mijn neef, in de gevangenis te laten
zuchten. Ik heb met hand en tand
voor hem gewerkt en vannacht zal
hij vrij zijn.
In vrijheid gesteld
Neenontsnapt. Hij zal, door
medewerking van een vriendelijken
bewaker, veilig verborgen worden op
de heide. Ter veiliger ure zal een
auto hem opnemen. Ik zal hem ont
moeten bij de Holgate Steengroeve.
Een jacht I'gt aan de zeekust gereed
en zij zullen samen vertrekken om
hun geluk te zoeken.
Zij?
Uw broeder en Mamie Linton.
Mamie Den Hemel zij dank. dat
zij hem trouw is geblevenMaar ik
kan u niet gelooven. Met de weten
schap van uwe liefde voor Miss Lin
ton, zijt ge voor mij een te groote
schurk om een ander man te helpen
u dien prijs te ontnemen. En wat zal
er geschieden, als dit plan slaagt?
Mijn broeder kan geen rechten meer
doen gelden op zijne bezittingen en
moet zijn dagen slijten als een vluch
teling.
Ik verzeker u
Verzeker me niets, want ik ge
loof u niet. Mijne 'meening is, dat ge
mijn broeder overreed hebt te ont
snappen, wel wetende, dat hij dood
geschoten zou worden, als zijne po
ging ontdekt werd. Er is geen tijd te
verliezen.
Wat zult ge dan doen?
Naar den directeur van de ge
vangenis telegrafeeren over zijn voor
genomen ontsnapping en hem vra
gen mijn broeder, 'totdat ik aankom,
onder strenge bewaking te stellen.
Ge zult dat niet.
En waarom
Omdat Ernest, naar alle waar
schijnlijkheid op 't oogenblik veilig
verborgen is en hij u in elk geval
niet dankbaar zou zijn, wanneer ge
Miss Linton in moeilijkheden brengt.
Mamie Wat heeft zij er mede
te maken
Eenvoudig, dat het omkoopen
■der bewakers en alle verdere regelin
gen in haren naam zijn geschied en
op het behulpzaam zijn in de ont
snapping van een gevangene een
zware straf staat.
Jou doortrapte schurk, ik had
kunnen weten, dat ge je eigen huid
niet zoudt wagen.
Je handen zijn gebonden, Jack,
en harde woonden zijn nutte! "os.
Het eenige wat je kunt doen, ii je
bij ons te voegen, en met mij med«
te gaan om Ernest vannacht bij de
Holgate Steengroeve te ontmoeten.
Voor *t oogenblik zijt gij de ster
kere en neem ik uw voorstel aan,
maar, ik waarschuw u, dat, Emest
eens in vrijheid zijnde, ik alles zal
aanwenden om hem gerechtvaardigd
te zien on wanneer een haar opzijn
hoofd gekrenkt wordt in deze krank
zinnige poging om te ontsnappen
pas er dan op, George Maurice, want
er is nog een J ack Parvyn, die hem
zal wreken.
II.
Op korten afstand van de Holgate
Steengroeve kropen twee gevangen
bewaarders in de schaduw van een
muur voort.
't Is al lang over tienen. Weet
je wel zeker, dat dit de plaats is
vroeg de een.
Ik weet 't zeker. De man, die
dit zaakje betaalt, is glad genoeg,
om Sir Ernest uit den weg te ruimen,
vooral als er een dame in *t spel is.
Nu, hij moest thans al hier zijn.
Hoor
Toen de beide mannen luisterden
w,as het doffe dreunen van de auto
mobiel duidelijk hoorbaar. Langza
merhand werd het geluid sterker, tot
dat eindelijk, op ongeveer een mijl
afstand, de zij-lantaarns duidelijk
zichtbaar werden. Het was de auto,
waarop ze gedurende een uur zoo
ongeduldig hadden gewacht en de
gevangenbewaarders maakten zich
gereed om te handelen.
Nader en nader kwamen de lich
ten nog een halve mijl, nog
slechts een kwart. Dan klonk een
•heesche kreet in «de stille lucht, ge
volgd door een geraas. De auto was
omvergeworpen.
Hun schuilplaats verlatende, snel
den de bewakers de laan op. Toen
zij de plaats van het ongeluk bereikt
hadden, vonden zij de ,,car' in een
sloot en den chauffeur bewusteloos
op den weg uitgestrekt. Sir Era est
Parvyn, de ontsnapte gevangene, was
nergens te zien.
