BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1905
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BU1TENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
Wandelingen
XLVII.
Het kan zoo zijn, dat men erdoor
omstandigheden toe gedwongen wordt
anders te handelen, dan men zelf
van plan was. Door afwisselend, nu
eens dit dan dat onderdeel te behan
delen, bewaart men de vrede, en heeft
eigenlijk niemand iets te zeggen. Zoo
kwam ik dezer dagen in 't bezit van
een ijsvogel en ze is te mooi, om er
niet eens eenige oogenblikken bij stil
te staan. Ja, al is 'teen geheel andere
vogel, hij sluit zich te veel wat zijn
voedsel enz. betreft hij de meeuw
van de vorige week aan, om er niet
eens eenige regelen aan te wijden.
De ijsvogel dan is lang zoo bekend
niet, als de meeuw, neen op verre na-
niet. Ik geloof zelfs, dat slechts een
klein getal personen den vogel opge
zet gezien hebben en een nog kleiner
getal in de natuur. En toch wat is
hij schoonDoor de schitterende en
toch niet metaalkleurige kleuren
pracht treedt de ijsvogel ons als een
geheel afzonderlijke verschijning in
onze vogelwereld tegen, herinnerend
aan tropische vogels, waarbij nog
komen de eigenaardigheden van zijn
lichaamsbouw, de groote kop met lan
gen snavel, het korte staartje', de
kleine eigenaardige voeten. Het maakt
onwillekeurig op ons den indruk van
een aan de tropen ontvluchten vogel
en inderdaad is hij dan ook de eeni
ge vertegenwoordiger in Midden
Europa van een groote, over deheele
landstreken iu talrijke soorten ver
breide vogelfamilie. We weten haast
•niet, wat we het meest moeten be
wonderen, die prachtig groen gevlekte
vleugels, de dito kruin, of wel den
hreeden blauwen band, die op zijn
rug begint, en zich tot aan het einde
van den staartuitstrekt. Of is het
misschien de lichtere plek, die zich
voor onder den snavel en verder aan
den hals achter het oog bevindt,
weer van elkaar gescheiden, door een
groene streep, die van den vleugel tot
aan den ondersnavel loopt, of kan
het zijn dat bruin van, borst, buik en
onderzijde van den staart, een kleur,
die ook nog voor en achter het oog
weer even optreedt. Wat kleurenrijk
dom betreft kan dit dier zich du§
opperbest met cle prachtige tropische
soorten meten. Vooral de zwaar ge
bouwde kop en de lange krachtige
snavel geven het dier verder een
eigenaardige gestalte, waardoor hij
ook gemakkelijk te herkennen is.
En komt die mooie vogel, hoor ik
vragen, in ons vaderland nu voor,
veel voor? Hij wordt in alle streken
van ons vaderland aangetroffen, ook
in de omgeving van onze stad. Men
vertelde me deze week nog van een
tweetal dat af en toe gezien werd
aan 't Zuider Buitenspaarne, maar hij
is nergens algemeen. In de eerste
plaats valt de vogel door zijn kleu
renpracht sterk in 't oog, zoowel van
mensch als dier, en dan ook duldt
hij zelf niet, dat andere exemplaren
in zijn jachtgebied zich vertoonen.
In den winter komt zijn naam goed
tot zijn recht, dan is hij „ijsvogel"
en als de honger hem zijn gewne
schuwheid wat doet vergeten, en hij
zich ophoudt bij de cjsen plekken in
het water om daar aan den kost te
komen, en hij met zijn schitterende
kleuren zoo afsteekt tegen sneeuw
en ijs, -dan wordt hij ook het meest
opgemerkt. Gewoonlijk leeft irij aan
de oevers van beken en stroompjes
en voedt zich daar met kleine visch-
jes. allerlei insecten en insectenlar
ven. Zou hij door 't eene de visc-h-
teelt bonadeelen. door t eten van voor
de visscherij schadelijke insecten
wordt hij weer nuttig, 'bovendien
komt hij in te gering aantal voor, om
hem den oorlog te verklaren of te
vervolgen.
Gewoonlijk kiest hij, op «rt?n verbor
gen plaatsje boven den waterspiegel
een takje uit,., om daarop te rusten?
