RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadsels (De namen van de jongens en meisjes, die mij voor Donderdag morgen oplossingen zenden, worden in het volgend nummer bekend ge maakt.) 1. (Ingezonden door Nico Koomen.) Welke ton kan -men eten 2. (Ingezonden door Herman de Lagh.) Mijn eiersto is een jongensnaam. Mijn tweede is een lengtemaat. Mijn derde is een jongensnaam. Mijn vierde vindt meen in alle steden Mijn geheel is een straat in Haar lem. 3. (Ingezonden door Gerard Hekkel- man.) Wat maakt ge hieruit? mtsrmdaae 4. (Ingezonden door Barbara Tim mer.) Er zijn vijf dagen in de week, Die brengen de anderen geheel van streek, Want er komt in geen van alle een a. Nu zeg ik. dat ieder maar gauw zoe ken ga 5. (Ingezonden door Theo Weill.) Met last beladen, kan ik gaan; Bevrijd van lost, dan blijf ik staan. 6. (Ingezonden door Andrina Groot.) Mijn geheel bestaat nit 15 letters. 13 8 11 12 is geen geheel. 10 11 12 13 vindt men buiten de stad. 4 14 6 7 is een geldstuk. 1 3 9 13 is een lichaamsdeel. 15 2 13 is een ondeugd. 7. (Ingezonden door an de Haan.) j d u eu g be r e ki r o r o v n o e Wat kunt ge hiervan maken 8 (Ingezonden door Gerard Hamer.) Hoe oud is een aal? 9. (Ingezonden door Paulina Meyers.) 't Is in de vrouw, en niet in den man; 't Is in de kroes, en niet in de kan. 't. Is in liet varken en niet in het spek, 't Zit in den muur, maar niet in het hek. 10. (Ingezonden door Cornelia van Schooten.) Doe bij 191 twee. maar er moet minder dan 20 overblijven. Raadseloplossingen De oplossingen van de raadsels der vorige week zijn 1. Met de letter R. 2. Paviljoen. 3. Vijf en twintig, want vijf maal een is vijf, en twintig er bij is vijf en twintig. 5. Met een hanekam. 6. Zij liep naarden bakker o m er brood te koopen. (Naarden en Rome.) 7. m e s. eva sap 8. Naaidoos. 9. Limonade. 10. De straat of zandweg. Goede raadseloplossingen ontving ik deze week van Andiina Groot, 9Daniël Smits, 6 Bennard Seders, 5Cornelia Leeu wenkamp, 7Maria Keuzen, 10Co- bu Ba.rt.hel, 6Margretha van der Stijlen, 6Adriana van Zalen, 7 A Langeveld, 8Anna Zwart, 5 Izaak Smits, 7Johan van den Bosch, 7; Rika Koelen. 7Betsy van Wengen, 9Mina Vink, 9Mimi Vink, 9Catharina Kokkelkoren. 6 Jo Ploeg, 7Reinier Brakel, 7 Cor- rie van Zadel, 7Truus Staal, 7 Willem van Muyden, 8Rika do Wijs, 8. Hoe het komt, dat er geen draken meer zijn. Een sprookje door Philip Carmicliael. Er was eens een Keizer, die heel kwaad was. Hij was geen kwade "Kei zer, maar bij was alleen maar heel boos, omdat er juist een draak in t i land gekomen was, en die draak was jnu zijn volk aan 't opeten. Toen dit een poosje aan den gang was, ging de Keizer om raad vragen bij een ouden toavenaar, die alleen in een bol woonde, en die gezworen had, i dat hij nooit zou gaan zitten, j Nu hield de Keizer er dien toove- naar juist op na om te zorgen, dat Ier geen draken in 't land kwamen, j en de toovenaar keek dan ook niet ergvroolijk, toen de Keizer hem kwam I vertellen, dat er een Braak in het land 'was, die zijn volk opat. I „Dat is ai lieol vervelend", zei de toovenaar, „ik begrijp niet hoe hij er in gekomen is. En 't ergste is, dat ik niet weet hoe we hem er weër uit zullen krijgen." j ,,Hij moet er uit!" zei de Keizer, I ..en bedenk dat het voor jou al heel vervelend zal zijn als hij er in blijft!" De toovenaar ging zijn tooverhoe- ken raadplegen. Toen zei hij „Er is maar één manier, en dat is, dat u naar het eiland gaat, waar de drakenkoning