mijn neef, in de gevangenis te laten zuchten. Ik heb met hand en tand voor hem gewerkt en vannacht zal hij vrij zijn. In vrijheid gesteld Neenontsnapt. Hij zal, door medewerking van een vriendelijken bewaker, veilig verborgen worden op de heide. Ter veiliger ure zal een auto hem opnemen. Ik zal hem ont moeten bij de Holgate Steengroeve. Een jacht I'gt aan de zeekust gereed en zij zullen samen vertrekken om hun geluk te zoeken. Zij? Uw broeder en Mamie Linton. Mamie Den Hemel zij dank. dat zij hem trouw is geblevenMaar ik kan u niet gelooven. Met de weten schap van uwe liefde voor Miss Lin ton, zijt ge voor mij een te groote schurk om een ander man te helpen u dien prijs te ontnemen. En wat zal er geschieden, als dit plan slaagt? Mijn broeder kan geen rechten meer doen gelden op zijne bezittingen en moet zijn dagen slijten als een vluch teling. Ik verzeker u Verzeker me niets, want ik ge loof u niet. Mijne 'meening is, dat ge mijn broeder overreed hebt te ont snappen, wel wetende, dat hij dood geschoten zou worden, als zijne po ging ontdekt werd. Er is geen tijd te verliezen. Wat zult ge dan doen? Naar den directeur van de ge vangenis telegrafeeren over zijn voor genomen ontsnapping en hem vra gen mijn broeder, 'totdat ik aankom, onder strenge bewaking te stellen. Ge zult dat niet. En waarom Omdat Ernest, naar alle waar schijnlijkheid op 't oogenblik veilig verborgen is en hij u in elk geval niet dankbaar zou zijn, wanneer ge Miss Linton in moeilijkheden brengt. Mamie Wat heeft zij er mede te maken Eenvoudig, dat het omkoopen ■der bewakers en alle verdere regelin gen in haren naam zijn geschied en op het behulpzaam zijn in de ont snapping van een gevangene een zware straf staat. Jou doortrapte schurk, ik had kunnen weten, dat ge je eigen huid niet zoudt wagen. Je handen zijn gebonden, Jack, en harde woonden zijn nutte! "os. Het eenige wat je kunt doen, ii je bij ons te voegen, en met mij med« te gaan om Ernest vannacht bij de Holgate Steengroeve te ontmoeten. Voor *t oogenblik zijt gij de ster kere en neem ik uw voorstel aan, maar, ik waarschuw u, dat, Emest eens in vrijheid zijnde, ik alles zal aanwenden om hem gerechtvaardigd te zien on wanneer een haar opzijn hoofd gekrenkt wordt in deze krank zinnige poging om te ontsnappen pas er dan op, George Maurice, want er is nog een J ack Parvyn, die hem zal wreken. II. Op korten afstand van de Holgate Steengroeve kropen twee gevangen bewaarders in de schaduw van een muur voort. 't Is al lang over tienen. Weet je wel zeker, dat dit de plaats is vroeg de een. Ik weet 't zeker. De man, die dit zaakje betaalt, is glad genoeg, om Sir Ernest uit den weg te ruimen, vooral als er een dame in *t spel is. Nu, hij moest thans al hier zijn. Hoor Toen de beide mannen luisterden w,as het doffe dreunen van de auto mobiel duidelijk hoorbaar. Langza merhand werd het geluid sterker, tot dat eindelijk, op ongeveer een mijl afstand, de zij-lantaarns duidelijk zichtbaar werden. Het was de auto, waarop ze gedurende een uur zoo ongeduldig hadden gewacht en de gevangenbewaarders maakten zich gereed om te handelen. Nader en nader kwamen de lich ten nog een halve mijl, nog slechts een kwart. Dan klonk een •heesche kreet in «de stille lucht, ge volgd door een geraas. De auto was omvergeworpen. Hun schuilplaats verlatende, snel den de bewakers de laan op. Toen zij de plaats van het ongeluk bereikt hadden, vonden zij de ,,car' in een sloot en den chauffeur bewusteloos op den weg uitgestrekt. Sir Era est Parvyn, de ontsnapte gevangene, was nergens te zien. Onze vogel is gevlogen, als hij ten