Onze vogel is gevlogen, als hij
ten minste niet onder de auto ligt-
Als dat 't geval is, dan hebben
we 't ge Ld verdiend, want dan is hij
zoo plat als een pannekoek en be
hoeven we niet meer te schieten.
Op datzelfde oogenblik brak de
maan door de wolken, en op een
paar honderd meter afstand zagen
de bewakers een persoon weg vluch
ten.
Dat is onze man hem achterna!
Beiden liepen zoo snel zij konden
en de achtervolgde man, zijn toe
stand bemerkende, verdubbelde zijne
pogingen.
Steeds verder gingen zij, verder en
verder, steeds meer en meer de Hol
gate Steengroeve bereikende, totdat
Parvyn eindelijk, afgemat door angst
en 't langdurige vasten, teekenen van
uitputting begon te toonen. De bewa
kers naderden hem meedoogenloos al
meer en meer wonnen meter op me
ter, totdat plotseling de stilte ver
broken werd door de kreet
Halt, of ik schiet
De vluchteling keek rechts en links.
Aan de eene zijde was het open veld
met weinig kans om zich te verber
gen aan de andere de Holgate Steen
groeve met 'haar vreeselijke diepten
en uithollingen. Zonder een oogen
blik te aarzelen deed Parvyn een
sprong en trok zich aan den muur
omhoog. Aan de andere zijde daar
van liep een breede verhevenheid,
waar hij zich mogelijk voor eenige
minuten kon verbergen.
Terwijl hij zich een oogenblik bo
ven op den muur in evenwicht "hield,
weerklonk een schot. Met een snij
denden gil stak hij de armen ten He
mel en stortte dan achterover in de
diepten van de steengroeve. Dieper
en dieper, terwijl hij zich krampach
tig aan struiken of boschjes trachtte
vast te klemmenlosgerukte stukken
rots vergezelden hem in zijn val.
Eindelijk had hij den bodem bereikt
gekneusd, bloedend en wanhopig lag
hij daar, totdat hij bezwijmde.
Waren 't minuten of uren geweest,
toen hij weer tot 't bewustzijn kwam?
Hij wist t' niet. Hij wist alleen, dat
hij op de een of andere mirakuleuze
wijze aan den dood ontsnapt was.
Toen bereikte een gemompel van
stemmen zijn oor en door het nu en
dan neervallen van kleine steenen
langs de zijde der groeve wist hij, dat
hij slechts enkele minuten bewuste
loos moest zijn geweest.
Toen hij zijne krachten verzamelde,
merkte hij aan een hevige pijn in
den schouder, waar de kogel hem
geraakt had. Hij strekte zijne armen
uit, om zich te verzekeren, of hij
nog andere wonden had gekregen
door zijn val en plotseling .stond hij
met een kreet van ontsteltenis op.
Zijn hand had gerust op het gelaat
van een doode.
Het was pikdonker in die vreese
lijke diepte. Parvyn was nog in zijn
gevangenispak en had geen lucifers.
Hij verzamelde eindelijk zijn moed om
de zakken van den doode te doorzoe
ken en hij werd beloond door een
lucifersdoosje te vinden.
Met bevende handen stak hij een
lucifer aan en hield ze voor het doo
de gelaat. Groote hemel Jack!
Mijn broeder
Ja, het was. helaas, Jack Parvyn
de tranen liepen Sir Ernest langs de
wangen, toen hij blikte op het hem
zoo geliefde gelaat zijns broeders.
Hoe had hij hier zijn dood gevon
den?
Toen zag de ontvluchte gevangene
een tiental afgebrande lucifers en
een stukje potlood naast zijn broeder
liggen, terwijl de hand van den doo
de een klein zakboekje omklemde.
Zacht nam hij het boekje uit de kou
de vingers en las wat de doode had
geschreven
„Mijn broeder Ernest is onschuldig.
De obligaties werden vervalscht door
George Maurice en ik was zijn onver
dacht werktuig door ze te verhande
len. Zoodra ik de waarheid: veraam,
keerde ik naar huis terug, om Er
nest te rechtvaardigen. Toen George
Maurice begreep dat ik hem zou be
schuldigen, lokte hij mij naar de
Holgate Steengroeve en wierp mij
over den muur. Ik sterf Jack
Parvyn."
