NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD.
22e Joarganj
so. öölö
v ëi SCïïiji'
MAANDAG 23 JANUARI 1905 B
HAARLEM S DAGBLAD
ABONNEMENTEN
PER DRIE MAANDEN:
Voor Haarlem1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente) 1.30
Franco per post door Nederland„1.65
Afzonderlijke nummers 0.02^
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37>|
de omstreken en franco per post 0.45
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM.
AD VERTENT IËN:
Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondi»x;rc.-.t
Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen.
Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55.
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724.
Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3Ib>s Faubourg Montmartre.
laarlemsclie
Handelsvereeniging
Ooedgek. bij Kon. Beel. van 12 Nov. 1S99.
De Haarlemsche Handelsvereeni-
ing hier ter stede, opgericht 10 Mei
02, heeft in den loop van den tijd
haar recht van bestaan bewezen,
zeer vele gevallen, zaken van ver-
ihillenden aard betreffende, is zij op-
streden en dikwijls mdt groot suc-
Jammer echter, dat men alge-
leen niet meer blijk geeft, dit te
aardeeren door als lid der vereeni-
ing toe te treden. Er zijn wel meer
600 leden, maar dat is niet vol
lende. Elk handelaar, neringdoende
zelfs particulieren, moesten lid
orden om tenminste te laten gevoe-
dat men het werk op prijs stelt,
de Haarlemsche Handelsvereeni-
ng steeds opneemt, als doende, wat
ire hand vindt om te doen.
De voordeelen, die de Vereeniging
riten hare bemoeiingen van verschil-
aden aard haren leden aanbiedt,
jn zeer vele en zeer groote tegenover
geringe, jaarlijksche contributie,
ƒ3.50, die gevraagd wordt.
De Haarlemsche Handelsvereeni-
ng bemoeit zich in de eerste plaats
mede, de belangen van hare leden
bevorderen, door onwillige betalers
lor hen tot betaling aan te manen,
information voor hen in to winnen,
jvendien hebben de leden het recht
hun gratis te verstrekken advies
de rechtsgeleerde adviseurs der
ïreeniging te vragen, die ook in
oceduren en faillissementen gratis
lor hen optreden, natuurlijk alleen
lor zaken betreffende den handel en
■t bedrijf der leden.
Rechtsgeleerde adviseurs der Ver-
niging zijn de heeren Mrs. Th. de
aan Hugenholtz en H. Ph. de Ivan-
Spaarne 24, alhier.
Het bureau der vereeniging is ge-
stigd Lange Begijnestraat 22.
Voor incasso's door bemiddeling
vereeniging- wordt een vast recht
pCt. der vordering berekend,
(vendien moet 10 ct. voor port steeds
irden bijgevoegd, bij inzending van
rderingen door bemiddeling der
vokateta te innen.
De kosten van information naar
iten de stad woonachtige personen
dragen 60 cts. per informatie plus
cts. porto-vergoeding. Inform atiën
ar binnen de stad wonende perso-
n worden gratis verstrekt.
Pretention op buiten de stad wo
nde personen worden niet behan-
Id, wanneer niet 10 ct. voor porto-
rgoeding is toegevoegd.
Ruim 1748 informatiën en rechts-
ndige adviezen werden in het af-
loopen jaai: gegeven.
In September en October 1904 zijn
vorderingen tot een bedrag van
*">.861/2 betaald; 12 vorderingen
rden afbetaald, 16 vorderingen zijn
gesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
sten van wanbetalers ongeschonden
saard te blijven.
Ule brieven, aanvragen, reclames j
wat dan ook, moeten worden ge- j
resseerd aan het bureau, dat ge-
ind is dagelijks van 's morgens 9
1 uur, en "s namiddags van 2 tol
ur, waar dan ook verdere inlich-
gen zijn te bekomen.
HET BESTUUR
KUNSTPRAATJE.
„bezonkenheid" alleen is uitgevonden
in d© middeleeuwen, in de kloosters of
in de gUdekamers c-n alsof er vroeger
niet gearbeid is.
Het gaat hom hier om de bezon
ken beschouwing over ^en
arbeid.