minste niet onder de auto ligt- Als dat 't geval is, dan hebben we 't ge Ld verdiend, want dan is hij zoo plat als een pannekoek en be hoeven we niet meer te schieten. Op datzelfde oogenblik brak de maan door de wolken, en op een paar honderd meter afstand zagen de bewakers een persoon weg vluch ten. Dat is onze man hem achterna! Beiden liepen zoo snel zij konden en de achtervolgde man, zijn toe stand bemerkende, verdubbelde zijne pogingen. Steeds verder gingen zij, verder en verder, steeds meer en meer de Hol gate Steengroeve bereikende, totdat Parvyn eindelijk, afgemat door angst en 't langdurige vasten, teekenen van uitputting begon te toonen. De bewa kers naderden hem meedoogenloos al meer en meer wonnen meter op me ter, totdat plotseling de stilte ver broken werd door de kreet Halt, of ik schiet De vluchteling keek rechts en links. Aan de eene zijde was het open veld met weinig kans om zich te verber gen aan de andere de Holgate Steen groeve met 'haar vreeselijke diepten en uithollingen. Zonder een oogen blik te aarzelen deed Parvyn een sprong en trok zich aan den muur omhoog. Aan de andere zijde daar van liep een breede verhevenheid, waar hij zich mogelijk voor eenige minuten kon verbergen. Terwijl hij zich een oogenblik bo ven op den muur in evenwicht "hield, weerklonk een schot. Met een snij denden gil stak hij de armen ten He mel en stortte dan achterover in de diepten van de steengroeve. Dieper en dieper, terwijl hij zich krampach tig aan struiken of boschjes trachtte vast te klemmenlosgerukte stukken rots vergezelden hem in zijn val. Eindelijk had hij den bodem bereikt gekneusd, bloedend en wanhopig lag hij daar, totdat hij bezwijmde. Waren 't minuten of uren geweest, toen hij weer tot 't bewustzijn kwam? Hij wist t' niet. Hij wist alleen, dat hij op de een of andere mirakuleuze wijze aan den dood ontsnapt was. Toen bereikte een gemompel van stemmen zijn oor en door het nu en dan neervallen van kleine steenen langs de zijde der groeve wist hij, dat hij slechts enkele minuten bewuste loos moest zijn geweest. Toen hij zijne krachten verzamelde, merkte hij aan een hevige pijn in den schouder, waar de kogel hem geraakt had. Hij strekte zijne armen uit, om zich te verzekeren, of hij nog andere wonden had gekregen door zijn val en plotseling .stond hij met een kreet van ontsteltenis op. Zijn hand had gerust op het gelaat van een doode. Het was pikdonker in die vreese lijke diepte. Parvyn was nog in zijn gevangenispak en had geen lucifers. Hij verzamelde eindelijk zijn moed om de zakken van den doode te doorzoe ken en hij werd beloond door een lucifersdoosje te vinden. Met bevende handen stak hij een lucifer aan en hield ze voor het doo de gelaat. Groote hemel Jack! Mijn broeder Ja, het was. helaas, Jack Parvyn de tranen liepen Sir Ernest langs de wangen, toen hij blikte op het hem zoo geliefde gelaat zijns broeders. Hoe had hij hier zijn dood gevon den? Toen zag de ontvluchte gevangene een tiental afgebrande lucifers en een stukje potlood naast zijn broeder liggen, terwijl de hand van den doo de een klein zakboekje omklemde. Zacht nam hij het boekje uit de kou de vingers en las wat de doode had geschreven „Mijn broeder Ernest is onschuldig. De obligaties werden vervalscht door George Maurice en ik was zijn onver dacht werktuig door ze te verhande len. Zoodra ik de waarheid: veraam, keerde ik naar huis terug, om Er nest te rechtvaardigen. Toen George Maurice begreep dat ik hem zou be schuldigen, lokte hij mij naar de Holgate Steengroeve en wierp mij over den muur. Ik sterf Jack Parvyn." De lucifer flikkerde