RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Raadsels
(De namen van de jongens en
meisjes, die mij voor Donderdag
morgen oplossingen zenden, worden
in het volgend nummer bekend ge
maakt.)
1. (Ingezonden door Nico Koomen.)
Welke ton kan -men eten
2. (Ingezonden door Herman de
Lagh.)
Mijn eiersto is een jongensnaam.
Mijn tweede is een lengtemaat.
Mijn derde is een jongensnaam.
Mijn vierde vindt meen in alle steden
Mijn geheel is een straat in Haar
lem.
3. (Ingezonden door Gerard Hekkel-
man.)
Wat maakt ge hieruit?
mtsrmdaae
4. (Ingezonden door Barbara Tim
mer.)
Er zijn vijf dagen in de week,
Die brengen de anderen geheel van
streek,
Want er komt in geen van alle een a.
Nu zeg ik. dat ieder maar gauw zoe
ken ga
5. (Ingezonden door Theo Weill.)
Met last beladen, kan ik gaan;
Bevrijd van lost, dan blijf ik staan.
6. (Ingezonden door Andrina Groot.)
Mijn geheel bestaat nit 15 letters.
13 8 11 12 is geen geheel.
10 11 12 13 vindt men buiten de stad.
4 14 6 7 is een geldstuk.
1 3 9 13 is een lichaamsdeel.
15 2 13 is een ondeugd.
7. (Ingezonden door an de Haan.)
j d u eu g be r e ki r o r o v n o e
Wat kunt ge hiervan maken
8 (Ingezonden door Gerard Hamer.)
Hoe oud is een aal?
9. (Ingezonden door Paulina Meyers.)
't Is in de vrouw, en niet in den man;
't Is in de kroes, en niet in de kan.
't. Is in liet varken en niet in het spek,
't Zit in den muur, maar niet in het
hek.
10. (Ingezonden door Cornelia van
Schooten.)
Doe bij 191 twee. maar er moet
minder dan 20 overblijven.
Raadseloplossingen
De oplossingen van de raadsels der
vorige week zijn
1. Met de letter R.
2. Paviljoen.
3. Vijf en twintig, want vijf maal
een is vijf, en twintig er bij is vijf en
twintig.
5. Met een hanekam.
6. Zij liep naarden bakker o m
er brood te koopen. (Naarden en
Rome.)
7. m e s.
eva
sap
8. Naaidoos.
9. Limonade.
10. De straat of zandweg.
Goede raadseloplossingen ontving
ik deze week van
Andiina Groot, 9Daniël Smits, 6
Bennard Seders, 5Cornelia Leeu
wenkamp, 7Maria Keuzen, 10Co-
bu Ba.rt.hel, 6Margretha van der
Stijlen, 6Adriana van Zalen, 7
A Langeveld, 8Anna Zwart, 5
Izaak Smits, 7Johan van den
Bosch, 7; Rika Koelen. 7Betsy van
Wengen, 9Mina Vink, 9Mimi
Vink, 9Catharina Kokkelkoren. 6
Jo Ploeg, 7Reinier Brakel, 7 Cor-
rie van Zadel, 7Truus Staal, 7
Willem van Muyden, 8Rika do
Wijs, 8.
Hoe het komt, dat er geen
draken meer zijn.
Een sprookje door Philip
Carmicliael.
Er was eens een Keizer, die heel
kwaad was. Hij was geen kwade "Kei
zer, maar bij was alleen maar heel
boos, omdat er juist een draak in t
i land gekomen was, en die draak was
jnu zijn volk aan 't opeten. Toen dit
een poosje aan den gang was, ging
de Keizer om raad vragen bij een
ouden toavenaar, die alleen in een
bol woonde, en die gezworen had,
i dat hij nooit zou gaan zitten,
j Nu hield de Keizer er dien toove-
naar juist op na om te zorgen, dat
Ier geen draken in 't land kwamen,
j en de toovenaar keek dan ook niet
ergvroolijk, toen de Keizer hem kwam
I vertellen, dat er een Braak in het land
'was, die zijn volk opat.
I „Dat is ai lieol vervelend", zei de
toovenaar, „ik begrijp niet hoe hij er
in gekomen is. En 't ergste is, dat ik
niet weet hoe we hem er weër uit
zullen krijgen."
j ,,Hij moet er uit!" zei de Keizer,
I ..en bedenk dat het voor jou al heel
vervelend zal zijn als hij er in blijft!"
