BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
'S bSi^r^Xctfu1; sss;
ZATERDAG 9 DECEMBER.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
slagje kleiner dan de koningin. Ook genaamde „miereneieren", die in
1 deze leggen eieren, en vreemd genoeg triomf worden medegevoerd. Dit zijn
Wandelingen k°nien bieruit enkel mannelijke hom- geen eieren, maar cocons, waaruit
mels te voorsahijn, terwijl zoo onge- spoedig jonge mieren te voorschijn
IX EN OM HAARLEM. veer tegelijkertijd nieuwe koningin- zullen komen, werkmieren, die voor
lxxxix. °en geboren worden. De mannetjes, allerlei bezigheden, als slaven worden
Ken hommelWie kent ze niet, die d'e bij de honingbij geen hand verroe- 'gebruikt.
■iükere, veel meer bebaarde, brom- ren" u>n hiei' naar schl)nt De ln ons vaderland voorkomende
mende bijen? Moge men .lilerendaar 2aabV biï ajlerlei werkzaamheden, mieren verzamelen geen wintervoor-
ook nog al eens wat met de namen Ondertusschen beginnen zoetjesaan raad. In de nesten blijven, tegen kou-
in de war zijn, en de mannetjes van de .herfstdagen aan te breken endaar- de enz. beschut, tal van werkmieren,
de gewone honigbij niet alleen met mede k°ude kregen, beide zaken, en cocons over.
nil unci mof hflUArnowuV vnnr nan I IF1T 7P VflJTT"
darren. maar ook met dien van hom
met bijna alle stoffen gebeuren, b.v.
kwik, alcohol, enz. Er zijn echter uit
zonderingen, stoffen b.v. die bij ver
hooging van temperatuur gaan ont
leden, zooals hout, olie enz. Nu stelle
men zich waterdamp voor. Om daar
van water te mhken, hebben we die
sleahts af te koelen. Dit kan nu ook
met andere dampen en ook met
juist niet bevorderlijk voor den Dat ze voor de invallende koude
mels bestempelen, toch zijn die ge- "elstand der dieren. Ze verstrooien wat dieper in het nest kruipen,
eeltig brommende plompere dieren 21C" en lM1,ien ,om' .aUeel> de sprf.e" .7™ Maar boven el«en
goede bekenden en lang zoo gevreesd ninginnen weten zich hier of daar te veiligheid stellen ze de cocons. Die
niet als de wespen en bijen. Ze zijn verschuilen. Het zijn nijvere bloemen- worden goed geborgen, en als het
na verwant aan do bijen, leven ook bezoeksters, den geheelen dag, tot voorjaarszonnetje hare warmere stra-
weer gezellig in staten, waar verdee
ling van arbeid bestaat, maar al weer
op wat primitiever wijze dan bij bijen
en wespen het geval is. Bij de hom
mels toch een stil, eenvoudig, Jan- j
•delijk leven, in tegenstelling van de Jieel wat stuifmeel over om worden
goed georganiseerde sttden der bijen
en de ipapieren roofkasteelen der wes
pen. bij cle 'hommels eveneens ijver
laat in den avond, zooals ik zei, zijn len op de aarde zendt, brengen zij
ze druk bezig en al behoort het ver- naar buitenbegint het te regenen,
haal van den trompetter, die ze al wat een haast om de aan hare zorgen
brommende des ochtends wekt ook toevertrouwde poppen weer naar bin-
misschien tot de fabelen, toch bren- Tien te halen. Gedurende den zomer
mannetjes en wijfjes gebo-
goed georganiseerde steden der bijen 200 dc Plantenwereld te hulp te ko- ren, die gemakkelijk van de werkmie-
men ren zijn te onderscheiden door de
uc fvycirecil, Maar getrouw aan haar natuur, meerdere grootte; maar meer nog
tot"' tSL ÏLaSTdM OTOTdlam'aï» cenv°udig landelijk hebben ze door de vleugels. Spoedig verstrooien
alle bloemenbezoeksters haar daktaak «k wei"iéf op met al dien omhaal, de mannetjes zich en vinden hier of
reed* geëindigd hebben Hier ook er lloodlS' 1S> om dön nectar daar den dood; de wijfjes leggen eie-
geen verzamelen van wintervoorraad, jachtig te worden bij deze en gene ren en sterven ook voor den winter,
daar hei al weerde koningin is die bloera- Hier een klepje weg te stoo- En wat eten de mieren nu wel? Nu,
gedurende den winter verre van'hare fen' daar een hefboom neer te druk- het zijn ware allesetersmaar het
woning op een verscholen plekje het ken' waartoe al die moeiteheel een- hefst hebzen ze insecten. Men kan ze
ontwaken der natuur afwacht. Wordt ™adiS aan de achterzijde een gaatje soms zien sjouwen met stukken van
het in liet voorjaar wat zoeler, dan Sleten en den honig er uitgelat. ke™rs. rupsen enz., grooter dan ze
rekt. ze de stramme leden eens uit en Kecbt op het doel af, ziedaar haar ze zijn.