Wel neen, want al is hij zelf schijn
baar in rustzijn zintuigen merken
alles op, wat er onder hem in 't wa
ter voorvaii. (Jrrtdekt hij daar wat
goeds ,dan schiet hij plotseling in '1
water, zoo zelfs, dat het kopje onder
gaat, om even daarna weer schitte
rend als saffier aan de oppervlakte
te komen. Krachtig met de vleugels
roeiend, nog een paar krachtige wiek
slagen en hij is weer in de lucht.
Ontwaakt in het voorjaar de liefde-
in zijn Jiart en heeft hij na heel wat
gevechten met andere mannetjes ein
delijk een wijfje veroverd, dan begint
de nestbouw, die geheel aan het wijf
je wordt overgelaten. Volijverig is zij
den ganschen voormiddag bezig, in
den stevigen bodem, van den oever
een gat uit 'tel bollen, dat wel tot -een
meter'diep wondt, even boven de wa
terspiegel begint om een weinig schuin
in de hoogte te loopen. Af en toe
brengt het mannetje haar wat voed
sel, en in den namiddag gaat ze zelf
ook ter vischvangst, om. zich dan
meteen te. reinigen.
Aan 't eind van die-gang komt in
jeene kleine verwijding het nest, be-
kleed met vi-sch graten, schubben, al-
i ter.tei overblijfselen, van insecten enz.
j Eindelijk worden daarin de 58 voor
den vogel naar verhouding wel groote
eieren gelegd, die zeer glad en glah-
j zend zijn en. effen wit,
Ook het broeden wordt alleen aan
het wijfje overgelaten, het mannetje
zorgt voor voedsel. Dan worden de
jongen geboren, leelijke beestjes met
,dikke koppen, maar met teedere lief
de verzorgd en groot gebracht. Zelfs
langen tijd na. het verlaten van het
nest worden ze nog door de ouden
gevoed, ieder der jongen heeft dan
een vast zitplaatsjo, verborgen tus-
j schen 't riet.
j Dat de vogel reeds vroeger veel in
't, oog viel, bewijzen de vele sprookjes
»nz. waarin hij een rol speelt. Zelfs
komt hij reeds voor in de Grielcsche
I sagen.
DE ZEE.
Schots- van. Schönfeldt.
(Uit het Duitsclij.
De zwemmeester wischte het zweet
van zijn voorhoofd. Een paar lachen
de jongens van dertien en veertien
jaar stonden om hem heen. Aan de
lijn spartelde iets licht-roods, hij-
gends. Dit was namelijk May Löw,
leerling van het gymnasium, die wil
do leeren zwemmen. Lomp en onhan
dig in zijn bewegingen, met een
schuwen, nerve usem angst voor het
koude water, was elke les voor den
jongen, zoowel lichamelijk als geeste
lijk. een ware marteling. Want luj
was niet alleen rood van inspanning,
maar ook van schaamte. De spotter
nijen zijner kameraden, die de eerste
zwemoefeningen al lang achter den
rug hadden, sneden hem door de ziel.
Wat zijn lichaam aan fijnheid miste,
dat was hem aan zijn ziel dubbel en
zelfs driedubbel in gevoeligheid toebe
deeld. Ironische toespelingen trok bij
zich sterk aan en plagerijen, gespot
of onrechtvaardige achteruitzetting
konden Item tot wanhoop brengen.
Eens had de zwemmeester hem ge
zegd
Waartoe geef je je zoo'n moeite
om zwemmen te leeren Je kunt Ik-;
toch niet meer dan tot een middel-
matigen zwemmer brengen. En in het
gevaar zou je je toch niet kunnen
redden
Toen had de jongen hem zóó ver
schrikt en teleurgesteld aangekeken,
dat de andere gebromd had „Nou.
mij is 't wel. als je 't dan zo t
graag wilt
Eri zoo gebeurde het, dat May Löw.
na een naar maand en, trots alle spot
ternijen on geplaag, vrij zwemmen
kon. Mooi deed hij het niet, maar het
water was als een „mantel der liefde''
die zijn onhandige bewegingen ten
minste gedeeltelijk verborg.
En zijn volharding had indruk ge
maakt. op de kameraden, zoodat ze
hem niet meer uitlachten. Maar klei
ne grappen en fopperijen haalden zo
nog wel eens met hem uit.