De toovenaar ging zijn tooverhoe-
ken raadplegen. Toen zei hij
„Er is maar één manier, en dat is,
dat u naar het eiland gaat, waar de
drakenkoning woont, en luim vertelt,
dat een van zijn draken hier het volk
j aan 't opeten is."
I ,.Dat is nogal gevaarlijk", zei de
Keizer.
„Welnee", zei de toovenaar, „zoo
lang de Drakenkoning in zijn hu
meur is, is 't. niets gevaarlijk."
„Maar hij kon wel eens niet in zijn
humeur zijn", zei de Keizer.
„Ja, dat kan wel", antwoordde de
r toovenaar, „en dan zal hij u wel op-
eten."
De Keizer dacht een poosje na.
„Wel", zei hijRoen, „ik denk, dat
'het nog beter is'als jij in mijn plaats
gaat. Dan kijk ik in dien tijd of die
draak niet te veel van mijn onderda
nen opeet."
j „Do Drakenkoning zou niet naar
mij wiilon luisteren," zei de toove-
Inaar „hij luistert alleen maar naar
I koningen en keizers, zooals u."
„Nou", ik ga niet", zei de Keizer.
..Dan weet ik nog maar één ding",
zei de toovenar. „We gaan met z'n
allen in een groot schip en varen er-
igens naar toe, waar dié draak ons
iniet kan vinden."
Dit gebeurde. De Keizer en de too-
venaar en al het volk, dat nog niet
opgegeten was, gingen in een groot
schip en zeilden weg.
Ze waren al lieel wat dagen aan 't
zeilen, toen ze bij een groot eiland
kwamen. Toen ze dichtbij warén, za
gen ze een heeleboel kleine draakjes
aan 't strand spelen,
j „Wel", zeide de toovenaar. „dat is
I
heel mal, dit is het drakeneiland. Nu
we hier toch zijn, kunnen we wel
eens landen en zien of die Drakcn-
I koning ons niet wil helpen.
Dö Keizer vond het geen erg leuk
plan, maar omdat al zijn onderdanen
aan boord waren, durfde hij niet goed
te weigeren.
Maar de kleine draakjes waren al
erg groot, en daarom stuurde hij de
i toovenaar eerst naar het strand.
Toen de drakenkinderen kalm door
.bleven spelen, vond hij het nogal
veilig om hem achterna te gaan.
- Het paleis van den Drakenkoning
stond op een heuvel, en toen ze er
in waren, hoorden ze, dat de Draken
koning woedend was.
„Waar is mijn zoon brulde hij.
toen hij nog niets zag dan de muts
van den toovenaar.
„We we wisten niet dat uw
zoon weg was", stotterde de Keizer
zenuwachtig.
„Natuurlijk is hij weg", zei de Dra
kenkoning, „hij is al dagen lang
weg Een belooning voor wie hém
vindt
De toovenaar stompte den Keizer
tegen zijn elleboog.
..Dat, is al heel mooi", fluisterde
hij haastig, „die vervelende draak
daar bij ons is natuurlijk de Koning
z'n zoon Nu bezorgen we do zoon
aan z'n vader terug, raken onzen
draak kwijt, en verdienen nog een
belooning ook
„Ja, ja", zei dö Keizer, en toen
tegen den Drakenkoning„Mag ik
Uw Edelheid ook vragen wat die be-
looning is
„Zeker", zei de Drakenkoning, „de
belooning is, dat ik je opeet als je
hem niet vindt
„Wacht maar", fluisterde de toove-
naar tegen den Keizer, „ik zal net;
doen of ik zijn zoon te voorschijn
toover, dat maakt indruk i
Toen stapte hij naar voren en
maakte een diepe buiging. j
Ik ben maar een arme toovenaar". j
zei hij. ..maar ik kan door mijn too-1
verkunst misschien wel ontdekken,1
waar uw zoon is."
„Ga je gang", antwoordde de Dra-
kenkoning, „en maak een beetje I
voort J" i
De toovenaar maakte weer een bui- j
ging, en begon met allerlei geheim- i
zinnige gebaren. j
Hij deed het erg indrukwekkend, en
de Keizer vond het erg mooi. maar
hij dacht toch„Zoo heeft dio ïee-
iijke toovenaar mij nu ook altijd voor!
den gek gehouden, zoodra we weer
in ons land zijn, laat ik hem ont
hoofden."
