NIEUWS= en ADVERTENTIEBLAD. 22e Joarganj so. öölö v ëi SCïïiji' MAANDAG 23 JANUARI 1905 B HAARLEM S DAGBLAD ABONNEMENTEN PER DRIE MAANDEN: Voor Haarlem1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente) 1.30 Franco per post door Nederland„1.65 Afzonderlijke nummers 0.02^ Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem0.37>| de omstreken en franco per post 0.45 Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur J. C. PEEREBOOM. AD VERTENT IËN: Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondi»x;rc.-.t Haarlem van 1—5 regels 0.75, elke regel meer ƒ0.15. Reclames 30 Cent per regel. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Kleine advertentiën 3 maal plaatsen voor 2 maal betalen. Redactie en Administratie: Groote Houtstraat 55. Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 724. Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 6. Telefoonnummer 122. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs, 3Ib>s Faubourg Montmartre. laarlemsclie Handelsvereeniging Ooedgek. bij Kon. Beel. van 12 Nov. 1S99. De Haarlemsche Handelsvereeni- ing hier ter stede, opgericht 10 Mei 02, heeft in den loop van den tijd haar recht van bestaan bewezen, zeer vele gevallen, zaken van ver- ihillenden aard betreffende, is zij op- streden en dikwijls mdt groot suc- Jammer echter, dat men alge- leen niet meer blijk geeft, dit te aardeeren door als lid der vereeni- ing toe te treden. Er zijn wel meer 600 leden, maar dat is niet vol lende. Elk handelaar, neringdoende zelfs particulieren, moesten lid orden om tenminste te laten gevoe- dat men het werk op prijs stelt, de Haarlemsche Handelsvereeni- ng steeds opneemt, als doende, wat ire hand vindt om te doen. De voordeelen, die de Vereeniging riten hare bemoeiingen van verschil- aden aard haren leden aanbiedt, jn zeer vele en zeer groote tegenover geringe, jaarlijksche contributie, ƒ3.50, die gevraagd wordt. De Haarlemsche Handelsvereeni- ng bemoeit zich in de eerste plaats mede, de belangen van hare leden bevorderen, door onwillige betalers lor hen tot betaling aan te manen, information voor hen in to winnen, jvendien hebben de leden het recht hun gratis te verstrekken advies de rechtsgeleerde adviseurs der ïreeniging te vragen, die ook in oceduren en faillissementen gratis lor hen optreden, natuurlijk alleen lor zaken betreffende den handel en ■t bedrijf der leden. Rechtsgeleerde adviseurs der Ver- niging zijn de heeren Mrs. Th. de aan Hugenholtz en H. Ph. de Ivan- Spaarne 24, alhier. Het bureau der vereeniging is ge- stigd Lange Begijnestraat 22. Voor incasso's door bemiddeling vereeniging- wordt een vast recht pCt. der vordering berekend, (vendien moet 10 ct. voor port steeds irden bijgevoegd, bij inzending van rderingen door bemiddeling der vokateta te innen. De kosten van information naar iten de stad woonachtige personen dragen 60 cts. per informatie plus cts. porto-vergoeding. Inform atiën ar binnen de stad wonende perso- n worden gratis verstrekt. Pretention op buiten de stad wo nde personen worden niet behan- Id, wanneer niet 10 ct. voor porto- rgoeding is toegevoegd. Ruim 1748 informatiën en rechts- ndige adviezen werden in het af- loopen jaai: gegeven. In September en October 1904 zijn vorderingen tot een bedrag van *">.861/2 betaald; 12 vorderingen rden afbetaald, 16 vorderingen zijn gesteld. Volgens art. 7 dient het geheim der sten van wanbetalers ongeschonden saard te blijven. Ule brieven, aanvragen, reclames j wat dan ook, moeten worden ge- j resseerd aan het bureau, dat ge- ind is dagelijks van 's morgens 9 1 uur, en "s namiddags van 2 tol ur, waar