BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
Natuurhistorische
Wandelingen
ZATERDAG 14 OCTOBER.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
IN EN OM HAARLEM.
LXXXI.
t Ia donker nog en vroeg, als we
samenkomen op onze afgesproken
plaatswe willen namelijk tal van
sporeplanten eens wat nader loeren
kennen. Sporeplanten, dat zijn ze
ker ridderspoor, akelei, viooltje,
vlasbek, enz., is 't niet? Wel neen,
dat zijn geen sporeplanten, dat zijn
planten, waarvan kelk of kroon een
langer of korter aanhangsel hebben
(spoor genaamd), waarin de, honig
zich verzamelt en bewaard wordt.
Sporeplanten zijn planten, die zich
vermenigvuldigen door sporen. Eene
soort zaad dus. Zeker niet, want de
planten worden verdeeld in spore
planten en zaadplanten. Dus die twee
staan eerder lijnrecht tegenover el
kaar. Bij zaad denken we steeds aan
bloemen, waarin meeldraden en
stampers zaten, en binnen in die
stampers of liever in het onderste
deel van den stamper, in het vrucht
beginsel zaten kleine eitjes, die rijp
geworden het zaad opleveren. Dit
zaad bevat, hoe klein het ook
steeds een of twee zaadlobben en
daarnaast of daartusschen een jong
plantje, bestaande uit worteltje en
pluimpje, de kiem.
Bij de sporeplanten is dat niet zoo.
Sporen vindt ge b.v. aan de achter
zijde der bladeren van varens, of
aan den top van de vruchtbare sten
gels der paardestaarten, of bij an
dere sporeplanten op tal van andere
wijzen. Steeds zijn het microscopisch
kleine korreltjes zonder kiem, niets
meer dan een enkele cel, door de
plant afgesnoeid, om voor de verme-
igvuld'-ging te dienen.
Die cellen nu gaan b.v. groeien en
geven het aanzijn, meestal niet aan
een plant zelf, maar aan een
lichaampje, dat aangeduid wordt
met den naam voorkiem, bij de va
rens meestal een plat, vaak hartvor
mig lichaampje, ter grootte van een
nagel of kleiner.
Bij de paardestaarten wordt het
een meer draadvormig lichaampje en
bij de mossen ook. En dan grijpt
daar op die voorkiemen va.a:l< de
eigenlijke bloei plaats, zoo klein, dat
de. naam bedektbloeienden of in 't
verborgen bloeienden niet verkeerd
gekozen is. Dergelijke dingetjes als
stuifmcelkorreltjes en eitjes smelten
samen en leveren zaadmis.
Uit die samensmelting ontstaat een
nieuwe varenplant, een nieuwe paar-
destaart. Bij de mossen is 't een
beetje anders, daar ontwikkelen zich
uit die voorkiemen de eigenlijke
mosplanten, en op die mosplanten
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
Aan den oostkant van de stad
wordt een geheimzinnig gebouw ge
plaatst. Er staat een schutting om
heen. Geen vreemde voet mag het
terrein betreden. Wie 't wagen mocht,
zou 'het zoo niet met den dood, dan
toch met smadelijke verjaging moe
ten bekoopen. Vraag je aan den aan
nemer om er eens iets van te mogen
zien ,dan spreekt hij schuchter van
Burgemeester en Wethouders eu
vraag je aan den directeur van 't
gehe'm,zinnige etablissement, dan
krijg je geen ander bescheid.
Dat geheimzinnige gebouw is
o ironie het openbaar slacht
huis. Een particulier slachthuis zou
niet zoo geheimzinuiglijk worden op
gebouwd, als dit openbareZelfs
kan men niet te weten komen, voor
hoeveel dc aannemer het bouwen eal.
Waarvoor die geheimzinnigheid
dient? Ik vat het niet. Is het om
ons, burgers van Haarlem, op ééns
met diet gebouw te verrassen, zoo als
een donderslag doet uit een heldere
lucht? Is het om 't stomme vee niet
voor den tijd angst aan te jagen,
daar immers beweerd wordt, dat
6chrik de qualiteit van 't vleesch
vermindert, vooral het vet benadeelt
Ik weet het niet, maar zooveel is
zeker, dat er nu een klein straaltje
van licht in de duisternis gevallen is.