De lucifer flikkerde uit en de man
zat eenige minuten stil en trachtte
het raadsel op te lossen. Met deze
mededeeling van den doode dn zijne
handen, begreep hij thans vele din
gen, welke hem tot nu toe onver
klaarbaar schenen.
Eén ding was zeker. Hij was als
door een mirakel aan den dood ont
snapt, door te vallen op het lijk zijns
broeders en voor eenige oogenbliikken
tenminste was hij vrij. De bewakers
zouden de steengroeve onmiddellijk
doorzoeken. De ingang was op een
kwart mijl afstand en zij konden
hem dus onmogelijk vroeger dan
over twintig minuten bereiken.
Na eenige aarzeling trok hij zijn
gevangenispak uit en in weinige mi
nuten had hij met zijn dooden broe
der van kleeren verwisseld. Er be
stond dus kans, dat, als de bewakers
kwamen, zij het verschil niet zoüden
bomerken en in elk geval 't hem wat
tijd geven.
Met een zwijgend vaarwel keerde
hij zich om, om in de duisternis zijn
weg te zoeken. Hij had slechts een
paar meter geloopen, toen een groote
steenblok, door zijn val losgeraakt,
langs de groeve op de plek neerviel,
waar hij zooeven had gestaan.
Met een kreet van ontsteltenis ont
stak hij een lucifer en keek achter
zich. De rotsblok was op het boven
gedeelte van zijn broeder's lijk geval
len de arme Jack Parvyn was niet
herkenbaar meer. Mismoedig en vol
smart ging hij verder en strompelde
voort op Jiet wagenpad, dat naar den
ingang leidde. Zijn eenig verlangen
was rust en slaapelk deel van zijn
lichaam deed hem pijn.
Halfweg op den kronkelenden weg
zag hij eensklaps een aantal lan
taarns flikkeren en hij zag de don
kere vormen van een zestal personen.
Hij verborg zich in eene holte, zag
hen daar langzaam passeeren, en
herkende in den voorsten man zijn
neef, George Maurice.
Een korten tijd later was hij bui
ten de steengroeve en spoedde zich
voort op den weg, dien hij zoo goed
kende. O, kon hij slechts eenige uren
rusten
Er \\-as slechts ééne schuilplaats in
den omtrek, als hij die kon bereiken.
Mamie Mamie zou hem wel verber
gen. Het bloed vloeide van zijn schou
der hij werd met iederen stap zwak
ker. Eindelijk, eindelijk was 't huis
in 't gezicht, de tuin met zijne zoet
riekende bloemen, die hij zich nog
zoo goed herinnerde, de Fransche
vensters, zoo gastvrij geopend, en1
een stroom van licht, die den vhich-1
teling als 't ware verwelkomde.
Gedurende een oogenblik stond hij
in den schaduw. De kamer was le
dig. Hij strompelde tastend naar vo
ren, en wankelde op den drempel
dan overmande hem zijne zwakteen
hij viel bewusteloos achter de zware
plooien der fluweelen gordijnen.
Toen hij daar lag, droomde hl].
Het scheen als wandelde Mamie Lin
ton rusteloos heen en weer voor het
open venster. Hij kon haar schoon
gelaat zien en de liefkozende zoetheid
barer teedere stem hooren. Mamie
was echter eveneens in de kamer.
Ach, zullen zij dan nooit komen?
sprak zij. Al onze plannen zullen toch
niet mislukt zijn? O, Ernest, Ernest,
waaróm zijt ge niet hier? Ach, als
ge slechts wist, hoe ik verlang ueens
weer te zien. Wat is dat? O de auto
eindelijk eindelijk
Terwijl een man den tuin binnen
kwam, kwam Parvyn geheel bij ken
nis George Maurrce snelde de ka
mer binnen.
Ernest! Ernest! Zeg me, waar
hij is.
Onze plannen zijn mislukt. Er is
geen oogenblik te verliezen. Ge moet
zonder uitstel niet mij mede gaan
Maar Emest
De auto is vlak bij de Holgate
Steengroeve omgeslagen. Sir Ernest
poogde door de vlucht zijne vrijheid
te bekomen, doch stuitte op een par
tij gerechtsdienaren, die hem zocht.
Hij klom op den muur van de groe
ve en zij vuurden. Ze brachten zijn
lijk eenige oogenblikken geleden
boven.