woont, en luim vertelt, dat een van zijn draken hier het volk j aan 't opeten is." I ,.Dat is nogal gevaarlijk", zei de Keizer. „Welnee", zei de toovenaar, „zoo lang de Drakenkoning in zijn hu meur is, is 't. niets gevaarlijk." „Maar hij kon wel eens niet in zijn humeur zijn", zei de Keizer. „Ja, dat kan wel", antwoordde de r toovenaar, „en dan zal hij u wel op- eten." De Keizer dacht een poosje na. „Wel", zei hijRoen, „ik denk, dat 'het nog beter is'als jij in mijn plaats gaat. Dan kijk ik in dien tijd of die draak niet te veel van mijn onderda nen opeet." j „Do Drakenkoning zou niet naar mij wiilon luisteren," zei de toove- Inaar „hij luistert alleen maar naar I koningen en keizers, zooals u." „Nou", ik ga niet", zei de Keizer. ..Dan weet ik nog maar één ding", zei de toovenar. „We gaan met z'n allen in een groot schip en varen er- igens naar toe, waar dié draak ons iniet kan vinden." Dit gebeurde. De Keizer en de too- venaar en al het volk, dat nog niet opgegeten was, gingen in een groot schip en zeilden weg. Ze waren al lieel wat dagen aan 't zeilen, toen ze bij een groot eiland kwamen. Toen ze dichtbij warén, za gen ze een heeleboel kleine draakjes aan 't strand spelen, j „Wel", zeide de toovenaar. „dat is I heel mal, dit is het drakeneiland. Nu we hier toch zijn, kunnen we wel eens landen en zien of die Drakcn- I koning ons niet wil helpen. Dö Keizer vond het geen erg leuk plan, maar omdat al zijn onderdanen aan boord waren, durfde hij niet goed te weigeren. Maar de kleine draakjes waren al erg groot, en daarom stuurde hij de i toovenaar eerst naar het strand. Toen de drakenkinderen kalm door .bleven spelen, vond hij het nogal veilig om hem achterna te gaan. - Het paleis van den Drakenkoning stond op een heuvel, en toen ze er in waren, hoorden ze, dat de Draken koning woedend was. „Waar is mijn zoon brulde hij. toen hij nog niets zag dan de muts van den toovenaar. „We we wisten niet dat uw zoon weg was", stotterde de Keizer zenuwachtig. „Natuurlijk is hij weg", zei de Dra kenkoning, „hij is al dagen lang weg Een belooning voor wie hém vindt De toovenaar stompte den Keizer tegen zijn elleboog. ..Dat, is al heel mooi", fluisterde hij haastig, „die vervelende draak daar bij ons is natuurlijk de Koning z'n zoon Nu bezorgen we do zoon aan z'n vader terug, raken onzen draak kwijt, en verdienen nog een belooning ook „Ja, ja", zei dö Keizer, en toen tegen den Drakenkoning„Mag ik Uw Edelheid ook vragen wat die be- looning is „Zeker", zei de Drakenkoning, „de belooning is, dat ik je opeet als je hem niet vindt „Wacht maar", fluisterde de toove- naar tegen den Keizer, „ik zal net; doen of ik zijn zoon te voorschijn toover, dat maakt indruk i Toen stapte hij naar voren en maakte een diepe buiging. j Ik ben maar een arme toovenaar". j zei hij. ..maar ik kan door mijn too-1 verkunst misschien wel ontdekken,1 waar uw zoon is." „Ga je gang", antwoordde de Dra- kenkoning, „en maak een beetje I voort J" i De toovenaar maakte weer een bui- j ging, en begon met allerlei geheim- i zinnige gebaren. j Hij deed het erg indrukwekkend, en de Keizer vond het erg mooi. maar hij dacht toch„Zoo heeft dio ïee- iijke toovenaar mij nu ook altijd voor! den gek gehouden, zoodra we weer in ons land zijn, laat ik hem ont hoofden." ,,Wöl?" vroeg de Drakenkoning, I toen de toovenaar al een heele poos 'bezig was geweest met zijn geheim zinnig mompelen en dergelijke non- sens. j „Hij leeft", zei cle toovenaar