BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
in
nar
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
nn,
Natuurhistorische
Wasidelingea
Vergolden.
i vJ
p jL
Zaterdag 17 Juli 1905..
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
Re levende natuurvoorwerpen hou
den een mensch toen maar steeds
bezig, en geen wonder, hij zelf is een
schakel uit die groote keten, hij zelf
ion onderdeel van dat raderwerk, zoo
kunstig samengewrocht. Zijn voort-
staai hangt ten nauwste met dat
der dieren en planten samen, en al
mag in een booze bui de menschelij-
ïe egoïst eens wenschen, dat dit of
dat dier, deze of die plant van het
aardrijk mocht verdwijnen, direct of
indirect zou hij er schade van onder
vinden,
Een eigenaardig verschijnsel is het
verder, dat een dieper doordringen in
de geheimen der natuur steeds op
nieuw de lust tot verder onderzoek
wakker schudt. Is het nieuwsgierig
heid Het najagen van iets onbereik
baars Men heeft liet ver gebracht in
de wereld, heel wat wetenschappen
hebben in de vorige eeuw een heelen
stap vooruitgedaan, maar uitgeleerd
Op geen parten na. Deze week nog,
hoe het kwam, weet ik zelf niet,
kwamen in me op honderden vragen,
waarop het antwoord achterwege
moest blijven. Laten we er eens op
uitgaan en om onze krachten, ons
waarnemingsvermogen te coneentree-
ren, spreken we af, niet naar plan
ten, slechts naar kleinere dieren om
te zien. Rupsen, spinnen, torren, dui-
zendpooten, vlinders, enz. enz. zullen
door ons worden opgemerkt.
Daar vliegt met fladderende stoo-
ien voor ons uit een mooi rood,
bruin rood vlindertje, af en toe zich
wegschuilend aan den onderkant der
bladeren, maar dadelijk weer cpvae-
gend. Nog eens, en nog eens. Daar
toeft het langer, en toch bloeit de
plant nog niet, 't as nog maar e,en
groote bladrozet met een enkel door
schietend stengeltje. Aan de eigen
aardige kleur, de ingesneden hrade-
ren enz. zien we dat het een soort
kruiskruid is. Laten wo eens zien
wat dat vlindertje daar deed. Eieren
leggen, zie maar. Waarom het liefst
op deze plaats? hoe weet het diertje,
dat hare nakomelingschap, de mooie
zebrarupsen, het meest van deze plant
houden? Wat een eigenaardigheid
die gedaanteverwisseling bij die die
ren, eerst vlinder, die eieren legt,
ikleine speldeknopjes gelijk, levende
eieren, die spoedig, dank zij de zon
newarmte uitkomen, en veranderen
in kleine rupsjes, en dan dat eten,
eten, steeds maar eten die vervellin
gen, herhaaido malen, de eigenaar
dige poptoestand, om weer te eindi
gen met het begin n.T. het" volkomen
insect. De kringloopen van plant en
dier passen in elkaar, en beide weer
in het groote raderwerk.
Zie die blauwtjes, wat mooi, ze ge
nieten van de zon. En die zandoog
jes, in honderden vormen en kleuren
en teekeningen en toch hoe rijk de
afwisseling is, allen hebben ze toch
zooveel overeenkomst met elkaar, dat
een beginneling in 't vak ze al dade
lijk herkent.
He, wat ligt daar? Een doode vo
gel. Gestorven Waaraan En niet
door 't een of ander dier opgepeuzeld?
Neen, maar keer het eens om. Wat
'n leven, wat 'n bedrijvigheid, en wat
I. 'n verwarring brengen we daar te
j weeg. Zie dien aaskever zich eens
reppen, en tal van andere. Vreemd,
dat we geen doodgravers er bij von-
den. Die zijn anders dadelijk bij de
j hand. Aangelokt door de voor hen
zeker liefelijke geur van het in ont
binding verkeerend dier, slaan ze da
delijk de hand aan de ploeg. Kijk,
daar is er toch één. De gele banden,
de korte dekschilden karakteriseeren
het dier genoeg. Hun werk... lijken
begraven natuurlijk. Opruimen, wat
er overbleef van TfSt zooveel grootere
dier. Ze leggen n.l. met tal van an
dere lagere dieren hunne eieren in
het lijk. De daaruit komende larven
vreten het stoffelijk overschot op en
natuurlijk ook hier weer de eene
j kringloop sluitend dn den anderen.