DoodToch niet dood
Ja, mijn neef is dood en gij zijt
in gevaar. De bewaker heeft bekend,
en binnen een paai' minuten zullen
ze hier zijn. Kom
Neen, ik ga niet mede. Waar
dient 't voor?
Ik heb mijn werk volbracht en
ik sta er op, dat gij uw woord houdt.
Kom, zeg ik u kom onmiddellijk.
Hij greep baar bij den arm en trok
"haar naar het venster.
Halt!
Een met bloed bedekte persoon ver
scheen van achter de gordijnen en
staarde hen aan.
ErnestErnest
Met een kreet van blijdschap wierp
Mamie zich in zijne armen en George
Maurice deinsde, door de verschij
ning ontsteld, terug.
- Sir Ernest en levend
Ja, George Maurice, ik leef nog.
Maar ik zag uw lijk nog geen
half uur geleden uit de steengroeve
dragen.
Neen, gij zaagt het lijk van mijn
broeder Jack, wiens dood ge enkele
uren geleden hebt veroorzaakt.
Het het is niet waar.
LeugenaarHet is waar, en uw
lafhartig gelaat bewijst het. Toen ik
met mijn broeder in de groeve van
kleederen verwisselde, vond ik dit
zakboekje, waarin hij nog kon schrij
ven vóór hij stierf. Hier is 't bewijs
mijner onschuld en uwer schuld.
Gij bedreeft de misdaad, waarvan
ik werd beschuldigd en gij zijt de
moordenaar mijns broeders.
Met een kreet van woede en angst
sprong Maurice naar voren met een
revolver in de hand.
Laat mij stil passeeren, of, bij den
Hemel, ik schiet. Parvyn sprong naar
voren en greep hem bij de keelna
eenige minuten waren zij in een
doodelijke worsteling gewikkeld. Toen
werd eensklaps een scherpe gil ge
hooid en beide mannen vielen. Geor
ge Maurice had een kogel door het
hoofd en Sir Ernest Parvyn was be
wusteloos geworden door uitputting
en bloedverlies.
Gedurende vele dagen lag Parvyn
in een hevige koorts, zwevende tus-
schen leven en dood en toen hij ein
delijk, door de teedere zorgen van
Mamie, weer geheel hersteld was,
vernam hij dat hij niet langer was
een man, die gezocht wend. De regee
ring had hem de vrijspraak doen toe
komen van een misdaad, waaraan hij
onschuldig was, en de toekomst, met
Mamie aan zijne zijde, scheen te zul
len zijn een heerlijk vista van liefde
en geluk.
Te Laat.
Toen ik nog een kind was, schreef
ik op oude omslagen, op losse bladen
of soms op nieuwe bladen papier, die
ik stil uit de schrijftafel mijns vaders
wegnam, kleine geschiedenissen van
goede jongens, van slechte meisjes
en vele anderen, die er even scheef
en kreupel op het papier uitzagen, als
te voren in mijn hersens. Later ont
stonden voor mijn geestesoogen hel
den en heldinnen, koningszonen en
koningsdochters, tooveressen, straJen
van diamanten en asschepoesters voor
wie een ieder moest terugwijken.
Spoedig weiden het weder gewa
pende ridders of krachtige arbeid
zame mannen, die door hun verstan
dig bestuur duizenden menschen uit
hun slaperig nietsdoen opwekten. Ik
schaamde mij over mijne liefhebberij
welke mij bijna als een zonde toe
scheen en sidderde hij de gedachte,
dat men mijn schat, dien ik zorgvul
dig verborgen had, zou vinden. Deze
oude papieren bevatten de ziel van
een kind en van een jong meisje.
Toen veranderde de toestand de
pen werd ter zijde gelegd en daarvoor
in de plaats kwam de naald. In een
helder, net dakkamertje van de wer-
de verdieping naaide ik van den vroe
gen morgen tot in den nacht, ik
naaide mij de vingers krom, on\
mijn oud, ziek moederke te onder
houden. Bij den zwaren arbeid, waar
mede ik mijn brood verdiende, was
haar blik mij een zonneschijn, haar
lachen mij een heilige groet.