Ik kan mij best voorstellen dat de
heer Cd. K. „niet gaarne durft be
slissen over het verband tusschenhet
I leven en de kunst" voor hen, die
door de praktijk van 't leven niet
gedrongen worden zich met dergelij
ke vraagstukken bezig t« houden, is
de theoretische, lectuur wel wat om
vangrijk ofschoon het zeker aan
beveling verdient na te gaan wat
diepdenkende en zuivervoelende we
zens over kunst en samenleving ge
zegd hebben.
Zeer zeker heeft geen enkel aanbre
kend individu in zijn tijd gestaan,
d. vv. z. de groote meerderheid heeft
hen niet gewaardeerd. Maar hebben
zij niet juist daarom in den geest der
tijden geleefd meegeleefd dat, wat
verandering brengt in het stilstaande,
roestige heden.
Als de heer Cd. K. zegt„Onge
twijfeld is ieder beheerscht door
ideëen van den tijd, waarin hij leeft;
en zullen dus die ideëen invloed heb
ben ook op kunstenaars, doch waar
om kan kunst die niet van den tijd
is, geen groote kunst zijn?" dan is
dit opzichzelf onlogischzoomede
„hoewel ik zie het innige samengaan
van Beiden (leven en kunst) „het elk
ander beïnvloeden, geloof ik toch
dat zulke stellingen geen wetten zul
len blijken" dan vraag ik aan lederen
wel den kenden lezer wat dan toe ft het
beheerscht worden door ideëen en de
invloed en het innig samengaan zon
der wetmatigheid, voor zin heeft Het
in of buiten den tijdgeest staande
wordt niet beheersdht door het „zwa
re" van Breitner of hte „fijne" van
Bauer. Want in het realisme van dep
een is meer verbeelding van den
geest dan men vermoeden zou, en in
de ranke lijnen van den in Oost en
West zich gelijk blijvendenphantast
meer realisme dan men meent
De werkelijkheid zonder meer is
nog geen waarachtige kunst en de
Neo-romantiek (waar ik mij zoo gaar
ne onder rangschik) zal eerst dan
waarachtig tot kunst verheven zijn
boven de heerschende tijden van vlij-
tig-Amerikaansch Dutch-interior-ex-
port, als het realisme krachtig roi-
ondersteld is, maar m de tweede
plaats ïd aanmerking komt. Boven
aan staat de idee en dat is vol-
strekt niet altijd werkelijkheid. Het
realisme als aanvankelijke studie van
j het zijnde kan zich zonder hulp van
de leidende idee nieCBevrijcien van
j haar instinctieve onbeholpenheid. Hot
kan het brengen van geïllustreerde
actueele voorstellingen in een stui-
versblad, tot de welbetaalde en wel-
aarlemmer Halletjes.
Een Zaterdagavondpraatje.)
!r is onder de bewoners van het
liaterkwartier een heele schrik ge-
nen, sedert de Haarlemsche brand-
er deze week, na eerst begonnen
zijn met een brandend huis te Be-
aten. daarmee ophield, omdat
est de goedkeuring van B. en W. i
Haarlem moest worden verkre-
„Moeten wij dan", zoo vragen
„maar kalmpjes afbranden?" j
?el neen", zeggen de Haarlemsche
oriteiten, „maar jullie bent geen
irlemmers, jelui hoort bij Scho- j
Wanneer wij met onze brand- j
tr komen blusschen, dan is dat
a een goedheid, een gunst. De ge- j
ante Schoten behoorde te zorgen
r een behoorlijke brandweer
.Hoor eens", zei een bewoner van
fchoterkwartier, toen ik hem deze
aerking maakte, „dat is nu alles
d en welHaarlem wil geen hulp1
en vóór die gevraagd is en door
en W. van Haarlem toegestaan.
geeft vertraging. De gemeente j
«ten zou zeker wel een behoorlijke
adweer in 't Schoterkwartier ves-1
«a, als zij daarvoor maar 't geld
ri. Maar wij bewoners van 't|
oterkwartier raken op die manier!
ijk in de pinarie. De eene brand-j
ir is er heelemaal niet, en de an- j
begint te laat. En dat nog wel
een brand, die door Haarlemsch
ft gas aangekomen moet zijnj
Vrind", zei ik, „daar kun je ons
1 verwijt van maken. Het Haar-
sche gas is bestemd om te bran-1
en er werktuigen mee voort te
en. Ontploffen staat niet op t
ie."
ding heb ik uit dozen brand
H. HEYENBROCK
RUDOLF HAAK.