En de wormen? Laten we eerst het
wanbegrip wegnemen, dat dit geen
insecten zijn, zelfs geen gelede die
ren. Wormen behooren met tal van
andere tot de groote afdeeling wor
men. nog veel lager georganiseerd.
Wilt ge ze aan 't werk zien, let dan
op in uw tuin. Tal van teere afge
vallen blaadjes worden door die die
ren omlaag getrokken,en als koker
tjes opgerold. Ze zijn te hard voor die
diertjes, maar het onderste deel van
het opgerolde kokertje gaat rotten en
de aldus bereide salade wondt door de
dieren genuttigd, de kokertjes weer
wat verder omlaag getrokken.
En de spinnen Ook al geen insec
ten, maai' wel gelede dieren. Van de
insecten verschillen ze nogal in me
nig opzicht.
Ziet ge daar dien glazenmaker?
j Een der grootste libellen, die langen
tijd, zijn larvetoestand doorbracht in
't water, en nu met zijn viertal lange
vleugels het luchtruim doorklieft.
Overal leven, overal dieren en dier-
tjes, te veel om te noemen. Overal
valt waar te nemen en te genieten.
J. STURING.
brandnetel, enz., die men in een
fleschje in het kastje plaatst. Heeft
men dan tevens wat aarde of zand op
den bodem gelegd, dan kan men de
zoo noodzakelijke zindelijkheid ge
makkelijk behouden. Grooter wordt de
moeilijkheid als men rupsen uit eie
ren wil opkweeken, daar de jonge
rupsjes nogal teer zijn.
Den Heer H. te IT. Zeker, de
gazons hier in de stad zijn mooi, dank
zij de zorg er aan besteed. Ik had ze
reeds gezien, de gele plekken in 't
Kenaupark. In al zulke gevallen noe
men we dat toch verbrand. En de
oorzaak hier? 't Zal zeker liggen in
het overmatig uitstrooien van eeno
soort goed oplosbare kunstmestik
vermoed Chili salpeter. Wilt ge zelf
een dergelijke proef nemen, waag er
dan het een of ander potplantje aan;
en neem in plaats van Chilisalpeter
gewoon keukenzout, en spoedig zult
ge de gevolgen zien. Daarom mocht
iemand kunstmest wenschen te ge
bruiken, dat zij hem steeds voorzich
tigheid aangeraden.
tooid, en ofschoon bestemd voor een
vreedzame loopbaan, nam ik toch van
ganscher harte heit geweer op bij de
eerste oproering van het bedreigde
vaderland.
Mijn eerste campagne was niet van
langen duurgevangen genomen bij
de overgave van Sedan werd ik naar
Maagdenburg getransporteerd.
Deze tocht door het vijandelijke
Hand, niet als veroveraar, maar als
overwonnene, begeleid door onbe
schofte soldaten en te midden van
een vijandelijke bevolking, was inliet
bijzonder pijnlijk. Ik was in dic-n tijd
niet sterk van gestel en ik benijdde
het goede humeur van mijn makkers,
voor het meerendeel oude vuurvre
ters, die zich weinig bekommerden
om de Duitschers, die ons spottend
aankeken, terwijl zij hun porseleinen
pijpen rooktén.
Door de koorts aangetast, kon ik
mijn makkers nauwelijks volgen en
op zekeren dag hoorde ik een mede
lijdend vrouwtje tot een onzer hard
vochtige begeleiders zeggen,,Die
•daar komt nooit levend aan waarop
de Germaan de schouders ophaalde.