B. en W. van Haarlem hebben bij
Ged. Staten van Noordholland een
verzoekschrift ingediend om vergun
ning tot oprichting van a. een open
baar slachthuis, b. eene inrichting tot
het opwekken van electriciteit en c.
eene inrichting tot het voortbrengen
van ijs en koude lucht, waarbij als
beweegkracht, voor de suli b en c
grijpt de geslachtswisseling plaats
en uit de samensmelting ontstaat
daar het vruchtlichaampje. Dit laat
ste is bij de nog lagere zwammen ook
het geval.
Maar al keuvelende zijn we Over-
veen genaderd, de paardestaarten in
de slooten hebben we niet eens op
gemerkt, bovendien is er ook niet
veel meer van over.
We slaan links af, -dan weer rechts,
dan weer links en nog eens weer
rechts. Naar de zanderij. Noode be
geven we ons buiten deu weg. Het
gras is zoo nat, en de zon, die van
daag heerlijk belooft te schijnen, zal
heel wat moeite hebben door te bre
ken, het gras te drogen, de bladeren
te verdorren en kleur en leven te
tooveren in het herfstlandschap.
Maar nu de duinen in. Een uitroep
van verbazing doet ons halthouden
bij een reuzenzwam, 't lijkt wel een
parasol, zoo hoog. wel een voet steekt
daar die groote hoed. boven het gras
uit. Geen wonder dan ook dat de
naam parasolzwam er aan gegeven
werd. Breed, en majestueus, en als
om den indruk van den kalen steel
wat te matigen, daarnaast een jonge,
waarvan de hoed zich nog niet uit
gespreid heeft. De bruingeschubde
hoed zou geroosterd kunnen worden,
ofschoon nu juist niet tot de smake
lijkste behoorend. Een even groote,
maar dan glimmend rood met witte
vlokken er op, die hier en daar ook
vaak voorkomt is de zeer giftige vlie-
genzwarp. 't Zijn in den beginne veelal
de groote exemplaren, die ons aan
trekken maar daar houdt links en
rechts de grasgroei totaal op, de
grond is geheel met dennennaalden
bedekt, geen grassprietje vertoont
zich daartusschen. Maar wat zich
daar wel vertoonen, dat zijn, dank
zij de vochtigheid de paddestoelen. In
vorm. en kleur, in grootte en samen
stelling, wat een verschilHier lage,
kort gedrongens, met een ietwat vies
uiterlijk, maar kleinere hoeden op
dunnen slanken steel, daar kogelron
de of langwerpigehe, wat was
dat voor stofwolk? 't Is van een
stuifzwami, waarvan het inwendige
lichaam geheel vol sporen zat en
door ons verspreid. Die hoeden heb
ben aan den onderkant tal van pla
ten, netjes straalsgewijze naar den
steel gericht. Neem zoo'n hoed eens
mede en leg die thuis neer, dan zult
ge den volgenden morgen eens zien,
hoe mooi die sporen worden losge
laten. Deze grootere, van boven meer
bolvormige, lijkt ons van wat stevi
ger samenstel. En losgerukt blijkt
ons, dat er beneden geen bladen,
maar gaatjes zitten. De lust bekruipt
ons tal van die mooie exemplaren
mede te nemen, maar o wee ze zijn
zoo teer, zoo erg vergankelijk, van
genoemde inrichtingen, zal woröon
gebezigd eene enkelvoudige com
pound stoommachine met een nor
maal vermogen van 55 tot 70 E. P. K.
en met een maximaal vermogen van
'95 E. P.K.
Wouter, die nu eeuwig en altijd
aanmerking maken wil, zegt dat het
toch wonderlijk is, dat B. en W. nu
pas vergunning aanvragen, terwijl er
al zoolang aan het slachthuis wordt
gewerkt, maar de man begrijpt het
natuurlijk weer niet goed. Gedepu
teerde Staten zullen immers nooit be
zwaren tegen den bouw krijgen, om
dat er binnen een afstand van 200
nieter geen enkele kerk of school te
vinden is. En dan bovendien, waar j
dient die snelheid voor Aan 't schil
derijenmuseum, waarvan de repara
tie van een deel van 't dak al een
jaar of wat in de pen was, hebben te,
nu de vernieuwing eenmaal begon
nen was, het werk moeten staken
omdat er een paar ruiten ontbraken, j
die naar ik hoor besteld moesten
worden. Ik zegwe moeten altijd 1
h'llijk zijn en niet verlangen dat
er altijd ruiten voorhanden zullen j
1 wezen op 't oogehblik, dat ze noodig
zijn
Wij menschen móeten niet verlan-
erg langen duur zijn ze niet. Wie
daartoe lust gevoelt, moet wat an
ders hebben dan zijn plantenbus.
