SwanLke (de mooie punten van het
eiland), verreweg den boventoon.
Een minder aangenaam gevolg van
de goede verbindingen en de goed-
koope reisgelegenheid (voor pl.m. 40
ink. (24 gulden) uit en thuis van en
naar BerlijnBornholm, (derde klas
se spoor, eerste klasse boot) was, dat
een deel der Duitsche badgasten, en
vooral de „dagjesmenschen", die
's Zondags van uit Hering&dorf, Alhl-
beck, Swinemünde en de Rügensohe
badplaatsen met de „Herta" of de
„Freia", een uitstapje voor een dag
naar Bornholm ondernemen, tot het
onaangename, schreeuwerige eigen
gereide categorie van Berlijnsche
bourgois behooren, die op alles wat
hebben aan te merken, steeds voor
.hun geld het onderste uit de kan
willen hebben, en zich ondraaglijk
aanstellen. Gelukkig, dat Berlijn ook
nog op andere categoriën van bewo
ners kan wijzen. De badgasten, Jiou-
wel Duitsche als Decnsche, slaakten
een zucht van verlichting, wanneer
Zondagsavonds de groote boot met de
schreeuwers aan boord weer het an
ker lichtte.
Dezen zomer kon ik constateeren,
dat overal op verschillende plaatsen
van Bornholm, waar ik met mijn
neef, een kranig type van Jong-Hol-
land, (dat van geen Jan Salie-geest
wil weten, vurig vaderlander en
groot sportsman, vertoefde, de aan
wezige Deensche gasten alleen in
Kopenhagen, en vrijwel alle Duit
sche gasten in Berlijn woonachtig
zijn. „Oom en neef" waren de eenige
Hollanders, die voor zoover bekend,
diet eiland bezochten. Zoodra we ver
klaarden gom „Tysk" (Duitschers)
maar Hollandske te zijn, klaarden
de gezichten op en uit gesprekken
met de Deensche gasten, die zich
over het algemeen ten opzichte der
Duitsche gasten zeldzaam gereser
veerd hielden, merkte ik onmiddel
lijk dat de sympathie voor Holland
niet gering is.
Zou het niet aardig zijn, als het
volgend jaar eens een kleine Hol-
landsche invasie, hetzij via Berlijn,
hetzij via Kopenhagen, op Bornholm
geconstateerd kon worden, waar men
het Hollanidscbe element graag zou
zien verschijnen? Jaarlijks bezoeken
verscheidene landgenooten Kopenha
gen en omstreken. Van daar uit is de
reis naar Bornholm zeer gemakke
lijk, geriefelijk en interessant. Eiken
avond vertrekt een Poststoomboot uit
Kopenhagen naar Bornholm, en el-
ken avond half elf vertrekt een an
dere boot der door den Staat gesub
sidieerde maatschappij van Rönne,
de hoofdstad van Bornholm. naar
Kopenhagen. De vaart gaat door den
druk bevaren Sond, duurt 9 10 uur
en kost slechts 9 krone (pl.m. 6 gul
den) eerste klasse Auf nach Born
holm in 1906
K-
Om glinsterend goud.
door ARNO FELD.
Ernstig en gesloten als zijn geboor
teland was Niels Jansen en als hij
aan 't strand stond en met zijn al
toos eenigszins flauwe blauwe oogen
over de zee keek, kon men wel begrij
pen, dat hij door de vreemdelingen
„een echt Friesch type" werd ge
noemd. Hij was echter geen Fries,
maar de zoon van een armen Hol-
landschen visscher, <lie als visschers-
knecht met veel en moeilijk werken
zijn schamel levensonderhoud vsr-
diende. Zoo arm als hij, was bijna
geen andere jongeling in het dorp,
maar niemand was ook zoo knap en
braaf en trouw als hij. Dat hij .op
Ingeborg Finsen verliefd was gewor
den, mocht wel heel zonderling hes-
ten, want ze was ais een vreemde tus-
schen alle andere meisjes, ofschoon
ze ook in het dorp geboren en groot
geworden was. Met zwart haar
sn schitterende oogen, klein en sier
lijk, flink in haar bewegingen en
vlug met de tong dwarrelde ze als
een vreemd vogeltje tusschen de
blonde, logge gestalten van haar
speelgenooten rond.
Ja, haar beminde Niels Jansen en
Ingeborg had hem ook lief, voor zoo
ver ze wist wat liefde was. Jaar
en dag had) het geduurd, eer Niels
besloot ook maar een enkel woordje
tot haar te spreken, want hij wist,
dat hij geen be ge e re n s w aar di ge par
tij was.
Maar eindelijk, toen ze op een
avond van 't dansen huiswaarts keer
den, dacht hij in't geheel niets meer,
maar drukte de kleine Ingeborg aan
zijn groot hart en vroeg haar met
bevende stem of ze van hem hield.