Eens zeide er één
Mayje, zóó werd hij in de
klas genoemd laten we op den rug
zwemmen
En toen het lompe Mayje met moei
te die houding aangenomen had, blie
zen ze hem van alle kanten water :r.
hot gezicht, zoodat Item hoore.n en
zien verging, en hij door de anderen
opgevangen moest worden.
't Was maar „voor de grap", en
later lachte hijzelf mee om niet te
toonen. dat het huilen hem nader ge
staan had.
\yordt zulk een teergevoelige ziel
met minachting behandelt, dan zal ze
ondergaan ondervindt ze waardee
ring en geestdrift, dan bloeit ze op
May ondervond zoowel het een als hei
andere. En c-venals hij menigen slok
water onvrijwillig had moeten inslik-
ken, evemzoo gewende hij zich ook
aan het vele onaangename on bittere,
dat hij verdragen moest.
Om te beginnen de geringschat
ting. Thuis had hij, evenmin als m
school, zich een plaats weten te vero-
veren. Een strijdlustige geest had hij
niet't was meer een van die zacht
moedige naturen, die als voorbestem!
zijn tot dulden en verdragen. We!
trachtte hij soms door zijn geest in
druk te maken, maar hij pakte het
onhandig aan.
Er was een tijd. dat hij zich er op
toelegde de be teekenis van een aantal
vreemde woorden to leeren kennen.
om ze. bij gelegenheid, te pas Ie
brengen. Maar niemand lette er op.
Alleen toen hij oens, terwijl zijn vader
zich niet zijn moeder over een politie
ke quaestie onderhield, met een klop
pend hart de opmerking waagde
„liet parlementarisme is een rat'o-
neele instelling" toen lachte de va
der daar over en zeidc
Beste jongen, in plaats van de
courant te bestudeeren. moest jc lie
ver je lessen uit het hoofd leeren
En toch had hij zeer goed geweten,
wat hij zeggen wilde.
's Zomers gingen ze naar een zee
badplaats. May's ongelukkige neiging
om steeds juist datgene graag te wil
len doen. waartoe hij niet in staa:
was, bleek hier weer. Uren lang kon
hij aan het strand staan om met"een
verterend verlangen te turen naar
zeilbooten, die door flinke, vroolijlw
menschen bestuurd werden. De bol-
uitstaande zeilen leken hem wel groo
te. witte vleugels toe, die alléén uit
verkorenen dragen mochten. Eeu paar
malen gebeurde het, dat hij met meer
bevoorrechte kameraden mee op zee
uit mocht varen. Maar dan moest hi.j
stil ineengedoken in de boot zitten,
want bij de minsta beweging die hi:
maakte, werd liem dadelijk toegeroe
pen
May, je bent. onhandig we vee-
liezen 't evenwicht
Bij zulke tochtjes lette hij miaJo
op de zee. dan wel op de kraclïtlg-
gospierde armen der roeiers, die iij
bewonderde. In zijn verbeelding strek
te* hij de armen ook mdt een groote1!
zwaai uit en kou hij even zoo flink
c-n goed roeien als de beste onder
hen.
Hij had ook, evenals andere kinde
ren, zijn kleine genoegens, waarvan
bij wellicht meer dan gewone kin-Ie
ren genoot- Bijvoorbeeld wanneer de
golven- er langzaam aan kwamen rol
len en zijn bloot© boenen omspoelde:.:
wanneer li ij met zijn- verstandige!) -
voor een kind wel wat di'OOmerigen -
blik naar de. zee- tuurde; wanne -
groote booten, met het bonte gewemel
van veel mensch©n, aanlegden en
weer vertrokken, lange, lichtende vo
ren achterlatende wanneer hij, na
het. baden, in het warme zand mooni
rollen, in kinderlijken overmoed -u
verlost van wat hem vaak bedrukte -
dan ontbrak er niets aan zijn geluk.
Op zekeren dag kwam hij adem
loos naar huis gerend.
Er zal een zwemwedstrijd geho i-
den worden, alleen voor jongens
Oilto Prog-m&n en Arthur Linjclienau
doom mee. En ik wil ook meezivvem--
men.
Maar 'daar wilde zijn vader niets
van hooren.
Dat, verbied ik je, May Je zou Jt
er toch geen eer mee inleggen n
clan laat, je dagen lang het hoofd
hangen. Bovendien kan er zoo l>cht
een ongeluk gebeuren.