uit en de man zat eenige minuten stil en trachtte het raadsel op te lossen. Met deze mededeeling van den doode dn zijne handen, begreep hij thans vele din gen, welke hem tot nu toe onver klaarbaar schenen. Eén ding was zeker. Hij was als door een mirakel aan den dood ont snapt, door te vallen op het lijk zijns broeders en voor eenige oogenbliikken tenminste was hij vrij. De bewakers zouden de steengroeve onmiddellijk doorzoeken. De ingang was op een kwart mijl afstand en zij konden hem dus onmogelijk vroeger dan over twintig minuten bereiken. Na eenige aarzeling trok hij zijn gevangenispak uit en in weinige mi nuten had hij met zijn dooden broe der van kleeren verwisseld. Er be stond dus kans, dat, als de bewakers kwamen, zij het verschil niet zoüden bomerken en in elk geval 't hem wat tijd geven. Met een zwijgend vaarwel keerde hij zich om, om in de duisternis zijn weg te zoeken. Hij had slechts een paar meter geloopen, toen een groote steenblok, door zijn val losgeraakt, langs de groeve op de plek neerviel, waar hij zooeven had gestaan. Met een kreet van ontsteltenis ont stak hij een lucifer en keek achter zich. De rotsblok was op het boven gedeelte van zijn broeder's lijk geval len de arme Jack Parvyn was niet herkenbaar meer. Mismoedig en vol smart ging hij verder en strompelde voort op Jiet wagenpad, dat naar den ingang leidde. Zijn eenig verlangen was rust en slaapelk deel van zijn lichaam deed hem pijn. Halfweg op den kronkelenden weg zag hij eensklaps een aantal lan taarns flikkeren en hij zag de don kere vormen van een zestal personen. Hij verborg zich in eene holte, zag hen daar langzaam passeeren, en herkende in den voorsten man zijn neef, George Maurice. Een korten tijd later was hij bui ten de steengroeve en spoedde zich voort op den weg, dien hij zoo goed kende. O, kon hij slechts eenige uren rusten Er \\-as slechts ééne schuilplaats in den omtrek, als hij die kon bereiken. Mamie Mamie zou hem wel verber gen. Het bloed vloeide van zijn schou der hij werd met iederen stap zwak ker. Eindelijk, eindelijk was 't huis in 't gezicht, de tuin met zijne zoet riekende bloemen, die hij zich nog zoo goed herinnerde, de Fransche vensters, zoo gastvrij geopend, en1 een stroom van licht, die den vhich-1 teling als 't ware verwelkomde. Gedurende een oogenblik stond hij in den schaduw. De kamer was le dig. Hij strompelde tastend naar vo ren, en wankelde op den drempel dan overmande hem zijne zwakteen hij viel bewusteloos achter de zware plooien der fluweelen gordijnen. Toen hij daar lag, droomde hl]. Het scheen als wandelde Mamie Lin ton rusteloos heen en weer voor het open venster. Hij kon haar schoon gelaat zien en de liefkozende zoetheid barer teedere stem hooren. Mamie was echter eveneens in de kamer. Ach, zullen zij dan nooit komen? sprak zij. Al onze plannen zullen toch niet mislukt zijn? O, Ernest, Ernest, waaróm zijt ge niet hier? Ach, als ge slechts wist, hoe ik verlang ueens weer te zien. Wat is dat? O de auto eindelijk eindelijk Terwijl een man den tuin binnen kwam, kwam Parvyn geheel bij ken nis George Maurrce snelde de ka mer binnen. Ernest! Ernest! Zeg me, waar hij is. Onze plannen zijn mislukt. Er is geen oogenblik te verliezen. Ge moet zonder uitstel niet mij mede gaan Maar Emest De auto is vlak bij de Holgate Steengroeve omgeslagen. Sir Ernest poogde door de vlucht zijne vrijheid te bekomen, doch stuitte op een par tij gerechtsdienaren, die hem zocht. Hij klom op den muur van de groe ve en zij vuurden. Ze brachten zijn lijk eenige oogenblikken geleden boven. DoodToch niet dood Ja, mijn neef