Slechts 'zelden daalde een zonne
straal in onze nietige won'ngdrong
er soms een binnen, dan nam hij
mijne gedachten met zich mede. Dan
herinnerde ik mij de bloemen en
vlinders, de heldere beek, de uitge
strekte graanvelden, bosschen en wei
den. Mijn ziel haakte naar de dier
bare plaatsen, waar ik zoo rustig
denken en bidden kon. Van het ziek
bed mijner moeder, van de naald en
het kamerke rukten mijne gedachten
zich los en wandelden teugelloos
rond.
Maar als zij terugkeerden, greep ik
weder de pen ik verried mijne moe
der mijn geheim en las haar voor,
wat ik geschreven had.
„O kind", riep zij in tranen van
vreugde uit, „ik zal het uur beleven,
waarin gij beroemd en rijk zult wor
den dat gij het niet meer noodighebt
uwe oogen te bederven en uwe vin
gers te verwonden met naaien.
Schrijf... ik zal God bidden". En hei
goede moederke had en elk van hare
woorden was mij een gebed.
De zon was ondergegaan en bleeke
stralen zond de maan over "tie be
sneeuwde straten Lang aarzelde ik
eindelijk had ik besloten dat ik mijn
roman naar een redacteur zou bren
gen. In een zomermantel met een
ouden hoed op het hoofd, ging ik de
straat op. Mijne knieën beefden,
mijn voorhoofd gloeide. Met snelle
schreden ging ik voort, mijne opge
wondenheid nam toe.
Toen ik de hel verlichte redactie
kamer binnentrad, kon ik mij nauwe
lijks staande houden. Ik kwam eerst
weder tot bezinning, toen een jonge,
nette heer voor mij boog en vroeg,
waarvoor ik kwam.
„Ik breng een roman in proef',
bracht ik er nauw hoorbaar uit.
„Laat het handschrift maai' hier,
binnen vier weken krijgt gij ant
woord", was alles wat hij mij zegde.
Vier weken was een lange tijd,
maar een straal van hoop scheen in
mijne ziel en toen ik thuis kwam,
troostte mij mijne moeder en zeide
„Zij zullen het aannemen en uwen
arbeid goed betalen, wees daar ze
ker van."
Intusschen bracht ik mijn korte
stukken naar andere redactiesover
al werd ik op dezelfde wijze afge
scheept. En toen de in koortsige ver-
wachting uitgeziene termijn naderde,
ontving ik het handschrift met de be
merking Onbruikbaar.
De ontmoediging, de vervlogen
hoop verdreven voor langen tijd
mijn lust tot schrijven. Tengevolge
id er ziekte mijner moeder, der ver
meerderde uitgaven en gebrek aan
werk geraakten wij in nood. Wij had
den niets meer, dat wij verkoopenof
verpanden konden De vermoeide
oogen weigerden hun dienst en de
klachten mijner moeder verscheur
den mijn hart.
De nacht was stil, het rumoer der
straten drong niet door tot ons dak
kamertje. De droge borst 'der zieke
bewoog zich op en neer met gejaag
de ademhaling. Het werk ontviel
mijne handen en ik sliep vermoeid
indaar droomde ik een wonderen
droom. Duizenden menschen lazen
mijn geschriften, duizenden stemmen
.herhaalden mijn naam; dk zat in
een heldere, warme kamer aan de
voeten mijner moeder, ik zag haar in
de oogen en schepte uit haar aan
tranen, offers en smart zoo rijk leven
begeestering voor mijn arbeid.
Toen ik ontwaakte, greep ik de pen;
de gedachten stroomden mij zoo over
vloedig toe, dat de pen ze niet volgen
kon. Vóór zonsopgang was mijn ver
haal ten einde. Met koortsige haast
bracht ik mijn huiswerk ten einde en
vloog toen de deur uit. Ik kende het
adres van een uitgever, die meerdere
tijdschriften bestuurde. De redacteur,
een ouide man, nam mijn handschrift
aan, ontrolde het en vroeg, waar
mijne werken vroeger verschenen
waren. Niet zonder belangstelling on
derzocht hij het handschrift en be
loofde ten laatste, mij binnen veer
tien dagen mede te deelen, of het
werk voor zijn bladen geschikt was.
„Veertien dagen", antwoordde ik
met droevige stemde goede, heldere
oogen van den man zagen mij onder
zoekend aan en ischenen een verbor
gen gedachte in mijn gelaat te heb
ben gelezen.