dan ook verdere inlich- gen zijn te bekomen. HET BESTUUR KUNSTPRAATJE. „bezonkenheid" alleen is uitgevonden in d© middeleeuwen, in de kloosters of in de gUdekamers c-n alsof er vroeger niet gearbeid is. Het gaat hom hier om de bezon ken beschouwing over ^en arbeid. Ik kan mij best voorstellen dat de heer Cd. K. „niet gaarne durft be slissen over het verband tusschenhet I leven en de kunst" voor hen, die door de praktijk van 't leven niet gedrongen worden zich met dergelij ke vraagstukken bezig t« houden, is de theoretische, lectuur wel wat om vangrijk ofschoon het zeker aan beveling verdient na te gaan wat diepdenkende en zuivervoelende we zens over kunst en samenleving ge zegd hebben. Zeer zeker heeft geen enkel aanbre kend individu in zijn tijd gestaan, d. vv. z. de groote meerderheid heeft hen niet gewaardeerd. Maar hebben zij niet juist daarom in den geest der tijden geleefd meegeleefd dat, wat verandering brengt in het stilstaande, roestige heden. Als de heer Cd. K. zegt„Onge twijfeld is ieder beheerscht door ideëen van den tijd, waarin hij leeft; en zullen dus die ideëen invloed heb ben ook op kunstenaars, doch waar om kan kunst die niet van den tijd is, geen groote kunst zijn?" dan is dit opzichzelf onlogischzoomede „hoewel ik zie het innige samengaan van Beiden (leven en kunst) „het elk ander beïnvloeden, geloof ik toch dat zulke stellingen geen wetten zul len blijken" dan vraag ik aan lederen wel den kenden lezer wat dan toe ft het beheerscht worden door ideëen en de invloed en het innig samengaan zon der wetmatigheid, voor zin heeft Het in of buiten den tijdgeest staande wordt niet beheersdht door het „zwa re" van Breitner of hte „fijne" van Bauer. Want in het realisme van dep een is meer verbeelding van den geest dan men vermoeden zou, en in de ranke lijnen van den in Oost en West zich gelijk blijvendenphantast meer realisme dan men meent De werkelijkheid zonder meer is nog geen waarachtige kunst en de Neo-romantiek (waar ik mij zoo gaar ne onder rangschik) zal eerst dan waarachtig tot kunst verheven zijn boven de heerschende tijden van vlij- tig-Amerikaansch Dutch-interior-ex- port, als het realisme krachtig roi- ondersteld is, maar m de tweede plaats ïd aanmerking komt. Boven aan staat de idee en dat is vol- strekt niet altijd werkelijkheid. Het realisme als aanvankelijke studie van j het zijnde kan zich zonder hulp van de leidende idee nieCBevrijcien van j haar instinctieve onbeholpenheid. Hot kan het brengen van geïllustreerde actueele voorstellingen in een stui- versblad, tot de welbetaalde en wel- aarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje.) !r is onder de bewoners van het liaterkwartier een heele schrik ge- nen, sedert de Haarlemsche brand- er deze week, na eerst begonnen zijn met een brandend huis te Be- aten. daarmee ophield, omdat est de goedkeuring van B. en W. i Haarlem moest worden verkre- „Moeten wij dan", zoo vragen „maar kalmpjes afbranden?" j ?el neen", zeggen de Haarlemsche oriteiten, „maar jullie bent geen irlemmers, jelui hoort bij Scho- j Wanneer wij met onze brand- j tr komen blusschen, dan is dat a een goedheid, een gunst. De ge- j ante Schoten behoorde te zorgen r een behoorlijke brandweer .Hoor eens", zei een bewoner van fchoterkwartier, toen ik hem deze aerking maakte, „dat is nu alles d en welHaarlem wil geen hulp1 en vóór die gevraagd is en door en W. van Haarlem toegestaan. geeft vertraging. De gemeente j «ten zou zeker wel een behoorlijke adweer in 't Schoterkwartier ves-1 «a, als zij daarvoor maar 't geld ri. Maar wij bewoners van 't| oterkwartier raken op die manier! ijk