I plechtig. „Eet hij goed vroeg de Draken koning. „Zes menschen per dag", zei de toovenaar. „Dat 's nogal aardig", zei de Dra kenkoning. „Het volk zou erg blij zijn als hij weer wegging", zei de toovenaar; „hij eet ze allemaal op." „Zijn 't. nogal lekkere, dikke men schen vroeg de Drakenkoning. j „Da.t waren ze. maar de angst maakt hen mager", zei de toovenaar. ,,Ze moesten juist blij zijn. dat de zoon van een Drakenkoning zooveel j notitie van ze neemt", zei dé Draken- j koning minachtend. j Op dit o ogenblik hoorden ze een vreeselijk lawaai, en daar kwam de zoon van den Drakenkoning zelf aan- i zetten. De Keizer en de toovenaar kregen een ontzettende schrik, want hij was zoo mager als een talhout geworden. „Hallo" brulde de Drakenkoning, „we hadden 't juist over je „Zoo", zei de zoon boos, „nou, ik heb een onplezierigen tijd achter den rug i De Drakenkoning wierp een woe- j denden blik op den toovenaar. „Wat waren dat dan voor gemeene verzinsels vroeg hij streng. De Drakenzoon keek naar ze. „Ah, daar heb je die lui, die me zoo'n leelijke poets gebakken heb ben schreeuwde hij. „Zoo", grijnsde de Drakenkoning, „nu begrijp ik hoe die toovenaar je zoo gemakkelijk kon vinden „Eerst was 't allemaal zoo mooi", zei de zoon, „zoo heerlijk veel lekke re dikke menschen, maar op een goe- den morgen waren ze allemaal weg. Geen ontbijt, geen koffie, geen mid dagmaal. niets. Een valsch© streek, j en ik was hun gast nog wel „Wat heb je hierop te zeggen", vroeg de Drakenkoning, met een boo ze n blik naar den Keizer. „Goeie morgen, en wel bedankt", zei de Keizer, draaide zich can en ren de weg. de toovenaar hem achterna, 't Is merkwaardig, hoe hard je kunt loopen als er een troep hongerige draken achter je aan komt! De kleine draakjes speelden nog steeds aan 't strand een ontzettende kom met melk stond voor ze kLaar. Daar haalde de toovenaar een fiesch- je te voorschijn, maakte liet open en gooide den inhoud in de melk. Toen sprong hij bij den Keizer in de boot, die ze weer naar het schip moest biengen. „Wat moet dat?" bromde de Kei zer, „maak toch wat voort „Uwe Majesteit", zei de toovena-ar, „dit is het. scooonste werk, dat ik verrichten kon. De vloeistof in dit fleschje maakt ieder, die het drinkt zoo groot als een speldeknop kijk 1 De draakjes zijn aan 't drinken De Keizer keek, en hij zag hoe de drakenkinderen hoe langer hoe klei ner werden, tot hij ze eindelijk in 't geheel niet meer kon zien. „Nu zijn 't net vliegen", zei hij lachend, „eigenlijk draken-vliegen. Maar nu de oude draken, die drinken toch geen melk?" „Die zullen wel uitsterven", zei de toovenaar, „en dan hebben we er geen last meer van." „Maar waarom gaf je die vloeistof dan niet aan dien zoon van den dra- kenkoing, die zooveel van mijn on derdanen opat?" ..Wel", zc-i de toovenaar. .groote draken eten alleen maar menschen, en ik kon toch niet aan iemand vra gen om dat fleschje leeg te drinken en zich dan door den draak te laten opeten „Je hadt het zelf kunnen doen", zei de Keizer. „Zeker", zei de toovenaar", en dat zou ik ook heel plezierig gevonden hebben. Maar vindt Uwe Majesteit niet, dat ik nu eigenlijk nog veel be ter gedaan heb?" Daar kon de Keizer niet veel tegenin brengen, en daarom zeilden ze maar weer naar huis toe. Dit is een ware .geschiedenis, en nu weten jullie allemaal hoe het komt, dat er tegenwoordig geen dra ken meer zijn. Brievenbus. (Brieven aan de Redactie van de Kinder-afdeeling moeten gezonden worden