In het algemeen hadden de vrou
wen medelijden met onze ellende, dn
j brachten ons vruchten, wijn, bouillon.
sigaren en soms kwam een woord van
innig medelijden ons moed geven door
lonis aan onze moeders en zustetrs te
j herinneren.
V R A A G B U S.
Den Heer B. teS. U vraagt,
me naar „dat geel" dat men vanuit
den trein of tram zooveel ziet in de
weilanden langs Kleverlaan enz. Het
is de Ratelaar. De tot de familie
der Leeuwenbekaohtigen behoorende
plant, is hoogst eigenaardig, omdat
ze zoowat op de grens staat van
woekerplant en plant die zelf voor
haar kost moet zorgen. Men ziet dat
aan de lichtgele kleur der bladeren
van de plant en tevens aan de slechte
ontwikkeling van het gras op de
plaatsen, waar het door de ratelaar
ondermijnd wordt. De naam ratelaar
wordt ons duidelijk als we met een
uitgebloeide plant in drogen toestand
nader kennis maken.
Mej. R. te H. Het plantje,
waai-van U den naam wenscht te we
ten is muurpeper of zooals men hier
en daar wel eens hoort,,'t eeuwige
leven". Het bloeit spoedig met mooie,
gele sterretjes. De dikke, vette blade
ren drogen niet gemakkelijk uit.
Mevr. S. teB. Het opkweeken
van rupsen is werkelijk niet zoo moei
lijk, vooral wanneer men reeds sterke
rupsen heeft. De eenige moeilijkheid
zou hierin zitten, dat men niet wist
welke bladeren men zou moeten ge
ven. In dat geval probeert men het
eens met verschillende b.v. wilg,
I Moeder Boutin drukte zenuwachtig
het eenvoudige administratieve pa
piertje, dat haar in koude woorden
den dood van haar jongen meldde
Itusschen haar vingers en herhaalde
met droevige stem
Waarom hebben zij mijn armen
Jean gedood? Ik heb die Malgachen
toch nooit kwaad toegewenschtO,
die .vervloekte oorlog
j Ja, de oorlog is een vreeselijke
zaak, zei mijn oom Anselmus. en naar
mijn meening moest die allec-n ge-
voerd worden door mannen, die. bui-
I ton hét maatschappelijk leven staan-
jdie zonder bloedverwanten of vrien
dion. de vreeselijke wonden van het
bloedend hart niet zouden kennen.
I Maar, oom. de moed is toch niet
het erfdeel van een enkele klas van
burgers...
Ik spreek niet van moedNeon,
ik spreek van den militairen geest,
van den strijd, dien de man hoeft te
voeren in tegenstelling met soldaten
van beroep... Menschcn. zooals gij en
ik, die plotseling worden ontrukt aan
hun familiekring en die door de on
verbiddelijke noodzakelijkheid ge
dwongen, alles moeten verlaten, wat
hun dierbaar is.
Maar. oom. gij hebt toch den
oorlog van '70 meegemaakt en toen
toch uw plicht gedaan, ja, meer dan
uw plicht.
I Welnu, er zijn dagen, waarop ik
dit zou willen betreurenIndien ik
1 arme modders zie, zoo als die nu zoo
juistals ik denk. dat ook ik
Hij hield op, ik wachtte belangstel
lend.
Ik zal u die geschiedenis verha-
len, hernam mijn oom, het is niet
.kwaad, aan de jongeren die zijde van
den oorlog te laten zienGij hebt
hem nog maar alleen gezien in de
groote manoeuvres, waar zoo velen ge-
j dood en gewond worden, terwijl er
jgean doode valt... Gij zijt dapper als
(allo Franschen, gij neemt vroolijk de
verplichting op u voor acht on twin-
tig dagen uw vrouw, uw kleinen en
uw zaken te verlaten om den ransel
op don rug te nemen. Dat is reeds
iets. maar niet alles Het lichaam
harden is niet het moeilijkste Luis
ter
In 1870 was ik zoo van uw leeftijd,
ik had mijn studies in de rechten vol
j Alle vrouwen haten den oorlog en
zij hebben gelijk.