is dood en gij zijt in gevaar. De bewaker heeft bekend, en binnen een paai' minuten zullen ze hier zijn. Kom Neen, ik ga niet mede. Waar dient 't voor? Ik heb mijn werk volbracht en ik sta er op, dat gij uw woord houdt. Kom, zeg ik u kom onmiddellijk. Hij greep baar bij den arm en trok "haar naar het venster. Halt! Een met bloed bedekte persoon ver scheen van achter de gordijnen en staarde hen aan. ErnestErnest Met een kreet van blijdschap wierp Mamie zich in zijne armen en George Maurice deinsde, door de verschij ning ontsteld, terug. - Sir Ernest en levend Ja, George Maurice, ik leef nog. Maar ik zag uw lijk nog geen half uur geleden uit de steengroeve dragen. Neen, gij zaagt het lijk van mijn broeder Jack, wiens dood ge enkele uren geleden hebt veroorzaakt. Het het is niet waar. LeugenaarHet is waar, en uw lafhartig gelaat bewijst het. Toen ik met mijn broeder in de groeve van kleederen verwisselde, vond ik dit zakboekje, waarin hij nog kon schrij ven vóór hij stierf. Hier is 't bewijs mijner onschuld en uwer schuld. Gij bedreeft de misdaad, waarvan ik werd beschuldigd en gij zijt de moordenaar mijns broeders. Met een kreet van woede en angst sprong Maurice naar voren met een revolver in de hand. Laat mij stil passeeren, of, bij den Hemel, ik schiet. Parvyn sprong naar voren en greep hem bij de keelna eenige minuten waren zij in een doodelijke worsteling gewikkeld. Toen werd eensklaps een scherpe gil ge hooid en beide mannen vielen. Geor ge Maurice had een kogel door het hoofd en Sir Ernest Parvyn was be wusteloos geworden door uitputting en bloedverlies. Gedurende vele dagen lag Parvyn in een hevige koorts, zwevende tus- schen leven en dood en toen hij ein delijk, door de teedere zorgen van Mamie, weer geheel hersteld was, vernam hij dat hij niet langer was een man, die gezocht wend. De regee ring had hem de vrijspraak doen toe komen van een misdaad, waaraan hij onschuldig was, en de toekomst, met Mamie aan zijne zijde, scheen te zul len zijn een heerlijk vista van liefde en geluk. Te Laat. Toen ik nog een kind was, schreef ik op oude omslagen, op losse bladen of soms op nieuwe bladen papier, die ik stil uit de schrijftafel mijns vaders wegnam, kleine geschiedenissen van goede jongens, van slechte meisjes en vele anderen, die er even scheef en kreupel op het papier uitzagen, als te voren in mijn hersens. Later ont stonden voor mijn geestesoogen hel den en heldinnen, koningszonen en koningsdochters, tooveressen, straJen van diamanten en asschepoesters voor wie een ieder moest terugwijken. Spoedig weiden het weder gewa pende ridders of krachtige arbeid zame mannen, die door hun verstan dig bestuur duizenden menschen uit hun slaperig nietsdoen opwekten. Ik schaamde mij over mijne liefhebberij welke mij bijna als een zonde toe scheen en sidderde hij de gedachte, dat men mijn schat, dien ik zorgvul dig verborgen had, zou vinden. Deze oude papieren bevatten de ziel van een kind en van een jong meisje. Toen veranderde de toestand de pen werd ter zijde gelegd en daarvoor in de plaats kwam de naald. In een helder, net dakkamertje van de wer- de verdieping naaide ik van den vroe gen morgen tot in den nacht, ik naaide mij de vingers krom, on\ mijn oud, ziek moederke te onder houden. Bij den zwaren arbeid, waar mede ik mijn brood verdiende, was haar blik mij een zonneschijn, haar lachen mij een heilige groet. Slechts 'zelden daalde een zonne straal in onze nietige won'ngdrong er soms een binnen, dan nam hij mijne gedachten met zich mede. Dan herinnerde ik mij de bloemen en vlinders, de heldere beek, de uitge strekte