,,Wöl?" vroeg de Drakenkoning,
I toen de toovenaar al een heele poos
'bezig was geweest met zijn geheim
zinnig mompelen en dergelijke non-
sens.
j „Hij leeft", zei cle toovenaar
I plechtig.
„Eet hij goed vroeg de Draken
koning.
„Zes menschen per dag", zei de
toovenaar.
„Dat 's nogal aardig", zei de Dra
kenkoning.
„Het volk zou erg blij zijn als hij
weer wegging", zei de toovenaar;
„hij eet ze allemaal op."
„Zijn 't. nogal lekkere, dikke men
schen vroeg de Drakenkoning.
j „Da.t waren ze. maar de angst
maakt hen mager", zei de toovenaar.
,,Ze moesten juist blij zijn. dat de
zoon van een Drakenkoning zooveel
j notitie van ze neemt", zei dé Draken-
j koning minachtend.
j Op dit o ogenblik hoorden ze een
vreeselijk lawaai, en daar kwam de
zoon van den Drakenkoning zelf aan-
i zetten. De Keizer en de toovenaar
kregen een ontzettende schrik, want
hij was zoo mager als een talhout
geworden.
„Hallo" brulde de Drakenkoning,
„we hadden 't juist over je
„Zoo", zei de zoon boos, „nou, ik
heb een onplezierigen tijd achter den
rug
i De Drakenkoning wierp een woe-
j denden blik op den toovenaar.
„Wat waren dat dan voor gemeene
verzinsels vroeg hij streng.
De Drakenzoon keek naar ze.
„Ah, daar heb je die lui, die me
zoo'n leelijke poets gebakken heb
ben schreeuwde hij.
„Zoo", grijnsde de Drakenkoning,
„nu begrijp ik hoe die toovenaar je
zoo gemakkelijk kon vinden
„Eerst was 't allemaal zoo mooi",
zei de zoon, „zoo heerlijk veel lekke
re dikke menschen, maar op een goe-
den morgen waren ze allemaal weg.
Geen ontbijt, geen koffie, geen mid
dagmaal. niets. Een valsch© streek,
j en ik was hun gast nog wel
„Wat heb je hierop te zeggen",
vroeg de Drakenkoning, met een boo
ze n blik naar den Keizer.
„Goeie morgen, en wel bedankt",
zei de Keizer, draaide zich can en ren
de weg. de toovenaar hem achterna,
't Is merkwaardig, hoe hard je kunt
loopen als er een troep hongerige
draken achter je aan komt!
De kleine draakjes speelden nog
steeds aan 't strand een ontzettende
kom met melk stond voor ze kLaar.
Daar haalde de toovenaar een fiesch-
je te voorschijn, maakte liet open en
gooide den inhoud in de melk. Toen
sprong hij bij den Keizer in de boot,
die ze weer naar het schip moest
biengen.
„Wat moet dat?" bromde de Kei
zer, „maak toch wat voort
„Uwe Majesteit", zei de toovena-ar,
„dit is het. scooonste werk, dat ik
verrichten kon. De vloeistof in dit
fleschje maakt ieder, die het drinkt
zoo groot als een speldeknop kijk 1
De draakjes zijn aan 't drinken
De Keizer keek, en hij zag hoe de
drakenkinderen hoe langer hoe klei
ner werden, tot hij ze eindelijk in 't
geheel niet meer kon zien.
„Nu zijn 't net vliegen", zei hij
lachend, „eigenlijk draken-vliegen.
Maar nu de oude draken, die drinken
toch geen melk?"
„Die zullen wel uitsterven", zei de
toovenaar, „en dan hebben we er
geen last meer van."
„Maar waarom gaf je die vloeistof
dan niet aan dien zoon van den dra-
kenkoing, die zooveel van mijn on
derdanen opat?"
..Wel", zc-i de toovenaar. .groote
draken eten alleen maar menschen,
en ik kon toch niet aan iemand vra
gen om dat fleschje leeg te drinken
en zich dan door den draak te laten
opeten
„Je hadt het zelf kunnen doen", zei
de Keizer.
„Zeker", zei de toovenaar", en dat
zou ik ook heel plezierig gevonden
hebben. Maar vindt Uwe Majesteit
niet, dat ik nu eigenlijk nog veel be
ter gedaan heb?"
