BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD Een Reddende Hand. ZATERDAG 1 APRIL 1905. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen LIII. Groote tevredenheid heerscht er bij menigeen wanneer hij na herhaalde pogingen eindelijk slaagt, al is het slechts ten dcele. Die tevredenheid komt reeds bij sommigen ais ze slechts enkele resultaten zien. Tal van ware plantenliefhebbers hebben reeds jaren gehamerd, om bij allen wat meer liefde op te wekken voor onze hees ters en boomen, maar het „frappez, frappez toejours" geldt ook thans nog, slechts enkele zonnestraaltjes bleken door. In de eersto plaats aan opgewekt de zoogenaamde botanici, die zich nog al met planten bezig houden, veel gaan botaniseeren, en in extase ge raken wanneer ze een bijzondere aardorchidee, een zeldzame monstro- siteit. ontdekken, maar voor wie een .heester, een heester iseen boom, een boom. Dat zijn evengoed planten als alle andere, ook die bloeien en hrengen vruchten voorook daar zijn kenmerken genoeg aanwezig, om de planten te determineeren, en menig een, die er eenmaal mede begonnen is, zit voor zich een nieuwe wereld vol genot. Hij heeft een tweede, een andere branche in zijn plantkunde ontdekt en met nieuwe lust, met grootere opgewektheid vindt ook hij spoedig, dat er onder de heesters bo tanisch zeer veel moois te vinden is ja. evenveel, zoo niet meer vinden we ook bij de heesters een schoon samen werken van .insecten en planten. Geen wonder is het dan, dat men spoedig een nieuwe bewonderaar wordt. In de tweede plaats hen opgewekt, dien nu juist niet gaan botaniseeren, maar toch levendig in een en andier belangstellen. Op uwe wandelingen ontmoet ge in tal van parken en •pleinen grootere en kleinere heesters en boomen, die uwe wandelingen interessant maken, of hebt ge loopen- do langs Kindenhuisvest en Bolwerk u nog' niet verlustigd in de mooie meeldraadkatjes, waarmede sommige boomen o.a. popuileren, als overla den zijn. Ze zitten zoo hoog, hoor ik menigeen zeggen maar moeten we dan, datgene wat onze belangstelling gaande maakt dadelijk in ons bezit hebben Ik weet wel, dat een nauw keurig bekijken zoo toch niet gaat wel neen, maar buk u even, er lig gen genoeg op den grond en met een weinig combinatievermogen zijt ge een goede voorstelling rijker. Bewaar die voorstelling, en breng ze in verband met de later, een paar maanden later op den grond vallende stamperkatjes, dan vol rijpe vruchtjes rittende, ieder een kleine kapokvrucht, zaden vol pluis, om nogmaals een gunst van den wind te vragen. Brengt wind nu voor hen het stuifmeel over, dan worden de rijpe zaden ver voerd. Completeer de dan ontstane voor stelling nog met de waarnemingen gedaan aan wilgen, en uw geest wordt steeds rijker, ge geniet op elke wandeling meer en doet ook anderen steeds meer genieten. Of is het geen genot reeds zoo vroeg in 't voorjaar tal van boomen en heesters in bloei te zien. Hoe mooi verheft die eetbar.e kornoelje dicht bij de Zijlbrug zijn gele kruin 't Is j een en al bloemen de hier en daar j staande pruimen. Voor eenige weken had ik iemands attentie gevraagd voor een paar spoedig bloeiende heesters aan de Parklaan, en zie mei een verrukt gezicht werd me ver- I told de 'forsythia bloei. En is dan j niet mooi, dat zich ontwikkelen van de bloedroode aalbes, dat uitloopen j va.n tal van heesters, j Ik geef gaarne toe, dat het in den beginne moeite zal kosten al die planten te onderscheiden, dat men wel eens zal mistasten en denken, dat j