aan Mej. M. C. van Doorn, So phi astraat No. 22, Haarlem.) J o L. Of je mee mag doen met de raadseloplossingen Ik vind het uit stekend, hoor, en het <loet me ple zier, dat je liet woordjes opzoeken zoo n gezellig werkje vond. Ben je nu weer heele maal beter Truus St. Nu. je raadsel waseeu mooie schadevergoeding, en zoodra het aan de beurt is zal ik liet dan ook in onze Rubriek opnemen. Wat jammer, dat het kladje van de woord jes wegraaktePas nu met den nieuwen wedstrijd maar goed op, dat er niet weer kladjes wegraken Leonard G. Ik hoop ook op een goeden uitslag voor jullie, maar je begrijpt, ik weet er nu nog niets van. Er zijn ook zooveel inzendingen, ik heb ze nog niet eens allemaal beke ken Wat" heerlijk om allemaal naar Hilversum te gaan. Maak maar veel pret. hoor. Weet je nog hoe Hilver sum er uitziet, of is het te lang ge leden? Ik wil wel gelooven, dat Jo han het erg druk heeftdoe hem (maar veel groeten, en ook aa.n Moe en Wim Tini P. Zoo 'n vrije dag is nog eens heerlijk, hè? Vooral als je dan zoo goed den tijd hebt om aJle woord jes op te schrijven. Heb je er lang over gedaan? Én hoe is het met Jan en andere Tini Dag Piel van G. Die Piet stuurt mij maar mooie briefkaartenis dit nu do kerk van Veis en, zog? Wat. zit je daar leuk op die paal Nu je het mij verteld hebt kan ik best zien, dat jij het bentStaat Anna er ook op'? Haar kan ik natuurlijk niet herkennen, nu ik haar nooit gezien heb Dag Piet, toeken maar prettig Marie G r. Ja, ik vind het erg aardig van Nelly om je een cadeau tje te sturen. Dat was nog eens een echte verrassing, hè Wat heb je verder ook gezellige hingen gekregen. Ik kan me best voorstellen, dat het een heerlijke dag was Heb je het boek al uit, en is het mooi't Por tretje van Zus krijgt zeker een eere plaatsje op je kamer 't Is niets erg als je nu eens niet heel veel woor den hebt gevonden. Je kunt niet al tijd een van de hesten zijn, vind je niet? C o r r i e van Z. Daar hebben we Corrie ook weer. Flink, dat je je best hebt gedaan, hoor. Ik hoop, dat ik er geen enkele fout in vind als ik aan het nakijken ga; jij ook niet? Louis en Herman de L. Ik vind' het aardig dat Louis toch nog meegedaan heeft, al heeft hij het ook /erg druk tegenwoordigHoe staat het. met het examenheb je nogal goeden moed, zeg? Nelly is nog niet beter, en als je wilt mag je haar nog wal eens schrijven misschien schrijft ze je dan ook wel een briefje terugNu, dag jongens Mini M. Jij bent het immers, die mij dat aardige versje „Zoo'n Dief" stuurde? Of was het Poulientje Ik rhak er nu heusch mee in de war, want er stond geen naam op den brief, zelfs geen „Zusjes Martens" 1*1 ieder geval wel bedankt, ik vind hoi erg grappig Nelly S. Wel Nelly, wat heb je me weer onooie bloemen gestuurd Ze .staan nog prachtig, en ik bedank je er wel voor jij bent maar goed 0.0 me, hoor 1 Zijn'ze allemaal uit den tuin? Gerard van Dr. Ik vind het. piettig, dat hei opstel goed is aan-1 gekomen. Heb je het al aan Groot- j moe laten lezen, en aan de Ooms i Dank je wel voor de postzegels, ik vind het erg aardig, dat Pa daaraan 1 dachtGroeten voor allemaal. Jo en Belsy P. Vond je de brief kaarten mooi? Gelukkig! Maar nu weet ik nog niet, hoe of jullie daar toch wel achter bent gekomenIk zit al to raden en te raden, maar ik begrijp er niets van. De bloemen zijn nog zoo lang mooi gebleven 't Was nu een prachtige lange brief, hoor Rika K. Ook een dikken brief Ik zal er voor zorgen, Rika De brie venbus