graanvelden, bosschen en wei den. Mijn ziel haakte naar de dier bare plaatsen, waar ik zoo rustig denken en bidden kon. Van het ziek bed mijner moeder, van de naald en het kamerke rukten mijne gedachten zich los en wandelden teugelloos rond. Maar als zij terugkeerden, greep ik weder de pen ik verried mijne moe der mijn geheim en las haar voor, wat ik geschreven had. „O kind", riep zij in tranen van vreugde uit, „ik zal het uur beleven, waarin gij beroemd en rijk zult wor den dat gij het niet meer noodighebt uwe oogen te bederven en uwe vin gers te verwonden met naaien. Schrijf... ik zal God bidden". En hei goede moederke had en elk van hare woorden was mij een gebed. De zon was ondergegaan en bleeke stralen zond de maan over "tie be sneeuwde straten Lang aarzelde ik eindelijk had ik besloten dat ik mijn roman naar een redacteur zou bren gen. In een zomermantel met een ouden hoed op het hoofd, ging ik de straat op. Mijne knieën beefden, mijn voorhoofd gloeide. Met snelle schreden ging ik voort, mijne opge wondenheid nam toe. Toen ik de hel verlichte redactie kamer binnentrad, kon ik mij nauwe lijks staande houden. Ik kwam eerst weder tot bezinning, toen een jonge, nette heer voor mij boog en vroeg, waarvoor ik kwam. „Ik breng een roman in proef', bracht ik er nauw hoorbaar uit. „Laat het handschrift maai' hier, binnen vier weken krijgt gij ant woord", was alles wat hij mij zegde. Vier weken was een lange tijd, maar een straal van hoop scheen in mijne ziel en toen ik thuis kwam, troostte mij mijne moeder en zeide „Zij zullen het aannemen en uwen arbeid goed betalen, wees daar ze ker van." Intusschen bracht ik mijn korte stukken naar andere redactiesover al werd ik op dezelfde wijze afge scheept. En toen de in koortsige ver- wachting uitgeziene termijn naderde, ontving ik het handschrift met de be merking Onbruikbaar. De ontmoediging, de vervlogen hoop verdreven voor langen tijd mijn lust tot schrijven. Tengevolge id er ziekte mijner moeder, der ver meerderde uitgaven en gebrek aan werk geraakten wij in nood. Wij had den niets meer, dat wij verkoopenof verpanden konden De vermoeide oogen weigerden hun dienst en de klachten mijner moeder verscheur den mijn hart. De nacht was stil, het rumoer der straten drong niet door tot ons dak kamertje. De droge borst 'der zieke bewoog zich op en neer met gejaag de ademhaling. Het werk ontviel mijne handen en ik sliep vermoeid indaar droomde ik een wonderen droom. Duizenden menschen lazen mijn geschriften, duizenden stemmen .herhaalden mijn naam; dk zat in een heldere, warme kamer aan de voeten mijner moeder, ik zag haar in de oogen en schepte uit haar aan tranen, offers en smart zoo rijk leven begeestering voor mijn arbeid. Toen ik ontwaakte, greep ik de pen; de gedachten stroomden mij zoo over vloedig toe, dat de pen ze niet volgen kon. Vóór zonsopgang was mijn ver haal ten einde. Met koortsige haast bracht ik mijn huiswerk ten einde en vloog toen de deur uit. Ik kende het adres van een uitgever, die meerdere tijdschriften bestuurde. De redacteur, een ouide man, nam mijn handschrift aan, ontrolde het en vroeg, waar mijne werken vroeger verschenen waren. Niet zonder belangstelling on derzocht hij het handschrift en be loofde ten laatste, mij binnen veer tien dagen mede te deelen, of het werk voor zijn bladen geschikt was. „Veertien dagen", antwoordde ik met droevige stemde goede, heldere oogen van den man zagen mij onder zoekend aan en ischenen een verbor gen gedachte in mijn gelaat te heb ben gelezen. „Is u veel aan een spoedig onder zoek gelegen vroeg hij na een poos. „O, ik