Ingeborg lachte en liet zich kussen.
Dat had je al lang moeten we
ten, dat ik van jo houd, zei ze. M&ar
trouwen kunnen we toch niet. Want
we zijn beiden te arm. En als ik een
maal vrouw ben, wil ik geen „arme"
vrouw zijn I
Niels trilde als een masi, die door
den storm wordt bewogen, terwijl hij
de kleine, sierlijke gestalte in zijn ar
men hield.
O, Ingeborg, zei hij met oen die
pen zucht, als jo mij maar lief hebt
Lief heb ik je en als je tiendui
zend imark bezit, wil ik ook jouw
vrouw worden.
Dat kwam lachend en luchtig van
de roode lippen als een grapje, maar
het was volkomen ernstig bedoeld. En
hoe traag ook van begrip, Niels ge
voelde dat toch zeker ook wel, want
nog eenmaal zuchtte hij diep, maar
dezen keer van zware zorg. Ingeborg
had even goed van hem kunnen
eischen, dat hij haar do maan zou
brengen. Tienduizend mark waar
zou hij ooit zulk een reusachtige
som vandaan halen? Zoo iets vond
men immers slechts bij de loterij of
bij de goudgravers.
Bij de goudgravers Dat woord was
als een electrische vonk in zijn her
senen geslagen en gloeide daar ver
der, dagen, weken en maandon, tot
dat het zich tot een vast besluit had
ontwikkeld.
Zoo kwam de dag, waarop hij van
Ingeborg afscheid nam. Snikkend
hing ze hem om den hals en beloofde
trouw op hem te wachten, tot hij
weer thuis zou komen.
Niels weende niet, maar een paar
groote druppels schenen toch in zijn
oogen als gestold te zijn en bleven
daarin staan, langen, langen tijd.
Ja, ze stonden er nog in, toen hij
reeds lang in Klondijke was aangeko
men en zich de handen stuk had ge
werkt om slechts het dagelijksch
brood te verdienen.
Penning bij penning spaarde hij in
den letterlijken zin uit zijn mond,
hij werkte zwaarder dan een paard,
en sliep slechts weinige uren, tot hij
het eene, groote doel had bereikt en
gereedschappen kon koopen en er
zelf op uit kon gaan om goud te zoe
ken.
In die moeilijke dagen had hij een
vriend gevonden, een landgenoot,
wien hij bij stukjes en beetjes de
korte, eenvoudige geschiedenis van
zijn leven had verteld. Peter Brandt
wist nu precies, waar Niels voor
leefde en wie Ingeborg was. Ja, zoo
duidelijk had Niels hem zijn kleine
verloofde, die thuis op hem wachtte,
geschilderd, dat Peter zelfs meer uit
die weinige, woorden had gehoord
dan Niels vermoedde, en meer dan
eens had Peter ongemerkt het hoofd
geschud en er aan getwijfeld of de
flinke kleine daar ginds in 't vader
land de roerende liefde en trouw van
zijn vriend wel waard was.
Meer dan een jaar was er verloo-
pen, toen eindelijk de groote dag
kwam, dat Niels den eersten zonne
straal in stoffelijken zin zou bren
gen. Houweel en spade, die zoo dik
wijls tevergeefs hun werk nadden
gedaan, brachten thans eau blanken
ader aan 't licht, bij het zien waar
van Niels de werktuigen uit de hand
liet vallen.
Mijn hemelzei hij heel zacht en
nogmaals niets anders danmijn he
mel
Peter Brandt deed een luiden juich
kreet hooren en lachte toen luid en
krachtig, zooals kinderen lachen.
Drommels! zei hij, Niels alle
drommels Goud: glinsterend goud!
Daar heb jij jouw tienduizend markl
En daar heb ik ook de mijne
Niels zat bleek en uitgeput een ge-
ruimen tijd stil. Toen stond hij op,
nam zijn vriend bij .den arm en trok
hem naar den ingang van de schacht,
j Wij willen een poosje in de zon
gaan staan, zei hij. Daar binnen
raakt iemand zijn adem kwijt
In de verte zagen ze den postbode
aankomen, en haastig liep Niels naar
I hem toe.
i Misschien heeft hij een brief voor
j mij, mompelde hij. Ingeborg heeft ln
lang niet geschreven.
Ja, er was een brief van Ingeborg.
Niels kwam er mee terug en brak
hem open. Hij was slechts kort en
luidde
„Omdat je toch geen geluk schijnt
te hebben, deel ik je mede, dat de
zoon van onzen buurman, Klaus
Stetthofen, mij gevraagd heeft en dat
ik hem nu neem, ofschoon het mij
spijt, dat ik jou niet heb gekregen.