leus. Dat zoodoende niet medegewerkt ln dat opzicht zijn tal van mieren
wondt, tot de bevruchting, daarom be- nuttigmen heeft toch opgemerkt, dat
kommeren ze zich niet. in de buurt van mierennesten de boo-
En de mieren Dat toonbeeld van men nooit, van insecten: rupsen, ke-
vlijt en ijver! Ja, en van oorlogszuch- ve*f 'enz' bebben te HlMen.
Soms boven, sorns in den grond tigheidHier een nog grootere ver-' Maar van een zoetigheid je houden
wordt nu een eenvoudige holte opge- deeling van den arbeid. Hier naast ze f'1 00 da,t 13 gemakkelijker te
aocht, hier een weinig vergroot, (laar de gewone mannetjes en wijfjes, die yer erfn ea wie eens last van mieren
de wanden wat geëffend, en nu maar beide gevleugeld zijn. onvolkomen 1111111113 gehad heeft, weet maar al te
spoedig wat voedsel verzameld, uit wijfjes als werksters en een andere dat ze den suikerpot weten te
honig an stuifmeel een breiachtige afdeeling (vooral bij buitenlandsche vmden- Maar, .hoor ik daar, hebben
massa gekneed, en daarbij wat eieren soorten) als soldaten, die alleen voor °?ze planten daarvan dan met te
gelegd. Van cellen bouwen heeft ze de verdediging zorgen, maar zidh als b3den. Dezen) zomer toch, zagen wij
niet veel verstand, en mochten er al echter soldaten in't minst niet om de ze 3 massas tegen de staimnetjes
eens eenige gemaakt worden, dan zit werkzaamheden in den staat bekom- van rozen °P marcheeren en ro
er ook geen verband in. Spoedig ko- meren. Ja, er zijn soorten, waarbij zei\ bebb®n we niet zooveel gehad als
1 a aniriOf«.Q To m O O v urn f
begint te vliegen, hier en daar even
de lieve voorjaarsbloempjes bezoe
kend om zich wat te versterken, doch
■spoedig spoort moeder natuur haar
aan, aan haar nageslacht te denken.
men de eieren uit en krijgt ze handen men onder deze soldaten nog officie-
111' 1cl C CICICU V.IIC II JkllJfkU bb JI'CllUUII ...V... "U". ..'-'3
vol werk, om de jonge diertjes van ren aantreft, grooter en krachtiger h,ti™ wk™
voedsel te voorzien, 't Zijn alle gebouwd, die dan ook de andere mie- r nn aan jjjj
werkhommels, die eerst geboren wor- ren in geregelde veldslagen aanvoe-
den, en die, zoo ongeveer na een 'ren; gewoonlijk tegen de mieren van
maand in staat zijn de werkzaamhe- andere soorten, die haar kolonie vij-
den der koningin gedeeltelijk over te andig zijn. Neen, erger nog, er ko-
aemen. De ledige poppenhulsels wor- men, zooals verhaald wordt, mieren -
den als honïgpotten gebruikt, met voor, watfrbij naast voortplantingsin- eeris mede naar huis, om ze daar be-
eierleggen wordt voortgegaan en wel- dividuen's alleen soldaten voorko- ne en avei' te Plaatsen <>P de wortels
dra is het een en al bedrijvigheid, men. Hoe nu? Niemand in den staat, ^an Planten en zoo af en toe eens
Al zoemende en brommende vliegen die ook maar één hand wil uitsteken 'den stal rond te °aan en de dieidJes
ae af en aan en een eigenaardig ge- om te werken, slechts vechten als 't e m en-
Bicht is het die insecten in den grond noodig is, maar dan ook dapper, het j
te zien verdwijnen, om den verza- leven veil voor 't vaderland en in vre-
melden voorraad te vergrooten op- destijd slechts paradeeren. Waar
dat de telkens opnieuw uitkomende moet dat heen? Geen nood, als -had-
dieren gevoed kunnen worden. In den zij het van de menschen afgeke-
sehilderachtige wanorde ligt alles in ken, ze gaan slaven halen. Andere me> U te willen uitleggen, wat vloei-
het nest bijeen, wordt het te klein, mierennesten worden bestormd, de hare lucht is. Dat is zoo maar niet "Th
welaan dan maar de woning wat dappere verdedigers worden omge- -eens te zeggen. Water b.v. kent men
vergroot. Dit gaat zoo voort, totdat bracht, en met buit beladen trekken m drie verschillende toestanden, vast
er eindelijk in den zomer andere in- 'ze naar haar eigen nest terug. Die als ijs, vloeibaar als water en gasvor-
dividuen geboren worden, en wel buit bestaat niet uit voedsel, daarom mig aJs damp. Welnu als men er
weer volledige wijfjes, maar een was het niet te doen, het zijn de zoo- maar de middelen toe bezit, kan zulks