kan u niet zeggen hoeveel!" „Zoowelken dag hebben wij heden Dinsdagkom dan Zondag avond terug." Een buitengewoon vertrouwen steeg in mij op ofschoon ik niet de minste zekerheid had, was ik blijde en keer de in de beste stemming huiswaarts. „Wat hebt gij kind? Gij ziet er zoo goed uit en schijnt zoo vroolijk te zijn", zeide mijne moeder toen zij mij zag. „Heden nog niet moeder, maar Zondagavond zullen wij misschien rijk en gelukkig wonden." Ik keerde mij lustig in de kamer om, het dakkamerke scheen mij een paleis. Ik opende het venster en zag een zwaluw zitten. Dit hield ik voor een goed teeken - De zon zond hare eerste stralen uit ter begroeting van den dag. Mijn moeder sliep, haar adem was rustig als van een kind. Ik kon niet slapen. Zorgvuldig aangekleed, knielde ik aa.n het bed mijner moeder neder en kuste zacht hare koude hand. „Slaap, moeder, als ik terug kom, breng ik u een goede tijding mede", fluisterde ik in mij zelve. Hoe nader het beslissend oogenblik kwam, des te heftiger sloeg mijn hart. jjlet vertrouwen begon mij te verla ten. Diep ^ademhalend opende ik de deur der redactiekamer. De oude heer herkende mij terstond, opende zijn schrijftafel en nam mijn hand schrift er uit. Ik herkende het „Afgewezenriep ik bijna met vertwijfeling. .'.Integendeel, juffrouw", antwoord de hij, „uw verhaal is met talent ge schreven. Ik heb het aangenomen. Wilt gij morgen op denzelfden tijd terugkomen dan zult gij er meer van hooren heden ben ilk bezet." Het werd mij zwart voor de oogen, ik hield mij aan de tafel vast om niet te vallen. Stille tranen van bo- venaardsch geluk rolden over mijn gelaat ,ik zag en ik hoorde niets hart en hoofd jubelden van vreugde en geluk. Een zonnestraal scheen nu op mijn pad, nu zou ik altijd over lich tende wegen wandelen, geen wolk den weg mijns levens verduisteren. En mijne moeder? Ik lachte en stelde mij voor, hoe gelukkig zij zijn zou. Het sloeg elf urespoedig was het middagde zieke had sedert vele da gen geen krachtigen spijs meer ge- geien liet geld was te schaarsch ge worden. Daar vloog mij een gedachte door het hoofd ik zou mijn gouden kruis verpanden, idiat ik met mijne eerste Communie ten geschenke ont vangen had, ik kon het doen, want morgen zou ik toch geld hebben om het te lossen. Dan kon mijne moeder een krachtige soep verkrijgen. Dit plan was spoedig uitgevoerd bij een koopman, die mij kende, ver pandde ik het kruisje en kocht wat ik voor mijne moeder noodig achtte. Vol ongeduld vloog 'ik ide vier trap pen onzer woning op. „MoederGod heeft mij gehoord en ons geholpen Zij antwoordde mij nietzij sliep. Een rustige lach, zooals 'k te voren niet hij haar gezien had, verhelderde haar gelaat... zij sliep den slaap waaruit men niet meer ontwaakt. Een lompe Vergissing. (Naar het Engelsch). 't Volgende verhaal van een En- gelschman >n Rusland is hoofdzake lijk genomen uit een Fransch schrij ver, die het verhaalt als eene werke lijke gebeurtenis, en het is niet on mogelijk, hoe vreemd het moge schij nen, dat het inderdaad op waarheid berust. De verrassende en onafgebroken vooruitgang van Rusland, van af den tijd van Peter den Groote tot de re geering van Catherina II, had vele buitenlanders overgehaald zich te vestigen in dat land, bizonder in St. Petersburg. Onder hen was een En gelsch bankier, Sunderland genoemd die, dewijl de keizerin hem bescherm de en hij zich aangenaam en geluk kig gevoelde in zijn aangenomen va derland, spoedig 't 'denkbeeld naar Engeland terug te keeren opgaf en de noodige stappen deed om een ge naturaliseerd Russisch onderdaan te worden. Op een