Ivlaus Stetthofen heeft de hoeve van
zijn vader gekregen en ik zal het wel
goed bij hem hebben.
Jouw trouwe IngeboTg."
Niels Jansen zei heelemaal niets
hij was alleen maar doodsbleek ge
worden en lachte plotseling bitter.
Toen wierp hij zijn vrieriÜ "den biref
toe.
Daar... lees. zei hij met stok
kende stem. Dat was Ingeborg's
trouw.
Met Joome schreden ging hij naar
de schacht terug, waar hij zijn ge
reedschappen had laten liggen. Eeni
ge oogenblikken later weerklonk een
donderend geraas, dat Peter Brandt
met vreeselijke ontzetting vervulde.
Het was slechts een minuut, maar
toen hij nu den ingang van de
schacht wilde betreden, was deze tot
boven toe dicht gevallen.
Vijftig man werkten vierentwintig
uur achtereen om den ingang weer
vrij te maken.
Voor zijn goudader lag Niels Jan
sen een verpletterd lijk.
Verdwaald in
de Windgrot.
Uit het Engelsch van L. Wright.
Plotseling toen ik zoo voort kroop,
voelde ik geen bodean meer voor nie.
Ik tastte, tastte nog eens. kon geen
bodem voelen, stak mijn voet een eind
je naar beneden, geen spoor van rots;
daar beneden. Hoe zou ik me redden
Hoe te weten of ik verder kon krui
pen of niet Ha, een steentje
Ik wierp het een eindje voor me uit
on na eenigen tijd hoorde ik het ver
beneden op de rotsen neerkomen. Ver
schrikt week ik eenige passen terug.
Het angstzweet brak nie uit. Hot eeni
ge wat mij restte was den langen n au-
wen weg tastend weer terug to gaan.
Ik trachtte thans to loopen, ik dacht
dat. het vlugger zou gaan, maar ik
had nog slechts eenige passen gedaan
teen ik leelijk m'n hoofd stootte en
half bewusteloos op den grond neer
stortte. Ik was bovendien zoo uitgeput,
dat ik weldra in slaap viel.
Na oen langen tijd zoo gelegen te
hebben, ontwaakte ik. Ik begreep zelf
niet, waar ik me bevond. De duister
nis, het harde bed, waar was ik toch?
Daar kwam nog bij. dat mijn tong me
bijna aan het gehemelte kleefde en
een brandende dorst mij kwelde. Na
weinige seconden drong de vreeseliike
waarheid natuurlijk wear tot mijn be
wustzijn door. Ik wilde me oprichten,
in aar dacht er plotseling aan, dat de
zolder vlak boven me was. Ik wilde
voortkruipen, maar wist plotseling
niet meer, welken kant ik gaan moest.
Ik kon dus ophieuw voor den vreese-
lijken afgrond komen te staan. Ik was
veroordeeld, onvermijdelijk veroor
deeld te blijven, waar ik was.
Had ik slechts één druppel water,
om mijn gehemelte te bevochtigen.
Stil, ik had wei eens gehoord, dat do
Indische soldaten op lange tochten in
de hitte steenjes in den mond namen.
Ik nam eentje uit den zak van mijn
verzameling en stak het in mijn mond
en voelde me werkelijk eenigszins ver
licht. De dorst bleef evenwel.
Ik trachtte te slapen, 't Ging niet
Ik nam mijn horloge uit den zak. Het
stond stil en hoe lang misschien
reedsIk wond het weer op en ge
voelde me gelukkig ten minste iets
anders te hooren dan mijn ademha
ling en het kloppen van mijn bloed
in de slapen. Zoo lag ik misschien
uren en uren aaneen in de Windgrot
en meer en meer verflauwde mijne
hoop op redding; meer en meer maak
te de gedachte zich van mij meester,
dat mijn laatste uur misschien straks
zou slaan. Mijn hoop op redding was
vervlogen en ik werd ijzig kalm onder
het geval. Ik kreeg langzamerhand
een gevoel van onverschilligheid.
Rustiger kwam de eene na de an
dere gedachte tot mijn bewustzijn. Ik
dacht aan allen, die me dierbaar wa
ren. en een enkelen keer kreeg ik een
traan in de oogen. als ik aan het ver
driet dacht, dat mijne verdwijning
mijn moeder zou veroorzaken. Een
volgend oogenblik was ik weer kalm
en schikte me weer gelaten in mijn
vreeselijken toestand. Nu en dan
schopte ik eens met den voet tegen dè
steenen, of nam mijn horloge en druk
te het tegen de ooren, omdat ik het
gevoel had, alsof ik een doofstomme
blinde was, die slechts door het ge
voel nog contact met de buitenwereld
had. Nu en dan nam ik weer een
frisch steentje in den mond. dat mijn
brandende tong en gehemelte een wei
nig afkoelde.