Daar kon de Keizer niet veel tegenin
brengen, en daarom zeilden ze maar
weer naar huis toe.
Dit is een ware .geschiedenis, en
nu weten jullie allemaal hoe het
komt, dat er tegenwoordig geen dra
ken meer zijn.
Brievenbus.
(Brieven aan de Redactie van de
Kinder-afdeeling moeten gezonden
worden aan Mej. M. C. van Doorn,
So phi astraat No. 22, Haarlem.)
J o L. Of je mee mag doen met de
raadseloplossingen Ik vind het uit
stekend, hoor, en het <loet me ple
zier, dat je liet woordjes opzoeken
zoo n gezellig werkje vond. Ben je nu
weer heele maal beter
Truus St. Nu. je raadsel waseeu
mooie schadevergoeding, en zoodra
het aan de beurt is zal ik liet dan
ook in onze Rubriek opnemen. Wat
jammer, dat het kladje van de woord
jes wegraaktePas nu met den
nieuwen wedstrijd maar goed op,
dat er niet weer kladjes wegraken
Leonard G. Ik hoop ook op een
goeden uitslag voor jullie, maar je
begrijpt, ik weet er nu nog niets van.
Er zijn ook zooveel inzendingen, ik
heb ze nog niet eens allemaal beke
ken Wat" heerlijk om allemaal naar
Hilversum te gaan. Maak maar veel
pret. hoor. Weet je nog hoe Hilver
sum er uitziet, of is het te lang ge
leden? Ik wil wel gelooven, dat Jo
han het erg druk heeftdoe hem
(maar veel groeten, en ook aa.n Moe
en Wim
Tini P. Zoo 'n vrije dag is nog
eens heerlijk, hè? Vooral als je dan
zoo goed den tijd hebt om aJle woord
jes op te schrijven. Heb je er lang
over gedaan? Én hoe is het met Jan
en andere Tini Dag
Piel van G. Die Piet stuurt mij
maar mooie briefkaartenis dit nu
do kerk van Veis en, zog? Wat. zit je
daar leuk op die paal Nu je het mij
verteld hebt kan ik best zien, dat jij
het bentStaat Anna er ook op'? Haar
kan ik natuurlijk niet herkennen, nu
ik haar nooit gezien heb Dag Piet,
toeken maar prettig
Marie G r. Ja, ik vind het erg
aardig van Nelly om je een cadeau
tje te sturen. Dat was nog eens een
echte verrassing, hè Wat heb je
verder ook gezellige hingen gekregen.
Ik kan me best voorstellen, dat het
een heerlijke dag was Heb je het
boek al uit, en is het mooi't Por
tretje van Zus krijgt zeker een eere
plaatsje op je kamer 't Is niets erg
als je nu eens niet heel veel woor
den hebt gevonden. Je kunt niet al
tijd een van de hesten zijn, vind je
niet?
C o r r i e van Z. Daar hebben we
Corrie ook weer. Flink, dat je je best
hebt gedaan, hoor. Ik hoop, dat ik
er geen enkele fout in vind als ik aan
het nakijken ga; jij ook niet?
Louis en Herman de L. Ik
vind' het aardig dat Louis toch nog
meegedaan heeft, al heeft hij het ook
/erg druk tegenwoordigHoe staat
het. met het examenheb je nogal
goeden moed, zeg? Nelly is nog niet
beter, en als je wilt mag je haar
nog wal eens schrijven misschien
schrijft ze je dan ook wel een briefje
terugNu, dag jongens
Mini M. Jij bent het immers, die
mij dat aardige versje „Zoo'n Dief"
stuurde? Of was het Poulientje Ik
rhak er nu heusch mee in de war,
want er stond geen naam op den
brief, zelfs geen „Zusjes Martens"
1*1 ieder geval wel bedankt, ik vind
hoi erg grappig
Nelly S. Wel Nelly, wat heb je
me weer onooie bloemen gestuurd
Ze .staan nog prachtig, en ik bedank
je er wel voor jij bent maar goed
0.0 me, hoor 1 Zijn'ze allemaal uit
den tuin?
Gerard van Dr. Ik vind het.
piettig, dat hei opstel goed is aan-1
gekomen. Heb je het al aan Groot- j
moe laten lezen, en aan de Ooms i
Dank je wel voor de postzegels, ik
vind het erg aardig, dat Pa daaraan 1
dachtGroeten voor allemaal.