in de pinarie. De eene brand-j ir is er heelemaal niet, en de an- j begint te laat. En dat nog wel een brand, die door Haarlemsch ft gas aangekomen moet zijnj Vrind", zei ik, „daar kun je ons 1 verwijt van maken. Het Haar- sche gas is bestemd om te bran-1 en er werktuigen mee voort te en. Ontploffen staat niet op t ie." ding heb ik uit dozen brand H. HEYENBROCK RUDOLF HAAK. THEOPHJLE DE BOCK. Er is weinig ondankbaarder werk dan dat van criticus, weinig dat min der voldoening, minder vreugde en meer onaangenaamheden geeft, meer nijd opwekt dan dat van iemand die schilders in 't openbaar te beoordee len heeft. Er schijnt mij onder schil ders te zijn een bijna algemeene af keer van critiek en critici. Bij som migen trof 'k aan een minachten, bij anderen een onnoodig vinden, bij ve len boosheid over in-huu-oogen-te-ge- ringe waardeering, bij zeer velen het idee„de critiek weet er niets van Ronduit zeiden mij schilders dat er geen één goede criticus is. Deze mee ningen hebben verscheidene oorza ken en één dezer lijkt mij deze, dat schilders, geen taalkunstenaars zijn de, niet begrijpen, niet voelen de be hoefte om de door hun werken ójuil- vangen impressies in woordklanken weer te geven; en heelemaal niet willen erkennen, dat letterkundigen over sellilderkunst zouden kunnen oordeelen. Een van die min aangename din gen was voor mij een schrijven van den .heer H. Heyenbrock, dat de re dactie ontvangen heeft Het is ge woonte natuurlijk niet auti-critiek te plaatsen, doch ditmaal willen we zulks doen. Ziehier het schrijven WERKELIJKHEID EN ROMANTIEK. Hoewel het 'toongevend niet gebrui kelijk is, dat een "geoordeelde zijn stem verheft en ik ook niet van plan ben de nonchalante spelling van mijn naam (ik heet HeyenBrock, niet H&y- denbroek) zwaarwichtig te laten gel den, of de vage alledagstermen „mooie toon", „misteekend" „kleur combinaties" wil aanrekenen als een persoonlijk onvermogen van objec tieve critiek van den heer Cd. K., toch meen ik. dat ik in dezen over realisme en romanteik wel 't een en ander te berde mag brengen. De af- en aanstroomende vloedgolf van meer of minder literair aangelegde critici heeft maar al te dikwijls het publiek op een dwaalspoor geleid. Waar de heer Cd. K. sclmjft„de scfiBder is van meening, dat de kunst 'met den tijd mee moet gaan en dat het nu niet de tijden zijn van de Bezonkenheid der middeleeuwen, maar dat de dagen van den arbeid, één der hoofdfactoren van onzen tijd, onze dagen zijn en dat nu de kunst mee met die richting moet gaan" daar moet zonder meer 't HaarlemscB pu bliek al een heel zonderlingen indruk krijgen van mijn meening. 'tls alsof evenwel geleerd en dat is, dat de .e- over de plaats van de telephoon in lephoon bij onze gemeentelijke auto- de gemeente administratie, in groot riteiten voor vol wordt aangezien. De kwarto, met platen, teekeningen en commandant van de brandweer mag tabellarische statistieken. In dit. officieel per telephoon aan B. en W. J standaardwerk, dat ik bij voorbaat vergunning vragen om in een nabu- j in de attentie van de burgerij aan- rige gemeente hulp te bieden en j beveel en dat hoogstens het bagatel krijgt daar telephonisch een ant-van 25 per exemplaar zal kosten, woord op. „Natuurlijk", zult u zeg- denk ik ook een hoofdstuk te wijden gen. Zoo heel natuurlijk is dat even-'aan de gemeentelijke telephonen, die wel niet. Want in andere gevallen er niet zijn. Dit hoofdstuk zal spelen neemt het gemeentebestuur van een in 't Stadhuis, waar verschillende telephonische aanvraag heelemaalafdeelingen zich gezamenlijk met één geen notitie. De gemeentereiniging J