Een mandje, een doos leent zich
daartoe beter, en dan thuis zijn ze
spoedig tot verrotting overgegaan.
We kunnen niet scheiden echter,
voor we nog even kennis gemaakt
hebben, met de allerliefste aardster
ren, die in den beginne veel gelijken
op eieren, maar dan spoedig het bui
tenste omhulsel doen springen en
zich als eene ster uitspreiden, rond
om het middenste, dat stuift als eene
stuïfzwam.
Wie wel lust gevoelt, maar weinig
tijd heeft, raden we aan Zondag
eens even te wandelen naar het Ko
loniaal Museum, waar op betrekke
lijk kleine ruimte heel wat spore
planten tentoongesteld zullen zijn.
J. STURING.
VRAGENBUS.
I Den lieer K. te O.. De groote
1 paddestoel, glimmend rood, met
witte vlekken, is de Vliegenzwam,
oen van de vergiftigste soerten.
Mevr. L. te H. In uw vriende-
i lijk briefje waagt U me, waar die
i laatste in de vorige ..wandeling" ge-
noemde roos van Jericho vandaan
komt. Ik las toen mijn stuk nog eens
na en bespeurde, dat ik dat zeker
vergeten had. Ze komt uit Californië,
waar ze niet in steppen, maar op de
rotsen groeit.
J. STURING.
i gen. dat alles in de wereld maar
altij d voor ons klaar staat, dat maakt
ons gemakzuchtig, lui en verwend.
Daar .heb je bijvoorbeeld de onder-
wijzers. Die hebben aan 't gemeente-
bestuur gewaagd, of elk van de on-
j derwijzeressen en onderwijzers een
leerplan hebben mochtJe zou soo
i zeggen, dat dit geen onbillijk verzoek
j was, niet waar? .Te geeft les aan een
school en je wilt graag weten en
kunnen nakijken, als 't noodig is,
wat er in het leerplan staat, dat dan
toch de basis van je onderwijs is.
„Neen", zeggen B. en W., „alle
maal een krijgen jullie niet, maar
Brieven uit Berlijn
EEN STORMACHTIGE OVERTOCHT
NAAR DE HOOFDSTAD. IN
DE HAVEN VAN KOPEN
HAGEN.
(Reisherinneringen van onzen
correspondent.)
Berlijn, 1 October 1905.
De kleine, dappere „Bornholm"'
stampt geweldig in de hol-gaande
zee. Rondom donkere nacht. Achter
ons heel in de verte de lichtjes van
het havenstadje Rönne, waar we om
elf uur na een interessante rit van
3 uur aan boord zijn gegaan, rechts
op grooten afstand het telkens ver
schijnende en verdwijnende zwakke
schijnsel van het kustdraailicht op
het voorgebergte Hammeren, welke
zwakke lichtpuntjes ons nog wel een
paar uur het geleide geven in de
zwarte duisternis.
Op het dek is het vrijwel onmoge
lijk, zich staande te houden, niet
zoo zeer wegens den hevigen wind en
den striemenden regen, welke in
schuine richting met venijnige stra
len op de planken klettert, als wel
tengevolge van de hoog gaande gol
ven, welke nu het achterschip, dan
het voorschip doen steigeren en dui
ken. Een dergelijke nacht is in de
herinnering aangenamer dan in de
werkelijkheid Op weinige uitzonde-
we zullen er aan elke school een stuk
of wat sturen." Oppervlakkige men- j
schen, zooals Wouter en consorten,
zouden zeggen„waarom nu niet
ieder een exemplaar, dat beetje druk-
j werk meer kan toch de kop niet kos
ten maar wij, die verder zien,
geachte lezers, beseffen dat de zaak
dieper zit. Om de opvoedende kracht
is het B. en W. natuurlijk te doen
geweest. Wie nu zelf een exemplaar
wil bezitten, moet het maar over-
schrijven en zal het dan oneindig
meer waardeeren, dan wanneer hij
zoomaar, leukweg, een gedrukt exem- I
plaar present gekregen had.