Zwakker en zwakker begon mijn ge
voel te werken, meer en meer was het.
alsof mijn leven begon te vlieden, als
of ik niet meer met deze wereld te
maken had. Plotseling sprong ik over
eind, alsof een bliksemstraal me had
getroffen. Ik meende heel in de verte
een geluid gehoord te hebben. Ik luis
terde, elke spier, elke zenuw gespan
nen. Niets... niets... ik moest even
flauw glimlachen om mijn verbeel
ding. En toch na een poosje was helt,
alsof ik weer iets hoorde. Weer luis
teren, weer met vreeselijk gespannen
aandacht luisteren, otm toch een enkel
geluidje op te vangen zoodat ik wist,
zeker wist, dat het een geluid was
buiten mij. Ja, daar hoorde ik het,
flauw nog. maaT toch geluid, vei*, ver
weg, voetstappen misschien, of ha
merslagen, maar het was geluid.
Ik was me zelf geen meester meer.
Als waanzinnig begon ik te schreeu
wen. Dan weer was ik angstig stil. Ik
werd woedend op mezelf, dat mijne
slapen zoo klopten, mijn adem zoo
vloog door mijn longen en me belette
te luisteren. Ik schreeuwde weer, zoo
hard ik kon, al was mijn stem heeseh
al had ik een gevoel, alsof mijn stem
banden tegen elkaar schroeiden. Als
een hemelsche muziek klonk me dat
doffe stampen, ginds uit de verte in
mijn ooren. Hemel! indien het eens
de redding was. Harris!
't Geluid kwam nader... thans .hoor
de ik het duidelijk... ja, het moestdn
voetstappen zijn. zware stappen...
Hoor een stem ..WrightLang
gerekt. Zoo hemelsch was de mensche-
ïijke stem mij nog nooit voorgeko
men Ik jubelde terug, zoo luid ik
kon. En zoo ging het door om beur
ten. Eindelijk drong een enkel licht
straaltje tot mij door. Het was of ik
in aanbidding neer moest zinken voor
dat kleine schemeringetje. Ik juichte
en riep. en lachte en weende, en kroop
voort naar mijn redders, zoo snel
mijn lichaam en de nauwe gang het
toelieten. Nog eenige minuten en ik
lag half bewusteloos in de armen van
Harris en den gids.
Een spoortje whisky bracht me weer
tot bezinning.
Hoe ver is de ingang af
Vier mijlen, zei de gids.
Kom... kom... laten we gaan,
riep ik.
Eerst een weinig drinken en eten
zei Harris beslist.
Nieuw gesterkt gingen we op weg.
Levendig vroegen ze mij, hoe liet. ge
komen was, hoe ik hier wel kwam. Ik!
antwoordde slechts kort.. Die rotsen,
die strakke, do ode, glinsterende rot-
sein
Het was of ze op me neer walden
vallen, mijn borst wilden verplette
ren. Ze benauwden me. Ik wist, dat
ik veilig was en toch maakte een
vreeselijke angst zich van me mees
ter. Naar buiten moest ik! Ik snelde
voort. Ik voelde niets meer van mijn
uitputting. Die rotsen slechts moest
ik ontvlieden. Ik had soms een nei
ging mijn handen boven mijn hoofd
te houden, als om die rotsen af te
wenden, tegen te keeren. Angstig
keek ik telkens om m© heen, maar
voort, voort 1 Naar den uitgang moest
ikToen we ongeveer drie mijlen ge.
loopen hadden, kon ik niet meer. Een
weinig whisky en verdund bessensap
brachten me weer wat bij. Harris en
(Ié gids namen mij elk in een arm
en zoo ging het naar den uitgang.
Ook do laatste mijl werd afgelegd en
toen het daglicht tot mij doordrong
snelde ik voort, het hemelsch zon
licht tegemoet. Ik stortte naar bui
ten. Het was of ik alles moest om
helzen. Het was of een zware last
van mijn lichaam was gevallen of
ik thans weer vrij kon ademen. Ik
hijgde, ik rekte mijn lichaai® uit cn
viel snikkend in hei gras neer....
Den volgenden dag bevonden Har-
ris en ik ons in een klein Nebraska-
dorp, we hadden onze namen inge
schreven in het eenige hotel, dat er
was. Ik had dit plaatsje gekozen op
voorstel van mijn trouwen vriend en
redder Harris, met het doel eerst zoo
veel mogelijk van de inspanning der
laatste dagen te genezen, voor ik de
lange reis naar huis aanvaardde.
