BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. Natuurhistorische Wandelingen ZATERDAG 14 OCTOBER. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BÜITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. IN EN OM HAARLEM. LXXXI. t Ia donker nog en vroeg, als we samenkomen op onze afgesproken plaatswe willen namelijk tal van sporeplanten eens wat nader loeren kennen. Sporeplanten, dat zijn ze ker ridderspoor, akelei, viooltje, vlasbek, enz., is 't niet? Wel neen, dat zijn geen sporeplanten, dat zijn planten, waarvan kelk of kroon een langer of korter aanhangsel hebben (spoor genaamd), waarin de, honig zich verzamelt en bewaard wordt. Sporeplanten zijn planten, die zich vermenigvuldigen door sporen. Eene soort zaad dus. Zeker niet, want de planten worden verdeeld in spore planten en zaadplanten. Dus die twee staan eerder lijnrecht tegenover el kaar. Bij zaad denken we steeds aan bloemen, waarin meeldraden en stampers zaten, en binnen in die stampers of liever in het onderste deel van den stamper, in het vrucht beginsel zaten kleine eitjes, die rijp geworden het zaad opleveren. Dit zaad bevat, hoe klein het ook steeds een of twee zaadlobben en daarnaast of daartusschen een jong plantje, bestaande uit worteltje en pluimpje, de kiem. Bij de sporeplanten is dat niet zoo. Sporen vindt ge b.v. aan de achter zijde der bladeren van varens, of aan den top van de vruchtbare sten gels der paardestaarten, of bij an dere sporeplanten op tal van andere wijzen. Steeds zijn het microscopisch kleine korreltjes zonder kiem, niets meer dan een enkele cel, door de plant afgesnoeid, om voor de verme- igvuld'-ging te dienen. Die cellen nu gaan b.v. groeien en geven het aanzijn, meestal niet aan een plant zelf, maar aan een lichaampje, dat aangeduid wordt met den naam voorkiem, bij de va rens meestal een plat, vaak hartvor mig lichaampje, ter grootte van een nagel of kleiner. Bij de paardestaarten wordt het een meer draadvormig lichaampje en bij de mossen ook. En dan grijpt daar op die voorkiemen va.a:l< de eigenlijke bloei plaats, zoo klein, dat de. naam bedektbloeienden of in 't verborgen bloeienden niet verkeerd gekozen is. Dergelijke dingetjes als stuifmcelkorreltjes en eitjes smelten samen en leveren zaadmis. Uit die samensmelting ontstaat een nieuwe varenplant, een nieuwe paar- destaart. Bij de mossen is 't een beetje anders, daar ontwikkelen zich uit die voorkiemen de eigenlijke mosplanten, en op die mosplanten Haarlemmer Halletjes Een Zaterdagavondpraatje. Aan den oostkant van de stad wordt een geheimzinnig gebouw ge plaatst. Er staat een schutting om heen. Geen vreemde voet mag het terrein betreden. Wie 't wagen mocht, zou 'het zoo niet met den dood, dan toch met smadelijke verjaging moe ten bekoopen. Vraag je aan den aan nemer om er eens iets van te mogen zien ,dan spreekt hij schuchter van Burgemeester en Wethouders eu vraag je aan den directeur van 't gehe'm,zinnige etablissement, dan krijg je geen ander bescheid. Dat geheimzinnige gebouw is o ironie het openbaar slacht huis. Een particulier slachthuis zou niet zoo geheimzinuiglijk worden op gebouwd, als dit openbareZelfs kan men niet te weten komen, voor hoeveel dc aannemer het bouwen eal. Waarvoor die geheimzinnigheid dient? Ik vat het niet. Is het om ons, burgers van Haarlem, op ééns met diet gebouw te verrassen, zoo als een donderslag doet uit een heldere lucht? Is het om 't stomme vee niet voor den tijd angst aan te jagen, daar immers beweerd wordt, dat 6chrik de qualiteit van 't vleesch vermindert, vooral het vet benadeelt Ik weet het niet, maar zooveel is zeker, dat er nu