Ik meen in deze opvatting een 1
leidend beginsel te zien. Daar is nu,
om een ander voorbeeld te noemen, i
ihet politiekorps. Wat hebben die
1 mensehen, behalve moed, tact, be-
d aard he Ld, beleefdheid, gematigdheid,
I en nog drie en twintig andere karak-1
te I-eigenschappen, in de eerste plaats
noodig? Een jas, een broek, een
helm, een paar laarzen, een wapen
en wetskennis. Dat spreekt als een
boek. Iedere Nederlander wordt ge
acht de wet te kennen, van iederen
politie wordt verwacht, dat hij
de wet zal kennen, wat nog heel iets
anders is. En hoe moet de man die
leeren Uit de wetboeken. Let nu wel
op wat het gemeentebestuur doet.
Het geeft den politieman een jas, een
broek, een helm en een paar laarzen,
maar het geeft hem géén wetboeken.
Vandaar dan ook, dat de Haarlem-
sche Politievereen-ging „Verbetering
zij ons Streven" in haar statuten als
doel der vereeniging o.a. heeft opge
nomen door het verstrekken of doen
verstrekkep van voor eren politieman
meest noodzakelijke wetboeken te
trachten, hem in zijn vak te bekwa
men en dat de vereeniging in 1904
voor ruim honderd gulden aan wet
boeken heeft gekocht.
1 I
ringen na zijn alle reizigers zeeziek.
Beneden in de salons, waar evenals
in de verschillende hutten, wegens
den hoogen golfslag alle raampjes
dichtgeschroeft zijn en ook gesloten
moeten blijven, is de situatie „fürch-
terlich". Er wordt hevig en intensief
tol betaald aan den verontwaardig
den zeegod. Atmosfeer, lucht en meer-
dan-wee-makende geluiden zijn dien
tengevolge van dien aard, dat ik het
niet waag in de diepte af te dalen en
mijn kooi ongerept laat.
In een hoekje van het kleine dek
salon gedoken, waar het electrisch
licht is afgedraaid, doe ik mijn uiter
ste best in weerwil van innerlijke,
naderende beroering" een uiltje te
knappen en zit doodstil. Van de over
zijde der tafel hoor ik de vriendelij
ke stem van de krasse, oude dame,
een goede kennis uit hotel Hammers-
hus, die met haar nicht in ons gezel
schap naar Kopenhagen reist.
1 ,.Nun, sind Sie auch noch seefest?"
„Ja wohl, Gnadige Frau geef
ik nog prompt ten antwoord. Maar
nauwelijks hebben de woorden den
rand mijner lippen verlaten, of de
"werkelijkheid geeft zonder woorden
het tegenovergestelde antwoord. De
innerlijke beroering is me te machtig
geworden.
Over den hoogen drempel strompe
len en met een paar haastige spron
gen over het deinende verdek naar de
verschansing snellen, waar onmid
dellijk een kort maar „hartgrondig"
woordje-met de onstuimige zee wordt
„gehakkeld", is het werk van een
oogenblik. Welk gesprek geaccompag
neerd wordt door het hartelijk ge
lach'van mijn jeugdigen neef, die,
i trotsch op zijn pal staan, waar bijna
allen op meerdere of mindere mate
i den tol aan de natuur moeten beta-
1 len, van het onstuimige weer geniet
en vrijwel alleen aan dek is ge
bleven.
Enfin, éénmaal is geen maal denk
ik in den nanacht, wanneer ik merk,
dat mijn binnenste weer geheel tel
rust is gekomen. Ten overvloede is
met het opkomen van de volle maan
het, ergste geleden, en als het dag
wordt, en we de druk bevaren Sond
zijn binnen gestoomd, doet hei, fris-
sche. zonnige weer de narigheden
van den nacht al gauw vergeten. Aan
afwisseling ontbreekt Tiet niet. A's in
een Kaleidoscoop passeeren ons aan-
beide zijden bijna zonder ophouden
stoombonten zonder tol. groote passa
giersbooten, vrachtbooten, een enor
me petroleumtankboot met een lange
rij hooge schoorsteenen. Daar tns-
schen door glijden twee- en driemas
ters met volle zeilen snel voorbij, een
eenig mooi gezicht.