staat al te gapen, zoo wijd mogelijk Ben je nu weer beter, zeg? Gezellig, dat je met Coba over de raadsels en de brieven kunt praten zit je op school naast haar. of al leen maar in dezelfde klasse? En dan maar uit rijden Heerlijk hoor Op die manier is liet nog eens pret tig om niet naar school te gaan G ijs bert Br. Ik vond het leuk om nu ook eens een brief van jou te krijgen. Heb je in Halfweg veel ple zier gehad? Het was zeker een heele wandeling, hè En met z'n hoevelen waren jullie wel Nu heb ik de raad sels maar voor Reinier opgeschre ven. maar ik wist eigenlijk niet wie ze had opgelost. Had jij ook meege daan i Betsy van W. Je raadsels zijn goed om dat tweede had ik erge pret Babbelen jullie op school wel eens over de raadsels Gezellig, die drie vriendinnetjes in één Idas, vind je niet? Too s je M. Ik wil je raadsel heel graag plaatsen, Toosje! Maar hen je nogal een geduldig klein meisje Want het kan nog wel een poosje duren, zie je? Vind je dat niet heel erg? Catharina K. Wanneer de uit slag van den wedstrijd komt Wel. de volgende week Verlang je er ai erg naar? Ik vindt het heel goed, dat je de briefjes aan Nelly voortaan zelf wegbrengt. Dat is tenminste een vluggere weg, hè i Wat ga jij veel feesten tegemoet. 1.v zal niets van de geheimen ver- kiappen. Maak maar veel plezier A dr i a n a va n Z. Ja, als je da delijk siiep toen je in bed lag, wasje zeker wel moeon droomde je toen niet van 't gevecht bij de tram 't Is maar goed dat 't niet iederen Zon dag zoo'n gedrang is, want voor zoo'n onkel keertje is 't wel aardig, maar- als het dikwijls gebeurt, gaat de aar digheid er toch af, vind je ook niet Izaak S. Zoo, vind jij de reken les het prettigste? Reken je ook al niet Romeinsche cijfers Dan moet je me eens vertellen of je ook kunt uitteekenen wat de helft van XII is Ra, ra, wat is dat, hè Margaretha van der S. Ik had je gelukkig nog niet uitgevlakt als raadselkind, en ik was blij, dat ik weer eens een brief van je kreeg. ind jo de orgelles niet heerlijk, en speel je er al mooi op Tot de vol gende week. hoor Cornelia L. Ik hoop ook maar, dat jullie veel kans hebt op een prijs. M il je wel gelooven, dat ik ook al naai- den uitslag verlang? Maar we moeten nog een weekje geduld hebben, hè A n n a Z w. Wel Anna, wat vind j ij nu wel de prettigste raadsels Letterraadsels, of cijferraadsels, of nog ies anders? Dat moet je memaar eens vertellen, doe je B.ennard S. Woon je een half uur van Zandvoord af Dan moet je dus nog een heel eind loopen om er te komen, hè Ja, oan aan 't strand te spelen word je wel wat te groot. Maar wat doe jo dan in je vrije uurtjes Daniël S. Nu, ik hoop maar dat je nooit de raadsels vergeet; veel ge zelliger om er aan te denken, is t niet zoo Nelly de M. Als ik aan de Brie venbus bezig ben. vergeet ik Nelly niet graag. Heb jo een" prettigen ver jaardag gehad, en is 't pakje goed aangekomen? Ik vond het erg jam mer, dat ik zelf niet komen kon, maar heusch, 't ging niet. A n ii a L. I-Iet was niet org, dat je briefje een beetje laat was ik was toevallig ook een beetje laat. dus dat kwam mooi uitlleh je in Zandvoort veel plezier gehad, en ga je er dik wijls naar toe Reinier Br. Prettig, om juist cp zoo'n vac antiedag jarig te zijn! Verzamel je postzegels oh heb jeer a'. veel Zoo'n portemonnaie is ook een heerlijk cadeau, hè? Al was 't alleen maar om de postzegels in to bewaren Maria K. Boos Nee hoor, dat ben ik zoo gauw niet. gelukkig Wat zou dat lastig