Op een avond na een nog langeren
marsch dan gewoonlijk, had ik mij
uitgeput in een sloot laten vallen, en
den dood afwachtend bleef ik onge
voelig voor de kleine versnaperingen,
die die goede vrouwen van het dorp
.onder onze kameraden verdeelden.
I Plotseling riep oen harer met ont-
roerde stem uit „Wat lijkt hij op
mijn Wilhelm
Wilhelm was haar zoon, én ik ge-
j leek op hem. En bij de gedachte, hem
,in eenzelfden toestand te zien, kwa-
men tranen in de oogen der moeder.
Zij sprak mij met goedheid aan,
iniaar ik bleef doof voor haar vrien
delijke woorden, ongevoelig voor
haar vertroostingen. Zij drong moe
der-toe derlijk aan, denkend aan haar
zoon, en bracht mij den naam mijner
moeder in herinnering.
Eindelijk boog zij zich tot mijn oor
en fluisterde„Wilt gijwilt gij
haar niet terug zien, niet trachten
haar weer te zien
Ditmaal sidderde ik en richtte mij
plotseling op.
.Verroer je niet", hernam zij fluis
terend. ..Men weet, dat gij zoo zwak
zi it, dat men niet eens meer op u let.
Laat uw kapot op uw plaats liggen
en kruip door de sloot tot hot huis
met de groene blinden, dat gij ginds
aan don weg bij dat kleine bosch ziet;
ik zal u daar wachten
En zich verwijderend, zei ze onver-
schiilig tot den sergeant„Die arme
jongen is er erg aan toe.
i Maar thans niet moerIk was niet
.moer ziek Ik had de krachten mot de
hoop weergekregen. Denk eons aan J
jNiet meer die sombere Pruissischo
j vesting, die wij al mder en meer na
pierden, voor oogen hebben, maar vrij
zijn. vrij naar mijn land, naar mijn
moeder terugkeoren. Voor zulk een
doel had ik nog wel honderd mijlen
kunnen loopen.
De goede oude vrouw had de juiste
snaar weten te treffen om zelfs een
lijk te galvaniseeren
O. moederharten, gij zijt alle do-
zelfde aan beide kanten van don
Rijn.
Alles slaagde naar wensch, een
dichte mist beschermde mijn vlucht
en ik bereikte weldra do woning der
1 oude dame, die mij wachtte en spoe-
fdig liet binnentreden.
Het was een nederige woning, maar
alles kraakzindelijk. ïn allo vertrek
ken hing het portret van een jongen
man van mijn ledftijd in verschillen-
de voorstellingen Als student van
Heidelberg met de kleine pet op en
teen lagen degen op zij, als vreedzaam
'wandelaar met strooien hoed op. zijn
goede moe-der aan den arm, en einde
lijk als soldaat der Landweer, nut
zijn punthelm op, die niets bij zijn
■lachend gezicht paste.
..Dat. is mijn zoon", zei de moeder
trotsch, ..hij zou reeds professor aan'
de universiteit geweest zijn zonder
dien vreesolijken oorlogMaar als
God hem ons weergeeftDat is al-
les wat ik vraag.
j Zii had de meid weggezonden en
i bracht mii zelf naar de kamer van
den afwezige, wiens kleeren zij mij
gaf.
Daarna., goed versterkt, voorzien
j van geld en eenig proviand, leidde zij
i mij door een achterdeur naar het
■bosch, wees mij den weg en nam toon
i afscheid van mij.
I En toon ik haar naam vroeg, zeide
zij„Ik ben een moeder zooalser zoo-
velen bij u zijn. Moge een harer voor
.mijn zoon doen. dat ik voor u doe."
Daar ik het Duitsch machtig was,
bereikte ik gemakkelijk de grens en
voegde mij bij het korps van Chanzy.
De oorlog duurde voort, ik si rood na
tuurlijk weer mee, zonder do goede
oude vrouw 'daar ginds te vergeten,
j die nog steeds van haar zoon beroofd
was, gelijk ik het was van mijn moa-
I der.