Als we het nauwere vaarwater, de
Oere Sond instoomen, lin<s op
grooten afstand het lage iund van
het Deensche Sjelland. reel's even
eens op groote distantie de hooge kust
van de Zweedsche provincie Schonen
wordt het verkeer steeds drimker Op
deze reis zie ik voor het e,»r?t van
mijn leven het tot een roegere pe
riode behoorende fraai gevor aJe fre
gat in het ruime sop met zijn troi
sche, hooge takelage van bol-strak-
staande grooteTe en kleinere zeilen,
Het zou mij niet verwonderen, wan-
j neer men dó ar om de -politie-agenten
tot het zelf aankoopen van deze voor
den politieman meest noodzakelijke
wetboeken bracht, in de verwachting
dat zij daardoor ook den inhoud meer
zullen waardeeren en de Nederland-
sche wetten zoodoende billijker en
vooral duidelijker zullen vinden, dan
wanneer hun de wetboeken, evenals
de Jaarzen, vanwege de gemeente
waren verstrekt.
Wouter heeft zich de vrijheid ver
oorloofd. om deze mijn heele beschou
wing. die dan toch op goede gron
den steunt, met den onbeleefden naam
van „klets" te betitelen. Op zijn bulle-
bakkerigste manier verklaarde hij,
dat de onderwijzers allemaal een
leerplan en de politiebeambten vol- I
doende wetboeken behooren te ont
vangen. „De ambtenaren ter se
cretarie", zoo zei hij, „brengen
toch, denk ik, hun eigen inkt, en
pennen óók niet mee, om van hun
schrijftafel nog maar niet eens te
spreken
Wanneer Wouter eenmaal in zoon
stemming ia, dan helpen alle philo-
sophische beschouwingen niet meer.
Dus nam ik van mijn waarden neef
afscheid en wandelde verder de straat
op, toen ik juist het roode karretje
zag aankomen, waarmede een post
beambte onze brievenbussen gaat le
digen en dat er uitziet als een kistje,
waarin hij op de meest moderne
manier, al trappende, een rampzalig
omgekomen hond of kat gaat begra
ven. Die buslichtingen hebben iets
merkwaardigs. Hoe moet de man, die
naar ik heb gehoord, alleen, heele-
maal alleen al de brievenbussen langs
toert om ze te ledigen, hoe moet die
bij al die bussen present wezen op
het uur, dat voor buslichting aange
geven staatDo Koninklijke Neder-
landsche Posterij is tot veel in staat,
dat in de Hollandsche wateren tot
de zeldzaamheden behoort. Voor zoo
ver schoonheid van vormen en be
valligheid van lijnen betreft, heeft de
hedendaagsche groote scheepvaart
heel wat bij vroeger verloren
i Kan men zich mooier schouwspel op
zeo voorstellen, dan een met majes-
tuous-hooge, sneeuw-witte takelage
de groene golven klievend fregat
„Geef nu maar adem en ik zal er
wel wegen voor vinden" zegt de
asthmatische, goedlachsche lijkbezor
ger Omer in Dicken's onsterfelijken
Copperfield en een fregatten-kapitein
zou het hem na kunnen zeggen. „Geef
me maar wind, ik za.1 er wel gebruik
van weten te maken." En zijn Jantjes
klauteren hoog in het want en zetten
nog oen fokzeil en nog een vierkant
zeil bij de veile, die daar al strak ge
spannen als een enorm, hennel-hoog
boven het watervlak uitstekende ge
vaarte snel voortglijden.
Tegen de hooge masten, buigende
onder het gewicht van de trolsche ta
kelage met zijn tallooze touwen en
touwtjes, tegen de bevallige lijnen
van een fregat, moeten stoompijpen,
luchtkokers, geschuttorens van mo
derne mastlooze stoomhoot en dn pant
serschepen het afleggen.
I Daar 'komen do torens en koepels
van Kopenhagen in het gezicht. Ge-
ruimen tijd varen we aan béide zi jden
tusschen sterke pantserforitfn, deels
aan land gebouwd, deels op kleine
eilanden gelegen. Kopenhagen is de
eenige vesting van het. geheefle rijk.