zijn, denk je ook niet, als ik telkens boos was? Do woord jes in jo briefje zal ik nog bij do andere doen. Heb je met het Neefjo en Nichtje veel pret gehad Andrina G. Jammer, dat Zusje nu weer weg isIs Jakob niet blij als zij er is Het was een heel ge zoek, om al die woordjes te vinden, is 't niet 't Is maar goed. dat het een prettig werk was Coba B. Een begraven stad moet je zoeken in een paar achtereenvol gende letters in een zin. Als je de oplossingen van deze week ziet, be grijp je liet misschien wel. en an ders zal ik het je nog wel eens uit leggen is dat goed Je raadsel zal ik in onze Rubriek opnemen. M. C. VAN DOORN. gen Paleis van Tsjieragan, waar de ongelukkige Sultan Moerad, tot zijn dood is opgesloten geweest, alle rui ten te verbrijzelen, gordijnen en -dra perieën aan flarden te scheuren, ja zelfs zware lichtkronen midden in de zalen af te rukkenin een woord in de geheele bovenverdieping een ver woesting aan te richten alsof ze was uitgebrand. Verder bleef er geen boom overeind in den tuin van dat paleis, en werd de zware loodbedekkingvan den koepel van de nabijgelegen mos kee geheel afgerukt en honderden meters verder neergesmakt. Van de acht schildwachten, die, daar niemand er tot dusverre aan heeft gedacht die posten in te trek ken, nog altijd het paleis aan den waterkant bewaken en er voor zorgen dat niemand en niets het van die zijde nadert, al is het sinds den dood van den zwakhoofdigen vorst, op een tiental bewakers na, geheel onbe woond van die acht soldaten werden er zes met hunne schilder huizen in den Bosporus gespoeld, waar zij jam merlijk verdronken. Een passagiersboot van de Bospo- russtoomvaartmaatschappij Sjirket- Haïree, die van den Boven Bosporus kwam, werd als het ware uit het wa ter opgeheven, brak hij het terugval len een rad, verloor al zijn tenten, kommandobrug, enz. en het is waar lijk een wonder dat ze niet geheel is gezonken. Een andere boot dierzelfde maatschappij, welke met over de vierhonderd passagiers, meest fami lies die een uitstapje gingen maken, van de stad kwam, werd, daar de kapitein, nog nimmer zulk weer bij gewoond hebbende, niet meer wist wat te doen, van een wissen onder gang gered door een gewezen zeeoffi cier, die, daar hij iets dergelijks in de Japansche en Indische zeeën eeni- malen beleefd had, door doelmatig manoeuvreeren het schip veilig om het centrum van den draaistorm bracht. Van Tsjieragon vloog do hoos naar den Aziatischen oever van den Bospo rus over, om in de dorpen Beilerbei en Koezgoendsjoek haar vernielings werk voort te zetten, waarna ze zich tegen de heuvels achter Skoétari op loste. Tegen éen uur hield ook de plasregen op, en kwam de zon weer door over al die verschrikkelijke ver woesting. De Sultan, langs wiens eigen ver trekken de kringstorm bijna rakelings is gevlogen, hoeft hem van boven van den Jildizheuvel af in zijn loop geheel kunnen volgen. Personen, die zich toen in zijne onmiddellijke nabijheid bevonden, verzekeren dat het een on vergetelijk, angstwekkend gezicht was die zwarte kolom water, hagel en stof voort te zien wentelen, alles op zijn weg als het ware wegmaaiende. Zijn Majesteit liet dadelijk per tele graaf uit de militaire en stadshospi talen geneesheeran en verbandmees- ters met al het noodige naar de plaatsen ontbieden, waar het onheil voorbij was gegaan en benoemde ook onmiddellijk eene commissie, be staande uit den stadsprefect, twee maarschalken en nog e enige zeer hooge personages, om