THEOPHJLE DE BOCK.
Er is weinig ondankbaarder werk
dan dat van criticus, weinig dat min
der voldoening, minder vreugde en
meer onaangenaamheden geeft, meer
nijd opwekt dan dat van iemand die
schilders in 't openbaar te beoordee
len heeft. Er schijnt mij onder schil
ders te zijn een bijna algemeene af
keer van critiek en critici. Bij som
migen trof 'k aan een minachten, bij
anderen een onnoodig vinden, bij ve
len boosheid over in-huu-oogen-te-ge-
ringe waardeering, bij zeer velen het
idee„de critiek weet er niets van
Ronduit zeiden mij schilders dat er
geen één goede criticus is. Deze mee
ningen hebben verscheidene oorza
ken en één dezer lijkt mij deze, dat
schilders, geen taalkunstenaars zijn
de, niet begrijpen, niet voelen de be
hoefte om de door hun werken ójuil-
vangen impressies in woordklanken
weer te geven; en heelemaal niet
willen erkennen, dat letterkundigen
over sellilderkunst zouden kunnen
oordeelen.
Een van die min aangename din
gen was voor mij een schrijven van
den .heer H. Heyenbrock, dat de re
dactie ontvangen heeft Het is ge
woonte natuurlijk niet auti-critiek te
plaatsen, doch ditmaal willen we
zulks doen.
Ziehier het schrijven
WERKELIJKHEID EN ROMANTIEK.
Hoewel het 'toongevend niet gebrui
kelijk is, dat een "geoordeelde zijn
stem verheft en ik ook niet van plan
ben de nonchalante spelling van mijn
naam (ik heet HeyenBrock, niet H&y-
denbroek) zwaarwichtig te laten gel
den, of de vage alledagstermen
„mooie toon", „misteekend" „kleur
combinaties" wil aanrekenen als een
persoonlijk onvermogen van objec
tieve critiek van den heer Cd. K.,
toch meen ik. dat ik in dezen over
realisme en romanteik wel 't een en
ander te berde mag brengen. De af-
en aanstroomende vloedgolf van meer
of minder literair aangelegde critici
heeft maar al te dikwijls het publiek
op een dwaalspoor geleid.
Waar de heer Cd. K. sclmjft„de
scfiBder is van meening, dat de kunst
'met den tijd mee moet gaan en dat
het nu niet de tijden zijn van de
Bezonkenheid der middeleeuwen,
maar dat de dagen van den arbeid,
één der hoofdfactoren van onzen tijd,
onze dagen zijn en dat nu de kunst
mee met die richting moet gaan" daar
moet zonder meer 't HaarlemscB pu
bliek al een heel zonderlingen indruk
krijgen van mijn meening. 'tls alsof
evenwel geleerd en dat is, dat de .e- over de plaats van de telephoon in
lephoon bij onze gemeentelijke auto- de gemeente administratie, in groot
riteiten voor vol wordt aangezien. De kwarto, met platen, teekeningen en
commandant van de brandweer mag tabellarische statistieken. In dit.
officieel per telephoon aan B. en W. J standaardwerk, dat ik bij voorbaat
vergunning vragen om in een nabu- j in de attentie van de burgerij aan-
rige gemeente hulp te bieden en j beveel en dat hoogstens het bagatel
krijgt daar telephonisch een ant-van 25 per exemplaar zal kosten,
woord op. „Natuurlijk", zult u zeg- denk ik ook een hoofdstuk te wijden
gen. Zoo heel natuurlijk is dat even-'aan de gemeentelijke telephonen, die
wel niet. Want in andere gevallen er niet zijn. Dit hoofdstuk zal spelen
neemt het gemeentebestuur van een in 't Stadhuis, waar verschillende
telephonische aanvraag heelemaalafdeelingen zich gezamenlijk met één
geen notitie. De gemeentereiniging J telephoon moeten behelpen,
namelijk stelt tegen Betaling van
vijftig cents een wagen beschikbaar, i
om bij particulieren allerlei afvalvaaa behelpen gesproken, met ons
weg te halen. De gemeenterexniging j e]ectrisch verkeer is ook nog niet alles
heeft een telephoon. .zooals het wezen moet. De directie'
Nu zou je denken, dat de particu- j wat kan om het den menscheai
aangenaam en naar den zin te ma-
ken. maar aan den dienst ontbreekt;
nog iets en dat zijn wachthuizen. Eu
al zegt nu mijn negentigjarige oud
tante. dat de tegenwoordige men-i
schen verwijfd en weekelijk worden
en dat zij en haar vader en moeder,1
broers en zusters wanneer ze met de
trekschuit en later met de stoomboot
reisden, ook wel vaak een halfuur
geprezen schilderij, met smeltend rij
pe kleurtjes op het jak van een boe
renvrouw, dat voor het poseeren ex-
presselijk uit een oud cabinet werd
opgezocht. Dat wil natuurlijk niet
zeggen, dat er geen stuiversprenten
[bestaan, die om hun kunstgehalte
door velen ver verheven worden ge-
acht boven bekende in den tijd ge
waardeerde schilderijen.