telephoon moeten behelpen, namelijk stelt tegen Betaling van vijftig cents een wagen beschikbaar, i om bij particulieren allerlei afvalvaaa behelpen gesproken, met ons weg te halen. De gemeenterexniging j e]ectrisch verkeer is ook nog niet alles heeft een telephoon. .zooals het wezen moet. De directie' Nu zou je denken, dat de particu- j wat kan om het den menscheai aangenaam en naar den zin te ma- ken. maar aan den dienst ontbreekt; nog iets en dat zijn wachthuizen. Eu al zegt nu mijn negentigjarige oud tante. dat de tegenwoordige men-i schen verwijfd en weekelijk worden en dat zij en haar vader en moeder,1 broers en zusters wanneer ze met de trekschuit en later met de stoomboot reisden, ook wel vaak een halfuur geprezen schilderij, met smeltend rij pe kleurtjes op het jak van een boe renvrouw, dat voor het poseeren ex- presselijk uit een oud cabinet werd opgezocht. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat er geen stuiversprenten [bestaan, die om hun kunstgehalte door velen ver verheven worden ge- acht boven bekende in den tijd ge waardeerde schilderijen. In den tijdgeest staan, dat is zich wel bewust afwenden van het oude, dat is rustig, tastend zoeken naar wat de komende tijden zullen bren gen als waarachtig gezond leven. Dat voorloopig mijn werk zich zal bewegen onder de gloedzonnen van de fabriekscentra ,dat komt omdat 't ne- gat'ef-reëele nog niet tot positief idea lisme kon overgaan. Van hen, die de idee niet zien, voor wie alléén kunst is het kunnen, van hen zal men geen bezonken meening kunnen verlangen. Blaricum. H. HEYENBROCK. Nu wil ik zeer klaar de verschil lende aneeningen van dezen heer en mij tegenover elkaar stellen en ik wil punt voor punt zijn brief, die mij echter moeilijk te bevatten, verward, verbandloos en weinig afdoende toe schijnt, trachten te ontleden, te be spreken en te weerspreken. Dit doe ik voornamelijk omdat een tegenover stellen van elkaar bestrijdende ziens wijzen mij voor belangstellende le zers interessant voorkomt Eén ding voorafik betuig- werke lijk mijn spijt aan den heer H. H. I voor de foutieve spelling van zijn naam ik heb de onderteekening van 't eerste 't beste werk door onduide lijkheid foutief overgenomen. Maar voor ik nu aan een stuk voor stuk gevolgde beschouwing be gin, wil ik iets vooraf vaststellen, een feit, zonder 't welk ik niet door wil I gaanen dat is dat ik onve>«nder- Baai- blijf bij mijn opinie over den j heer H.'s kunst, dat ik blijf zeggen j De schilder lijkt mij een gevoelrijk, gewetenvol, zeer te waardeeren stre- i ver, doch nog onmachtig en dus on- j sahoonEn eerst nu, nu we dit heb- ben vastgesteld, nu wil ik gaarne 'over eenige zijner ideëen praten. Zóó, noemt U „mooie toon" of „misteekend" of „kleurcombinatie" vage alledagstermen Misteekend vaag Ik vind het zoo klaar moge lijk Het is lichthelder„Uw werk is soms m ia-te eke n dEn put U d&aruit een bewijs voor persoonlijk onvermogen van objectieve critiek? Maar welke van de critische bewe ringen weerspreekt u dan Uw werk is dit en dat heb ik gezegd, endaór komt U niet tegen op, maar alleen tegen de beschouwingen vooraf. Maar ik wil graag gelooven dat U j mij onvermogen toedenkt, als 'kUw werk „nog niet schoon" noem Dat is 't lot van' alle critici nu een maal zoo. U spreekt van objectieve critiek Neen, critiek zij wel degelijk subjec tief 1 Critiek zij gevoeld, zij persoon lijk 1 Die tirade omtrent dat dwaalspoor leiden van literaire critici leidt te ver, doch de bewering ontken ik, voorbeeld Zola, die Manet ontdekte, bij ons Alb. Plasschaert 1 't Is heusch niet in mij opgekomen dat er in de tijden der