BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Een Reddende Hand.
ZATERDAG 1 APRIL 1905.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
Wandelingen
LIII.
Groote tevredenheid heerscht er bij
menigeen wanneer hij na herhaalde
pogingen eindelijk slaagt, al is het
slechts ten dcele. Die tevredenheid
komt reeds bij sommigen ais ze slechts
enkele resultaten zien. Tal van ware
plantenliefhebbers hebben reeds jaren
gehamerd, om bij allen wat meer
liefde op te wekken voor onze hees
ters en boomen, maar het „frappez,
frappez toejours" geldt ook thans nog,
slechts enkele zonnestraaltjes bleken
door.
In de eersto plaats aan opgewekt de
zoogenaamde botanici, die zich nog
al met planten bezig houden, veel
gaan botaniseeren, en in extase ge
raken wanneer ze een bijzondere
aardorchidee, een zeldzame monstro-
siteit. ontdekken, maar voor wie een
.heester, een heester iseen boom,
een boom. Dat zijn evengoed planten
als alle andere, ook die bloeien en
hrengen vruchten voorook daar zijn
kenmerken genoeg aanwezig, om de
planten te determineeren, en menig
een, die er eenmaal mede begonnen
is, zit voor zich een nieuwe wereld
vol genot. Hij heeft een tweede, een
andere branche in zijn plantkunde
ontdekt en met nieuwe lust, met
grootere opgewektheid vindt ook hij
spoedig, dat er onder de heesters bo
tanisch zeer veel moois te vinden is
ja. evenveel, zoo niet meer vinden we
ook bij de heesters een schoon samen
werken van .insecten en planten.
Geen wonder is het dan, dat men
spoedig een nieuwe bewonderaar
wordt.
In de tweede plaats hen opgewekt,
dien nu juist niet gaan botaniseeren,
maar toch levendig in een en andier
belangstellen. Op uwe wandelingen
ontmoet ge in tal van parken en
•pleinen grootere en kleinere heesters
en boomen, die uwe wandelingen
interessant maken, of hebt ge loopen-
do langs Kindenhuisvest en Bolwerk
u nog' niet verlustigd in de mooie
meeldraadkatjes, waarmede sommige
boomen o.a. popuileren, als overla
den zijn. Ze zitten zoo hoog, hoor ik
menigeen zeggen maar moeten we
dan, datgene wat onze belangstelling
gaande maakt dadelijk in ons bezit
hebben Ik weet wel, dat een nauw
keurig bekijken zoo toch niet gaat
wel neen, maar buk u even, er lig
gen genoeg op den grond en met een
weinig combinatievermogen zijt ge
een goede voorstelling rijker.
Bewaar die voorstelling, en breng ze
in verband met de later, een paar
maanden later op den grond vallende
stamperkatjes, dan vol rijpe vruchtjes
rittende, ieder een kleine kapokvrucht,
zaden vol pluis, om nogmaals een
gunst van den wind te vragen. Brengt
wind nu voor hen het stuifmeel
over, dan worden de rijpe zaden ver
voerd.
Completeer de dan ontstane voor
stelling nog met de waarnemingen
gedaan aan wilgen, en uw geest
wordt steeds rijker, ge geniet op elke
wandeling meer en doet ook anderen
steeds meer genieten.