In den tijdgeest staan, dat is zich
wel bewust afwenden van het oude,
dat is rustig, tastend zoeken naar
wat de komende tijden zullen bren
gen als waarachtig gezond leven.
Dat voorloopig mijn werk zich zal
bewegen onder de gloedzonnen van de
fabriekscentra ,dat komt omdat 't ne-
gat'ef-reëele nog niet tot positief idea
lisme kon overgaan.
Van hen, die de idee niet zien, voor
wie alléén kunst is het kunnen, van
hen zal men geen bezonken meening
kunnen verlangen.
Blaricum. H. HEYENBROCK.
Nu wil ik zeer klaar de verschil
lende aneeningen van dezen heer en
mij tegenover elkaar stellen en ik
wil punt voor punt zijn brief, die mij
echter moeilijk te bevatten, verward,
verbandloos en weinig afdoende toe
schijnt, trachten te ontleden, te be
spreken en te weerspreken. Dit doe ik
voornamelijk omdat een tegenover
stellen van elkaar bestrijdende ziens
wijzen mij voor belangstellende le
zers interessant voorkomt
Eén ding voorafik betuig- werke
lijk mijn spijt aan den heer H. H.
I voor de foutieve spelling van zijn
naam ik heb de onderteekening van
't eerste 't beste werk door onduide
lijkheid foutief overgenomen.
Maar voor ik nu aan een stuk
voor stuk gevolgde beschouwing be
gin, wil ik iets vooraf vaststellen, een
feit, zonder 't welk ik niet door wil
I gaanen dat is dat ik onve>«nder-
Baai- blijf bij mijn opinie over den
j heer H.'s kunst, dat ik blijf zeggen
j De schilder lijkt mij een gevoelrijk,
gewetenvol, zeer te waardeeren stre-
i ver, doch nog onmachtig en dus on-
j sahoonEn eerst nu, nu we dit heb-
ben vastgesteld, nu wil ik gaarne
'over eenige zijner ideëen praten.
Zóó, noemt U „mooie toon" of
„misteekend" of „kleurcombinatie"
vage alledagstermen Misteekend
vaag Ik vind het zoo klaar moge
lijk Het is lichthelder„Uw werk is
soms m ia-te eke n dEn put U
d&aruit een bewijs voor persoonlijk
onvermogen van objectieve critiek?
Maar welke van de critische bewe
ringen weerspreekt u dan Uw werk
is dit en dat heb ik gezegd, endaór
komt U niet tegen op, maar alleen
tegen de beschouwingen vooraf.
Maar ik wil graag gelooven dat U j
mij onvermogen toedenkt, als 'kUw
werk „nog niet schoon" noem
Dat is 't lot van' alle critici nu een
maal zoo.
U spreekt van objectieve critiek
Neen, critiek zij wel degelijk subjec
tief 1 Critiek zij gevoeld, zij persoon
lijk 1
Die tirade omtrent dat dwaalspoor
leiden van literaire critici leidt te
ver, doch de bewering ontken ik,
voorbeeld Zola, die Manet ontdekte,
bij ons Alb. Plasschaert 1
't Is heusch niet in mij opgekomen
dat er in de tijden der gilden niet
gearbeid is, en waar 't om gaat vind
'k zóó logisch dat 'k mijn zin duide
lijk genoeg achtte.
