thans zingen ze. alsof er geen oorlog was. Schescherin echter vliegen alle mo gelijke gevolgen van zoo'n nalatigheid door het brein. Kom, zei hij met bevende stem, zijn kameraad aan den arm meetrek kend. ik zal hun een voorbeeld stel len, het is ongehoord. Met groote passen snellen de twee ben je j opent de stoker de deur van den plotseling in de gelagkamer hadden] vuurhaard om frïssche kolen op te geworpen. scheppen. Snel stijgt de snelheids- 1 De daa,r aanwezige mannen kwa- meter tot 60 werst, de hoogste snel- °P heid. die het reglement op de baan 'geschrokken? veroorlooft. Als met een stomme Doch ze scheen hun vraag niet te' vraag kijkt de stoker Schescherin aan, .'hooren, ging diep ineengedoken naast stom verlangde antwoord en werptde kachel zitten en riep met harde,! stom veralngde antwoord en werptdroge stem weer schop op" schop in den vuur- C1]ristlna gloed waarin hij thans mot oen ge- lijkmatigen straal ook masut laatmer binnen. loopen. Reeds heeft de wijzer 80 i - Stook het vuur wat op, ik ben werst overschreden. Spoedig begint koud. echter het terrein te stijgen en de Zij gehoorzaamde, wijzer wijst nog slechts 45 werst. In-011 de vrouw w haar koortsachtig glinsterende oogen j speuren angstig naar rechts en links. Verder en steeds hooger stijgt Chris tina en eindelijk wordt het woud i lichter en Christina blijft staan. Te-j gen de rots aangebouwd staat eenj klein hutje het schijnt bewoond te raad. dat ze het graag ongedaan zou zijn, want een dunne rookzuil- stijgt maken, daaraan clenkt hij niet. Haat op uit den kleinen schoorsteen. en verachting overmeesteren hem en Schuw kijkt Christina naar alle het blanke lemmet van ziin dolk zijden 'om zich, dan sluipt ze naar bet [schittert in het maanlicht, huisje en klopt zachtkens aan. On-j Angelo! fluistert ze. middellijk wordt de deur geopend. j Zij wijkt terug, struikelt over de Drie mannen zijn in de kamer, die zerk en zinkt neder op hot graf de jongevrouw binnentreedt. Half ge-en hii buigt zich over haar met het ledigde flesschen en de overblijfselen wapen in de hand. van een maaltijd staan op de houten! Angelo!.... op het graf van je tafel. Christina kijkt de mannenmoeder kalm in het gelaat on zegt met vasie j Zijn hand zinkt neder, stemVervloekt schepsel, je hebt ge- Ik wil jullie Angelo uitleveren. h"'- op het graf, dat me heilig is, wil En daarop zegt ze hun, hoe ze hem ik je bloed niet vergieten.... maar ik het best vatten kunnen. 'zal me wreken.... later.... Eenvoudig en duidelijk is haar ver-] De grint van het kerkhof knarst.... haal, maar zij spreekt nu met neder-twee snelle sprongen..,, en Angelo is geslagen oogen. Zij wil de verachte-'over den muur en vlucht het woud in. lijke blikken der gendarmen niet zien. j Een minuut later sluipen de gen- Christina heeft niet geaarzeld hetdarmen langs de paden van hef. leven van een mede-mensch te ven-a-(kerkhof. De maan is opnieuw achter den; ook zij wil haar vendetta heb-jzware wolken verborgen en onduide- bën en goud., veel goud!... Deze lijk zijn de omtrekken van een men- gedachten hebben geen tijd voor aar-1 schelijke gestalte zichtbaar, die bij zeling of nadenken. leen graf geknield ligt. En het is immers ook haar goed j Hoe het mogelijk is, dat de slimme echt, zich op haar vijand te wreken roover, die hun zoo dikwijls ontko men is, nu niets van bet komende ge vaar vermoedt Het is toch niet denk baar, dat zijn geoefend oor geen ge- ruisch zou hebben gehoord Als Angelo hen zoo dicht laat na deren, dan weet hij ook, dat ze hem omringd hebben en dat hij verloren ismaar dan loert hij ook op het gunstige oogenblik om den eersten, die hem te na komt, een kogel door d,en