Op een avond kréég onze compagnie
bevel eenige Pruisen, die zich in een
houtvesters-woning genesteld hadden.
te verdrijven.
Het was schemerdonker, een lichte
mist omhulde helt veld wij naderden
langzaam en voorzichtig, om don
•vijand to verrassen. Door eon sloot
kruipend bemerkte ik tusschen do boo-
men door het huis mot de groenoblin-
den. vreedzaam dn stil evenals de
andere.
Plotseling stormden wij. op bevel
van den kapitein, naar hot huis en
i de deuren en vensters openrukkend.
overvielen wij de Pruisen, dio bezig
waren met Iezèn. schrijven en roo-
ken.
Zij trachtten tevergeefs weerstand
te bieden in eenige minuten warén
allen op de vlucht of dood.
Onder deze laatste had eon een pen
in de hand; mijn bajonet lmd hem
de borsi doorboord.
..Hij heeft den tijd niet gehad, om
zijn epistel af tö maken", zeide een
Parijzenaar lachend.
Ik wierp werktuigelijk een blik op
den onderbroken brief.
Hij schreef aan zijn moeder.
En mijn oogen over mijn slachtoffer
latende gaan, zag ik een grooton slan
ken jongen met lachend gezicht onder
don punthelm.
Plotseling kwam een herinnering
j aan het kleinè, gastvrije huis in liet
'vijandelijke land bij mij op; de por-
j tretten. die mij de moeder trotsch
toonde
„Dat is mijn zoon."
Ik had hem slechts even gezien
maar ik herkende hem, ja, hij was
hot
Toch wilde ik nog twijfelenik
wilde het niet geloovenKoortsach
tig tastte ik in do zakken van het
lijkeenige brieven„Mijndier-
jbare Wilhelm"een portret, dat
van de goede, oude dame, die mij van
den dood gered en wier zoon ik zoo
juist gedood had
Mijn oom hield op en wierp zijn
sigaar weg, wat bij hem een teeken
van diepe ontroering was.
Zie, daarom haat ik den oorlog
zei hij eenvoudig.
Een episode
ait den Oorlog
Wat ik hier vertel, is waarheid. Ik
heb he-t zelf van een dokter, die het
verhaal uit Mandsjoerije mee naar
huis heeft gebracht.
De dag van den veldslag was ge
ëindigd.
Graaf Iwan Wladiimir, luitenant bij
den staf van generaal Stakelberg, lag
stervend in 't lazaret in Liao-jang-
tsoe, daar waar de spoorweg van
Moekden naar Haitsoeng voorbij
gaat. Bij het gevecht togen de Japan
ners onder generaal Okoe was hij
zwaar gewond geworden aan een
been en aan de borst. Graaf Iwan
was een groote, lichtblonde jongeling
de vertroetelde lieveling van zijn
moeder en daarenboven de vriend
van alle dames. Hij was sterk en
door do zon verbrand en had blauwe
goedige oogen. Er lag iets zoo trouw
hartigs en fiers om deze lippen, dat
men prettig gestemd werd, als men
hem maar zag. Hem hadden de Ja
panners met iharde hand gewond
Graaf Iwan Wladimir lag in een
soort veldbed on boven zijn hoofdkus
sen had de pleegzuster Son ja het
beeld van den heiligen Nicolaï ge
hangen.
Telkens, wanneer ze naar haargra-
felijken patiënt omzag of aan hem
dacht, bad ze voor zijn jonge ziel,
want ze wist, dat hij zou sterven.
Zuster Son ja, zei graaf Iwan op
den toon van een verwend kind, wrijf
me het beeu. het is zoo koud!
Graaf Iwan, zei zuster Son ja
glimlachend lig'toch stil woldra
komt de doktor, maar omdat er nog
zooveel zwaargewonden zijn, duurt
het nog eon poosje.