men een bloeiende appel voor heeft, J als 't een andere is, maar dat is overal zoo, alle begin is moeilijk. Hoe grooter dan uwe belangstelling voor die heesters wordt, hoe minder zult ge kunnen gedogen, dat door kinde- ren, maar ook wel door grootere per- sonen, die heesters zoo worden toege- j takeld. Al is het politietoezicht zeer verscherpt, toch heeft men niet kun- i nen voorkomen, dat b.v. aan de Park- laan, en elders ook wel, tal van hees ters nog weer zijn vernield, alleen om maar een takje teN hebben, een stokje om uit speelschheid daarmede vrienden en vriendinnetjes te kunnen afranselen, en eindelijk weg te gooi-' en. 't Is zonde. Laat het wandelend publiek daarop ook een weinig .acht J sla an. En dat komt terecht als bij hen de liefde voor ide heesters een wei- nig wordt wakker geschud In de derde plaats dienen opgewekt te worden alle bezitters van grootere en kleinere tuinen. Bij hen bestaat i toch, zou .men zeggen, toch wel lief de voor hunne heesters, vooral in kleine tuintjes gaat men zijn liefcro wat meer concentreeren op een ge- ringer aantal, en er mocht dan ook in hun tuin geen heestertje voorko- men, dat ze niet door en door ken- den. Maar ooh arme, hoe treurig is het daarmede gesteld. Daar zijn nog maar zoo weinig"lichtpunten, dat hét zijn nut Wel kon hebben met. die men schen eens een wandeling te houden op verschillende tijdstippen van 't jaar door een goedvoorziene boom- 1 kweekerij. om hen eens te wijzen op het .nut en de sieraad van iedere heester en struik in 't bijzonder. Hier zijn het de vroege bloeiers kornoelje, pruim, amandel, peer, forsythia, ri bes, enz., daar weer andere, die al is 't wat meer in den zomer bloemen geven volop gouden regen, sneeuw bal, sering, dan weer zijn het delate bloeiers, of wel de schoongekleurde vruchten of weer het hout, in één woord onder *de heesters komen voor allerlei soorten, met alle kleuren van bloemen, voor elk jaargetijde, ge- schikt voor ieder doel. Verlangt, ge j lage, hooge of middelhoogs, verlangt ge heesters tot dekking, er is ruim I verschot, zelfs voor elke grondsoort. Maar ik hoor me toeroependat zal wel waar zijn, maar het gaat toch niet, want mijn tuinman snoeit de heesters zoodanig, dat ze toch niet geven wat ze kunnen mijn tuinman We willen op dat punt niet ver der ingaan, maar zeggen alleen, dat èn tuinman èn eigenaar vaak beide schuld hebben Als eigenaar ga men hier en daar zelf eens zienziet men wat moois, noteer dat dan, steek daarna uw licht eens op bij deze of gene specialiteit, enz. Is er eenmaal de belangstelling, dan komt de rest van zelf; dan zal ook de tuinman wel zorg dragen, dat men krijgt wat men wenscht. J. STURING. door Wm. DE BRUIJN. Op verzoek nemen wij .dit verhaal uit „De Voorzorg" over „Nu, Jeannette, we dienen den knoop door te hakken wat denk je er vaar zei meneer Domhoff, z'n jeugdig vrouwtje vragend aanziende. Jeannette deed of ze 't.heel erg druk had en daardoor haar man niet hoordeze vestigde al haar aandacht op 'n thee-kleedje, waarop ze met groene zijde een sierlijke water-leQie borduurde. „We kunnen niet blijven hinken op twee gedachten. Onze vriend Ste vens heeft zich de moeite getroost nogmaals naar ons toe te komen en dat nog wel in dit verschrikke lijk hondenweer. We kunnen hem ditmaal weder niet onverrichterzake laten heengaanwe zijn verplicht „ja" of „neen" te zeggen." Nogmaals bleef het jonge vrouwtje het antwoord schuldigzij arbeidde voort, alsof er den hemel mede te verdienen was. „Hoor je me