kop te jagen. De brigadier wil zijn twee man schappen niet noodeloos opofferen. Hij legt zijn geweer aan en roept Angelo geef je vrijwillig over, als je leven je lief is Geen antwoord dë gestalte beweegt zich niet. Geef je over, of ik schiet.... Met kloppende Harten wachten de mannen op den kogel, dien Angelo hun zal toezenden om hun den strijd te verklaren. Driemaal herhaalt de gendarm zijn oproep en driemaal antwoordt een diepe stilte. Dan geeft hij vuur tusschen is het onweer met volle woede uitgebroken. Sommige oogen blikken verlicht een bliksemstraal den omtrek, waarop de regen stroo men neergiet. Des te donkerder schijnt echter de nacht, welks duis ternis slechts door den op de rails vallenden schijn der lantaren en den as cle eigenaresse der ..Osteria" en Christina was haar stiefdochter. Een armelijke osteria was het, een bouwvallig hutje, flat tegen den Monte Cinto geleund, den; machtigen granietreus, die zijn scha duw over het dal van Niolo werpt, het steenachtige, onherbergzame dal, waarin de Corsikaansche bandieten zich verbergen, als zij door de vree selijke Vendetta tot moordenaar ge-j vonkenstroom onderbroken wordt, die worden, vogelvrij zijn verklaard en De avond is gekomen, do zware wolken, die den geheelen dag den he mel bedekt hebben, drijven uiteen, de sterren komen te voorschijn en het heldere maanlicht valt op dé bergen, de wouden, de dennen en zerken van het kerkhof. Wijd en zijd is het stil, doodstil. Daar klinkt plotseling een zacht geruisch nabij den muur van het kerkhofde bladeren van den klim op, die daar groeit, bewegen zich, een schaduw valt op den weg, onmiddel lijk daarop springt een man tusschen de zerken van het kerkhof. Een jonge, krachtige man is het. Hij heeft den hoed diep in de oogen getrokken. Zijn beenen steken in lan ge lederen laarzen en aan zijn gor del hangt een dolk. Het staal schit tert in het maanlicht. Een seconde luistert de man en ziet speurend uit in den duisteren nacht. Er is niets te hooren, of te zien en hij begeeft zich kalm naar een der zer ken en knielt daar nöder. Zijn han den zijn gevouwen, alsof hij bad, doch hij bidt niet. Zijn gedachten verblijven in het verleden. Hij ziet zich weder als een gelukkig, zorge loos kind, spelend aan de knie van zijn moeder. Hij ziet die moeder in róuwkleederen, met een door tranen overstroomd gezicht, zich over hem buigen en tot hem zeggen„Nu heb ik jou alleen nog maar!" En hij denkt aan de gelukkige, jaren toen hij nog voor zijn moeder mocht wer ken 'en zijn liefde deelde tusschen haar én zijn vriendin, de schoone Christina. En de verschrikkelijke dag komt hem weder in herinnering, waarop het meisje hem gezegd had ..Je bent te arm... er is een ander die met me trouwen wil en die rijk is... en ik zal het goed hebben... vergeet, wat je eenmaal gewild hebt. Angelo... ik ga trouwen met Pedro." Dienzelfden avond trof Pedro een kogel in het voorhoofd, midden tus-' De Afscheidsroos. Matthias Kienappel had, om e enigszins te bekomen van de in spanning eerier kuur te Karlsbad, zich voor eenige weken naar een klein bergstadje begeven, voor hij weer naar Berlijn vertrok om daar zijn rentèniersbedrijf voort te zetten. Hij had vrouw en zoon laten overko men, verheugde zich in het weerzien, in het nette hotel, de goede bedie ning, het heerlijke bier en zoo menig genoegen, dat hij zicli tijdens zijne kuur had moeten ontzeggen. Wat hem het verblijf in dit hotel vooral aangenaam maakte, was de vriendelijkheid der eigenares, die met grooten ijver en veel doorzicht het bestuur over het groote logement voerde. Meneer Kienappel hield van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1904 | | pagina 8