„Is u veel aan een spoedig onder
zoek gelegen vroeg hij na een poos.
„O, ik kan u niet zeggen hoeveel!"
„Zoowelken dag hebben wij
heden Dinsdagkom dan Zondag
avond terug."
Een buitengewoon vertrouwen steeg
in mij op ofschoon ik niet de minste
zekerheid had, was ik blijde en keer
de in de beste stemming huiswaarts.
„Wat hebt gij kind? Gij ziet er zoo
goed uit en schijnt zoo vroolijk te
zijn", zeide mijne moeder toen zij
mij zag.
„Heden nog niet moeder, maar
Zondagavond zullen wij misschien
rijk en gelukkig wonden."
Ik keerde mij lustig in de kamer
om, het dakkamerke scheen mij een
paleis.
Ik opende het venster en zag een
zwaluw zitten. Dit hield ik voor een
goed teeken -
De zon zond hare eerste stralen
uit ter begroeting van den dag. Mijn
moeder sliep, haar adem was rustig
als van een kind. Ik kon niet slapen.
Zorgvuldig aangekleed, knielde ik
aa.n het bed mijner moeder neder en
kuste zacht hare koude hand.
„Slaap, moeder, als ik terug kom,
breng ik u een goede tijding mede",
fluisterde ik in mij zelve.
Hoe nader het beslissend oogenblik
kwam, des te heftiger sloeg mijn hart.
jjlet vertrouwen begon mij te verla
ten. Diep ^ademhalend opende ik de
deur der redactiekamer. De oude
heer herkende mij terstond, opende
zijn schrijftafel en nam mijn hand
schrift er uit. Ik herkende het
„Afgewezenriep ik bijna met
vertwijfeling.
.'.Integendeel, juffrouw", antwoord
de hij, „uw verhaal is met talent ge
schreven. Ik heb het aangenomen.
Wilt gij morgen op denzelfden tijd
terugkomen dan zult gij er meer van
hooren heden ben ilk bezet."
Het werd mij zwart voor de oogen,
ik hield mij aan de tafel vast om
niet te vallen. Stille tranen van bo-
venaardsch geluk rolden over mijn
gelaat ,ik zag en ik hoorde niets
hart en hoofd jubelden van vreugde
en geluk.
Een zonnestraal scheen nu op
mijn pad, nu zou ik altijd over lich
tende wegen wandelen, geen wolk
den weg mijns levens verduisteren.
En mijne moeder? Ik lachte en
stelde mij voor, hoe gelukkig zij zijn
zou.
Het sloeg elf urespoedig was het
middagde zieke had sedert vele da
gen geen krachtigen spijs meer ge-
geien liet geld was te schaarsch ge
worden. Daar vloog mij een gedachte
door het hoofd ik zou mijn gouden
kruis verpanden, idiat ik met mijne
eerste Communie ten geschenke ont
vangen had, ik kon het doen, want
morgen zou ik toch geld hebben om
het te lossen. Dan kon mijne moeder
een krachtige soep verkrijgen.
Dit plan was spoedig uitgevoerd
bij een koopman, die mij kende, ver
pandde ik het kruisje en kocht wat
ik voor mijne moeder noodig achtte.
Vol ongeduld vloog 'ik ide vier trap
pen onzer woning op.
„MoederGod heeft mij gehoord en
ons geholpen
Zij antwoordde mij nietzij sliep.
Een rustige lach, zooals 'k te voren
niet hij haar gezien had, verhelderde
haar gelaat... zij sliep den slaap
waaruit men niet meer ontwaakt.
Een lompe Vergissing.
(Naar het Engelsch).
't Volgende verhaal van een En-
gelschman >n Rusland is hoofdzake
lijk genomen uit een Fransch schrij
ver, die het verhaalt als eene werke
lijke gebeurtenis, en het is niet on
mogelijk, hoe vreemd het moge schij
nen, dat het inderdaad op waarheid
berust.
De verrassende en onafgebroken
vooruitgang van Rusland, van af den
tijd van Peter den Groote tot de re
geering van Catherina II, had vele
buitenlanders overgehaald zich te
vestigen in dat land, bizonder in St.
Petersburg. Onder hen was een En
gelsch bankier, Sunderland genoemd
die, dewijl de keizerin hem bescherm
de en hij zich aangenaam en geluk
kig gevoelde in zijn aangenomen va
derland, spoedig 't 'denkbeeld naar
Engeland terug te keeren opgaf en
de noodige stappen deed om een ge
naturaliseerd Russisch onderdaan te
worden.