niet, Jeannette? Ik zegwe dienen nu te besluiten doen of niet-doen Voornamelijk op de laatste woorden legde meneer Domhof zülk een na druk, dat Jeannette niet langer oost- indisch doof durfde blijven. En zonder op te zien mompelde ze „Dat moet jij weten, Louis, dat zijn jouw zaken." „Mijn zaken, anijn zakenJe spreekt er over, alsof je er niets me de te maken hebt. En als ik het doe, doe ik het toch in jouw belang en in 't belang van ons kind." „Mevrouw heeft eigenlijk volkomen gelijk." trachtte Stevens te sussen „Het sluiten eener levensverzeke ring behoort uit te gaan van het hoofd van het gezin. Als echtgenoot en vader dient u in deze 'n beslissing te nemen." Domhof, die zich inwendig niet weinig ergerde aan de onverschillig heid zijner vrouw, was intusschen opgestaan, en begon zenuwachtig heen en weer te loopen zijne vrouw in onverstoorbare kalmte, borduurde voort aan haar kleedje. i „Ik begrijp zeer goed, Stevens", hervatte Domhof na eene korte pau- j ze „dat ik 'n 'beslissing moet ne- J men, maar vergeet niet, dat het 'n j heele opoffering voor me zijn zal om jaarlijks drie honderd-vijftig gulden te betalen... En alles zou te overko men zijn, als je er tenminste een dankbaar gezicht door zag, als je vrouw begreep, wat je deedt, als ze je offer op prijs stelde." „Maar u zoudt kunnen beginnen met een lagere premie"... „Neen, neen, m'n waaide: goed of niet, geen half werk. Zooals ik je ge- zegd heb, voor mij zou het 'n groote j geruststelling zijn, wanneer ik wist, dat bij m'n dood, mijn gezin een ka- pitaal van twintig-duizend gulden j ontvangen zou... Maar je ziet hei nu zélf, hoe m'n vrouw het zaakje opvat." ..Mevrouw staat hierin niet alleen", helderde Stevens op „véél da- mes spreken zoo, maar als u van mij j een raad wilt aannemen, dan moest u den Goidiaansdhen knoop doorhak- ken en ik verzeker u, dat mevrouw er u later dankbaar voor zijn zal... Ik spreek, meneer Domhof als man van ondervinding. In mijn praktijk is iets dergelijks al meermalen voorgeko- „Dat kan best zijn, maar ik betwij fel sterk of dat vooroordeel bij i**rjn vrouw zoo spoedig verdwijnen zal." antwoordde Domhof schamper „Maar weet je watik wil het pro' beeren. We moeten nu eindelijk spij kers met koppen slaan. Ik zal het formulier onderteekenen... En de daad bij het woord voegend, doopte hij z'n pen in den inktkoker. Doch al vorens zijn handteekening neer te schrijven, wierp hij nog even ter sluiks 'n blik op zijn vrouwtje en met iets vriendeJijk-vleiends in zijn stem. als ging hij de grootste misdaad te genover haar verrichten, vroeg ie „Vin-je 't goed, Jeannette?" Het bloed steeg Raar naar't hoofd; dus tóch deed hij het, tóch zou hij zijn zin doordrijven, niettegenstaan de zij er zich zoo hevig tegen verzet had. „Ik heb je immers gezegd" viel ze driftig uit „dat is jouw zaak, jij doet tóch altijd je zin „Juist, 't is mijn zaak, en... 't is mijn plicht" antwoordde Domhof, nu opeens kalm en vastberaden „en 't spijt me, Jeannette, dat ik je zeifs met 'n enkel woord over deze kwestie gesproken heb. Ik had het moeten doen zonder dat je er iets van wist; dat zou misschien verstan diger geweest zijn" en tegelijker- tijd plaatste hij met vaste hand zijn naam onder de aanvrage. Toen Stevens vertrokken was, hing er geruimen tijd eene diepe stilte in de woonkamer, 'n stilte die loodzwaar i neerhing in het modern gemeubeld I vertrek. Domhof was '11 man, die j dergelijke penibele momenten niet uitstaan kon, op-en-top een gevoels- I mensch. Hij