gilden niet gearbeid is, en waar 't om gaat vind 'k zóó logisch dat 'k mijn zin duide lijk genoeg achtte. Iets verderDank U voor die me- dedeelingen; ik word er juist wel toe g e d r o n g e n die dingen te bestu- deeren en .heb 't dan ook vlijtig ge daan, al was 't ook wat omvang rijk. En toch. durf ik nog niet beslis sen" enz. U ziet, ik Blijf Bij wat ik zeg! Die d. w. z. in de volgende alinea komt mij wat Bedenkelijk voornog erger vin3 'k die „daarom" in de vol gende zin maar curieus vind ik 't boven alles dat de strevende heer Heyenbrock spreekt van 't „stilstaan de roestige heden". „Vaag" nietwaar en „alledagstermen" Bij wat nu volgt laat mijn logica mij gansch in den steek. lo. omdat ik 't onlogische van mijn zin niet snap en 2o. omdat ik 't logisdhe van den heer H. niet vatVoor de mede- deeling omtrent B. en B.'s kunst dank ik'k wist dit anders toevallig ook Neen mijnheer, „de werkelijkheid zonder meer is nog geen waarachti ge kunst" maar waar heb ik dat be weerd? „Bovenaan staat de idee" schrijft U en hier hebben wij 't cri terium. Neen, bovenaan staat de „schoonheid" en de schoonheid is gevoelGevoel mooi gemaakt, dat is kunstideëen hooren in een weten schappelijke verhandeling. Daarom is U niet picturaal, omdat U ideëen tracht te schilderen en niet gevoel, omdat U socialistisch schilder is en socialisme en kunst te weinig met elkaar te maken hebben. En dan idee geen werkelijkheid Leest U Van Eeden er eens over na! Verder de onbeholpenheid van "t realisme Nu, dan dat stuiversblad, en de „welbetaalde" schilderij van die vrouw met h'r jak met smeltende kleurtjes bewijzen toch wat weinig en „doen" daar wat raar. In die zin met „negatief" reëel begrijp ik weer niets van dat „omdat" En ten slottoZie ik de idéé niet Is voor mij kunst alleen kunnen Omdat ik een halve recensie schreef juist over Uw ideëen en Uw „zeer waardeerbaar streven Of do ande re helft over uw niet kunnen En nu zou ik U wel graag willen verzoeken niet zulke brieven ter op- lier, die zoo'n wagen noodig heeft, daarover kan telephoneeren Dat kan hij ook Niemand die 't hem belet. Maar helpen doet het niet. Na een telephonisch Bericht komt er géén wagen Wel als de aanvrager een briefje schrijft. De reiniging verlangt zwart op wit. Waarom begrijp ik niet goed. Het me eet waarschijnlijk lijkt mij toe, dat de administratie van de rei- in weer en wind op den kalen steiger niging bang is voor haar geld. Stel stonden, ik zeg dan toch maar (al je voor, dat de wagen de rommelzeg ik het haar niet in haar gezicht) heeft weggehaald en de aanvrager dat niettemin die ouders, broêrs en wil niet betalen! Dan zou, wanneerzusters toch ook allen ter ziele zijn ge- de aanvraag telephonisch was ge-gaan. Waarom zullen we nat of schied, de gemeente geen Bewijs heb ben. Heeft ze een schriftelijke aan vraag, dan kan de onverlaat ver volgd worden, ja, dan wordt erom koud, of allebei, worden, wanneer dat niet bepaald noodzakelijk is? i En het is niet noodig. Zoo klein's, ons Stationsplein niet, vooral niet, die twee kwartjes geprocedeerdEnwanneer straks het spoorwegstation om aan die mogelijkheid te ontko-«en eind noordwaarts achteruit zal men moet er een briefje worden ge- j zijn gezet, of er kan wel een wacht-; schreven en wordt de telephoon bui-1 huisje voor tien of vijftien menschen ten werking gesteld. worden geplaatst. Nu staat de spoor- Wanneer ik eens niets beters te wegreizigors. die met de tram de stad j doen heb. ga ik een boek schrijven in wil. te huiveren onder het smalle kapje voor den ingang van de vesti- bule. Die toevlucht, hoe gering zij i ook wezen mag, is bij de