een klein straaltje van licht in de duisternis gevallen is. B. en W. van Haarlem hebben bij Ged. Staten van Noordholland een verzoekschrift ingediend om vergun ning tot oprichting van a. een open baar slachthuis, b. eene inrichting tot het opwekken van electriciteit en c. eene inrichting tot het voortbrengen van ijs en koude lucht, waarbij als beweegkracht, voor de suli b en c grijpt de geslachtswisseling plaats en uit de samensmelting ontstaat daar het vruchtlichaampje. Dit laat ste is bij de nog lagere zwammen ook het geval. Maar al keuvelende zijn we Over- veen genaderd, de paardestaarten in de slooten hebben we niet eens op gemerkt, bovendien is er ook niet veel meer van over. We slaan links af, -dan weer rechts, dan weer links en nog eens weer rechts. Naar de zanderij. Noode be geven we ons buiten deu weg. Het gras is zoo nat, en de zon, die van daag heerlijk belooft te schijnen, zal heel wat moeite hebben door te bre ken, het gras te drogen, de bladeren te verdorren en kleur en leven te tooveren in het herfstlandschap. Maar nu de duinen in. Een uitroep van verbazing doet ons halthouden bij een reuzenzwam, 't lijkt wel een parasol, zoo hoog. wel een voet steekt daar die groote hoed. boven het gras uit. Geen wonder dan ook dat de naam parasolzwam er aan gegeven werd. Breed, en majestueus, en als om den indruk van den kalen steel wat te matigen, daarnaast een jonge, waarvan de hoed zich nog niet uit gespreid heeft. De bruingeschubde hoed zou geroosterd kunnen worden, ofschoon nu juist niet tot de smake lijkste behoorend. Een even groote, maar dan glimmend rood met witte vlokken er op, die hier en daar ook vaak voorkomt is de zeer giftige vlie- genzwarp. 't Zijn in den beginne veelal de groote exemplaren, die ons aan trekken maar daar houdt links en rechts de grasgroei totaal op, de grond is geheel met dennennaalden bedekt, geen grassprietje vertoont zich daartusschen. Maar wat zich daar wel vertoonen, dat zijn, dank zij de vochtigheid de paddestoelen. In vorm. en kleur, in grootte en samen stelling, wat een verschilHier lage, kort gedrongens, met een ietwat vies uiterlijk, maar kleinere hoeden op dunnen slanken steel, daar kogelron de of langwerpigehe, wat was dat voor stofwolk? 't Is van een stuifzwami, waarvan het inwendige lichaam geheel vol sporen zat en door ons verspreid. Die hoeden heb ben aan den onderkant tal van pla ten, netjes straalsgewijze naar den steel gericht. Neem zoo'n hoed eens mede en leg die thuis neer, dan zult ge den volgenden morgen eens zien, hoe mooi die sporen worden losge laten. Deze grootere, van boven meer bolvormige, lijkt ons van wat stevi ger samenstel. En losgerukt blijkt ons, dat er beneden geen bladen, maar gaatjes zitten. De lust bekruipt ons tal van die mooie exemplaren mede te nemen, maar o wee ze zijn zoo teer, zoo erg vergankelijk, van genoemde inrichtingen, zal woröon gebezigd eene enkelvoudige com pound stoommachine met een nor maal vermogen van 55 tot 70 E. P. K. en met een maximaal vermogen van '95 E. P.K. Wouter, die nu eeuwig en altijd aanmerking maken wil, zegt dat het toch wonderlijk is, dat B. en W. nu pas vergunning aanvragen, terwijl er al zoolang aan het slachthuis wordt gewerkt, maar de man begrijpt het natuurlijk weer niet goed. Gedepu teerde Staten zullen immers nooit be zwaren tegen den bouw krijgen, om dat er binnen een afstand van 200 nieter geen enkele kerk of school te vinden is. En dan bovendien, waar j dient die snelheid voor Aan 't schil derijenmuseum, waarvan de repara tie van een deel van 't dak al een jaar of wat in de pen was, hebben te, nu de vernieuwing