Of is het geen genot reeds zoo vroeg
in 't voorjaar tal van boomen en
heesters in bloei te zien. Hoe mooi
verheft die eetbar.e kornoelje dicht
bij de Zijlbrug zijn gele kruin 't Is j
een en al bloemen de hier en daar j
staande pruimen. Voor eenige weken
had ik iemands attentie gevraagd
voor een paar spoedig bloeiende
heesters aan de Parklaan, en zie
mei een verrukt gezicht werd me ver-
I told de 'forsythia bloei. En is dan
j niet mooi, dat zich ontwikkelen van
de bloedroode aalbes, dat uitloopen
j va.n tal van heesters,
j Ik geef gaarne toe, dat het in den
beginne moeite zal kosten al die
planten te onderscheiden, dat men
wel eens zal mistasten en denken, dat
j men een bloeiende appel voor heeft,
J als 't een andere is, maar dat is
overal zoo, alle begin is moeilijk. Hoe
grooter dan uwe belangstelling voor
die heesters wordt, hoe minder zult
ge kunnen gedogen, dat door kinde-
ren, maar ook wel door grootere per-
sonen, die heesters zoo worden toege- j
takeld. Al is het politietoezicht zeer
verscherpt, toch heeft men niet kun- i
nen voorkomen, dat b.v. aan de Park-
laan, en elders ook wel, tal van hees
ters nog weer zijn vernield, alleen
om maar een takje teN hebben, een
stokje om uit speelschheid daarmede
vrienden en vriendinnetjes te kunnen
afranselen, en eindelijk weg te gooi-'
en. 't Is zonde. Laat het wandelend
publiek daarop ook een weinig .acht J
sla an. En dat komt terecht als bij hen
de liefde voor ide heesters een wei-
nig wordt wakker geschud
In de derde plaats dienen opgewekt
te worden alle bezitters van grootere
en kleinere tuinen. Bij hen bestaat
i toch, zou .men zeggen, toch wel lief
de voor hunne heesters, vooral in
kleine tuintjes gaat men zijn liefcro
wat meer concentreeren op een ge-
ringer aantal, en er mocht dan ook
in hun tuin geen heestertje voorko-
men, dat ze niet door en door ken-
den. Maar ooh arme, hoe treurig is
het daarmede gesteld. Daar zijn nog
maar zoo weinig"lichtpunten, dat hét
zijn nut Wel kon hebben met. die men
schen eens een wandeling te houden
op verschillende tijdstippen van 't
jaar door een goedvoorziene boom-
1 kweekerij. om hen eens te wijzen op
het .nut en de sieraad van iedere
heester en struik in 't bijzonder. Hier
zijn het de vroege bloeiers kornoelje,
pruim, amandel, peer, forsythia, ri
bes, enz., daar weer andere, die al is
't wat meer in den zomer bloemen
geven volop gouden regen, sneeuw
bal, sering, dan weer zijn het delate
bloeiers, of wel de schoongekleurde
vruchten of weer het hout, in één
woord onder *de heesters komen voor
allerlei soorten, met alle kleuren van
bloemen, voor elk jaargetijde, ge-
schikt voor ieder doel. Verlangt, ge
j lage, hooge of middelhoogs, verlangt
ge heesters tot dekking, er is ruim
I verschot, zelfs voor elke grondsoort.
Maar ik hoor me toeroependat zal
wel waar zijn, maar het gaat toch
niet, want mijn tuinman snoeit de
heesters zoodanig, dat ze toch niet
geven wat ze kunnen mijn tuinman
We willen op dat punt niet ver
der ingaan, maar zeggen alleen, dat
èn tuinman èn eigenaar vaak beide
schuld hebben Als eigenaar ga men
hier en daar zelf eens zienziet men
wat moois, noteer dat dan, steek
daarna uw licht eens op bij deze of
gene specialiteit, enz. Is er eenmaal
de belangstelling, dan komt de rest
van zelf; dan zal ook de tuinman wel
zorg dragen, dat men krijgt wat men
wenscht.
J. STURING.
door
Wm. DE BRUIJN.
Op verzoek nemen wij .dit verhaal
uit „De Voorzorg" over
„Nu, Jeannette, we dienen den
knoop door te hakken wat denk je
er vaar zei meneer Domhoff, z'n
jeugdig vrouwtje vragend aanziende.
Jeannette deed of ze 't.heel erg
druk had en daardoor haar man niet
hoordeze vestigde al haar aandacht
op 'n thee-kleedje, waarop ze met
groene zijde een sierlijke water-leQie
borduurde.
„We kunnen niet blijven hinken
op twee gedachten. Onze vriend Ste
vens heeft zich de moeite getroost
nogmaals naar ons toe te komen
en dat nog wel in dit verschrikke
lijk hondenweer. We kunnen hem
ditmaal weder niet onverrichterzake
laten heengaanwe zijn verplicht
„ja" of „neen" te zeggen."
Nogmaals bleef het jonge vrouwtje
het antwoord schuldigzij arbeidde
voort, alsof er den hemel mede te
verdienen was.