was nog even gek op z'n vrouwtje, als vóór zijn trouwen, en hij kon het niet hebben, dat ze daar nu tegenover elkander zaten als twee vreemden, nokkend, als konden zij elkander niet uitstaan. Z ij schijn- j baar druk-doend aan haar waterle lie hij voorwendend all eattentie aan zijn dagblad „Ben je nog boos, Jeannette?" waagde hij eindelijk van achter zijne courant te vragen „Toe, leg dat werk nu weg, en vertel me eens iets" „Ik heb niets te vertellen. Hij vouwde het dagblad dicht en ging dicht bij haar staan. Maar zij deed. of ze 't niet bemerkte en ging al maar door met borduren. „Zeg nu eens eerlijk, vin je me zoo slecht?" vleide hij weer „Heb ik zulk een misdaad gedaan door dat stuk te onderteekeneirT" „Ach, jelui mannen doet altijd je eigen zin" viel ze scherp uit, hem van zich af duwend". „Als je maar begrijpt, dat ik van minder huis houdgeld niet rond kan komen. Als jouw 'het geld op den rug groeit, dat je zoo voetstoots 350 per jaar mis sen kunt, dan is het mij best „Dus je wilt van je weekgeld er niets voor afzonderen?" „Geen centVooral niet voor dergelijke dingen waaraan je niets hebt voor "t oogenblik." „Voor 't oogenblik niet, maar id ler.. Later, Jeannette." „O, later Maar we zijn pas ge trouwd wie 'denkt er nu al aan la ter... aan dood? Foei, je moest je schamen, Louis, om daar zelf over te spreken en er zulk 'n som aan ten koste te leggen" „Maar als ik je nu eens wat min der huishoudgeld gafals ik eens zeide: daar moet je mede rond ko men plaagde Louis. Bij die woorden stoof Jeannette op van woede. „Dan zeg ik, dat 'k ma daar niet mede te vreden stel, dat je je vrouw en je kind. besteelt om zoo'n maat- schappij te verrijken, dat je... j „Kom, kom, Jeannette... denk nu eens goed na over hetgeen je zegt." „Ik weet wat ik zeg, Louis. Toen we trouwden heb jij aan den ambte- j naar van den burgerlijken stand be- loofd, dat je mij zoudt onderhouden naar je rang en stand, zoo lang je leeft" „Zoolang je leeft! Maar ik wil 1 t nu ook doen als ik niet meer leef, I als ik eens vóór jou kwam te vallen... Begrijp je dat niet Maar wees maar niet bang, ik zal niets korten op je j huishoudgeld." i „Dan zul je 't op iets anders moe- ten vinden, Louis!... Maar ik wil je wel vertellen, dat ik er feestelijk voor i bedank om kleiner te gaan wonen, om me minder te kleeden, om geroy eerd te worden voor de Buiten-Socie- teit of voor het Leesgezelschap. Ik heb niets, versta je niets voor jouw dwaas idee overJij hebt die onzin nige verbintenis aangegaan, jij hebt je eigen zin gevolgd en niet naar mij willen luisteren... Wlenu, niets isbil- lijker, dan dat je zelf er de lasten van draagt. Ik zeg, dat je gek, sta- 1 pel gek bent om iets dergelijks te doen."... Als 'n leeuwin had Jeannette voor hem gestaan, zenuwachtig had ze hare woorden uitgestooten maar nu, geheel plotseling, kwam de reac tie, kwamen de waterlanders in haar oogen, en uitgeput zonk ze neer op de divan. Domhof sloeg z'n arm *0111 haar hals en vleide liefkozend zijn hoofd tegen het. hare. „Wat win je je op om niets, m'n schatje. Ben 'k zóo slecht Ik deed 't immers voor je besTwil, voor jou en onze kleine." „Dat weet 'k wel, Louis" beaam de ze vriendelijk nu en er klonk zelfs iets teeders in haar stem „Ik weet wel, dat je 't goed met me meent, maai- heusch, het is zoo'n opoffering. We zijn nog zoo jong en we kunnen zooveel genieten voor al dat geld, dat jij per jaar wilt wegbrengen en waar aan we zoo absoluut niets hebl>en." „Maar wat wil je dan, liefste?" „Wat ik wil Dat je dadelijk nog een briefje schrijft aan dien agent, die je gebiologeerd heeft, aan dien Stevens, waarin je hem mee deelt, dat je er nog eens goed over nagedacht hebt, maar dat je het toch beter vindt nog een poosje met die levensverzekering te wachten, tot dat je inkomsten wat hooger zijn"... „Maar kindje, als ik dan eens spoedig sterven zou?"