Iets verderDank U voor die me-
dedeelingen; ik word er juist wel toe
g e d r o n g e n die dingen te bestu-
deeren en .heb 't dan ook vlijtig ge
daan, al was 't ook wat omvang
rijk. En toch. durf ik nog niet beslis
sen" enz. U ziet, ik Blijf Bij wat ik
zeg!
Die d. w. z. in de volgende alinea
komt mij wat Bedenkelijk voornog
erger vin3 'k die „daarom" in de vol
gende zin maar curieus vind ik 't
boven alles dat de strevende heer
Heyenbrock spreekt van 't „stilstaan
de roestige heden". „Vaag" nietwaar
en „alledagstermen"
Bij wat nu volgt laat mijn logica
mij gansch in den steek. lo. omdat
ik 't onlogische van mijn zin niet
snap en 2o. omdat ik 't logisdhe van
den heer H. niet vatVoor de mede-
deeling omtrent B. en B.'s kunst dank
ik'k wist dit anders toevallig
ook
Neen mijnheer, „de werkelijkheid
zonder meer is nog geen waarachti
ge kunst" maar waar heb ik dat be
weerd? „Bovenaan staat de idee"
schrijft U en hier hebben wij 't cri
terium. Neen, bovenaan staat de
„schoonheid" en de schoonheid is
gevoelGevoel mooi gemaakt, dat is
kunstideëen hooren in een weten
schappelijke verhandeling. Daarom is
U niet picturaal, omdat U ideëen
tracht te schilderen en niet gevoel,
omdat U socialistisch schilder is en
socialisme en kunst te weinig met
elkaar te maken hebben.
En dan idee geen werkelijkheid
Leest U Van Eeden er eens over na!
Verder de onbeholpenheid van "t
realisme
Nu, dan dat stuiversblad, en de
„welbetaalde" schilderij van die
vrouw met h'r jak met smeltende
kleurtjes bewijzen toch wat weinig
en „doen" daar wat raar. In die zin
met „negatief" reëel begrijp ik
weer niets van dat „omdat"
En ten slottoZie ik de idéé niet
Is voor mij kunst alleen kunnen
Omdat ik een halve recensie schreef
juist over Uw ideëen en Uw „zeer
waardeerbaar streven Of do ande
re helft over uw niet kunnen
En nu zou ik U wel graag willen
verzoeken niet zulke brieven ter op-
lier, die zoo'n wagen noodig heeft,
daarover kan telephoneeren
Dat kan hij ook Niemand die 't
hem belet. Maar helpen doet het niet.
Na een telephonisch Bericht komt er
géén wagen
Wel als de aanvrager een briefje
schrijft. De reiniging verlangt zwart
op wit. Waarom begrijp ik niet goed.
Het me eet waarschijnlijk lijkt mij
toe, dat de administratie van de rei- in weer en wind op den kalen steiger
niging bang is voor haar geld. Stel stonden, ik zeg dan toch maar (al
je voor, dat de wagen de rommelzeg ik het haar niet in haar gezicht)
heeft weggehaald en de aanvrager dat niettemin die ouders, broêrs en
wil niet betalen! Dan zou, wanneerzusters toch ook allen ter ziele zijn ge-
de aanvraag telephonisch was ge-gaan. Waarom zullen we nat of
schied, de gemeente geen Bewijs heb
ben. Heeft ze een schriftelijke aan
vraag, dan kan de onverlaat ver
volgd worden, ja, dan wordt erom
koud, of allebei, worden, wanneer
dat niet bepaald noodzakelijk is? i
En het is niet noodig. Zoo klein's,
ons Stationsplein niet, vooral niet,
die twee kwartjes geprocedeerdEnwanneer straks het spoorwegstation
om aan die mogelijkheid te ontko-«en eind noordwaarts achteruit zal
men moet er een briefje worden ge- j zijn gezet, of er kan wel een wacht-;
schreven en wordt de telephoon bui-1 huisje voor tien of vijftien menschen
ten werking gesteld. worden geplaatst. Nu staat de spoor-
Wanneer ik eens niets beters te wegreizigors. die met de tram de stad j
doen heb. ga ik een boek schrijven in wil. te huiveren onder het smalle
kapje voor den ingang van de vesti-
bule. Die toevlucht, hoe gering zij i
ook wezen mag, is bij de Zijlbrug, j
eveneens een vaste stopplaats, in 't
geheel niet te vinden. Toch ligt daar j
aan 't water achter de leuning van
de brug, een snip gronds. die als 't
ware expresselijk aan de golven van
i den Kinderhuissiugel ontwoekerd
schijnt om er een abri op te bouwen.