eenmaal begon nen was, het werk moeten staken omdat er een paar ruiten ontbraken, j die naar ik hoor besteld moesten worden. Ik zegwe moeten altijd 1 h'llijk zijn en niet verlangen dat er altijd ruiten voorhanden zullen j 1 wezen op 't oogehblik, dat ze noodig zijn Wij menschen móeten niet verlan- erg langen duur zijn ze niet. Wie daartoe lust gevoelt, moet wat an ders hebben dan zijn plantenbus. Een mandje, een doos leent zich daartoe beter, en dan thuis zijn ze spoedig tot verrotting overgegaan. We kunnen niet scheiden echter, voor we nog even kennis gemaakt hebben, met de allerliefste aardster ren, die in den beginne veel gelijken op eieren, maar dan spoedig het bui tenste omhulsel doen springen en zich als eene ster uitspreiden, rond om het middenste, dat stuift als eene stuïfzwam. Wie wel lust gevoelt, maar weinig tijd heeft, raden we aan Zondag eens even te wandelen naar het Ko loniaal Museum, waar op betrekke lijk kleine ruimte heel wat spore planten tentoongesteld zullen zijn. J. STURING. VRAGENBUS. I Den lieer K. te O.. De groote 1 paddestoel, glimmend rood, met witte vlekken, is de Vliegenzwam, oen van de vergiftigste soerten. Mevr. L. te H. In uw vriende- i lijk briefje waagt U me, waar die i laatste in de vorige ..wandeling" ge- noemde roos van Jericho vandaan komt. Ik las toen mijn stuk nog eens na en bespeurde, dat ik dat zeker vergeten had. Ze komt uit Californië, waar ze niet in steppen, maar op de rotsen groeit. J. STURING. i gen. dat alles in de wereld maar altij d voor ons klaar staat, dat maakt ons gemakzuchtig, lui en verwend. Daar .heb je bijvoorbeeld de onder- wijzers. Die hebben aan 't gemeente- bestuur gewaagd, of elk van de on- j derwijzeressen en onderwijzers een leerplan hebben mochtJe zou soo i zeggen, dat dit geen onbillijk verzoek j was, niet waar? .Te geeft les aan een school en je wilt graag weten en kunnen nakijken, als 't noodig is, wat er in het leerplan staat, dat dan toch de basis van je onderwijs is. „Neen", zeggen B. en W., „alle maal een krijgen jullie niet, maar Brieven uit Berlijn EEN STORMACHTIGE OVERTOCHT NAAR DE HOOFDSTAD. IN DE HAVEN VAN KOPEN HAGEN. (Reisherinneringen van onzen correspondent.) Berlijn, 1 October 1905. De kleine, dappere „Bornholm"' stampt geweldig in de hol-gaande zee. Rondom donkere nacht. Achter ons heel in de verte de lichtjes van het havenstadje Rönne, waar we om elf uur na een interessante rit van 3 uur aan boord zijn gegaan, rechts op grooten afstand het telkens ver schijnende en verdwijnende zwakke schijnsel van het kustdraailicht op het voorgebergte Hammeren, welke zwakke lichtpuntjes ons nog wel een paar uur het geleide geven in de zwarte duisternis. Op het dek is het vrijwel onmoge lijk, zich staande te houden, niet zoo zeer wegens den hevigen wind en den striemenden regen, welke in schuine richting met venijnige stra len op de planken klettert, als wel tengevolge van de hoog gaande gol ven, welke nu het achterschip, dan het voorschip doen steigeren en dui ken. Een dergelijke nacht is in de herinnering aangenamer dan in de werkelijkheid Op weinige uitzonde- we zullen er aan elke school een stuk of wat sturen." Oppervlakkige men- j schen, zooals Wouter en consorten, zouden zeggen„waarom nu niet ieder een exemplaar, dat beetje druk- j werk meer kan toch de kop niet kos ten maar wij, die verder zien, geachte lezers, beseffen dat de zaak dieper zit. Om de opvoedende kracht is het B. en W. natuurlijk te doen geweest. Wie nu zelf een exemplaar wil bezitten, moet het maar over- schrijven en zal het dan oneindig meer waardeeren, dan wanneer hij zoomaar, leukweg, een