... „Mijn God, Louis" zei ze ang stig ,>zeg dat toch niet zoo dikwijls Je bent gezond en nog zoo jong, pas drie-en-twintig. „En daarenboven, ik heb het con tract onderteekend." „Nu ja, maar als je niet naar den dokter gaat voor het geneeskundig onderzoek, dan."... „Ran kan de verzekering tóch niet doorgaan, wil je zeggen." „Weineen". Even dacht Domhof hierover na, -maar kort daarop zei hij vastbera den „Neen, neen, kindje, dat gaat niet. 'n Man een man, 'n woord een woord „Zie je wel, altijd je eigen zin door drijven" riep ze nu scherp uit „Als je werkelijk van me hield, zou je ook weieens doen, wat ik graag hacl!.. Kom, Louis, kom mannetje, wees nu verstandig... Straks greep je zoo gauw naar pen en inkt doe dat nu ook, nu je wijfje eens wat vraagt." t Zij kuste hem op het voorihoerd „Is 't zoo verschrikkelijk, wat ik van je eisch „Je vraagt me niets minder dan mijn plicht te verzaken, Jeannette." „Nu, als je nooit erger je plioht verzaakt, zal liet nogal losloopen." Vlug stond ze op, droogde haar tra nen - en legde hem een vel papier voor „Schrijf nu maar spoedig, dan is alles uit. En Domhof, die de huiselijke vrede liever had dan alles ter wereld, vol deed, hoewel met tegenzin, aan haar verzoek, langzaam schrijvend, het geen zij hem dicteerde. Daarna sloot hij zorgvuldig het couvert, schreef het'adres, en voorzag den brief van - een stadspostzegel. Als hij den vol- Haarlemmer Halletjes. Een Zaterdagavondpraatje. Met een gevoel van weemoed heb ik dezer dagen gelezen, dat een schut terij kadervereeniging haar korps- prijzen met diploma's en een andere Tereeniging, tot de schutterij behoo- rende. haar vaandel aan het archief der gemeente hebben vermaakt en onwillekeurig schoot me het bekende rijmpje te binnen Het liep met Noach op een eni, De man dacht aan z'n testament. Evenals met Noach loopt het ook met onze Schutterij op een eind en ik denk, dat er langzamerhand wel meer cadeaux aan de gemeente zullen ko men opdagen van de soort als hier boven genoemd. Ik heb me afgevraagd wat er met dergelijke geschenken ge beurt. Vermoedelijk neemt de sterk ste der boden ze bij hun aankomst op 1 nek en draagt ze naar den een anderen zolder, waar niemand ze ®eer ziet. dan misschien de schoon maakster op haar jaarlijksche tour- née. Daarvoor zou ik willen zeggen, §eeft een vereeniging haar spullen toch niet aan de gemeente present, wel in de meening, dat tropheeën als Vaandels, medailles en diploma's, her- teringen aan vervlogen dagen van r<)em en glorie, een eervollen ouden dag genieten in de armen om zoo te 'eggen van ons gemeentebestuur. Wie daaraan denkt en daarmee de waar schijnlijkheid vergelijkt van den stof- %en zolder en de onbelangstellende schoonmaakster zal met mij eens we- sen, dat nu er meer schutterlijke herinneringen te wachten zijn, ande- 1 re en betere maatregelen noodzake- lijk dienen te worden getroffen. Ik zou geen betere oplossing we- 1 ten, dan een museum. Men heeft in Artis wel een museum .van uitgestor- ven dieren, waarom zouden we hier geen museum aanleggen van eenuit- stervende menschensoortDaar is j vooreerst de uniform, die aan de ver- getelheid