morgen, juist na het ontbijt en vóórdat de bankier aan zijne be zigheden was gegaan, was hij verrast zijn huis door een detachement sol daten te zien omringd, en zijne ver warring vermeerderde nog toen hij vernam, dat de directeur van politie Relievv hem wenschte te spreken zon der een oogenblik uitstel. Het was geheel buiten twijfel, dat hij zulk een verzoek met kon afslaan, en daar om gaf de bankier bevel om den di recteur toe te laten. Toen deze functionaris in het ver trek trad, scheen hij eensklaps ver legen en verslagen, en drukte in ge broken termen zijn spijt uit, dat hel hem te oeurt gevallen was, de dra ger tc zijn van onaangenarap -,ii l.n- gen. Hij was geheel onwetend, voeg de hij erbij, van den aard der mis daad, waardoor de bankier zoo plot seling de gunst der keizerin had ver beurd en haar onverbiddelijken toorn op den 'hals ha.d gehaald, maar te oordeelen naar de strengheid der voorgestelde straf, moest het eene zeer ernstige beleediging zijn geweest. De bankier ,die met geveuisde verbazing naar den directeur had geluisterd, vroeg thans haastig op welke straf hij zinspeelde maar Reliew bewaar de een somber stilzwijgen. „Ik zie het al", schreeuwde de bankier, „het is de ondergang van mijn vooruit zichten en de verbanning van Rus- lands grondgebied." De ambtenaar schudde zijn hoofd en merkte op, dat Sunderland rijk genoeg was, om gemakkelijk in En geland of in een andere streek te leven. „Goeie hemel", schreeuwde de arme bankier, „zal ik dan naar Siberië verbannen of misschien gevangen ge zet worden zoolang 't de keizerin be haagt De ander antwoordde treurig, dat menigeen in gevangenschap lang ge noeg leeft om terug te keeren, en dat gevangenen altijd kans hebben op bevrijding. De bankier meer en meer verontrust vroeg stamelend, of hij was veroor deeld tot den knoet. Het antwoord was, dat hoewel deze straf verschrik kelijk ds, zij nochtans 't leven niet eischt. „Goede Hernelschreeuwde de on gelukkige Sunderland, „dus is mijn leven in gevaar" en met toenemende hevigheid smeekte hij den directeur hem niet langer in tweestrijd te la ten maar hem in kennis te stellen van de geheele ellende die hem te wachten stond. „Daar gij 't toch vroeger of later weten moet", zeide Reliew, „kan ik 't u wel mededeelen. Mijne gracieus© souvereine heeft mij bevolen u o p ge- ze t tot haar te brengen „Opgezet', herhaalde de bankier, terwijl hij voortdurend zijn mede spreker aanzag, „óf de keizerin, óf gij moet zinneloos zijn. Doch gij kunt nimmer zulk een buitensporig en barbaarsch bevel van hare majes teit hebben ontvangen." De ambtenaar verzekerde niet slechts plecht'g, dat dit bevel was gegeven in aar voegde erbij, dat zoo hij poogde vertoogen in te brengen, de keizerin hem streng stilzwijgen had opgelegd en dat al, wat hij voor den ongelukkigen bankier doen kon, was, hem een kort uitstel toe te staan om zijn zaken te regelen. De directeur was echter werkelijk noch een wreed, noch een ongevoe lig man. Hij stemde er in toe, een brief naar graaf Bruce te doen bren gen, waarin de bankier deze ten dringendste verzocht, dien te zijnen behoeve aan de keizerin voor te le zen. De graaf was verbaasd bij wat hij las en vernam, maar daar hij een misverstand veronderstelde, haastte hij zich naar het pale's over eene zaak, die geen uitstel toeliet. Terwijl zij luisterde naar 't verslag van den graaf, geraakte Catherine van verbazing als buiten zichzelf en gaf onmiddellijk bevel, dat de ban kier op geenerlei wijze zou lastig ge vallen worden. Daarna ba.rstte zij in een hartelijk lachen uit en riep uit, dat zij begreep, hoe de