De voorbijgangers zouden er geen
hinder van hebben en het zelfs wel
toejuichen, wanneer deze modderige
plek met een aardig gebouwtje werd
beplant. Niet het minst noodig zou
zijn een wachthuis op de Kamper- J
vest. vlak bij de Turfmarkt, waar
vele reizigers voor Amsterdam door
de ceintuurbaan worden aangevoerd, j
die naar gelang van den tijd
van 't jaar klappertandend, ril- i
lend of transpireerend, de komst van
hun ven-oormiddel staan af te wach
ten.
De E. N. E. T. en haar groote zuster
de E. S. M. zouden voor den reizen-
den man zeker nog aantrekkelijker
wezen, wanneer op deze drie punten
een sierlijk, klein, wachthuisje werd
gebouwd. Om van de reizende vrouw I
nog maar niet eens te spreken En
nu ben ik er mij wel van bewust, dat
ik de Directie hiermee niets nieuws
verzoek. Ze zou, veronderstel ik, al
lang tot den maatregel zijn overge
gaan, wanneer er maar geen gemeen
tegrond aan te pas kwam. Die is
heilig. Gelijk Jules Favre tijdens het
beleg van Parijs, die zei„geen
duimbreed van ons grondgebied"
waken de gemeentelijke autoriteiten
met ernstige zorg voor den Haarlem-
schen grond. Terecht want als je
de eigenaars van wagens en karren
hun gang liet gaan, zou de onnoo-
zele wandelaar al heel gauw ver
schillende straten en stegen niet meer
in en niet ineor uit kunnen gaan en
elke beschikbare plek op een plein
worden ingenomen door een stalletje
la Botermarkt, hetgeen allerminst
tot sieraad van de gemeente zou
strekken, het zij gezegd met welne
men van de Botermarktsche hande
laars. Nogmaals dus hulde aan ons
gemeentebestuur, dat den Haarlem,
schen grond met angstigen zorg be
waakt, alsof die inpiaats van uit klei
en veen, uit marsepein en koekdeeg
was gevormd.
Openbare vervoermiddelen als de
E. N. E. T. en de E. S. M., waarvan
de eene reeds het burgerrecht verkre
gen heeft en de andere aardig daar
heen op weg is, verdienen den steun
van het gemeentebestuur, omdat
daarmee het belang van de burgerij
betrokken is. Ik zou dan ook wel
durven voorspellen, dat wanneer de
directie flinkweg aan den Raad ver
gunning vraagt, om op de drie ge
noemde plaatsen sierlijke wachthuis
jes te bouwen, de ingezetenen per
request de inwilliging van dat verzoek
zeker bij den Raad zullen aanbeve
len.
En nu ik dan toch over de E. S. M.
spreek, moet ik eens meedeelen, hoe
de rit naar Amsterdam ook zelfs bij
scherpe kou meevalt wat de tempera-;
tuur in de wagens betreft. Oppervlak-
kig zou mon zeggen, dat wanneer de
oostenwind vlak op den wagen staat,
de reizigers het wel koud moeten
hebben op die onbeschutte Amster- j
damsche vaart. Er is geen sprake
van. In de wagens heerscht een aan-
gename warmte en detochtgordijncn
verhinderen de kou binnen te drin
gen. Men krijgt er zelfs geen koude
voeten. Heb ik goed gezien, dan wer
den in de laatste koude dagen de
wagens meest gereden met het klein
ste compartiment naar voren, zoodat
name to sturen, waarin U met „vage"
en „onlogische" termen, mij, die zeer
gewetenvol trachtte te begrijpen Uw
kunst, van persoonlijk onvermogen
beschuldigt.
o
Bij den heer Gunning in de Groote
Houtstraat wordt eer. groot doek ge-
exposeerd, Waarover 't wel mij de
moeite lijkt te schrijven, hopende
deze en geene attent te maken op iets
wat zoo licht wordt voorbij gel oopen.