Zuster Sonja. vervolgde do ge
wonde, dat heeft bij mij geen haast
Eu de dappere, jonge graaf Iwan
heet van pijn de tanden op elkaar en
de tranen kwamen hem daarbij inde
oogen, maar geen geluid kwam er
over zijn bleeke, bevende lippen.
Zuster Sonja schudde zijn hoofd
kussen op, legde de deken over het
bed en gaf hom te drinken.
Daarop zag ze naar het gekwetste
been en wreef het met zachte, wollen
lappen. Het was immers maar om
de pijn wat te doen bedaren zij wast
hot. hij was zoo zwaar gewond, dat
hij een amputatie niet zou kunnen
doorstaan.
Graaf Iwan viel in een lichten slui
mer en zuster Sonja dekte hem voor
zichtig toe met een dunne wollen de
ken, welke tien roebel gekost had,
tmaar geen roebel waard wa§.
Zuster Sonja zag naar do andere
gewonden, gaf den een wat te drin
ken. glimladhte eens tegen een ander
en beloofde een derde een brief voor
hom te zullen schrijven, zoodra ze tijd
had.
Graaf Iwan werd wakker. Zijn
oogen zochten Sonja.
Geef mij wat ijs. zei hij, mijn
tong is droog en brandt mij.
Zuster Sonja knikte en glim
lachte.
Zij wist hoe graaf Iwan gewoon
was, dat hem alle, zelfs de onmoge
lijkste wenschen vervuld werden,
maar waar zou ze hier in Liao-.
jong-tsoe ijs krijgen?
Zuster Sonja ging naar don diri-
geerenden geneesheer.
-- Graaf Iwan Wladimir wil ijs
hebben, zei ze tot den ouden dokter,
die nooit slaap en zelden eten kreeg,
omdat de Japanners hem zoo oiwnen-
schelijk veel te doen gaven.
De generaal heeft ijs om zijn
champagne af te koelen, zei hij op
eenigszins spoitenden toon, maar wij
hebben niets.
Sonja snelde naar de woning van
Haarlemmer Halletjes
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Ik hdb eens iemand hooren zeggen,
dat er maar één goed oogenblik is bij
verkiezingen, namelijk dat waarop zc
zijn afgeloopen. Die man had geen
ongeliik. Al hot schrijven en wrijven,
spreken en weerspreken, ai do hollo
phrasen, die alle partijen zonder on
derscheid in hot strijdperk brengen
om de kiezers maar aan hun zij te
krijgen, vervelen ton slotte de men
schcn zóó. dat zij een zucht van ver
lichting slaken als 't voorbij is. Van
daar dan ook, dat ik groote sympa
thie gevool voor al de leiders van
Mesvereenigingon of kiezersgroepen.
van welke kleur zc ook zijn. „Men-
schen", denk ik dan, „wat ben ik jul
lie dankbaar, dat je die onvermij
■delijke soesah op je neemtEr
dan ga ik heen en steek, ver van t
gewoel der waereld, een sigaar op.
Mocht iemand beweren, dat dit een
zelfzuchtig, gemakzuchtig standpunt
is, dan kan ik dat niet ontkennen en
voer als eenige verontschuldiging aan.
dat er toch verschil is en moet zijn
van neiging en temperament. Voelden
we ons allemaal geroepen om voor te
gaan, dan zou er niemand meer over
blijven om te volgen. En wat. zou.
onder al die voorgangers, dan de on-
eenigheid niet groot wezen Boven-
I dien kan men het iemand toch niet
I kwalijk nemen, dat zijn neigingen in
I een bijzondere richting niet ontwik-
I keld zijn. 't Heugt me als clo dag van
I gisteren, dat een vader zijn zoon een
dergelijk verwijt maakte. Zoontjelief
was, het moet erkend worden, wel
een beetje sloom eon brave jongen,
een goeie jongen, maar, enfin, ja
hij was een beetje sloom. En toon nu
een neef op bezoek kwam, een durf-al,
die pas in Brazilië op orchideeën zoe-
ken was uitgeweest en daar in de
i donkere bosschen met levensgevaar
leeuwen en tijgers on slangen on
weet ik wat ai meer voor gevaarlijk;
goedje, getrotseerd had, toen zei me
die vader, met een half verwijtenden j
blik naar zijn zoon „Was Willem
óók maar zoo
Ik trachtte hem toen aan 't verstand
to brengen, dat dit toch eon onbillijk
verlangen was. Waar moest hot heen,
j als_ allé zoons, die een beetje sloom
waren aangelegd, opeens neiging ge- j
i voelden voor do bosschen van Brazi-i
■lie? Wat eon gedrang zou het daar j
jworden en hoe klein zou voor iéder!