Jo en Belsy P. Vond je de brief
kaarten mooi? Gelukkig! Maar nu
weet ik nog niet, hoe of jullie daar
toch wel achter bent gekomenIk
zit al to raden en te raden, maar ik
begrijp er niets van. De bloemen zijn
nog zoo lang mooi gebleven 't Was
nu een prachtige lange brief, hoor
Rika K. Ook een dikken brief
Ik zal er voor zorgen, Rika De brie
venbus staat al te gapen, zoo wijd
mogelijk Ben je nu weer beter, zeg?
Gezellig, dat je met Coba over de
raadsels en de brieven kunt praten
zit je op school naast haar. of al
leen maar in dezelfde klasse? En
dan maar uit rijden Heerlijk hoor
Op die manier is liet nog eens pret
tig om niet naar school te gaan
G ijs bert Br. Ik vond het leuk
om nu ook eens een brief van jou te
krijgen. Heb je in Halfweg veel ple
zier gehad? Het was zeker een heele
wandeling, hè En met z'n hoevelen
waren jullie wel Nu heb ik de raad
sels maar voor Reinier opgeschre
ven. maar ik wist eigenlijk niet wie
ze had opgelost. Had jij ook meege
daan
i Betsy van W. Je raadsels zijn
goed om dat tweede had ik erge
pret Babbelen jullie op school wel
eens over de raadsels Gezellig, die
drie vriendinnetjes in één Idas, vind
je niet?
Too s je M. Ik wil je raadsel heel
graag plaatsen, Toosje! Maar hen je
nogal een geduldig klein meisje
Want het kan nog wel een poosje
duren, zie je? Vind je dat niet heel
erg?
Catharina K. Wanneer de uit
slag van den wedstrijd komt Wel.
de volgende week Verlang je er ai
erg naar? Ik vindt het heel goed,
dat je de briefjes aan Nelly voortaan
zelf wegbrengt. Dat is tenminste een
vluggere weg, hè
i Wat ga jij veel feesten tegemoet.
1.v zal niets van de geheimen ver-
kiappen. Maak maar veel plezier
A dr i a n a va n Z. Ja, als je da
delijk siiep toen je in bed lag, wasje
zeker wel moeon droomde je toen
niet van 't gevecht bij de tram 't Is
maar goed dat 't niet iederen Zon
dag zoo'n gedrang is, want voor zoo'n
onkel keertje is 't wel aardig, maar-
als het dikwijls gebeurt, gaat de aar
digheid er toch af, vind je ook niet
Izaak S. Zoo, vind jij de reken
les het prettigste? Reken je ook al
niet Romeinsche cijfers Dan moet
je me eens vertellen of je ook kunt
uitteekenen wat de helft van XII is
Ra, ra, wat is dat, hè
Margaretha van der S. Ik
had je gelukkig nog niet uitgevlakt
als raadselkind, en ik was blij, dat
ik weer eens een brief van je kreeg.
ind jo de orgelles niet heerlijk, en
speel je er al mooi op Tot de vol
gende week. hoor
Cornelia L. Ik hoop ook maar,
dat jullie veel kans hebt op een
prijs. M il je wel gelooven, dat ik ook
al naai- den uitslag verlang? Maar
we moeten nog een weekje geduld
hebben, hè
A n n a Z w. Wel Anna, wat vind
j ij nu wel de prettigste raadsels
Letterraadsels, of cijferraadsels, of
nog ies anders? Dat moet je memaar
eens vertellen, doe je
B.ennard S. Woon je een half
uur van Zandvoord af Dan moet je
dus nog een heel eind loopen om er
te komen, hè Ja, oan aan 't strand
te spelen word je wel wat te groot.
Maar wat doe jo dan in je vrije
uurtjes
Daniël S. Nu, ik hoop maar dat
je nooit de raadsels vergeet; veel ge
zelliger om er aan te denken, is t
niet zoo
Nelly de M. Als ik aan de Brie
venbus bezig ben. vergeet ik Nelly
niet graag. Heb jo een" prettigen ver
jaardag gehad, en is 't pakje goed
aangekomen? Ik vond het erg jam
mer, dat ik zelf niet komen kon,
maar heusch, 't ging niet.