dient te worden ontrukt, in gewone qualiteit en van officiersla- ken. Vervolgens het geweer, waarmee hij in dobrsnee eenmaal in zijn schut- terlijk leven op de schijf schoot en dat hij, terugkeerende, op den Doe- len moest afgeven omdat het anders vanzelf wel eens had kunnen afgaan in zijn onhandige knuist. Dan een stel touwtjes, waarbij de officieren hun- j ne oefeningen hielden, de donderende stemmen van jeugdige korporaals op- 1 gevangen in een phonograaf, een druppel bloed onder een glazen stolp, vergoten voor "t vaderland door een schutter, die zijn vinger bezeerde aan 't slot van zijn geweer, mitsgaders j een rijke verzameling teekeningen van in fantastische houdingen naar huis terugkeerende schutters, dit laatste op te dragen aan een van 1 onze beroemdste schilders of teeke naars en eindigende met een allego rische voorstelling „het dankbare vaderland", bestaande uit een vrou wenfiguur, die een schutter in volle uniform bekranst. Zoodra ik er tijd voor heb, ga ik iedereen, die er iets aan doen kan, warm maken voorliet denkbeeld van zoo'n museum, van den vreedzamen wethouder Dr. Hen drik Kruseman af. tot het schutter- hatende Raadslid Groot toe en het zou me al bitter tegenvallen, wan- neer ik niet den heer Van Styrum wist te bewegen tot het houden van j de inwijdingsspeech van het nieuwe museum, en dat te eerder, omdat dit j Raadslid zelf als auditeur bij de i schutterij, er een plaatsje in zal die- nen te vinden, wel te verstaan in beeltenis en niet in levenden lijve. I De schutter is voor den opmerkza me» beschouwer immers iets meer j dan een man met een jas, die hij niet dragen kan en een geweer, waarmee iiij niet weet om te gaan, de schutter vertegenwoordigt een periode. Zooals I men in ons vaderland het steentijd perk en het ijzertijdvak zal Hebben gekend, zoo wordt er ook een schutte rij-periode afgesloten. En tot stichting en opbouwing van den nazaat, die anders niet weten zal. hoe die perio- de er wel heeft uitgezien, wenseh ik een Schutterlijk Museum aan te leg- gen en roep daartoe de algemeene medewerking in. Van een schutter naar een banket bakker schijnt een groote overgang. In werkelijkheid is dat zoo niet. Als je maar de goede denkbeelden I kiest, ben je in gedachten in een oogwenk van den een op den ander gekomen, bijvoorbeeld zoo schutter, pruim, pruimen taart, banketbakker, 't Is zoo eenvoudig als een goochel toer van Bamberg, als je 't maar weet. De banketbakkers dan werden een poos geleden in dit blad aange vochten door een dame, die een ta- freel ophing van een banketbakkers- jongan, die in een portiek de taart jesdoos die hij moest bezorgen, had opengemaakt en met zijn vinger in de taartjes had gepoelkt e>n dien dan in zijn mond gestoken en dan weer in de- taartjes en weer in zijn mond, brrrom van je leven geen taartje meer te lusten. Een ondernemende banketbakker heeft, aan deze ongevvenschte mee- j smullerij voor goed een eind ge- maakt. Hij heeft een strook laten drukken, waarop het adres var» de klant kan worden geschreven, bene- vens het uur der verzending, zoodat de geadresseerde bovendien contro- leeren kan, hoelang het knaapje on-1 derweg is gebleven. De uileinden van i de strook worden over Öo openingen van de doos vastgeplakt, zoodat de brenger de doos niet openmaken kan, of hij moot de papieren afsluiting verbreken. Deze onnoozele strook ver vult dus de diensten van een lan- cacliet bij geld verzen dingen. Men kan dus van den bedoelden banketbakker zeggen, dat hij zijn