de orchidcoënoogst wezen
i En zoo gaat liet ook in de politiek.
J De sloomen moeten maar liever niet
■in 't oerwoud binnendringen. Ik voor
mii gevoel mij over deze afzijdigheid
des te minder bezwaard, omdat het
jonge geslacht de taak van ons schijnt
over te nemen in dezen tijd worden j
kinderen on volwassenen, schijnt het,
spoedig oud.
In de Iloogere Burgerschool werd
Donderdag door leerlingen een leeraar
aangemaand, zijn partijgenoot, die
candidaat voor de Kamerverkiezing is,
te temmen. En had men dat nu maar
in zijn gezicht gezegd, dan was er
nog een dappere kant aan geweest,
maar do opwekkking was op liet. bord
geschreven door onbekende hand. O,
tempora, o, mores Het wangedrocht
van het ongeteekende ingezonden stuk
in verkiezingsdagen reeds bekend op
de schoolbanken
Dan waren de leerlingen van de
laagste klasse van 't Gymnasium
royaler, toen ze midden onder do los
zich splitsten in twee kampen on. op
rechte sportmanier, een „hup Van
Styrum hup Van Lennep aanhie
ven, alsof ze op 't voetbalveld waren.
Dat dit helt geval niet was, werd hun
door den Latijnschen leeraar spoedig
aan 't verstand gebracht, zoodat zij
zich weldra weer afwendden van den
hedendaagschen en zich verdiepten in
den verleden tijd.
En dat terwijl ze^nog in de verste
verte geen kiezers zijnhoe groot zal
wol hun geestdrift wezen, wanneer ze
die qualiteit zullen hebben verkregen!
Ik heb dezer dagen inmiddels een
nieuwe soort van kiezers ontdekt, na
melijk dubbele kiezers. Een Haar
lemmer. die naar Rotterdam verhuisd
is. heeft daar en hier stemkaarten ge
kregen en een Amsterdammer, die
hier is komen wonen, kreeg een uit
nood iging om daar en hier te komen
stommen. Ik neem het de admi
nistratie niet kwalijk op zooveel dui
zenden kaarten kan licht een abuis
voorkomen, maar misschien kan 't
toch geen kwaad er eens op to wij
zen, daar de manier van administrco-
ren blijkbaar nog kan worden verbe
terd.
Zeker is niemand er zoo ingeloopen
als oen kanper, bij wien een van de
candadaten in de Kamerverkiezing te
Haarlem zich liet adoniseeren. Hij
maakte een praatje met zijn cliënt.
Misschien zegt do lezer ik heb nu
van verkiezingen voorloopig genoeg.
Ik be7i het dan volkomen met hem
eens. Wat dunkt u van een lekkere
portie aardbeien HeSaas, we zullen
van die delicieuse vrucht dit jaar
bracht, terwijl hij hem schoor, de ver
kiezing op hot tapijt em liet zich
wel wat onvoorzichtig ontvallen.