Dat kan niet, want daar zullen
bootjes meevaren.
Al was dat zoo, jij nmg niet
meedoen.
Maar May dreef ditmaal zijn eigen
I wil cloor. Hij gaf zich als deelnemer
op, zonder er zijn ouders iets van
i te zeggen. Het was voor het eerst
van zijn 1-evon, dat hij een verbod
trotseerde. En eiken middag ko„
j men hem in cle zweminrichting bezig
zien, met taaie volharding zijn 'i-
ehaam trainee rend. dat zich onver-
moeid in korte slagen voortbewoog.
De slagen werden met den dagsnel-
j Ier als trachtten ze. wat ze aan
vaart misten, door bliksemsnelle op
volging -te vergoeden. Daar waren
I nog wel altijd mensche.n, die om
May lachten, maar dat kon hem nu
niet meer schelen. Wanneer hij
avonds niet een gevoel van gezon
de vermoeidheid naar huis liep, dan
glimlachte hij stil vergenoegd. Die
tevreden stemming weefde zich
b oort in zijn droomen, die als tot be
looning voor zijn ijverig oefenen,
'hom don blijden triomf der overwin
wing voortooverden.
En zoo brak dan eindelijk de dag -
;aan w aarop May onder een schaar
van frissche. vro olijke jongens en
trillend van opgewondenheid en on
geduld op het sein om te beginnen
wachtte. Een groote menigte stond
aan liet strand toe te kijken en May
voelde dat liet gewichtigste oogen-
bli-k van zijn leven aangebroken was.
Het signaal werd gegeven en m
'dezelfde seconde voelde May ook
reeds om zijn leden het koude wa
ter. dat steeds zijn vijand' geweest
.was. Maar het leek hem inliet ge
heel niet meer vijandig, nadat hij
er zich aan gewend had. Bestond er
wel- iets heerlijkers, dan zich zóó door
de golven te laten dragen En dan
dat geplas der brekende golven
dat had hij nu dagelijks zoo vlak
.bij zijn ooren gehoord, dat hij meen
de de taal dei* zee te verstaan, t.
luisterde er naar en vergat alles om
izich heen. Terwijl zijn lichaam zich
in snelle slagen voortbewoog, was
zijn ziel als betooverd door de sïre-
meachtïge melodie der golven. Hij was
(zich niets meer bewust o-mtrent den
wedstrijd, wist niet meer wat erom.
'hem heen gebeurde. Hij merkte ook
niet, dat hij reeds van zijn kamera
den verwijderd was. Hij onderschei-1-
yïe slechts dat eene gevoelNu be-
iweeg je je vrij die golven zijn
j /niet als de menschen ze meen en 't
i [goed met je, dragen je in haar ar-
in on cm vertellen e:n zingen je toe.
i Zóó dreef en droomde hij den
1 schoonen droom over cle zee, die
reeds zoove]en, groote ren., vóór hem
i gedroomd hadden
j Plotseling echter begon zijn 'hart
herig te kloppen. Hij had op eens de
'bonté riaggen voor zich gezien, die
i den eindpaal van den wedstrijd aan
gaven. Dat bracht hem tot bezinning.
'Maar waar waren zijn kameraden
I .gebleven Hij zag er geen enkelen.
(Hoe lang had hij wel gedroomd
1 ISeconden of minuten lang? Hij wist
j Tiet niet.
Eu -een gevoel van eenzaamheid en
treurigheid overviel hem. Waarom
was hij ook zod eejsuc-htig geweest?
.Iedereen zou 't nu merken, dat hij
j als laatste nagehinkt kwam, terwijl
cle anderen reeds lang uit het water
i waren 't Liefst zou hij geheel in
de zee hebben willen verdwijnen en
ondergaan, zóó schaamde hij zich
voor de menschen aan het strand,
clie niet weten konden, wat er in de
ziel van dien achterblijver omgegaan
j was en hpe de zee hem met haar
-zoete, vleiende taal bekoord had
Maar wat was dat? liet lied der
j zee verstomd© en een andere, lui-
der-kli-nkandc viel eensklaps in. Toen
li ij, onzegbaar treurig en on
zegbaar vermoeid, met snelle,
korte slagen naar het strand
toe zwom, toen bliezen ze een fan
fare En ze zwaaiden met. hoeden en
zakdoeken en riepen 'hoera Wat was
dat? Wilde ze hem bespotten? Hij
keek ontzet ac'hter zich naar de zee
Was het mogelijk De anderen kwa
men hijgend achter hem aangezwom
men Achter hem Toen begreep hij
3iet op eens
En plotseling doorstroomde hem
oen gevoel van zalig geluk, zóó. dat
•hij meende te kunnen vliegen En
de menschen verdrongen zich allen
om hem heen en ze juichten en
lachten!. Maar héél anders lachten
•ze nu, dan ze het gewoonlijk om
hem deden .....En daarop kwamen
de zwemmers naar hem toe, schul
den hem krachtig de hand en rie
pen „Flink zoo Flink dat was
een woord dat, als lof, nog nooit tot
hem gericht was geworden.