Zijlbrug, j eveneens een vaste stopplaats, in 't geheel niet te vinden. Toch ligt daar j aan 't water achter de leuning van de brug, een snip gronds. die als 't ware expresselijk aan de golven van i den Kinderhuissiugel ontwoekerd schijnt om er een abri op te bouwen. De voorbijgangers zouden er geen hinder van hebben en het zelfs wel toejuichen, wanneer deze modderige plek met een aardig gebouwtje werd beplant. Niet het minst noodig zou zijn een wachthuis op de Kamper- J vest. vlak bij de Turfmarkt, waar vele reizigers voor Amsterdam door de ceintuurbaan worden aangevoerd, j die naar gelang van den tijd van 't jaar klappertandend, ril- i lend of transpireerend, de komst van hun ven-oormiddel staan af te wach ten. De E. N. E. T. en haar groote zuster de E. S. M. zouden voor den reizen- den man zeker nog aantrekkelijker wezen, wanneer op deze drie punten een sierlijk, klein, wachthuisje werd gebouwd. Om van de reizende vrouw I nog maar niet eens te spreken En nu ben ik er mij wel van bewust, dat ik de Directie hiermee niets nieuws verzoek. Ze zou, veronderstel ik, al lang tot den maatregel zijn overge gaan, wanneer er maar geen gemeen tegrond aan te pas kwam. Die is heilig. Gelijk Jules Favre tijdens het beleg van Parijs, die zei„geen duimbreed van ons grondgebied" waken de gemeentelijke autoriteiten met ernstige zorg voor den Haarlem- schen grond. Terecht want als je de eigenaars van wagens en karren hun gang liet gaan, zou de onnoo- zele wandelaar al heel gauw ver schillende straten en stegen niet meer in en niet ineor uit kunnen gaan en elke beschikbare plek op een plein worden ingenomen door een stalletje la Botermarkt, hetgeen allerminst tot sieraad van de gemeente zou strekken, het zij gezegd met welne men van de Botermarktsche hande laars. Nogmaals dus hulde aan ons gemeentebestuur, dat den Haarlem, schen grond met angstigen zorg be waakt, alsof die inpiaats van uit klei en veen, uit marsepein en koekdeeg was gevormd. Openbare vervoermiddelen als de E. N. E. T. en de E. S. M., waarvan de eene reeds het burgerrecht verkre gen heeft en de andere aardig daar heen op weg is, verdienen den steun van het gemeentebestuur, omdat daarmee het belang van de burgerij betrokken is. Ik zou dan ook wel durven voorspellen, dat wanneer de directie flinkweg aan den Raad ver gunning vraagt, om op de drie ge noemde plaatsen sierlijke wachthuis jes te bouwen, de ingezetenen per request de inwilliging van dat verzoek zeker bij den Raad zullen aanbeve len. En nu ik dan toch over de E. S. M. spreek, moet ik eens meedeelen, hoe de rit naar Amsterdam ook zelfs bij scherpe kou meevalt wat de tempera-; tuur in de wagens betreft. Oppervlak- kig zou mon zeggen, dat wanneer de oostenwind vlak op den wagen staat, de reizigers het wel koud moeten hebben op die onbeschutte Amster- j damsche vaart. Er is geen sprake van. In de wagens heerscht een aan- gename warmte en detochtgordijncn verhinderen de kou binnen te drin gen. Men krijgt er zelfs geen koude voeten. Heb ik goed gezien, dan wer den in de laatste koude dagen de wagens meest gereden met het klein ste compartiment naar voren, zoodat name to sturen, waarin U met „vage" en „onlogische" termen, mij, die zeer gewetenvol trachtte te begrijpen Uw kunst, van persoonlijk onvermogen beschuldigt. o Bij den heer Gunning in de Groote Houtstraat wordt eer. groot doek ge- exposeerd, Waarover 't wel mij de moeite lijkt te schrijven, hopende deze en geene attent te maken op iets wat zoo licht wordt voorbij gel oopen. De schilder i9 Rudolf Haak, sedert een tiental jaren overleden, de naam is „Gezicht bij Amsterdam" en