„Hoor je me niet, Jeannette? Ik
zegwe dienen nu te besluiten
doen of niet-doen
Voornamelijk op de laatste woorden
legde meneer Domhof zülk een na
druk, dat Jeannette niet langer oost-
indisch doof durfde blijven. En zonder
op te zien mompelde ze „Dat moet
jij weten, Louis, dat zijn jouw zaken."
„Mijn zaken, anijn zakenJe
spreekt er over, alsof je er niets me
de te maken hebt. En als ik het doe,
doe ik het toch in jouw belang en in
't belang van ons kind."
„Mevrouw heeft eigenlijk volkomen
gelijk." trachtte Stevens te sussen
„Het sluiten eener levensverzeke
ring behoort uit te gaan van het
hoofd van het gezin. Als echtgenoot
en vader dient u in deze 'n beslissing
te nemen."
Domhof, die zich inwendig niet
weinig ergerde aan de onverschillig
heid zijner vrouw, was intusschen
opgestaan, en begon zenuwachtig
heen en weer te loopen zijne vrouw
in onverstoorbare kalmte, borduurde
voort aan haar kleedje.
i „Ik begrijp zeer goed, Stevens",
hervatte Domhof na eene korte pau-
j ze „dat ik 'n 'beslissing moet ne-
J men, maar vergeet niet, dat het 'n
j heele opoffering voor me zijn zal om
jaarlijks drie honderd-vijftig gulden
te betalen... En alles zou te overko
men zijn, als je er tenminste een
dankbaar gezicht door zag, als je
vrouw begreep, wat je deedt, als ze
je offer op prijs stelde."
„Maar u zoudt kunnen beginnen
met een lagere premie"...
„Neen, neen, m'n waaide: goed of
niet, geen half werk. Zooals ik je ge-
zegd heb, voor mij zou het 'n groote
j geruststelling zijn, wanneer ik wist,
dat bij m'n dood, mijn gezin een ka-
pitaal van twintig-duizend gulden
j ontvangen zou... Maar je ziet hei nu
zélf, hoe m'n vrouw het zaakje opvat."
..Mevrouw staat hierin niet alleen",
helderde Stevens op „véél da-
mes spreken zoo, maar als u van mij
j een raad wilt aannemen, dan moest
u den Goidiaansdhen knoop doorhak-
ken en ik verzeker u, dat mevrouw er
u later dankbaar voor zijn zal... Ik
spreek, meneer Domhof als man van
ondervinding. In mijn praktijk is iets
dergelijks al meermalen voorgeko-
„Dat kan best zijn, maar ik betwij
fel sterk of dat vooroordeel bij i**rjn
vrouw zoo spoedig verdwijnen zal."
antwoordde Domhof schamper
„Maar weet je watik wil het pro'
beeren. We moeten nu eindelijk spij
kers met koppen slaan. Ik zal het
formulier onderteekenen... En de
daad bij het woord voegend, doopte
hij z'n pen in den inktkoker. Doch al
vorens zijn handteekening neer te
schrijven, wierp hij nog even ter
sluiks 'n blik op zijn vrouwtje en met
iets vriendeJijk-vleiends in zijn stem.
als ging hij de grootste misdaad te
genover haar verrichten, vroeg ie
„Vin-je 't goed, Jeannette?"
Het bloed steeg Raar naar't hoofd;
dus tóch deed hij het, tóch zou hij
zijn zin doordrijven, niettegenstaan
de zij er zich zoo hevig tegen verzet
had. „Ik heb je immers gezegd"
viel ze driftig uit „dat is jouw
zaak, jij doet tóch altijd je zin
„Juist, 't is mijn zaak, en... 't is
mijn plicht" antwoordde Domhof,
nu opeens kalm en vastberaden
„en 't spijt me, Jeannette, dat ik je
zeifs met 'n enkel woord over deze
kwestie gesproken heb. Ik had het
moeten doen zonder dat je er iets
van wist; dat zou misschien verstan
diger geweest zijn" en tegelijker-
tijd plaatste hij met vaste hand zijn
naam onder de aanvrage.