gedrukt exem- I plaar present gekregen had. Ik meen in deze opvatting een 1 leidend beginsel te zien. Daar is nu, om een ander voorbeeld te noemen, i ihet politiekorps. Wat hebben die 1 mensehen, behalve moed, tact, be- d aard he Ld, beleefdheid, gematigdheid, I en nog drie en twintig andere karak-1 te I-eigenschappen, in de eerste plaats noodig? Een jas, een broek, een helm, een paar laarzen, een wapen en wetskennis. Dat spreekt als een boek. Iedere Nederlander wordt ge acht de wet te kennen, van iederen politie wordt verwacht, dat hij de wet zal kennen, wat nog heel iets anders is. En hoe moet de man die leeren Uit de wetboeken. Let nu wel op wat het gemeentebestuur doet. Het geeft den politieman een jas, een broek, een helm en een paar laarzen, maar het geeft hem géén wetboeken. Vandaar dan ook, dat de Haarlem- sche Politievereen-ging „Verbetering zij ons Streven" in haar statuten als doel der vereeniging o.a. heeft opge nomen door het verstrekken of doen verstrekkep van voor eren politieman meest noodzakelijke wetboeken te trachten, hem in zijn vak te bekwa men en dat de vereeniging in 1904 voor ruim honderd gulden aan wet boeken heeft gekocht. 1 I ringen na zijn alle reizigers zeeziek. Beneden in de salons, waar evenals in de verschillende hutten, wegens den hoogen golfslag alle raampjes dichtgeschroeft zijn en ook gesloten moeten blijven, is de situatie „fürch- terlich". Er wordt hevig en intensief tol betaald aan den verontwaardig den zeegod. Atmosfeer, lucht en meer- dan-wee-makende geluiden zijn dien tengevolge van dien aard, dat ik het niet waag in de diepte af te dalen en mijn kooi ongerept laat. In een hoekje van het kleine dek salon gedoken, waar het electrisch licht is afgedraaid, doe ik mijn uiter ste best in weerwil van innerlijke, naderende beroering" een uiltje te knappen en zit doodstil. Van de over zijde der tafel hoor ik de vriendelij ke stem van de krasse, oude dame, een goede kennis uit hotel Hammers- hus, die met haar nicht in ons gezel schap naar Kopenhagen reist. 1 ,.Nun, sind Sie auch noch seefest?" „Ja wohl, Gnadige Frau geef ik nog prompt ten antwoord. Maar nauwelijks hebben de woorden den rand mijner lippen verlaten, of de "werkelijkheid geeft zonder woorden het tegenovergestelde antwoord. De innerlijke beroering is me te machtig geworden. Over den hoogen drempel strompe len en met een paar haastige spron gen over het deinende verdek naar de verschansing snellen, waar onmid dellijk een kort maar „hartgrondig" woordje-met de onstuimige zee wordt „gehakkeld", is het werk van een oogenblik. Welk gesprek geaccompag neerd wordt door het hartelijk ge lach'van mijn jeugdigen neef, die, i trotsch op zijn pal staan, waar bijna allen op meerdere of mindere mate i den tol aan de natuur moeten beta- 1 len, van het onstuimige weer geniet en vrijwel alleen aan dek is ge bleven. Enfin, éénmaal is geen maal denk ik in den nanacht, wanneer ik merk, dat mijn binnenste weer geheel tel rust is gekomen. Ten overvloede is met het opkomen van de volle maan het, ergste geleden, en als het dag wordt, en we de druk bevaren Sond zijn binnen gestoomd, doet hei, fris- sche. zonnige weer de narigheden van den nacht al gauw vergeten. Aan afwisseling ontbreekt Tiet niet. A's in een Kaleidoscoop passeeren ons aan- beide zijden bijna zonder ophouden stoombonten zonder tol. groote passa giersbooten, vrachtbooten, een enor me petroleumtankboot met een lange rij hooge schoorsteenen. Daar tns- schen door glijden twee- en driemas ters met volle zeilen snel voorbij, een eenig mooi gezicht. Als we het nauwere vaarwater, de Oere Sond