Dé hoop echter, die ik koesterde,
ril. dat mijn avonturen thané geëin
digd zouden zijn werd teleurge
steld op de meest onaangename wij
ze op den derden avond van mijn
aankomst. Juist had ik mij op mijn
kamer teruggetrokken, om van klee
ding te veranderen, toen ik plotse
ling het geluid van haastig naderen
de voetstappen hoorde. De deur werd
ruw opengescheurd en ik zag Tn een
revolver, die me vlak voor den neus
werd gehouden door een man, waar
mee niet was te spotten, terwijl een
tweede man een paar handboeien in
orde bracht en om mijn polsen leg
de. zeggende
Sta op nu Geen (dwaasheden 1
U gaat rustig met ons mee, anders
zullen we strengere maatregelen ne
men l
De beide kerels schenen doof voor
al mijn vragen, om te weten waar
voor ze me gevangen namen. Har-
ris was weg. Hij had gezegd, dat hij
des morgens vroeg weg ging, om een
dag bij een vriend in het binnenland
door te brengen. De hotelier haalde
de schouders op en ging weg en on
danks mijn protesteeren bevond ik
me spoedig voor den eersten en eeni
gen kafer in mijn leven aan de ver
keerde zijde van de gevangenistra
liën.
De man, die mij de revolver pre
senteerde, bleek de vrederechter van
de landstreek te zijn, terwijl zijn ka
meraad een detective uit Iowa was.
Een bevel tot gevangenneming van
een zekeren A., met een half dozijn
andere aangenomen namen werd mij
voorgelezen, en daarin werd ik be
schuldigd van moord en ik begreep
qppsklaps, dat ik nu in hechtenis was
gendïhën voor den zekeren A., den
man, die voor korten tijd te Sioux
Falls was vastgehouden om uitgele
verd te worden en van wiens uitle
vering over de grenzen me vooreeni
gen tijd was verteld.
Ik weigerde beslist naar Iowa te
gaan en de sherif van de plaats,
waar de misdaad had plaats gehad,
werd getelegrafeerd, om zot") spoe
dig mogelijk met de noodige uitleve
ringspapieren te verschijnen.
Ondertusschen begon ik een pro
ces om in vrijheid te worden ge
steld, wat de volgende gebeurtenis
sen evenwel onnoodig maakten.
Het bleek, dat de detectiye dr. A.
had achtervolgd op verschillende
plaatsen en eindelijk in mij den per
soon had ontdekt, dien hij zocht. U
zult me wel willen gelooven, als ik
zeg, dat de foto's van dr. A. geno
men met vollen baard, veel op die
van mij zouden hebben geleken, indien
ook ik geen bakkebaarden had ge
dragen.
Ik moet zeggen, dat de vriendelijk
heid van den sherif merkwaardig
was, vooral dn verband met het feit.
dat hij alle reden had in mij een ra
deloos en gevaarlijken misdadiger t©
zien. Boeken en tijdschriften werden
me in massa's verschaft en zijne
vrouw bewees een zeer goede kookster
to zTfn alles gerekend vond i'k het
ojitlïaal hier veel beter en aangena
mer clan dat tnj den hotelier in Hef
logement.
Op den derden morgen arriveerde
de sherif van Iowa en deze drukte er
zijn ergernis over uit. dat hij tever
geefs zoo'n lange reis had moeten
maken. Hij was thans even ver, zoo
niet verder van zijn doel, den be-
ruchtèn dr. A. te vatten dan ooit.
Mijn vrijlating werd spoedig be
werkstelligd. Men noodigde mij uit,
dwong me bijna langeren tijd te ver
blijven in die streken, maar ik her
kreeg niet eerder mijn gewone kalm
te voor ik bij de firma Detroit aan
kwam.
Kort nadat Mr. M. zijn geschiede
nis had geëindigd, konden we onze
reis voortzetten. Toen de locomotief
rommelend en stootend met haar wit
besneeuwd gevolg van waggons voort-
stoof. vroeg een van de toehoorders
Maar wat werd er van Mr. Har-
ris?
Ik hoopte, antwoordde Mr. M.
langzaam, dat u mij die vraag niet
zou doen.... Eenige weken na mijn
aankomst thuis ontving ik uit Iowa
een schrijven van den detective, waar
mee ik kennis had gemaakt op zoo'n
onaangename of aangename, hoe moet
ik het zeggen, wijze. Hij beschreef
mij de gevangenneming van dr. X.
wiens laatste aangenomen naam
Harris was geweest op een boer
derij in Wyoning. Hij werd vervol
gens te Iowa ter dood veroordeeld.
Hij was ee-n zeer aangename reisge
noot, besloot Mr. M. met 'n zucht.