Aan de verdediging van de hoofdstad,
welke het geheele verkedr tusschen de
Groote- en de Kleine Belt, ©enerzijds,
en het oostelijke gedeelte der Oostzee
beheerscht. zijn vele millioenen ten
koste gelégd. In eon toekomstigen
oorlog tusschen Duitschland en En
geland zal dit strategisch uiterst ge
wichtige punt een groote rol spelen.
Honderd jaar geleden legde Engeland
midden in vredestijd plotseling de
hand op de toenmaals nog zeer groote
Deensche oorlogsvloot in de haven
van Kopenhagen en voerde den buit
mede. Zestig jaar later palmde Prui
sen de hertogdommen Sleeswijk—
Holstein in, waardoor 'aan Denemar
ken twee vruchtbare provincies wer
den ontnomen.
Met groote heeren is het slecht ker
sen eten en toch zal het kleine ko
ninkrijk in een toekomstigen oorlog
daartoe genoodzaakt worden, en tus
schen beiden -moetent kiezen.
Het is voor de dappere, kundige
Denen te hopen, dat zij daarbij niet in
het gedrang zullen komen.
De boot maakt een zwaai naar
linkstusschen twee forten door va
ren we de haven binnen.
Links passeeren we d'e Marinewerf,
met een achtei-grond van hooge ge
bouwen. In de havenbassins daarvoor
liggen eenige grauwe pantserschepen,
het jacht van den Koning, een vrij
kleine raderstoomboot. waarmede
jaarlijks naar Lubeck gevaren wordt,
van waar de krasse oude Koning de
röis voortzet naar Wiesbaden en
Gmunden, residentie van zijn schoon
zoon, den hertog van Cumberland.
Op den voorgrond van de Marine
werf. waar het toeristen-publiek geen
toegang heeft, liggen naast elkaar
maar voor zoo'n kunststuk zou zelfs
de Directeur-Generaal geen kans
zien. Het gevolg ervan is, dat de uren
van de verschillende lichtingen een
fictie zijn, oftewel een droombeeld en
dat een van onze lezers geen onge
lijk had, toen 'hij, den postman te
kwart over vijven een bus ziende
lichten, hem. vroeg* of dit nu de bus
lichting van vier of die van zeven
uur verbeelden moest,
i 't Was bij die gelegenheid, dat de
man de bovenvermelde verklaring
van dit zonderling gebeuren gaf.
Mcnsc.hen, die zich wegens den een
of anderen trein gehaast hebben om
hun brief in elk geval vóór het lich-
tingsuur op de bus te doen, weten
dus nu waaraan het liggen kan, dat
die brief toch niet tijdig op zijn be-
stemming komt. Ik geef toe, dat er
een lichtzijde aan 't geval kan zijn,
namelijk voor briefschrijvers, die na
den officïeelen lichtingstijd hun
brief gebust hebben. Er ontstaat door
deze manier van doen een soort van
ige middelde lichtingstij d, die
misschien uit een zuinigheidsoogpunt
heel aardig mag wezen, maar waar-
mee het publiek toch niet gediend is.
Enfin, misschien is 't een vergïs-
sing en zal weldra de postadministra-
i tie nog een of twee mannetjes meer
aan 't buslichten zetten. Immers (bet
j klinkt bijna als majesteitsschennis,
j maar het moet dan maar) ook de
post kan zich vergissen. Heele post-
kantoren kunnen aan de dwaal ra-
ken. Dat bleek o.a. in de Bloemen-
daalsche Raadsvergadering van Don-
derdafe-, toen de rijksbouwmeester het
nieuwe postkantoor 2 Meter van den
I weg af zetten wou, terwijl het 6 Me-
ter bleek te moeten wezen. En tot
I overmaat van ramp had de zelfde J
ambtenaar verzuimd zijn request aan
den Bloemendaalschen Raad te zege
drie beroemde veteranen uit den oor
log van 1864, welke nu als logement
schepen dienst doen, do „Sjelland".
de „Niels Iuel" (zoo genoemd naar
den nationalen hold en tijdgenoot van
onzen De Ruyter) en de „Fü-nen". Het
zijn zwarte gevaarten, hooge fregat
ten niet tal van patrijspoorten, die
den vijand flink klap hebben gegeven
bij Helgoland en bij Swinemünde.
Ofschoon nu tot logement-wacht
schepen gedegradeerd en als „kazer
nen" voor Janmaat dienst doende,
worden ze echter door de Kopen)i.age-
naars nog in eere gehouden, zooals
me uit een gesprek met een eenvou-
digen tolbeambte bleek.