Op een morgen, juist na het ontbijt
en vóórdat de bankier aan zijne be
zigheden was gegaan, was hij verrast
zijn huis door een detachement sol
daten te zien omringd, en zijne ver
warring vermeerderde nog toen hij
vernam, dat de directeur van politie
Relievv hem wenschte te spreken zon
der een oogenblik uitstel. Het was
geheel buiten twijfel, dat hij zulk
een verzoek met kon afslaan, en daar
om gaf de bankier bevel om den di
recteur toe te laten.
Toen deze functionaris in het ver
trek trad, scheen hij eensklaps ver
legen en verslagen, en drukte in ge
broken termen zijn spijt uit, dat hel
hem te oeurt gevallen was, de dra
ger tc zijn van onaangenarap -,ii l.n-
gen. Hij was geheel onwetend, voeg
de hij erbij, van den aard der mis
daad, waardoor de bankier zoo plot
seling de gunst der keizerin had ver
beurd en haar onverbiddelijken toorn
op den 'hals ha.d gehaald, maar te
oordeelen naar de strengheid der
voorgestelde straf, moest het eene zeer
ernstige beleediging zijn geweest. De
bankier ,die met geveuisde verbazing
naar den directeur had geluisterd,
vroeg thans haastig op welke straf
hij zinspeelde maar Reliew bewaar
de een somber stilzwijgen. „Ik zie
het al", schreeuwde de bankier, „het
is de ondergang van mijn vooruit
zichten en de verbanning van Rus-
lands grondgebied."
De ambtenaar schudde zijn hoofd
en merkte op, dat Sunderland rijk
genoeg was, om gemakkelijk in En
geland of in een andere streek te
leven.
„Goeie hemel", schreeuwde de arme
bankier, „zal ik dan naar Siberië
verbannen of misschien gevangen ge
zet worden zoolang 't de keizerin be
haagt
De ander antwoordde treurig, dat
menigeen in gevangenschap lang ge
noeg leeft om terug te keeren, en dat
gevangenen altijd kans hebben op
bevrijding.
De bankier meer en meer verontrust
vroeg stamelend, of hij was veroor
deeld tot den knoet. Het antwoord
was, dat hoewel deze straf verschrik
kelijk ds, zij nochtans 't leven niet
eischt.
„Goede Hernelschreeuwde de on
gelukkige Sunderland, „dus is mijn
leven in gevaar" en met toenemende
hevigheid smeekte hij den directeur
hem niet langer in tweestrijd te la
ten maar hem in kennis te stellen
van de geheele ellende die hem te
wachten stond.
„Daar gij 't toch vroeger of later
weten moet", zeide Reliew, „kan ik
't u wel mededeelen. Mijne gracieus©
souvereine heeft mij bevolen u o p ge-
ze t tot haar te brengen
„Opgezet', herhaalde de bankier,
terwijl hij voortdurend zijn mede
spreker aanzag, „óf de keizerin, óf
gij moet zinneloos zijn. Doch gij
kunt nimmer zulk een buitensporig
en barbaarsch bevel van hare majes
teit hebben ontvangen."
De ambtenaar verzekerde niet
slechts plecht'g, dat dit bevel was
gegeven in aar voegde erbij, dat zoo
hij poogde vertoogen in te brengen,
de keizerin hem streng stilzwijgen
had opgelegd en dat al, wat hij voor
den ongelukkigen bankier doen kon,
was, hem een kort uitstel toe te staan
om zijn zaken te regelen.
De directeur was echter werkelijk
noch een wreed, noch een ongevoe
lig man. Hij stemde er in toe, een
brief naar graaf Bruce te doen bren
gen, waarin de bankier deze ten
dringendste verzocht, dien te zijnen
behoeve aan de keizerin voor te le
zen. De graaf was verbaasd bij wat
hij las en vernam, maar daar hij een
misverstand veronderstelde, haastte
hij zich naar het pale's over eene
zaak, die geen uitstel toeliet.