De invloed van Japan
op China
Nu do oorlog in 't Verre Oosten
geëindigd is, rijst onwillekeurig de
vraag„Wat zal China nu doen,
welke rol zullen de Japanners vervul
len bij de verdere ontwikkeling van
het Hemelsche Rijk?
In de „Revue des Deux Mondes"
tracht de heer Réné Pinon een ant
woord te geven op deze vraag.
't Denkbeeld aan hervormingen is
eerst bij China opgekomen na den
oorlog van 1894/95, Wel waren zij
vroeger verslagen door de legers en
vloten der Europeanen, maar het
rijk was er niet door ontrust. De
overwinnaars waren maar vreemde
barbaren en hadden hun zegenpraal
te danken aan middelen, welke Chi
na kon verachten en die zij niet be
hoefde te wreken. Maar het was heel
wat anders ten opzichte van de over
winningen der Japanners. Verslagen
te worden door hun naburen, de
mannen van het gele, ras, die inder
tijd aan China hun beschaving te
danken hadden, dit was iets anders I
't Bleek nu dat het toepassen der
middelen, waarvan de barbaren zich
hadden bediend en de hervormingen
onder hun dwang ingevoerd, juist
leidden tot het handhaven van eigen
onafhankelijkheid en tot het weer
staan van hun overmoed.
De zegepraal der Japansche wape
nen in don strijd met Rusland heeft
de kans van de concurreerende Euro-
peesche mogendheden om in China
hun invloed te doen gelden, goed
deels weggenomen. Niet Europa,
maar Japan zal de lessen uitdeelen
die noodig zijn en de Chineezen zul
len onze beschaving aannemen onder
den vorm, die hun slimme buren er
aan weten te geven en waardoor zij
nog gemakkelijker zal worden inge
voerd. De hervorming in Ghin& zal
dus naar allen schijn geschieden on
der Jap an sc hen invloed, hoewel er
een partij is, een partij die reeds vrij
talrijk mag heeten, die een zuiver
Chineescho hervorming wenscht, een
hervorming als in Japan, maar niet
onder zijn voogdijschap. Of die partij
echter voldoende invloed zal hebben
om Japan te keeren, is een vraag, die
de schrijver blijkbaar niet bevesti
gend durft beantwoorden, al zou hij
het gaarne doen.
Japan is zelf in den laatsten tijd
handelend opgetreden. Efet wil blijk
baar trachten zijn beschermende
hegenomie uit te strekken op het ko
ninklijk huis en op geheel China.
Sinds 1895, maar vooral sinds 1900
werkt China, 2 maal vernederd, onder
de hooge leiding van Japan aan het
vormen van een Europeesch leger.
Behalve de provinciale scholen zijn
er vier hoogere inrichtingen. Op alle
deze scholen, met uitzondering van
een tweetal, waai* zich, idank zij
Ivrupp, de Duitsche instructeurs heb
ben gehandhaafd, zijn het Japan
ners, die onderricht geven. Geen won
der ook. De Europeesehe officieren
zijn duur. De Duitscher of een Brit
eischt 300 k 350 taels per maand, een
Japanner vraagt niet meer dan 80
100 taels. Japan is zoozeer overtuigd
van 't belang deeer opleiding, dat
zelfs voor de nu gevoerden krijg de
officieren, die het daarvoor aanwees,
niet zijn teruggeroepen. China heeft
alreeds 3000 officieren op Japansche
wijze opgeleid. Op de scholen wordt
nu reeds cursus gegeven over de sla
gen in Mantsjoerije en de glorie der
Japanners uitgebazuind. China zelf
isNiot de overtuiging gekomen dat er
iets anders noodig is dan de vroe
gere opleiding en wetenschap om te
zorgen dat de waardigheid en de
belangen van het rijk geëerbiedigd
worden. Wel blijft er nog verzet in
sommige deelen des rijks men
sluit vooral op de kosten maar de
beweging i9 begonnen en binnen een
of twee jaar zal China een leger van
100.000 wel gewapende mannen, door
Japansche officieren opgeleid en ge
commandeerd, in 't veld hebben.
De Japanners zijn er ook in ge
slaagd zich de zorg voor de politie
te doen opdragen. Chineesche mare
chaussee is hun werk.
Van nog meer be teekenis dan al
het voorgaande is 't feit, dat in de
zoo goed als onverwinbare vesting
van 't oude Chinahet examenstel
sel, bres is geschoten. Vele Chineezen
sturen nu hun jongens naar elders,
bij voorkeur naar Japan, om er te
leeren wat zij noodig keDben. De
duur van den cursus is in den regel
drie jaar, gedurende welken tijd 300
a 400 taels (ƒ450 k 600) per jaar
voor hun opleiding wordt betaald.
In Japan zijn de jeugdige Chineezen
met groote hartelijkheid ontvangen.