A n ii a L. I-Iet was niet org, dat je
briefje een beetje laat was ik was
toevallig ook een beetje laat. dus dat
kwam mooi uitlleh je in Zandvoort
veel plezier gehad, en ga je er dik
wijls naar toe
Reinier Br. Prettig, om juist
cp zoo'n vac antiedag jarig te zijn!
Verzamel je postzegels oh heb jeer
a'. veel Zoo'n portemonnaie is ook
een heerlijk cadeau, hè? Al was 't
alleen maar om de postzegels in to
bewaren
Maria K. Boos Nee hoor, dat
ben ik zoo gauw niet. gelukkig Wat
zou dat lastig zijn, denk je ook niet,
als ik telkens boos was? Do woord
jes in jo briefje zal ik nog bij do
andere doen. Heb je met het Neefjo
en Nichtje veel pret gehad
Andrina G. Jammer, dat Zusje
nu weer weg isIs Jakob niet blij
als zij er is Het was een heel ge
zoek, om al die woordjes te vinden,
is 't niet 't Is maar goed. dat het
een prettig werk was
Coba B. Een begraven stad moet
je zoeken in een paar achtereenvol
gende letters in een zin. Als je de
oplossingen van deze week ziet, be
grijp je liet misschien wel. en an
ders zal ik het je nog wel eens uit
leggen is dat goed Je raadsel zal
ik in onze Rubriek opnemen.
M. C. VAN DOORN.
gen Paleis van Tsjieragan, waar de
ongelukkige Sultan Moerad, tot zijn
dood is opgesloten geweest, alle rui
ten te verbrijzelen, gordijnen en -dra
perieën aan flarden te scheuren, ja
zelfs zware lichtkronen midden in de
zalen af te rukkenin een woord in
de geheele bovenverdieping een ver
woesting aan te richten alsof ze was
uitgebrand. Verder bleef er geen boom
overeind in den tuin van dat paleis,
en werd de zware loodbedekkingvan
den koepel van de nabijgelegen mos
kee geheel afgerukt en honderden
meters verder neergesmakt.
Van de acht schildwachten, die,
daar niemand er tot dusverre aan
heeft gedacht die posten in te trek
ken, nog altijd het paleis aan den
waterkant bewaken en er voor zorgen
dat niemand en niets het van die
zijde nadert, al is het sinds den dood
van den zwakhoofdigen vorst, op een
tiental bewakers na, geheel onbe
woond van die acht soldaten werden
er zes met hunne schilder huizen in
den Bosporus gespoeld, waar zij jam
merlijk verdronken.
Een passagiersboot van de Bospo-
russtoomvaartmaatschappij Sjirket-
Haïree, die van den Boven Bosporus
kwam, werd als het ware uit het wa
ter opgeheven, brak hij het terugval
len een rad, verloor al zijn tenten,
kommandobrug, enz. en het is waar
lijk een wonder dat ze niet geheel is
gezonken. Een andere boot dierzelfde
maatschappij, welke met over de
vierhonderd passagiers, meest fami
lies die een uitstapje gingen maken,
van de stad kwam, werd, daar de
kapitein, nog nimmer zulk weer bij
gewoond hebbende, niet meer wist
wat te doen, van een wissen onder
gang gered door een gewezen zeeoffi
cier, die, daar hij iets dergelijks in
de Japansche en Indische zeeën eeni-
malen beleefd had, door doelmatig
manoeuvreeren het schip veilig om
het centrum van den draaistorm
bracht.
Van Tsjieragon vloog do hoos naar
den Aziatischen oever van den Bospo
rus over, om in de dorpen Beilerbei
en Koezgoendsjoek haar vernielings
werk voort te zetten, waarna ze zich
tegen de heuvels achter Skoétari op
loste. Tegen éen uur hield ook de
plasregen op, en kwam de zon weer
door over al die verschrikkelijke ver
woesting.
De Sultan, langs wiens eigen ver
trekken de kringstorm bijna rakelings
is gevlogen, hoeft hem van boven van
den Jildizheuvel af in zijn loop geheel
kunnen volgen. Personen, die zich
toen in zijne onmiddellijke nabijheid
bevonden, verzekeren dat het een on
vergetelijk, angstwekkend gezicht
was die zwarte kolom water, hagel en
stof voort te zien wentelen, alles op
zijn weg als het ware wegmaaiende.