taartjes aange- teekend verzendt. Moge zijn clientèle hem dit vergel den door zijn omzet minstens te ver dubbelen. Je kunt in onzen tijd niet te veel maatregelen voor de gezond heid nemen. Dat heeft ons gemeente bestuur al lang ingezien en derhalve het rooken in .de groote zaal op 't Stadhuis eens voor al verboden De rook van pijpen en sigaren werkte alleriiinderlijkst op de wapenschilden aan den wand en de walvischkaak aan de zoldering kon er in 't geheel j niet tegen Sommigen meonon zelfs te weten, dat daaraan ook de ver-1 plaatsing van de schilderij van 't Be- i leg van Haarlem naar het Prinsen- j hof toe te schrijven is. maar dat houd ik voor een beleediging van de nagedachtenis van Kenau Simonsz Hasselaar, die in de dagen van 't beleg wel leelijker geurtjes zal heb ben verduurd, dau die van de heden- daagsche tabaksrookers. Eén ding is jammerje ziet het bordje „Niet rooken" pas wanneer je de zaal uitgaat. Het hangt boven bij de trap, vlak naast de deur van de kamer vau den Secretaris, zóo dat je -:r bij 't binnenkomen altijd langs kijkt. Wil je de trap weer af, dan valt je oog* er zeker op en wordt Je aldus de wroeging op den hals ge schoven. dat je in een gemeentege bouw gerookt hebt, terwijl dat opeen naar modernen stijl ingericht bordje met de meeste stelligheid verboden was. Voor dat pijnlijk naberouw ge lieve onze gemeente-administratie ons voortaan te vrijwaren, bijvoorbeeld door in 't midden van de hal een pop neer te zetten, deftig gekleed om in druk te maken en die om de vijf mi nuten vermanend zijn Ziand opsteeiu en, door middel van een gramophoon, op doordringende manier door de zaal roept„Het rooken alhier is ten strengste verboden." Voor jonge of oude menschen, die een kalm, onbewogen postje zoeken, is nu een aardige betrekking vacant, die van Informator voor Vreemdelir. genverkeer. Menschen die groote' ruimte om zich heen wenschén, hetzij omdat ze drukke gebaren plegen te maken of om andere motieven, moe ten maar liever niet solliciteeren, want als je in de kiosk op 't Stations plein breede gesticulaties maakt, heb je voor je 't weet, leelijk je knokkels gestooten. Voor lieden, die niet best warmte kunnen verdragen, is het evenmin een geschikte post, want s zomers kan het er „braaien". Wie niet veel geduld heeft, moet er ook maar liever uitblijven, want herhaal delijk worden dezelfde, en ook wel onbenullige, vragen gedaan. In dat laatste opzicht staat trou wens de Informator niet alleen., Vlak in zijn buurt is nog iemand, die ant woorden moet op vragen, die op zijn zachtst gezegd, evengoed achterwege kunnen blijven. Dat is de stationschef en die hem verlangt. Zeer gewoon en alledaagsch is bijvoorbeeld de vraag: „gaat deze trein naar Am- 1 sterdam terwijl er zes of acht groote borden mot het woord „Am sterdam" er op, aan den trein han gen. Verschillende reizigers vinden er in 't geheel geen neen in, om te vragen „hoe laat kan ik weer te rug alsof er geen spoorboekjes in 1 de wereld waren Zelfs verbaast een stationschef zich niet meer wanneer iemand hein vraagt of hij ook een goed hótel weet en 't is meermalen I gebeurd, dat reizigers naar Amster dam vroegen „Speelt de opera van avond Toen vroeger geen derde klasse reizigers in de sneltreinen weTden opgenomen kwam het meermalen voor dat reizigers vroegen of ze met hun derde-klasse-kaartje in de twee de klasse mochten instappen op wel ke vraag gewoonlijk geantwoord werd: „Probeer het maar!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 7