de voorstelling ismaar dat ga men zelf zien Dit schilderij is een verheugenis; want iiet doet genoegen, dat nu ook in Haarlem zoo nu en dan goede schilderijen geëtaleerd worden. Mag ik dan eens even wijzen op de goede compositie, op de rijpheid 'die oter het geheel ligt, vooral in de donkere partijenen in het boomengroen, dat 't geheel vrij goed Begrepen is? Doch ook moet ik opmerkzaam maken dat 't water, vooral verder af mij veel te donker lijkt en 't figuurtje niet zoo sterk is. Een schilder merkte mij op dat 't te veel in een atelierkleur ge schilderd is en geen buitenkleuren vertoont, en 'k neem dit door mij niet geziene gaarne over. Eenigszins doel 't onderwerp, de grijzen en de groe nen aan Jacob en Willem Maris en aan Th. de Bock denken, maar er is natuurlijk geen kwestie van, al is 't stuk ook met veel goeds, dat het haalt bij een werk van de Bock en dus ook niet bij de Marissen. En over de Bock sprekend, wilde ik nog even iets zeggen naar aanlei ding van gehoorde opmerkingen om trent 'tgeen 'k schreef van de Arti- tentoonstelling. Men verweet mij dat 'k de Bock'a grootheid niet heb doen "uitkomen Daarom wenschte ik wel gaarne dui delijk te doen zijn dat 'k de Bock voel als een groot, en heel groot, ean onzer grootste landschapschilders, ea dat de door sommigen gelaakte toon van mijn schrijven 't gevolg was van mijn teleurstelling dat 'k de Bock, voor wien 'k toch de hoogste maat staven gebruiken mocht, tengevolge van de daar bijeengebrachte tentoon stelling, die zeer slecht zijn be»cre werk vertegenwoordigt, niet heel groot kon noemen, bij voorbeeld niet als Jacob Maris, waarvan ik dien dag juïsT even te voren een dertigtal meer dan wonaer-prachtige stukken gezien had In t Rijksmuseum. Welnu, mij persoonlijk, lijkt de Bock een breed, massaal schilder, een man. die bijzonder goed een „schilderij" van compositie begreep, maar "cTTë door z'n in mijn oogen bestaande tekort komingen niet is een schilder van don eersten rang als de "Clarissen zijn. CONRAD KIKKERT. deze afdeeling nog dienst deed als kou-werend middel voor de reizigers in de afdeeling niet rooken, die dan toch de talrijkste zijn. De conducteur achterop had het koud en kwam af en toe in den wa gen. Om hem een hart onder den riem te steken, vroeg ik of de wa genvoerder het niet heel koud had. Aangezien een mensch nu eenmaal zijn eigen koude vingers en teenen het best voelt, antwoordde hij van niet en vergastte mij op een eenigs zins duistere natuurkundige beschou wing, die hierop neerkwam, dat de wagenvoerder het daarom niet zoo koud had, omdat de wind recht tegen het voorbalkon aanwoei en daar af stuitte op de glazen kast, waarin de wagenvoerder staat, terwijl op het achterbalkon de wind op zij er in waait en tegen de glazen beschutting terugkaatst. Wie het niet begrijpen mocht, dat iemand die de kou uit do eerste hand krijgt, kouder woTdt, dan die ze uit de tweede hand ontvangt doe ik bescheidenlijk opmerken, dat het hier een electrisch bedrijf geldt en dat electriciteit ons de meeste van hare geheimen nog niet ontsluierd heeft. Er is veel geheimzinnigs in de we reld. Zoo verneem ik, dat Woensdag avond tengevolge van reparatie aan de waterleiding, het Brongebouw van water verstoken was. Misschien zal iemand zeggen, dat er dan toch al tijd de staalwaterleiding nog was. waarvan men de kraan maar behoeft open te zetten, in elk geval had men daarmee geen brand kunnen blus schen. Er was den heelen avond schermconcours. Was er iets ge beurd. dan zou de Haarlemsche wa terleiding geen hulp hebben kunnen bieden FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 5