Zijn Majesteit liet dadelijk per tele
graaf uit de militaire en stadshospi
talen geneesheeran en verbandmees-
ters met al het noodige naar de
plaatsen ontbieden, waar het onheil
voorbij was gegaan en benoemde ook
onmiddellijk eene commissie, be
staande uit den stadsprefect, twee
maarschalken en nog e enige zeer
hooge personages, om te zorgen voor
de huisvesting van de dakloozen en
de ondersteuning van de van alles be
roofden, waartoe uit de particuliere
kas van den Soeverein dadelijk als
voorloopige gift tienduizend pond
werd beschikbaar gesteld
GEVOELIGE ZIELEN.
Een schril contrast.
Ik was, schrijft men aan de Tel-,
onlangs getuige van een aller tref
fendst. allerroerendst tafereeltje. Op
een stoep lag, kreunend en stuiptrek
kend, een arme, zieltogende, veelge-
martelde poes. Het dier zag er deer
niswekkend uii. Jongens waren geko
men en hadden er hun behagen in
gevonden om poes met steen-en te
werpen, in 't nauw te brengen, op te
jagen, den doodangst op 't lijf te ja
gen... De poes had zich met zeldzame
taaiheid verdedigd. Al haar lenigheid
en behendigheid had zij gebruikt om
te pogen nog redding te vinden. Ze
had bescherming gezocht achter een
traliewerkze had zich ineengedoken
zooveel ze slechts kon, zoodat heel
haar lichaam een klein grijsachtig
kluwen leek. Zóó had ze zitten knip-
oogen, sidderend van angst, in de
richting van haar wreede vervolgers.
Pats!... -Een puntige steen had haar
opgejaagd en ze wist geen hoekje
meer om zich te verschansen. Toen
ging een gekrijsch, een gebrul van
vreugde op onder de jongens... Hoe
zee, ze hadden haar En de projec
tielen weiden geslingerd naar het
rampzalige dier.
Toen zag ik komen een bejaard sta
tig heer, met deftigen tredHij joeg
de kwajongens weg in een ommezien.
Hij waarschuwde eeu agent. Hij was
diep-verontwaardigd. Hij beefde van
toorn. De tranen waren hem naar de
oogen geweld. Hij wenkte een kruier,
die juist voorbijging. Het was te laat
.Poes lag reeds te sterven. Maar
de kruier kreeg de opdracht om het
diertje heel, heel voorzichtig op te
nemen, in zijn arm te leggen en te
gaan naar eene gelegenheid dichtbij,
waar de arme poes nog kon gelaafd
worden met wat melk... En waar men
trachten zou het ontwijkende leven
nog een poosje in het kattelichaam
te houden...
De menschen keken met zekere ver
bazing naar het gedoe. Een paar spot
lachen en haalden de schouders op.
Eén wees toen de weldadige en
weekhartige meneer zich had omge
draaid mei den wijsvinger naar
.het voorhoofd...
I Toch had zijn optreden indruk ge
maakt. Ook onder de spotters zullen
er wel geweest zijn, die den moed be
wonderden van den bej aaiden meneer
om aldus uit te komen voor zijn er
barming voor het gemartelde dier.
Er waren toen de jongens be
zig waren hunne projectielen naar de
kat te werpen drie of vier agen
ten gepasseerd. Ze hadden van tu^zij
even gekeken naar 't spelletje en
waren rustig voortgestapt,.. Een van
hen had, zoo in 't voorbijgaan, tus-
schen z'n tanden gebromd: „Kom,
a.llo, schei uit met dat gegooi, woor!
Versta je me niet?"
Toen hadden de jongens het spelle
tje even gestaakt. De agent keek nog
eens om... En daarna had men lustig
hervat de gruwzame marteling...
Als de zielen van doodgeplaagde en
-gefolterde en -gejakkerde paarden,
honden en katten in de groote &êad
eens ronddoolden en getuigen konden
tegen de laksche houding der politie,
't zou wel tuiten, geloof ik, in de
ooren van zoo menig „beschermer der
openbare orde"...
Doch keeren wij terug tot on«e doo-
de poes. Ze was ter ziel® gegaan en
de man, die haar laatste oogenblik-
ken verzacht had, schreed somber,
zwijgend, treurig voort...