Toen Stevens vertrokken was, hing
er geruimen tijd eene diepe stilte in
de woonkamer, 'n stilte die loodzwaar
i neerhing in het modern gemeubeld
I vertrek. Domhof was '11 man, die
j dergelijke penibele momenten niet
uitstaan kon, op-en-top een gevoels-
I mensch. Hij was nog even gek op z'n
vrouwtje, als vóór zijn trouwen, en
hij kon het niet hebben, dat ze daar
nu tegenover elkander zaten als twee
vreemden, nokkend, als konden zij
elkander niet uitstaan. Z ij schijn- j
baar druk-doend aan haar waterle
lie hij voorwendend all eattentie
aan zijn dagblad
„Ben je nog boos, Jeannette?"
waagde hij eindelijk van achter zijne
courant te vragen „Toe, leg dat
werk nu weg, en vertel me eens
iets"
„Ik heb niets te vertellen.
Hij vouwde het dagblad dicht en
ging dicht bij haar staan. Maar zij
deed. of ze 't niet bemerkte en ging
al maar door met borduren. „Zeg
nu eens eerlijk, vin je me zoo slecht?"
vleide hij weer „Heb ik zulk
een misdaad gedaan door dat stuk te
onderteekeneirT"
„Ach, jelui mannen doet altijd je
eigen zin" viel ze scherp uit, hem
van zich af duwend". „Als je maar
begrijpt, dat ik van minder huis
houdgeld niet rond kan komen. Als
jouw 'het geld op den rug groeit, dat
je zoo voetstoots 350 per jaar mis
sen kunt, dan is het mij best
„Dus je wilt van je weekgeld er
niets voor afzonderen?"
„Geen centVooral niet voor
dergelijke dingen waaraan je niets
hebt voor "t oogenblik."
„Voor 't oogenblik niet, maar id
ler.. Later, Jeannette."
„O, later Maar we zijn pas ge
trouwd wie 'denkt er nu al aan la
ter... aan dood? Foei, je moest je
schamen, Louis, om daar zelf over te
spreken en er zulk 'n som aan ten
koste te leggen"
„Maar als ik je nu eens wat min
der huishoudgeld gafals ik eens
zeide: daar moet je mede rond ko
men plaagde Louis.
Bij die woorden stoof Jeannette op
van woede.
„Dan zeg ik, dat 'k ma daar niet
mede te vreden stel, dat je je vrouw
en je kind. besteelt om zoo'n maat-
schappij te verrijken, dat je...
j „Kom, kom, Jeannette... denk nu
eens goed na over hetgeen je zegt."
„Ik weet wat ik zeg, Louis. Toen
we trouwden heb jij aan den ambte-
j naar van den burgerlijken stand be-
loofd, dat je mij zoudt onderhouden
naar je rang en stand, zoo lang je
leeft"
„Zoolang je leeft! Maar ik wil
1 t nu ook doen als ik niet meer leef,
I als ik eens vóór jou kwam te vallen...
Begrijp je dat niet Maar wees maar
niet bang, ik zal niets korten op je
j huishoudgeld."
i „Dan zul je 't op iets anders moe-
ten vinden, Louis!... Maar ik wil je
wel vertellen, dat ik er feestelijk voor
i bedank om kleiner te gaan wonen,
om me minder te kleeden, om geroy
eerd te worden voor de Buiten-Socie-
teit of voor het Leesgezelschap. Ik
heb niets, versta je niets voor jouw
dwaas idee overJij hebt die onzin
nige verbintenis aangegaan, jij hebt
je eigen zin gevolgd en niet naar mij
willen luisteren... Wlenu, niets isbil-
lijker, dan dat je zelf er de lasten
van draagt. Ik zeg, dat je gek, sta-
1 pel gek bent om iets dergelijks te
doen."...
Als 'n leeuwin had Jeannette voor
hem gestaan, zenuwachtig had ze
hare woorden uitgestooten maar
nu, geheel plotseling, kwam de reac
tie, kwamen de waterlanders in haar
oogen, en uitgeput zonk ze neer op
de divan.
Domhof sloeg z'n arm *0111 haar hals
en vleide liefkozend zijn hoofd tegen
het. hare.
„Wat win je je op om niets, m'n
schatje. Ben 'k zóo slecht Ik deed
't immers voor je besTwil, voor jou
en onze kleine."
„Dat weet 'k wel, Louis" beaam
de ze vriendelijk nu en er klonk zelfs
iets teeders in haar stem „Ik weet
wel, dat je 't goed met me meent,
maai- heusch, het is zoo'n opoffering.