instoomen, lin<s op grooten afstand het lage iund van het Deensche Sjelland. reel's even eens op groote distantie de hooge kust van de Zweedsche provincie Schonen wordt het verkeer steeds drimker Op deze reis zie ik voor het e,»r?t van mijn leven het tot een roegere pe riode behoorende fraai gevor aJe fre gat in het ruime sop met zijn troi sche, hooge takelage van bol-strak- staande grooteTe en kleinere zeilen, Het zou mij niet verwonderen, wan- j neer men dó ar om de -politie-agenten tot het zelf aankoopen van deze voor den politieman meest noodzakelijke wetboeken bracht, in de verwachting dat zij daardoor ook den inhoud meer zullen waardeeren en de Nederland- sche wetten zoodoende billijker en vooral duidelijker zullen vinden, dan wanneer hun de wetboeken, evenals de Jaarzen, vanwege de gemeente waren verstrekt. Wouter heeft zich de vrijheid ver oorloofd. om deze mijn heele beschou wing. die dan toch op goede gron den steunt, met den onbeleefden naam van „klets" te betitelen. Op zijn bulle- bakkerigste manier verklaarde hij, dat de onderwijzers allemaal een leerplan en de politiebeambten vol- I doende wetboeken behooren te ont vangen. „De ambtenaren ter se cretarie", zoo zei hij, „brengen toch, denk ik, hun eigen inkt, en pennen óók niet mee, om van hun schrijftafel nog maar niet eens te spreken Wanneer Wouter eenmaal in zoon stemming ia, dan helpen alle philo- sophische beschouwingen niet meer. Dus nam ik van mijn waarden neef afscheid en wandelde verder de straat op, toen ik juist het roode karretje zag aankomen, waarmede een post beambte onze brievenbussen gaat le digen en dat er uitziet als een kistje, waarin hij op de meest moderne manier, al trappende, een rampzalig omgekomen hond of kat gaat begra ven. Die buslichtingen hebben iets merkwaardigs. Hoe moet de man, die naar ik heb gehoord, alleen, heele- maal alleen al de brievenbussen langs toert om ze te ledigen, hoe moet die bij al die bussen present wezen op het uur, dat voor buslichting aange geven staatDo Koninklijke Neder- landsche Posterij is tot veel in staat, dat in de Hollandsche wateren tot de zeldzaamheden behoort. Voor zoo ver schoonheid van vormen en be valligheid van lijnen betreft, heeft de hedendaagsche groote scheepvaart heel wat bij vroeger verloren i Kan men zich mooier schouwspel op zeo voorstellen, dan een met majes- tuous-hooge, sneeuw-witte takelage de groene golven klievend fregat „Geef nu maar adem en ik zal er wel wegen voor vinden" zegt de asthmatische, goedlachsche lijkbezor ger Omer in Dicken's onsterfelijken Copperfield en een fregatten-kapitein zou het hem na kunnen zeggen. „Geef me maar wind, ik za.1 er wel gebruik van weten te maken." En zijn Jantjes klauteren hoog in het want en zetten nog oen fokzeil en nog een vierkant zeil bij de veile, die daar al strak ge spannen als een enorm, hennel-hoog boven het watervlak uitstekende ge vaarte snel voortglijden. Tegen de hooge masten, buigende onder het gewicht van de trolsche ta kelage met zijn tallooze touwen en touwtjes, tegen de bevallige lijnen van een fregat, moeten stoompijpen, luchtkokers, geschuttorens van mo derne mastlooze stoomhoot en dn pant serschepen het afleggen. I Daar 'komen do torens en koepels van Kopenhagen in het gezicht. Ge- ruimen tijd varen we aan béide zi jden tusschen sterke pantserforitfn, deels aan land gebouwd, deels op kleine eilanden gelegen. Kopenhagen is de eenige vesting van het. geheefle rijk. Aan de verdediging van de hoofdstad, welke het geheele verkedr tusschen de Groote- en de Kleine Belt, ©enerzijds, en het oostelijke gedeelte der Oostzee beheerscht. zijn vele