De schilder i9 Rudolf Haak, sedert
een tiental jaren overleden, de naam
is „Gezicht bij Amsterdam" en de
voorstelling ismaar dat ga men
zelf zien
Dit schilderij is een verheugenis;
want iiet doet genoegen, dat nu ook
in Haarlem zoo nu en dan goede
schilderijen geëtaleerd worden. Mag
ik dan eens even wijzen op de goede
compositie, op de rijpheid 'die oter
het geheel ligt, vooral in de donkere
partijenen in het boomengroen, dat
't geheel vrij goed Begrepen is? Doch
ook moet ik opmerkzaam maken dat
't water, vooral verder af mij veel te
donker lijkt en 't figuurtje niet zoo
sterk is. Een schilder merkte mij op
dat 't te veel in een atelierkleur ge
schilderd is en geen buitenkleuren
vertoont, en 'k neem dit door mij niet
geziene gaarne over. Eenigszins doel
't onderwerp, de grijzen en de groe
nen aan Jacob en Willem Maris en
aan Th. de Bock denken, maar er is
natuurlijk geen kwestie van, al is 't
stuk ook met veel goeds, dat het haalt
bij een werk van de Bock en dus ook
niet bij de Marissen.
En over de Bock sprekend, wilde
ik nog even iets zeggen naar aanlei
ding van gehoorde opmerkingen om
trent 'tgeen 'k schreef van de Arti-
tentoonstelling.
Men verweet mij dat 'k de Bock'a
grootheid niet heb doen "uitkomen
Daarom wenschte ik wel gaarne dui
delijk te doen zijn dat 'k de Bock
voel als een groot, en heel groot, ean
onzer grootste landschapschilders, ea
dat de door sommigen gelaakte toon
van mijn schrijven 't gevolg was van
mijn teleurstelling dat 'k de Bock,
voor wien 'k toch de hoogste maat
staven gebruiken mocht, tengevolge
van de daar bijeengebrachte tentoon
stelling, die zeer slecht zijn be»cre
werk vertegenwoordigt, niet heel
groot kon noemen, bij voorbeeld niet
als Jacob Maris, waarvan ik dien
dag juïsT even te voren een dertigtal
meer dan wonaer-prachtige stukken
gezien had In t Rijksmuseum. Welnu,
mij persoonlijk, lijkt de Bock een
breed, massaal schilder, een man. die
bijzonder goed een „schilderij" van
compositie begreep, maar "cTTë door
z'n in mijn oogen bestaande tekort
komingen niet is een schilder van don
eersten rang als de "Clarissen zijn.
CONRAD KIKKERT.
deze afdeeling nog dienst deed als
kou-werend middel voor de reizigers
in de afdeeling niet rooken, die dan
toch de talrijkste zijn.
De conducteur achterop had het
koud en kwam af en toe in den wa
gen. Om hem een hart onder den
riem te steken, vroeg ik of de wa
genvoerder het niet heel koud had.
Aangezien een mensch nu eenmaal
zijn eigen koude vingers en teenen
het best voelt, antwoordde hij van
niet en vergastte mij op een eenigs
zins duistere natuurkundige beschou
wing, die hierop neerkwam, dat de
wagenvoerder het daarom niet zoo
koud had, omdat de wind recht tegen
het voorbalkon aanwoei en daar af
stuitte op de glazen kast, waarin de
wagenvoerder staat, terwijl op het
achterbalkon de wind op zij er in
waait en tegen de glazen beschutting
terugkaatst. Wie het niet begrijpen
mocht, dat iemand die de kou uit do
eerste hand krijgt, kouder woTdt, dan
die ze uit de tweede hand ontvangt
doe ik bescheidenlijk opmerken, dat
het hier een electrisch bedrijf geldt en
dat electriciteit ons de meeste van
hare geheimen nog niet ontsluierd
heeft.
Er is veel geheimzinnigs in de we
reld. Zoo verneem ik, dat Woensdag
avond tengevolge van reparatie aan
de waterleiding, het Brongebouw van
water verstoken was. Misschien zal
iemand zeggen, dat er dan toch al
tijd de staalwaterleiding nog was.
waarvan men de kraan maar behoeft
open te zetten, in elk geval had men
daarmee geen brand kunnen blus
schen. Er was den heelen avond
schermconcours. Was er iets ge
beurd. dan zou de Haarlemsche wa
terleiding geen hulp hebben kunnen
bieden
FIDELIO.