We zijn nog zoo jong en we kunnen
zooveel genieten voor al dat geld, dat
jij per jaar wilt wegbrengen en waar
aan we zoo absoluut niets hebl>en."
„Maar wat wil je dan, liefste?"
„Wat ik wil Dat je dadelijk
nog een briefje schrijft aan dien
agent, die je gebiologeerd heeft, aan
dien Stevens, waarin je hem mee
deelt, dat je er nog eens goed over
nagedacht hebt, maar dat je het
toch beter vindt nog een poosje met
die levensverzekering te wachten, tot
dat je inkomsten wat hooger zijn"...
„Maar kindje, als ik dan eens
spoedig sterven zou?"...
„Mijn God, Louis" zei ze ang
stig ,>zeg dat toch niet zoo dikwijls
Je bent gezond en nog zoo jong, pas
drie-en-twintig.
„En daarenboven, ik heb het con
tract onderteekend."
„Nu ja, maar als je niet naar den
dokter gaat voor het geneeskundig
onderzoek, dan."...
„Ran kan de verzekering tóch niet
doorgaan, wil je zeggen."
„Weineen".
Even dacht Domhof hierover na,
-maar kort daarop zei hij vastbera
den „Neen, neen, kindje, dat gaat
niet. 'n Man een man, 'n woord een
woord
„Zie je wel, altijd je eigen zin door
drijven" riep ze nu scherp uit
„Als je werkelijk van me hield, zou
je ook weieens doen, wat ik graag
hacl!.. Kom, Louis, kom mannetje,
wees nu verstandig... Straks greep je
zoo gauw naar pen en inkt doe dat
nu ook, nu je wijfje eens wat vraagt."
t Zij kuste hem op het voorihoerd
„Is 't zoo verschrikkelijk, wat ik van
je eisch
„Je vraagt me niets minder dan
mijn plicht te verzaken, Jeannette."
„Nu, als je nooit erger je plioht
verzaakt, zal liet nogal losloopen."
Vlug stond ze op, droogde haar tra
nen - en legde hem een vel papier
voor „Schrijf nu maar spoedig,
dan is alles uit.
En Domhof, die de huiselijke vrede
liever had dan alles ter wereld, vol
deed, hoewel met tegenzin, aan haar
verzoek, langzaam schrijvend, het
geen zij hem dicteerde. Daarna sloot
hij zorgvuldig het couvert, schreef
het'adres, en voorzag den brief van
- een stadspostzegel. Als hij den vol-
Haarlemmer Halletjes.
Een Zaterdagavondpraatje.
Met een gevoel van weemoed heb
ik dezer dagen gelezen, dat een schut
terij kadervereeniging haar korps-
prijzen met diploma's en een andere
Tereeniging, tot de schutterij behoo-
rende. haar vaandel aan het archief
der gemeente hebben vermaakt en
onwillekeurig schoot me het bekende
rijmpje te binnen
Het liep met Noach op een eni,
De man dacht aan z'n testament.
Evenals met Noach loopt het ook met
onze Schutterij op een eind en ik
denk, dat er langzamerhand wel meer
cadeaux aan de gemeente zullen ko
men opdagen van de soort als hier
boven genoemd. Ik heb me afgevraagd
wat er met dergelijke geschenken ge
beurt. Vermoedelijk neemt de sterk
ste der boden ze bij hun aankomst op
1 nek en draagt ze naar den een
anderen zolder, waar niemand ze
®eer ziet. dan misschien de schoon
maakster op haar jaarlijksche tour-
née. Daarvoor zou ik willen zeggen,
§eeft een vereeniging haar spullen
toch niet aan de gemeente present,
wel in de meening, dat tropheeën als
Vaandels, medailles en diploma's, her-
teringen aan vervlogen dagen van
r<)em en glorie, een eervollen ouden
dag genieten in de armen om zoo te
'eggen van ons gemeentebestuur. Wie
daaraan denkt en daarmee de waar
schijnlijkheid vergelijkt van den stof-
%en zolder en de onbelangstellende
schoonmaakster zal met mij eens we-
sen, dat nu er meer schutterlijke
herinneringen te wachten zijn, ande-
1 re en betere maatregelen noodzake-
lijk dienen te worden getroffen.