millioenen ten koste gelégd. In eon toekomstigen oorlog tusschen Duitschland en En geland zal dit strategisch uiterst ge wichtige punt een groote rol spelen. Honderd jaar geleden legde Engeland midden in vredestijd plotseling de hand op de toenmaals nog zeer groote Deensche oorlogsvloot in de haven van Kopenhagen en voerde den buit mede. Zestig jaar later palmde Prui sen de hertogdommen Sleeswijk— Holstein in, waardoor 'aan Denemar ken twee vruchtbare provincies wer den ontnomen. Met groote heeren is het slecht ker sen eten en toch zal het kleine ko ninkrijk in een toekomstigen oorlog daartoe genoodzaakt worden, en tus schen beiden -moetent kiezen. Het is voor de dappere, kundige Denen te hopen, dat zij daarbij niet in het gedrang zullen komen. De boot maakt een zwaai naar linkstusschen twee forten door va ren we de haven binnen. Links passeeren we d'e Marinewerf, met een achtei-grond van hooge ge bouwen. In de havenbassins daarvoor liggen eenige grauwe pantserschepen, het jacht van den Koning, een vrij kleine raderstoomboot. waarmede jaarlijks naar Lubeck gevaren wordt, van waar de krasse oude Koning de röis voortzet naar Wiesbaden en Gmunden, residentie van zijn schoon zoon, den hertog van Cumberland. Op den voorgrond van de Marine werf. waar het toeristen-publiek geen toegang heeft, liggen naast elkaar maar voor zoo'n kunststuk zou zelfs de Directeur-Generaal geen kans zien. Het gevolg ervan is, dat de uren van de verschillende lichtingen een fictie zijn, oftewel een droombeeld en dat een van onze lezers geen onge lijk had, toen 'hij, den postman te kwart over vijven een bus ziende lichten, hem. vroeg* of dit nu de bus lichting van vier of die van zeven uur verbeelden moest, i 't Was bij die gelegenheid, dat de man de bovenvermelde verklaring van dit zonderling gebeuren gaf. Mcnsc.hen, die zich wegens den een of anderen trein gehaast hebben om hun brief in elk geval vóór het lich- tingsuur op de bus te doen, weten dus nu waaraan het liggen kan, dat die brief toch niet tijdig op zijn be- stemming komt. Ik geef toe, dat er een lichtzijde aan 't geval kan zijn, namelijk voor briefschrijvers, die na den officïeelen lichtingstijd hun brief gebust hebben. Er ontstaat door deze manier van doen een soort van ige middelde lichtingstij d, die misschien uit een zuinigheidsoogpunt heel aardig mag wezen, maar waar- mee het publiek toch niet gediend is. Enfin, misschien is 't een vergïs- sing en zal weldra de postadministra- i tie nog een of twee mannetjes meer aan 't buslichten zetten. Immers (bet j klinkt bijna als majesteitsschennis, j maar het moet dan maar) ook de post kan zich vergissen. Heele post- kantoren kunnen aan de dwaal ra- ken. Dat bleek o.a. in de Bloemen- daalsche Raadsvergadering van Don- derdafe-, toen de rijksbouwmeester het nieuwe postkantoor 2 Meter van den I weg af zetten wou, terwijl het 6 Me- ter bleek te moeten wezen. En tot I overmaat van ramp had de zelfde J ambtenaar verzuimd zijn request aan den Bloemendaalschen Raad te zege drie beroemde veteranen uit den oor log van 1864, welke nu als logement schepen dienst doen, do „Sjelland". de „Niels Iuel" (zoo genoemd naar den nationalen hold en tijdgenoot van onzen De Ruyter) en de „Fü-nen". Het zijn zwarte gevaarten, hooge fregat ten niet tal van patrijspoorten, die den vijand flink klap hebben gegeven bij Helgoland en bij Swinemünde. Ofschoon nu tot logement-wacht schepen gedegradeerd en als „kazer nen" voor Janmaat dienst doende, worden ze echter door de Kopen)i.age- naars nog in eere gehouden, zooals me uit een gesprek met een eenvou- digen tolbeambte bleek. Evenals