te zorgen voor de huisvesting van de dakloozen en de ondersteuning van de van alles be roofden, waartoe uit de particuliere kas van den Soeverein dadelijk als voorloopige gift tienduizend pond werd beschikbaar gesteld GEVOELIGE ZIELEN. Een schril contrast. Ik was, schrijft men aan de Tel-, onlangs getuige van een aller tref fendst. allerroerendst tafereeltje. Op een stoep lag, kreunend en stuiptrek kend, een arme, zieltogende, veelge- martelde poes. Het dier zag er deer niswekkend uii. Jongens waren geko men en hadden er hun behagen in gevonden om poes met steen-en te werpen, in 't nauw te brengen, op te jagen, den doodangst op 't lijf te ja gen... De poes had zich met zeldzame taaiheid verdedigd. Al haar lenigheid en behendigheid had zij gebruikt om te pogen nog redding te vinden. Ze had bescherming gezocht achter een traliewerkze had zich ineengedoken zooveel ze slechts kon, zoodat heel haar lichaam een klein grijsachtig kluwen leek. Zóó had ze zitten knip- oogen, sidderend van angst, in de richting van haar wreede vervolgers. Pats!... -Een puntige steen had haar opgejaagd en ze wist geen hoekje meer om zich te verschansen. Toen ging een gekrijsch, een gebrul van vreugde op onder de jongens... Hoe zee, ze hadden haar En de projec tielen weiden geslingerd naar het rampzalige dier. Toen zag ik komen een bejaard sta tig heer, met deftigen tredHij joeg de kwajongens weg in een ommezien. Hij waarschuwde eeu agent. Hij was diep-verontwaardigd. Hij beefde van toorn. De tranen waren hem naar de oogen geweld. Hij wenkte een kruier, die juist voorbijging. Het was te laat .Poes lag reeds te sterven. Maar de kruier kreeg de opdracht om het diertje heel, heel voorzichtig op te nemen, in zijn arm te leggen en te gaan naar eene gelegenheid dichtbij, waar de arme poes nog kon gelaafd worden met wat melk... En waar men trachten zou het ontwijkende leven nog een poosje in het kattelichaam te houden... De menschen keken met zekere ver bazing naar het gedoe. Een paar spot lachen en haalden de schouders op. Eén wees toen de weldadige en weekhartige meneer zich had omge draaid mei den wijsvinger naar .het voorhoofd... I Toch had zijn optreden indruk ge maakt. Ook onder de spotters zullen er wel geweest zijn, die den moed be wonderden van den bej aaiden meneer om aldus uit te komen voor zijn er barming voor het gemartelde dier. Er waren toen de jongens be zig waren hunne projectielen naar de kat te werpen drie of vier agen ten gepasseerd. Ze hadden van tu^zij even gekeken naar 't spelletje en waren rustig voortgestapt,.. Een van hen had, zoo in 't voorbijgaan, tus- schen z'n tanden gebromd: „Kom, a.llo, schei uit met dat gegooi, woor! Versta je me niet?" Toen hadden de jongens het spelle tje even gestaakt. De agent keek nog eens om... En daarna had men lustig hervat de gruwzame marteling... Als de zielen van doodgeplaagde en -gefolterde en -gejakkerde paarden, honden en katten in de groote &êad eens ronddoolden en getuigen konden tegen de laksche houding der politie, 't zou wel tuiten, geloof ik, in de ooren van zoo menig „beschermer der openbare orde"... Doch keeren wij terug tot on«e doo- de poes. Ze was ter ziel® gegaan en de man, die haar laatste oogenblik- ken verzacht had, schreed somber, zwijgend, treurig voort... In het donker schemeruur was zij, de arme vrouw de straat op gegaan, met haar schreiend, bibbe rend kindeken in een doek gewikkeld, tegen zich aan-geklemd. Er was geen brood, geen vuur, geen licht, geen cent in huis. Toen had ze tegen vader, die som her en verslagen vóór zich uit zat te staren, gezegd „Nou, als jij niet durft, dan ga ik erop uit En hij miste de kracht om er zich tegen te verzetten. Hij hoorde nauwe lijks wat ze zei. 