Terwijl zij luisterde naar 't verslag
van den graaf, geraakte Catherine
van verbazing als buiten zichzelf en
gaf onmiddellijk bevel, dat de ban
kier op geenerlei wijze zou lastig ge
vallen worden. Daarna ba.rstte zij in
een hartelijk lachen uit en riep uit,
dat zij begreep, hoe de bespottelijke,
doch zeer ernstige misvatting was
ontstaan. Eemgen tijd te voren had
zij een kleinen, aardigen hond van
een Schotseh edelman ten geschenke
gekregen, en dezen hond had zij den
naam van zijn voormaligen eigenaar
gegeven. Toen het beestje gestorven
was had zij z!ch gewend tot Reliew,
die alle vakmannen in St. Petersburg
kende, om liet haar netjes opgezet
terug te brengen. Zijn duidelijke af
keer om haar bevel te gehoorzamen,
had zij toegeschreven aan een dwa
zen hoogmoed, die 'hem verboo-d eene
lastgeving te aanvaarden, de hooge
functiën, die hij bekleedde, onwaar
dig. zelfs al verplichtte hij daarmee
eene dame, die tevens zijne mees
teres was.
ALS HET ONWEERT.
Ofschoon door den bliksem dieren
eerder worden gedood dan menschen,
is het raadzaam, wanneer men in
het open veld door een onweer over.
vallen wordt, niet te blijven staan,
doch in een greppel of kuil te gaan
liggen of anders in het laagste ge
deelte dier vlakte een schuilplaats te
zoekenmen late zich maar doornat
regenen, daar dit het gevaar van
doodelijk getroffen te worden, be
langrijk vermindert. Men zoeke geen
schuilplaats achter een hek of schut
ting, noch in graanmijten of hooiber
gen, noch onder een vrijstaanden
boom of een kleine groep boomen,
zelfs niet in kreupelhout of struikge
was, dat zich eenzaam boven de vlak
te verheft.
Het schuilen onder alléénstaand£
boomen ie hierom zoo gevaarlijk, de
wijl het bijna zeker is, dat de blik
sem juist dien boom zal treffen, waar
onder eenige menschen of dieren een
wijkplaats hebben gezocht, ook ail is
die boom niet hooger dan andere dk
er naast staan. Evenals de metalen,
zijn ook de lichamen van menschen
en dieren goede geleiders, zoodat df
bliksem bepaald bij voorkeur door de
ze boomen zijn weg neemt om de aar
de te bereiken, maar dan ook meest
al de onvoorzichtigen treft, die daar
onder een schuilplaats meenden t<
vinden.
Hoe roekeloos het schuilen ondei
afzonderlijk staande boomen ^s, blijk
wel uit de statistiek van Boudin
'meer dan een een vierde deel van he
aantal slachtoffers van den bliksem
vinden den dood bij of onder een
zaam staande boomen of boomen
groepen.
Bevindt men zich bij losbreken vai
oen onweer aan den rand van eex
bosch, dan blijve men daar niet staar
en begeve zich ook niet op de vlakte
doch loope wat dieper het bosch in
Bij een onweer is men in een boscl
steeds veiliger dan op de vlakte. Hoo
ge hoornen moet men echter vermij
den en vooral de oude populieren
eiken, lariksen en sparren, als dezer
een dorren top of een dorren naa
boven gegroeiden tak hebben, wan
volgens de ervaring van oude houtves
ters en boschopzichters worden ziek
boomen'bij voorkeur getroffen. W
men in een bosch beschutting zoekei
dan kieze men daartoe ruwe, lagf
doch niet alleenstaand© beuken, war
in elk geval is men onder een beu
veiliger dan onder een an deren boon
In^de boschstreken van Overijs<
schuilen de bewoners zonder eenige
angst onder dennen, wat zij ond<
andere boomen niet zouden durvei
Volgens hun bewering worden popi
lieren het meest getroffen, dan eikei
dan beuken, en dennen nooit.
Dit laatst© is echter onjuist. De tre
kans van den den is weliswaar g'
ring, vooral in den winter, doch blil
semvrij is de den volstrekt niet, ever
min als eenig andere boomsoort.
Aanteekeningen, daaromtrent g*
houden, hebben doen zien. dat c
bliksem was ingeslagen in 72 popi
lieren, 56 eiken. 22 sparren, 4 dennei
maar slechts 1 beuk.
Dat de beuk bijna nooit door de
bliksem wordt getroffen, schrijft me
vrij algemeen toe aan de eJectricite
ontladende beukenbladeren.