Kopenhagen do eenige door forten beschermde zeestad is, is de residentie en voornaamste haven en handelsstad ook 'de eenige -marine haven van het rijk. We stoomen verder voorbij de rechts gelegen Yachthaven, waai* tal van pleizierjachten en boeiers liggen, voorbij de beroemde „Lange Linie", fraaie zee-promenade met het sierlij ke. elegant ingerichte gebouw der „Kongelige Danske Yachtklub". een der meest mondaine restaurants van de stad, en gaan verderop, na onge- ,veer 9 uur varens, aan liet begin van de aanlegplaats der groote stoom boo- ten voor anker bij den Toldlbódens (tolkantoor), vlak Dij Amailioniborg, het deftige, koninklijke stadslot, welks hooge (laken boven dé boomen uitsto ken. Een kwartier later zitten we in een open tacameter en ratelen door de ontwaakte straten naar ons hotel, Helgolandsgade 4. De eerste kennismaking met „Kjö- benhavn" belooft veöl goeds K. Twee Brieven In de duinen aan de Noordzee ligt een vriendelijk klein badplaatsje, en dat badplaatsje bezit een uitmuntend hotel. Onder de vele gemakken, die t zijn gasten aanbiedt, is een lees zaal voor de dames èn een leeszaal voor de heeren, de eerste boven, de andere beneden. Die beide leeszalen nu waren op een mooien morgen in Augustus in beslag genomen door twee menschen, beiden met dezelfde bezigheidn.L een brief schrijven aan een ïntieme(n) vriend en vriendin. Zij, die de dames-leeszaal in be slag nam, was een jong meisje van omstreeks twintig jaar. Zij droeg 't gebruikelijke badplaatscostuum: - een matelotje, een goed-zittende lichte blouse en korten rok. Haar ge zicht en handen waren gebruind door weer en wind en de schalksohe zon had juist genoeg zomersproetjes op haar jong gezichtje met de blonde lokken eu blauwe oogen getooverd, om de schoonheid er van te verhoo- geu. De andere persoon, die recht onder haar zat ,was een jonge man van even onder de dertig. Zooals hij daar gebukt zat, zag men een paar sterke len, zoodat het ter zijde moest wor den gelegd. Gelukkig voor den rijks bouwmeester zelfs de wijsgeer Ho merus sliep wel eens. Maar nu ik het toch over onze openbare verkeersmiddelen heb, mag ik ook wel even een opmerking mar ken over de telephoon. Ik zal de juf frouwen van het centraalbureau hier niet critiseeren, omdat zij iemand wel eens verkeerd aansluiten, de verbin ding soms niet tijdig afbreken en meer dergelijke pekelzonden begaan. Hiertoe dringt mij niet alleen de aan vrouwen verschuldigde beleefdheid* maar ook een gevoel van zelfbehoud, want als tegenover onze grieven de juffrouwen haar gr ieven eens be schreven, dan zou er heel wat aan 't licht komen van onze zenuwachtige haast, van ons slecht spreken en on duidelijk articuleeren aan de tele phoon. Om al die redenen neem ik het ook de dames niet kwalijk,dat ik een paar maal in de week word opgebeld door vrouwenstemmen, die vragen „of ze de poeiertjes kunnen krijgen" en „of de pilletjes al klaar zijn", in de meening verkeerende, dat ze spre ken met een apotheek, welker tele- phoonnunimer precies honderd lager is, dan het mijne. Van al deze bezwaren maak ik dus geen klacht. Veeleer zou ik er toe kunnen komen, om aan de telephoon- clames voor te stellen, onze wederkee rt ge tekortkomingen tegen elkaar uit te vegen en elkaar het telephoonleven zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Maar éen bezwaar, van meer admini- stratieven aard, heb ik en dat moet er uit. Een van mijn kennissen vond in de publieke spreekcel aan 't station een telephoongidsje van 't jaar 1904. Dat is toch overdrijving van conser vatisme

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1905 | | pagina 7