Evenals Kopenhagen do eenige door
forten beschermde zeestad is, is de
residentie en voornaamste haven en
handelsstad ook 'de eenige -marine
haven van het rijk.
We stoomen verder voorbij de rechts
gelegen Yachthaven, waai* tal van
pleizierjachten en boeiers liggen,
voorbij de beroemde „Lange Linie",
fraaie zee-promenade met het sierlij
ke. elegant ingerichte gebouw der
„Kongelige Danske Yachtklub". een
der meest mondaine restaurants van
de stad, en gaan verderop, na onge-
,veer 9 uur varens, aan liet begin van
de aanlegplaats der groote stoom boo-
ten voor anker bij den Toldlbódens
(tolkantoor), vlak Dij Amailioniborg,
het deftige, koninklijke stadslot, welks
hooge (laken boven dé boomen uitsto
ken. Een kwartier later zitten we in
een open tacameter en ratelen door
de ontwaakte straten naar ons hotel,
Helgolandsgade 4.
De eerste kennismaking met „Kjö-
benhavn" belooft veöl goeds
K.
Twee Brieven
In de duinen aan de Noordzee ligt
een vriendelijk klein badplaatsje, en
dat badplaatsje bezit een uitmuntend
hotel. Onder de vele gemakken, die
t zijn gasten aanbiedt, is een lees
zaal voor de dames èn een leeszaal
voor de heeren, de eerste boven, de
andere beneden.
Die beide leeszalen nu waren op
een mooien morgen in Augustus in
beslag genomen door twee menschen,
beiden met dezelfde bezigheidn.L
een brief schrijven aan een ïntieme(n)
vriend en vriendin.
Zij, die de dames-leeszaal in be
slag nam, was een jong meisje van
omstreeks twintig jaar. Zij droeg
't gebruikelijke badplaatscostuum:
- een matelotje, een goed-zittende
lichte blouse en korten rok. Haar ge
zicht en handen waren gebruind door
weer en wind en de schalksohe zon
had juist genoeg zomersproetjes op
haar jong gezichtje met de blonde
lokken eu blauwe oogen getooverd,
om de schoonheid er van te verhoo-
geu.
De andere persoon, die recht onder
haar zat ,was een jonge man van
even onder de dertig. Zooals hij daar
gebukt zat, zag men een paar sterke
len, zoodat het ter zijde moest wor
den gelegd. Gelukkig voor den rijks
bouwmeester zelfs de wijsgeer Ho
merus sliep wel eens.
Maar nu ik het toch over onze
openbare verkeersmiddelen heb, mag
ik ook wel even een opmerking mar
ken over de telephoon. Ik zal de juf
frouwen van het centraalbureau hier
niet critiseeren, omdat zij iemand wel
eens verkeerd aansluiten, de verbin
ding soms niet tijdig afbreken en
meer dergelijke pekelzonden begaan.
Hiertoe dringt mij niet alleen de aan
vrouwen verschuldigde beleefdheid*
maar ook een gevoel van zelfbehoud,
want als tegenover onze grieven de
juffrouwen haar gr ieven eens be
schreven, dan zou er heel wat aan 't
licht komen van onze zenuwachtige
haast, van ons slecht spreken en on
duidelijk articuleeren aan de tele
phoon. Om al die redenen neem ik het
ook de dames niet kwalijk,dat ik een
paar maal in de week word opgebeld
door vrouwenstemmen, die vragen
„of ze de poeiertjes kunnen krijgen"
en „of de pilletjes al klaar zijn", in
de meening verkeerende, dat ze spre
ken met een apotheek, welker tele-
phoonnunimer precies honderd lager
is, dan het mijne.
Van al deze bezwaren maak ik dus
geen klacht. Veeleer zou ik er toe
kunnen komen, om aan de telephoon-
clames voor te stellen, onze wederkee
rt ge tekortkomingen tegen elkaar uit
te vegen en elkaar het telephoonleven
zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
Maar éen bezwaar, van meer admini-
stratieven aard, heb ik en dat moet
er uit. Een van mijn kennissen vond
in de publieke spreekcel aan 't station
een telephoongidsje van 't jaar 1904.
Dat is toch overdrijving van conser
vatisme