Het was de gelukkigste dag van
May's leven. Hij wist nauwelijks,
wat er met hem gebeurde Hij had
wel hunnen schreien van blijdschap,
maar bedacht zich gelukkig nog bij
tijds, dat een overwinn^ar niet zwak
mag zijn. Toen het wat rustiger om
hem heen geworden was, ging hij
naar twee zijner kameraden, die hij
altijd om iiun flinkheid bewonderd
had, en zei zacht, als om zich te
•verontschuldigen „Ik kon 't niet
helpen 't Was. "t was. de
zee 1"
Een Ontmoeting.
De bakker, die juist met z n wagen
voorbijkwam, riep over zijn schouder:
Daar kun je wel een uur lang
staan bellen - - de familie is uit.
Dank je. antwoordde de man,
v. i ii deze aanspraak gold, rustig. En
het pakje, dat hij blijkbaar had moe
ten afgeven, weer meenemend, draai
de hij zich om en ging weg.
Een jong meisje, dat men een visi
teboekje in de hand naderde, had
biijkbaar óók de woorden van den
bakker gehoord, want zij stond stil
en aarzelde. Zij zag er erg vermoeid
uit en keek moedeloos naar cle verla
ten straat, en het gesloten buis. Toen,
inééns besloten, ging ze heel gedeci
deerd op een dei- treden van cle stee-
nen stoep zitten, en staarde straf voor
zich uit.
Zij zag er allerliefst uit in haar
friscli zomerpakje, en ze scheen zeer
voldaan over haar zitje.
Van 'den anderen kant kwam kort
daarop een jongmensch langzaam
aanwandelen. Hij was groot, en
knap, en evenals zij, was hij geheel
in vislfetoilet. I-Iet jonge meisje schrok
even toen zij hem zag in cle uitge
storven straattoen keek ze een an
deren kant uit en merkte «ogen
schijnlijk niets van zijn nadering.
Hij op zijn beurt keek' haar zeer
verbaasd aan, aarzelde even, c;v riep
toen de treden van de stoep op. 1-Iij
belde, en belde nog eens en keek als
in wanhoop naar het oudorvvetsche
naamplaatjedr. Colridge.
Ik vrees, dat de Colridge's niet
thuis zijn, zei hij eindelijk
Nee, antwoordde 't meisje na een
lichte aarzeling, dat vrees ik ook.
't Spijt me vreeselijk Zouden
ze gauw terugkomen?
Ik weet er niets van
Och, wat spijt me dat nu toch.
Zou u 't erg naar vinden, als ik hier
met u wachtte? opperde hij plotse
ling. - Ik moet noodzakelijk
iemand spreken
Ga uw gang maar, zei zij kalm.
Onze gemeenschappelijke ken
nissen zijn als een kleine band lus-
Haarlemmer Halletjes.
Een Za.terdagavondpraatje.
Wat is veranderlijker dan een
mensch
Acht menschen
Wil men deze stelling niet zonder
nader, bewijs aanvaarden, welnu, ik
ben in staat de bewijzen te leveren.
In de Raadsvergadering te Bloemen-
•daal van den 2den Februari werd,
naar aanleiding van de omstandig
heid, dat de rechtskundig adviseur
stukken waarop reeds geruimen tijd
gewacht werd, nog niet -heeft mge-
zonden. bij acclamatie besloten, den
•adviseur te vragen of hij ontheven
wil worden van zijn functie.