Ik zou geen betere oplossing we-
1 ten, dan een museum. Men heeft in
Artis wel een museum .van uitgestor-
ven dieren, waarom zouden we hier
geen museum aanleggen van eenuit-
stervende menschensoortDaar is
j vooreerst de uniform, die aan de ver-
getelheid dient te worden ontrukt, in
gewone qualiteit en van officiersla-
ken. Vervolgens het geweer, waarmee
hij in dobrsnee eenmaal in zijn schut-
terlijk leven op de schijf schoot en
dat hij, terugkeerende, op den Doe-
len moest afgeven omdat het anders
vanzelf wel eens had kunnen afgaan
in zijn onhandige knuist. Dan een stel
touwtjes, waarbij de officieren hun-
j ne oefeningen hielden, de donderende
stemmen van jeugdige korporaals op-
1 gevangen in een phonograaf, een
druppel bloed onder een glazen stolp,
vergoten voor "t vaderland door een
schutter, die zijn vinger bezeerde aan
't slot van zijn geweer, mitsgaders
j een rijke verzameling teekeningen
van in fantastische houdingen naar
huis terugkeerende schutters, dit
laatste op te dragen aan een van
1 onze beroemdste schilders of teeke
naars en eindigende met een allego
rische voorstelling „het dankbare
vaderland", bestaande uit een vrou
wenfiguur, die een schutter in volle
uniform bekranst. Zoodra ik er tijd
voor heb, ga ik iedereen, die er iets
aan doen kan, warm maken voorliet
denkbeeld van zoo'n museum, van
den vreedzamen wethouder Dr. Hen
drik Kruseman af. tot het schutter-
hatende Raadslid Groot toe en het
zou me al bitter tegenvallen, wan-
neer ik niet den heer Van Styrum
wist te bewegen tot het houden van
j de inwijdingsspeech van het nieuwe
museum, en dat te eerder, omdat dit
j Raadslid zelf als auditeur bij de
i schutterij, er een plaatsje in zal die-
nen te vinden, wel te verstaan in
beeltenis en niet in levenden lijve.
I De schutter is voor den opmerkza
me» beschouwer immers iets meer
j dan een man met een jas, die hij niet
dragen kan en een geweer, waarmee
iiij niet weet om te gaan, de schutter
vertegenwoordigt een periode. Zooals
I men in ons vaderland het steentijd
perk en het ijzertijdvak zal Hebben
gekend, zoo wordt er ook een schutte
rij-periode afgesloten. En tot stichting
en opbouwing van den nazaat, die
anders niet weten zal. hoe die perio-
de er wel heeft uitgezien, wenseh ik
een Schutterlijk Museum aan te leg-
gen en roep daartoe de algemeene
medewerking in.
Van een schutter naar een banket
bakker schijnt een groote overgang.
In werkelijkheid is dat zoo niet.
Als je maar de goede denkbeelden
I kiest, ben je in gedachten in een
oogwenk van den een op den ander
gekomen, bijvoorbeeld zoo schutter,
pruim, pruimen taart, banketbakker,
't Is zoo eenvoudig als een goochel
toer van Bamberg, als je 't maar
weet. De banketbakkers dan werden
een poos geleden in dit blad aange
vochten door een dame, die een ta-
freel ophing van een banketbakkers-
jongan, die in een portiek de taart
jesdoos die hij moest bezorgen, had
opengemaakt en met zijn vinger in
de taartjes had gepoelkt e>n dien dan
in zijn mond gestoken en dan weer in
de- taartjes en weer in zijn mond,
brrrom van je leven geen taartje
meer te lusten.
Een ondernemende banketbakker
heeft, aan deze ongevvenschte mee-
j smullerij voor goed een eind ge-
maakt. Hij heeft een strook laten
drukken, waarop het adres var» de
klant kan worden geschreven, bene-
vens het uur der verzending, zoodat
de geadresseerde bovendien contro-
leeren kan, hoelang het knaapje on-1
derweg is gebleven. De uileinden van i
de strook worden over Öo openingen
van de doos vastgeplakt, zoodat de
brenger de doos niet openmaken kan,
of hij moot de papieren afsluiting
verbreken. Deze onnoozele strook ver
vult dus de diensten van een lan-
cacliet bij geld verzen dingen. Men kan
dus van den bedoelden banketbakker
zeggen, dat hij zijn taartjes aange-
teekend verzendt.