In het donker schemeruur was zij,
de arme vrouw de straat op
gegaan, met haar schreiend, bibbe
rend kindeken in een doek gewikkeld,
tegen zich aan-geklemd. Er was geen
brood, geen vuur, geen licht, geen
cent in huis.
Toen had ze tegen vader, die som
her en verslagen vóór zich uit zat te
staren, gezegd
„Nou, als jij niet durft, dan ga ik
erop uit
En hij miste de kracht om er zich
tegen te verzetten. Hij hoorde nauwe
lijks wat ze zei. 't Was hem dof in
het hoofd van afgemarteld, afgeploe-
terd, uitgehongerd mensch. Toen ging
ze staan, op het grachtje van sche
merduister. Ze had nog nooit gebe-
geld. Ze wist niet hoe 't te doen.
Maar ze voelde, dat het handje van
haar kind, dat in den goren doek lag
te kreunen, zoo koud werd, zoo ang-
stig-kil...
Ze strekte de vuile, vermagerde
hand uit. En met haar heesche stem
smeekte zij om 'n kleinigheid ze
hadden zoo'n honger... En haar kindje
ging sterven...
Daar wandelde, met statigen en
deftigen tred, een waardig, braaf en
gevoelig, weekhartig man voorbij.
Hij zag het tooneeltje van bittere
ellende. Hij hoorde de jammerende
smeekbede... Het roerde hem niet. Hij
bleef er onbewogen bij.
Hot trof hem niet. Hij deed niets om
de ellende van die twee te verzach
ten...
De wandelaar was dezelfde, dien it
zag schreien bij de zieltogende, veel-
gemartelde kat
En die tranen doen hem eere aan...
Doch zijn koele onverschilligheid hij
het ander tafereel, ditmaal van men-
sehelijke ellende, deed me toch den
ken aan het verschil tusschen echt,
gezond gevoel en zekere sentimenta
liteit, welke er fn onze dagen al
te vaak voor versleten wordtSter
vende katten te loven, te Jjelpen is
zeer schoon. Ik zeg dit zonder zwéém
van ironie... Doch de stervende, hon
gerende, kleumende kinderen ervoor
te vergeten ik aarzel niet het te
noemen een staaltje van valsch ge
voel...
OP DE ZONDAGSSCHOOL.
OnderwijzeresWie is heel vriende
lijk voor iedereen, Jacob?
Jacob: Mijn pa. omdat hij in den
gemeenteraad wil komen.
DE KEIZER DER SAHARA.
De keizer der Sahara vertrok, toen
Triest hem te benauwd werd, te voet
naar Cominiano hij Nabrcsina en
deed daar zoo mal, dat de boeren de
gendarmerie haalden. Toen Jacques
1 dat merkte, huurde hij een wagen
en reed wat hij rijden kon naar Görz.
Een gendarm ging hem per fiets ach
terna, haalde hem in en geleidde hom
naar Jiet commissariaat van politie
te Görz. Hier weigerde de woestijn
gebieder op alle vragen te antwoor
den. Plotseling bedacht hij zich ech
ter en begon zich bitter te beklagen
over de behandeling, die hem als ge
kroond hoofd te Triest was ten deel
gevallen. Hij achtte zich verplicht
Oostenrijk terstond te verlaten; an
ders zou hij gedwongen zijn Frans
Jozef den oorlog te verklaren. Men
kon hem overigens gerust vrijlaten,
want hij was niet van plan naar
Oostenrijk terug te keeren vóór deze
regeering was afgetreden.
Men liet hem inderdaad los. Hij
onderteekende het procesverbaal als
Jacques I, keizer der Saharo. Daar
op vertrok hij en telegrafeerde uit
Udine naar het hotel Bolpich te Triest
om zijn bagage en zijn stalmeester,
die met de paarden moest nakomen.
Omtrent do keizerin en ö<- Rameelen
maakte de vorst geen beschikkingen.
Het hotel Balkan te Triest wil in-
tusschen beslag leggen op do keizer
lijke kameelen tot Z. M. zijn rekening
heeft aangezuiverd, dus hetzelfde wat
de Parijsche leveranciers met de ba
gage van den Sjah willen doen. Aan
de politie te Görz heeft Jacques leen
eigenhandigen brief gericht, waarin
hij zijn dank voor de hoffelijke ont
vangst betuigt.
't Wordt meer dan tijd, dat de fa
milie van den „petit sucrier" tus-
schenbeide komt.