Kort nadat dit voor den adviseur
riet heel plezierige besluit gevallen
was, verscheen Mr. Tideman in de
vergadering
En in de Raadsvergadering van 16
Februari komt een voorstel in van
Mr. Tideman, waarbij verklaard
wordt, dat het Raadsbesluit van 2 Fe
bruari niet hoffelijk is en besloten
wordt, dat een Commissie van Raads
leden den rechtskundigen adviseur
zal gaan vragen naar de redenen van
de rertraging en hoever hij nu met
de concessievoorwaarden waarover de
zaak liep, gekomen is.
Dit voorstel werd ondersteund door
twee andere Raadsleden en na een
uur pratens door den Raad met alge-
meene stemmen aangenomen.
O, o, heeren van den Bloemendaal-
schen Raad
2 Februari een afkeuring van 't
beleid van den adviseur met algemee-
j ne stemmen.
i 16 Februari een besluit om eens
met den adviseur te gaan praten met
algemeene stemmen.
Wie reimt sich das zusammen?
Andersom zou logischer geweest
zijn. 2 Februari besluit om eens met
den adviseur te gaan praten, 16 Fp--
bruari (wanneer de bespreking geen
voldoende vruchten had opgeleverd)
besluit om hem te vragen, of hij wel
licht van de functie ontheven wensch-
te te worden.
Zooals het nu gegaan is heeft do
Raad 'de paarden achter den wagen
gespannen, een geacht rechtsgeleerde
een votum van afkeuring thuis gezon
den, dat hij wellicht niet eens ver
dient en zichzelf verplicht, de dave
rende motie stilletjes weer in den zak
te steken. Zoo gaat het met wat wij
hier plegen te noemen rauwelings in
de vergadering gebracïïte voorstellen
Meestal heb je er later berouw van.
De gemeente Bloemendaal verkeert
,op dit oogenblik in 't stille seizoen.
Je ziet er geen drukte, geen beweging,
't Is er kalm en rustig Af en toe gaat
er een wandelaar voorbij of een ra
cende slagersknecht met een kraken
de mand aan zijn stuur. Stil staan de
kale boomen aan den rand van de
wegen en laten af en toe druppels
vallen, alsof ze schreiden over de
treurigheid van 't winterlandschap.
Het is nauwelijks te gelooven, dat
in zulk een kalme omgeving tien
menschen zulk een overhaast besluit
konden nemen als dat van den 2den
Februari. Verwonderlijk ook, dat de
voorzitter, anders waarlijk wel bij 't
hek, daartegen niet waarschuwde.
Opwellingen zijn heel mooi, als 't
edelmoedige opwellingen zijnbij
voorbeeld wanneer een lezer of Jb*t~
res aan Fidelio bijwijze van hulde
eens een half millioemje thuis stuur
de. Maar in een gemeenteraad deu
gen opwellingen niet, ze komen altijd
weer op je zelf neerwellen.
Nu ik zoo eenmaal buiten ben, kom
ik voorloopig niet in de staüT terug.
Onze goede buurvrouw de gemeente
Heemstede, koestert plannen om zich-
zelv© centraal te verlichten. Prijzens
waardig voornemenDe olielanta
rens, hoe goed ook bedoeld, kunnen
met de grootste inspanning niet meer
dan een minimum van lichtkracht te
voorschijn brengen. Ik kan me be
grijpen, dat de moderne geest over
de Heemsteedsche vroedschap vaar
dig is gewonden en haar tot het plan
van centrale verlichting gedreven
heeft.
Maar hoeGasverlichting is, naar
deskundigen beweren, voor een klei
ne gemeente te duur. Electrisch licht
is schoon en zoo modern, dat het
niet moderner kan, maar veel licht
geeft het ook niet. Tenminste niet.
wanneer we de verlichting van Bloe
mendaal tot voorbeeld nemen. Daar
gloort op verre afstanden een lampje
in den donkeren nacht, niet veel meer
ran een vonkje en zeker niet van veel
grooter uitstralende kracht, dan cle
veelgesmade petroleumlantaren. Wat
cle straatverlichting betreft kan Bloe
mendaal gerust zeggen
,,Ce n'était pas la peine assurément,
De changer cle gouvernement
wat in eenvoudig Hollandsch betee-
kent, dat het lood is om oud ijzer.