bespottelijke, doch zeer ernstige misvatting was ontstaan. Eemgen tijd te voren had zij een kleinen, aardigen hond van een Schotseh edelman ten geschenke gekregen, en dezen hond had zij den naam van zijn voormaligen eigenaar gegeven. Toen het beestje gestorven was had zij z!ch gewend tot Reliew, die alle vakmannen in St. Petersburg kende, om liet haar netjes opgezet terug te brengen. Zijn duidelijke af keer om haar bevel te gehoorzamen, had zij toegeschreven aan een dwa zen hoogmoed, die 'hem verboo-d eene lastgeving te aanvaarden, de hooge functiën, die hij bekleedde, onwaar dig. zelfs al verplichtte hij daarmee eene dame, die tevens zijne mees teres was. ALS HET ONWEERT. Ofschoon door den bliksem dieren eerder worden gedood dan menschen, is het raadzaam, wanneer men in het open veld door een onweer over. vallen wordt, niet te blijven staan, doch in een greppel of kuil te gaan liggen of anders in het laagste ge deelte dier vlakte een schuilplaats te zoekenmen late zich maar doornat regenen, daar dit het gevaar van doodelijk getroffen te worden, be langrijk vermindert. Men zoeke geen schuilplaats achter een hek of schut ting, noch in graanmijten of hooiber gen, noch onder een vrijstaanden boom of een kleine groep boomen, zelfs niet in kreupelhout of struikge was, dat zich eenzaam boven de vlak te verheft. Het schuilen onder alléénstaand£ boomen ie hierom zoo gevaarlijk, de wijl het bijna zeker is, dat de blik sem juist dien boom zal treffen, waar onder eenige menschen of dieren een wijkplaats hebben gezocht, ook ail is die boom niet hooger dan andere dk er naast staan. Evenals de metalen, zijn ook de lichamen van menschen en dieren goede geleiders, zoodat df bliksem bepaald bij voorkeur door de ze boomen zijn weg neemt om de aar de te bereiken, maar dan ook meest al de onvoorzichtigen treft, die daar onder een schuilplaats meenden t< vinden. Hoe roekeloos het schuilen ondei afzonderlijk staande boomen ^s, blijk wel uit de statistiek van Boudin 'meer dan een een vierde deel van he aantal slachtoffers van den bliksem vinden den dood bij of onder een zaam staande boomen of boomen groepen. Bevindt men zich bij losbreken vai oen onweer aan den rand van eex bosch, dan blijve men daar niet staar en begeve zich ook niet op de vlakte doch loope wat dieper het bosch in Bij een onweer is men in een boscl steeds veiliger dan op de vlakte. Hoo ge hoornen moet men echter vermij den en vooral de oude populieren eiken, lariksen en sparren, als dezer een dorren top of een dorren naa boven gegroeiden tak hebben, wan volgens de ervaring van oude houtves ters en boschopzichters worden ziek boomen'bij voorkeur getroffen. W men in een bosch beschutting zoekei dan kieze men daartoe ruwe, lagf doch niet alleenstaand© beuken, war in elk geval is men onder een beu veiliger dan onder een an deren boon In^de boschstreken van Overijs< schuilen de bewoners zonder eenige angst onder dennen, wat zij ond< andere boomen niet zouden durvei Volgens hun bewering worden popi lieren het meest getroffen, dan eikei dan beuken, en dennen nooit. Dit laatst© is echter onjuist. De tre kans van den den is weliswaar g' ring, vooral in den winter, doch blil semvrij is de den volstrekt niet, ever min als eenig andere boomsoort. Aanteekeningen, daaromtrent g* houden, hebben doen zien. dat c bliksem was ingeslagen in 72 popi lieren, 56 eiken. 22 sparren, 4 dennei maar slechts 1 beuk. Dat de beuk bijna nooit door de bliksem wordt getroffen, schrijft me vrij algemeen toe aan de eJectricite ontladende beukenbladeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 8