Maar in China zelf verrezen scho
len voor lager, middelbaar en hoo-
ger onderricht.
Daar worden de graden verkregen
die recht geven op een oftfcieele aan
stelling.
Zoo ontstaat er een nieuw China
en dat China zal zijn een Japansóh
China.
Met den dag wint Japande haat
tegen de vreemdelingen komt aan de
zonen van 't land der Rijzende Zon
ten goede.
Ook op gebied van den handel, de
nijverheid, de scheepvaart maakt Ja
pan groote vorderingen in China. Het
weet zich op allerlei manier meester
te maken van de Chineesche markt.
Als een bewijs van 't feit, dat haar
invloed ver gaat is voorzeker te be
schouwen de boycot der Amerikaan-
sche goederen. En al wordt aan de
onderkoningen last gegeven het ver
bod in te trekken, is 't nog lang niet
zeker, dat dit in werkelijkheid iets
helpen zal.
De conclusie, waartoe de schrijver
komt, is dat China op dit oogenblik
zeer sterk onder Japanschen invloed
is. Zelfs spreekt hij van plannen, die
zouden bestaan om na den dood van
den keizer den Mikado op den troon
te brengen. Mocht zoo iets gebeuren,
dan zouden de andere Staten, ook
wat den handel betreft, wel alke ver
dere hoop kunnen laten varen.
De heer Réné Pinon ziet het eenige
middel voor China om aan de over
macht van Japan te ontkomen, in
een herleving van den nalionalen
geest, en hij meent teekenen te be
speuren, waaruit zou zijn op te ma
ken, idat die geest herleeft. Natuur
lijk acht hij het de taak der Euro
peesehe machten om dien aan te
wakkeren en te steunen.
Omzichtigheid en groot beleid zul
len hier moeten samengaan, wil men
nog iets verkrijgen.
DIEVEGGEN IN WINKELS.
Wij doen merkwaardige ervaringen
op vertelt de opzichter van een
groot warenhuis in een Londensch
weekblad hebben natuurlijk speci
aal in opdracht op winkeldieven van
beroep te letten en moeten drommels
goed oppassen om achter al hun trucs
te komen.
Nog kort geleden was ik betrokken
in een bijna ongelooflijke geschiede
nis. Een conigszins corpulente dame
kwam het warenhuis binnen, en koclit
aan verschillende afdeelingen ver
scheidene artikelen. Haar manier van
doen was niet ongewoon, zoodat men
niet in het bijzonder op haar lette,
doch in iedere afdeeling waar zij ge
kocht had werd na haar weggaan
iets vermist. Ik kreeg een wenk, dat
er iets niet pluis was en volgde haar.
Zij stond voor de lint-étalage en toen
ik op eenigen afstand haar bewegin
gen nauwkeurig volgde, zag ik, dat zij
heel den tijd, dien zij bezig was met
koopen, met haar handen aan haar
portemonnade of haar zakdoek bez'g
was.
Ik begon reeds te denken, dat onze
verdenking ongegrond was, toen ik
plotseling een zeer fijnen draad zag,
die van haar rechterhand ging en in
de plooien van haai* kleoderen ver
dween. Toen zag ik ook een haakje
vaai ijzerdra ad uit haar japon te
voorschijn komen. Het haakje gieop
een stuk lint, dat in een oogwenk in
haar japon was weggemoffeld.
Het ging zoo gauw, dat ik mijn
oogen niet vertrouwde en meende te
droomen, dbch ik wist niet wat mij
te doen stond en verzocht de dame
beleefd, een oogenblik in de dames
kamer te komen. Zij keek me onschul
dig en verrast am en weigerde be
slist, maar ik bleef aandringen en
toen ik dlreigde een politieagent te
zullen laten haletn, Stemde zij einde
lijk toe.
De vrouwelijke employé van het wa-
henruis, wier taak het is, diefachtige
klanten te doorzoeken, werd geroepen
en de dame werd voor dé keus °*e-
steld, vrijwillig het gestolene over te
geven en straffcfloos heen te gaan. of
zich te zien arresteeren.
Zij besliste voor het eerste, en onze
employé was verbaasd over de vernuf
tige combinatie, die zoo geraffineerd
ingericht was, dat zij met bijna men-
schelijk verstand zakdoeken, kant. en
andere artikelen naar zich toetrekken
en vasthouden kon, zonder dat de
dievegge er oogenschijnlijk zelf iets
bi] deed. De combinatie bestond uit
een inrichting van ijzerdraad, die
door een bijna onzichtbaar koord in
werking gebracht werd en een haakje
in beweging stelde, dat uit de japon-
plooien te voorschijn sprong, iets van
de étalage vastgreep en wonderlijk
snel met den buit verdween. Zoodra
de buit binnen was, ging de dievegge
verder stak haar hand door een spleet
in haar rok, maakte het gestolen
voorwerp van het haakje los, liet. het
in haar wijden binnenzak vallen en
was voor den volgenden coup gereed.