Moge zijn clientèle hem dit vergel
den door zijn omzet minstens te ver
dubbelen. Je kunt in onzen tijd niet
te veel maatregelen voor de gezond
heid nemen. Dat heeft ons gemeente
bestuur al lang ingezien en derhalve
het rooken in .de groote zaal op 't
Stadhuis eens voor al verboden De
rook van pijpen en sigaren werkte
alleriiinderlijkst op de wapenschilden
aan den wand en de walvischkaak
aan de zoldering kon er in 't geheel j
niet tegen Sommigen meonon zelfs
te weten, dat daaraan ook de ver-1
plaatsing van de schilderij van 't Be- i
leg van Haarlem naar het Prinsen- j
hof toe te schrijven is. maar dat
houd ik voor een beleediging van de
nagedachtenis van Kenau Simonsz
Hasselaar, die in de dagen van 't
beleg wel leelijker geurtjes zal heb
ben verduurd, dau die van de heden-
daagsche tabaksrookers.
Eén ding is jammerje ziet het
bordje „Niet rooken" pas wanneer je
de zaal uitgaat. Het hangt boven bij
de trap, vlak naast de deur van de
kamer vau den Secretaris, zóo dat
je -:r bij 't binnenkomen altijd langs
kijkt. Wil je de trap weer af, dan
valt je oog* er zeker op en wordt Je
aldus de wroeging op den hals ge
schoven. dat je in een gemeentege
bouw gerookt hebt, terwijl dat opeen
naar modernen stijl ingericht bordje
met de meeste stelligheid verboden
was. Voor dat pijnlijk naberouw ge
lieve onze gemeente-administratie ons
voortaan te vrijwaren, bijvoorbeeld
door in 't midden van de hal een pop
neer te zetten, deftig gekleed om in
druk te maken en die om de vijf mi
nuten vermanend zijn Ziand opsteeiu
en, door middel van een gramophoon,
op doordringende manier door de
zaal roept„Het rooken alhier is ten
strengste verboden."
Voor jonge of oude menschen, die
een kalm, onbewogen postje zoeken,
is nu een aardige betrekking vacant,
die van Informator voor Vreemdelir.
genverkeer. Menschen die groote'
ruimte om zich heen wenschén, hetzij
omdat ze drukke gebaren plegen te
maken of om andere motieven, moe
ten maar liever niet solliciteeren,
want als je in de kiosk op 't Stations
plein breede gesticulaties maakt, heb
je voor je 't weet, leelijk je knokkels
gestooten. Voor lieden, die niet best
warmte kunnen verdragen, is het
evenmin een geschikte post, want
s zomers kan het er „braaien". Wie
niet veel geduld heeft, moet er ook
maar liever uitblijven, want herhaal
delijk worden dezelfde, en ook wel
onbenullige, vragen gedaan.
In dat laatste opzicht staat trou
wens de Informator niet alleen., Vlak
in zijn buurt is nog iemand, die ant
woorden moet op vragen, die op zijn
zachtst gezegd, evengoed achterwege
kunnen blijven. Dat is de stationschef
en die hem verlangt. Zeer gewoon
en alledaagsch is bijvoorbeeld de
vraag: „gaat deze trein naar Am-
1 sterdam terwijl er zes of acht
groote borden mot het woord „Am
sterdam" er op, aan den trein han
gen. Verschillende reizigers vinden
er in 't geheel geen neen in, om te
vragen „hoe laat kan ik weer te
rug alsof er geen spoorboekjes in
1 de wereld waren Zelfs verbaast een
stationschef zich niet meer wanneer
iemand hein vraagt of hij ook een
goed hótel weet en 't is meermalen
I gebeurd, dat reizigers naar Amster
dam vroegen „Speelt de opera van
avond
Toen vroeger geen derde klasse
reizigers in de sneltreinen weTden
opgenomen kwam het meermalen
voor dat reizigers vroegen of ze met
hun derde-klasse-kaartje in de twee
de klasse mochten instappen op wel
ke vraag gewoonlijk geantwoord
werd: „Probeer het maar!"