Bloemendaals gemeenteraad is daar
van dan ook zoo overtuigd, dat het
in de Raadszaal niet minder dan drie
lichtbronnen tot zij" beschikking
heeft. Electrische gloeilampjes be
schijnen de Raadsleden en de verte
gen'woordigers van de pers. maar
kunnen met hun schijnsel de tafel
van Burgemeester en Wethouders
niet hereiken. Dit achtbaar college
wordt derhalve beschenen cloor een
reeks van. kaarsen, terwijl op den
schoorsteenmantel, blijkbaar als
maatregel van voorzichtigheid, twee
bronzen petroleumlampen zijn opge
steld.
Is dat nu niet beneden de waardig
heid van een vooruitstrevende ge
meente? Heemstedenaren, spiegelt u
aan deze duistere ervaring der Bloe
mendalenaren en eischt, wanneer een
electriciteitsmaatschappij u een aan
bieding komt doen. booglampen voor
uw straatverlichting
En kunt ge dat niet krijgen, neemt
dan geen electrische gloeilampjes, <lie
op straat toch maar het effect van
nachtpitje? bereiken, maar overweegt
of acetyleen u passen zou.
Ik geef toe, -dat de bereiding daar
van niet lekker riekt. Maar dat doet
gas ook niet. En petroleum evenmin.
Zou Tevlers Genootschap, dat af en
toe prijsvragen uitschrijft, waarop
geen of geen voldoende antwoorden
.inkomen, denkelijk omdat de onder-
j werpen den gemiddelden mensch iet-
wat boven de bevatting gaan. niet
j eens een prijsvraag uitschrijven over
,de vraag, hoe 't toch komt, dat al
onze kunstlichtbronnen zonder onder
scheid (noem er cle kaars gerust maar
bijzoo alleronplezierigsi stinken
j Misschien vond dan een knappe bol
j wel een middel uit, om onze licht-
r soorten ie doen geuren als Jockey
club of Boschviooltjes, zoodat, behal
ve het practische nut voor de oogen,
ook de poëzie voor den neus verkre
gen zou zijn.
Van poëzie gesgroken, een andere
naburige gemeente heeft die met suc
ces beoefend. Do Raad van Haarlem-
merliede en Spaarnwoudé heeft de
nieuwe straten op de terreinen vna
de heeren Erdtsieck c.s. aan de Am-
sterdamsche vaart gedooptNicolaas
Bcetsstraat en Jan Frederik Helmers-
straat.
Goeie, ouwe Helmers, wat zou het
hem, vergeten poeet uit de groene
doos. een genoegen doen al? hij wist,
dat men in Haarlemmerliede en
Spaarnwoudé zijn naam nog meteere
gedenkt, met inbegrip zelfs van de
voornamen
Toch. al kan de brave man als dich
ter bij Nicolaas Beets niet halen,
heeft hij één ding op dezen voor. Zijn
naam is beter geschikt voor een
straat. Maar BeetsProbeer eens
vlug ie zeggen „Nicolaas Beets-
straat", en ge zult zien, dat Nicolaas
vlot genoeg van de tong gaat. maar
dat dit lichaamsdeel over het woord
„Beetsstraat" komt te struikelen. Wie
he goed wil doen, moet na de eerste
lettergreep Beets even pauseeren
en dan kalm het woord „straat' er
achter voegen. Als spreekoefening
mag dit heel aardig wezen, in de
praktijk is het lastig en ik denk dan
ook dat de spraakmakende gemeente,
wil zij niet in minder sierlijke varian
ten, zooals Beeststraat vervallen, wel
kortweg van Beestraai spreken zal,
alsof het de tweede letter van "t alpha
bet was.
En zou hel ook niet veel eenvoudiger
en practischer zijn. de verschillende
straten in deze nieuwe wijk A-straat,
B-straat, C-straat enzoovoorts te doo-
pen (de heer Erdtsieck kan dan laten
bouwen tot Z. toei dan telkens weer
den een of anderen dichter op den
hoek van een straat te nagelen, die
wanneer men het hem vragen kon
zeker niets liever zouden wenschen,
dan in zijn vergetelheid te blijven,
Na Helmers deinst, vrees ik, de Haar-
lemmerliedesche-Spaarnwoudesche ge
meenteraad voor niets meer terug
't College is nog in staat, ons te ver
blijden met Khijnvis Feith en Bel
lamy en Van Zeggelen en meer van
die poëtasters, die geen sterveling
meer leest