;dat hij graag den heer Van Styrum
gekozen zou zien. De geschorene bleek
van een andere meening en gaf daar-van die delicieuse vrucht dit jaar
voor ook een reden op, de beste die,geen groote hoeveelheden kunnen ere-
zich denken laat, namelijk dat hij nieten. Omstreeks drie weken geleden
des heeren Van Styrum's tegencandi-is er bericht dat de nachtvorst een
daat wasde kapper had Mr. Van groot deel van den oogst had bedor-
Lennep geschoren! jven. Komaan, dacht ik, do landbou-
Voor don kapper zeker geen aan-wer is van oude eon lclaaggraag ge-
gename verrassing, misschien voor woest. 'tZal bij nadere beschouwing
den Kamer-candidaat ook niet. Onder i nog wel meevallen
het mes te zijn van een politieken te-Helaas, dezen keer is niet voor nie-
genstander en dat in déze dagen van mendal de noodklok geluid. Ik hob
fel meeningverschil brrr't is om "laten vragen naar de meening van
van te huiveren Eén wilde beweging een paar kwedkers te Beverwijk, maar
en de candidaat is niet meer! Gelukkig, hun oordeel is bitter, als een verrotte
dat onze Haarlemsche kappers in 't j aardbei. Een van de oudsto vaklui,
dagehjksch loven tof. de vreedzaam-de heer D. van den Kolk, dacht dat
ste menschen behooren on hun uitor-door de vorst een derde van don oogst
jste best plegen te doen om het bloed verloren zou zijn gegaan, hij had
vaai hun klanten tesparen. dat ook aan zijn afnemers geschre-
I Dan werd een naamgenoot van den 1 ven. Was er na de vorst warm, voch-
i Kamer-candidaat aangenamer ver- tig. broeiïg weer gekomen dan zou
'rast. Juist op den dag van de verkie- er nog veel terecht gekomen zijn,
ring voor de Provinciale Staten vier- j maai- daarop had men vergeefs ge-
de de heer G. L. van Lennep, lid van!-wacht, het weer was te koud ge
iden Baad en ambtenaar van Sen bur- weest.
gerlijken stand, zijn zestigsten verjaar- i Hot vorige jaar. zoo herinnerde de
dn~ en de leden van 't stemb.ureau, heer Van don Kolk. was hot juist een
dat hij presideerde, herdachten dat:buitengewoon aardbeienjaar geweest-
feit door de tafel van 't stembureau i dit jaar zal het erg tegenvallen,
met een ruiker bloemen te versieren, j Nog erger dacht de heer M. Duiker,
Een klein bewijs van vriendschap, een van de voornaamste kweekers,
.maar dat voor den beer Van Lennep over 't geval. Hij vreesde, dat wel
i de bcfeekenis zal hebben gehad, dat twee derde van do vroege aardbeien
jmen hem een goed hart toedraagt om verloren zou zijn gegaan. Ook de Ja-
zijn eenvoudig. vriendelijk en goed tere zullen naar hij vermoedde, tegen
hartig optreden. i vallen, daar de oogst beneden hel
middelmatige blijven zal. Mooie vruch-1
ten zullen er bijna niet komen, daar
bijna alle planten, ook die niet bevro
ren zijn, van de vorst te lijdon hebben
gehad.
Dus geen verkwikking in den vorm
van een bordje aardbeien, dezen zo
mer Gelukkig, dat de oude, getrou
we waterleiding ons niet in don steek
laat en op elk oogenblik, dat we wil
len. voor eén frisschen dronk zorgt.
Over een glas water is me eon on
begrijpelijk verhaal gedaan.
Met Pinksteren hadden conducteurs
en wagenvoerders van de tram naar
Bloemendaal erge dorst. De juffrouw
in "t waohtlokaaltje aan den Kruis
weg, die hun anders graag een glas
water geeft, was uit. Dies belden zij
ergens in de buurt aan on verzochten
een glas water. Juist wou do wagen-
voerder het aan don mond zetten, toen
de heer des huizes aankwam en hot
verbood
De wagenvoerder, die nog niet ge
dronken had, gaf gekrenkt het volle
glas terug
Ik begrijp dat niet Hoe kan iemand
een dorstig mensch een glas water
weigeren
Ik dacht, dat zooiets niet bestond.
Of heb ik maar de halve waarheid
gehoord en is de andere helft in 't
bezit van demgene, die het glas water
weigerde