In dit geval gaven wij de zaak niet
aan.
Ook de opzichter kan zich dikwijls
vergissen en een paar jaren geleden
werd ik zelf door een „dame" secuur
bij den neus genomen.
Ik stond hij de mousseline-étalage,
toen een tamelijk mooi meisje mij na
derde, op een elegant gekleede dame
wees en tot mij zeide
„Ik acht het* mijn plicht, er u op
merkzaam op te maken, dat die dame
daar zich zeer verdacht gedragen
heeft. Neem me niet kwalijk, dat ik er
u op attent maak, maar ik heb het
zelf gezien."
Ik dankte haar natuurlijk, volgde
de onder verdenking staande dame en
meende eindelijk haar betrapt t.e heb
ben. Ik verzocht haar allerbeleefdst
mij naar de fouilieeringskamer te vol
gen. De dame keek mij zoo verschrikt
ein hulpeloos aan, dat ik medelijden
met haar kreeg. Toch ging zij, zonder
een woord te zeggen, met mij mee en
werd onderzocht. Doch er werd niets
in haar bezit gevonden.
Wij maakten natuurlijk onze ver
ontschuldigingen, de oudste chef werd
geroepen, en daar hij bang was, dat
zij langs gerechte!ijken weg schade
loosstelling zou vragen, verzocht hij
haar als rouwgeld een wissel van 300
gulden te accepteeren.
Na eenige aarzeling verklaarde zij
zich daartoe bereid en zeide, dat zij
het geld zou schenken aan een wees
huis, waarin zij belang stelde. Dat
wekte mijn achterdocht, en ik besloot
deze dame te onthouden.
Zes maandefn later nam ik een be
trekking aan in een ander Londensch
warenhuis en nauwelijks was ik daar
veertien dagen, of ik zag de jonge da
me. die mijn aandacht op de „win
kel-dievegge" gevestigd had. binnen
komen. Zij sprak met een van mijn
ondergeschikten en zooals ik vermoed
de. had zij hem gewaarschuwd voor
dezelfde dame, die destijds den wissel
had aangenomen. Ik vertelde mijn
chef van mijn vroeger avontuur en
vijf minuten later stonden de heide
vrouwen in de gevreesde fouilieerings
kamer tegenover elkaar.
En nu bleek, dat zij medeplichtigen
waren, die elkaar in de kaart speel
den, en de waarschuwing was een
handige truc, waardoor de aandacht
van de werkelijke dievegge werd af
geleid. Bij de onder verdenking ge
brachte vrouw werd nooit iets gevon
den gewoonlijk ontving zij nog een
schadeloosstelling en haar medeplich
tige kon inmiddels haren slag slaan.
DE JAPANSCHE VROUW ALS
MOEDER.
Eon te Londen, wonend Japanner,
de heer Satovi Kato„ vertelt in een
Engelsch tijdschrift het een en ander
over de Japansche huiselijkheid. Een
Japansche huishouding, zoo vertelt
hij, wobdt steeds door man en vrouw
gemeenschappelijk gedreven. Vanaf
den trouwdag is de vrouw de pen
ningmeesteres en het hoofd van het
gezin. Echtbreuk wordt in Japan als
een zeer ernstig misdrijf beschouwd.
Er staat tuchthuisstraf op. Totnog
toe is geen enkel geval voor het ge
recht behandeld, dat eene vrouw,
wier man zich op het oorlogsveld be
vindt, wegens ontrouw aangeklaagd
is geworden. Wanneer do man sneu
velt, zorgt de staat voor de weduwe.
Het Japansche leven is zeer een
voudig. De menschen, ook de rijken,
maken geen privaat-musea van hunne
woningen. Er zijn wel verzamelaar»
van antiquiteiten en rariteiten, maar
deze schatten worden zorgvuldig
weggeborgen en alleen bij bijzonde
re gelegenheden aan de vrienden-ver
toond. Zindelijkheid en passeude,
smaakvolle inrichting zijn voor de
Japanners de hoofdzaak. De vrouw
des huizes moet weten, hoe zij het
best hloemen en planten rangschikt
en de kinderen van Flora tot bloei
kan brengen. De vrouwen vinden tijd
om veel te lezen en zijn niet onbe
kend met de politiek. Vele dame»
leiden ook groote zaken of de eene of
andere fabriek. Zij zijn zeer eerzuch
tig. Haar grootste eerzucht is echter,
hare hinderen zoo op te voeden, dat
zij voor den staatsdienst geschikt
zijn.