't Was hem dof in het hoofd van afgemarteld, afgeploe- terd, uitgehongerd mensch. Toen ging ze staan, op het grachtje van sche merduister. Ze had nog nooit gebe- geld. Ze wist niet hoe 't te doen. Maar ze voelde, dat het handje van haar kind, dat in den goren doek lag te kreunen, zoo koud werd, zoo ang- stig-kil... Ze strekte de vuile, vermagerde hand uit. En met haar heesche stem smeekte zij om 'n kleinigheid ze hadden zoo'n honger... En haar kindje ging sterven... Daar wandelde, met statigen en deftigen tred, een waardig, braaf en gevoelig, weekhartig man voorbij. Hij zag het tooneeltje van bittere ellende. Hij hoorde de jammerende smeekbede... Het roerde hem niet. Hij bleef er onbewogen bij. Hot trof hem niet. Hij deed niets om de ellende van die twee te verzach ten... De wandelaar was dezelfde, dien it zag schreien bij de zieltogende, veel- gemartelde kat En die tranen doen hem eere aan... Doch zijn koele onverschilligheid hij het ander tafereel, ditmaal van men- sehelijke ellende, deed me toch den ken aan het verschil tusschen echt, gezond gevoel en zekere sentimenta liteit, welke er fn onze dagen al te vaak voor versleten wordtSter vende katten te loven, te Jjelpen is zeer schoon. Ik zeg dit zonder zwéém van ironie... Doch de stervende, hon gerende, kleumende kinderen ervoor te vergeten ik aarzel niet het te noemen een staaltje van valsch ge voel... OP DE ZONDAGSSCHOOL. OnderwijzeresWie is heel vriende lijk voor iedereen, Jacob? Jacob: Mijn pa. omdat hij in den gemeenteraad wil komen. DE KEIZER DER SAHARA. De keizer der Sahara vertrok, toen Triest hem te benauwd werd, te voet naar Cominiano hij Nabrcsina en deed daar zoo mal, dat de boeren de gendarmerie haalden. Toen Jacques 1 dat merkte, huurde hij een wagen en reed wat hij rijden kon naar Görz. Een gendarm ging hem per fiets ach terna, haalde hem in en geleidde hom naar Jiet commissariaat van politie te Görz. Hier weigerde de woestijn gebieder op alle vragen te antwoor den. Plotseling bedacht hij zich ech ter en begon zich bitter te beklagen over de behandeling, die hem als ge kroond hoofd te Triest was ten deel gevallen. Hij achtte zich verplicht Oostenrijk terstond te verlaten; an ders zou hij gedwongen zijn Frans Jozef den oorlog te verklaren. Men kon hem overigens gerust vrijlaten, want hij was niet van plan naar Oostenrijk terug te keeren vóór deze regeering was afgetreden. Men liet hem inderdaad los. Hij onderteekende het procesverbaal als Jacques I, keizer der Saharo. Daar op vertrok hij en telegrafeerde uit Udine naar het hotel Bolpich te Triest om zijn bagage en zijn stalmeester, die met de paarden moest nakomen. Omtrent do keizerin en ö<- Rameelen maakte de vorst geen beschikkingen. Het hotel Balkan te Triest wil in- tusschen beslag leggen op do keizer lijke kameelen tot Z. M. zijn rekening heeft aangezuiverd, dus hetzelfde wat de Parijsche leveranciers met de ba gage van den Sjah willen doen. Aan de politie te Görz heeft Jacques leen eigenhandigen brief gericht, waarin hij zijn dank voor de hoffelijke ont vangst betuigt. 't Wordt meer dan tijd, dat de fa milie van den „petit sucrier" tus- schenbeide komt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 9