scheiden ook een suikerhoudend vocht
af, dat de mieren graag lusten. Ze
nemen die bladluizen dan ook han
dig in bescherming en brengen ze
zelfs op andere takken, zelfs op an
dere planten over. Ze nemen ze wel
J. STURING.
En na een poosje terwijl de wagen de beetje uitrusten verklaart de vrien-
smalle, schaduwrijke straten doorgaat, delijk© grootmoeder,
zegt hij j
„Ik was er om werk te zoeken. Een onbeschrijfelijk treurig lachje
"kt SU niets gevonden". glijdt over het gezicht van den man
„Niets. op de voorste bank.
Het gesprek verstomt. „Dat paard heeft het goed'', spreekt
ln doffe berusting staart de moede hij in zichzelf, het wordt nu uitge-
zwerver voor zich heen. Men kan het spannen, gaat in den stal en krijgt
hem aanzien hoe gaarne hij zou wil- water en voedsel. Een ander woidt
sen. Langen tijd heeft men getracht len spreken, na den langen, eenzamen niet uitgespannen, nimmer, ook al
dit te bereiken en waarlijk het is tocht, een deelnemend mensch zijn heeft hij 6 of 8 mijlen geloopen."
gelukt tot zelfs met lucht Onder bedrukt hart zou luchten. Maar nie- De kleine smid heeft de ooren ge-
srroote' afkoelinsr cvnaaivl 'eaande Pa?d 1T.aagt hem iets en niemand spitst en kijkt naar hem ids naar een
groote ai koeling, gepaard gaano- heeft tijd of belangstelling voor hem. wonder. Italf schuw, half medelijdend,
met grooten druk wordt de lucht tot Met ,de schuwe bescheidenheid van De weemoed dezer woorden ontroert
eene vloeistof. Dat men die maarzoo den arme; (lie niemand wil lastigval- zijn jong hart en de treurige oogea
niet in een fleschje kan halen spreekt len, trekt hij zich dan terug. In de doen hem pijn.
wel van zelf. i diepe stilte, die er heerscht, slechts' „Van Namslau?" vraagt hij ver-
afgebroken door het zachte rollen en baasd, „zijn dat wel 6 of 8 mijlen
Mei J t e Z De tuhres die U scbudden van den wagen, hebben de„Ach, misschien nog wel meer, ik
ukk™ naastbijzittenden woord voor woord weet het niet", antwoordt de man in
eeds gezien kunt hebben, zijn zoog®- verstaan. Een oude heer met witten den hoek, neemt z'n hoed af en veegt
naamde „Ducjes Due v. Tholl-tul- baard op de tweede bank geeft den met den zakdoek over het reeds grij
pen, die tot de vroegst bloeiende ge- conducteur een wenk en betaalt in zeaide haar.
rekend kunnen worden. Op tijd opge- stilte het tramgeld voor den Nanis- En weer wordt het stil op de eerste
plant, laten ze zich spoedig in bloei !auer. Als de conducteur hem zijn bil- bank.
trekken evenalq dit hpf ere val iq met overreikt, heeft hij reeds 't tram-Doodmoe is de zwerver, zóó moe,
'de RomeSie^hvacintheïen énkele bij elkaar gezocht, een stuiver en dat hij nauwelijks een Wik slaat op
de Komemscne nyacmtnen en enkele r koper9tukJes gebedeld geld de straat, die ze doorrijden. Hongerig
soorten Narcissen. misschien! en dorstig daarbij, schier verdTOogS
I .,Het is reeds betaald", zegt de con- is z'Jn verhemelte door den verzengen-
Den Heer L. te O. Wat Uge- ductöur en wijst het geld terug. den zonnegloed en het doordringende
gevangen hebt, zal werkelijk eene j Hij bedankt niet, verwondert zich grijswitte stof, dat hij op den sctia-
wespehkoningin zijn, die van plan zelfs niet, de arme doodmoede man duwloozen rijweg Ingeademd heeft; en
was op een verboTgen hoekje «den win- het magere gezicht en de treurige z^n voeten branden hem zóó, dat hij
oogen 1 ze nauwelijks kan verzetten of op-
hOfndanks hemzelf houden de gedach-
oud moedertje naast den ouden heer, h0 modenassocierq zioli mefc
„daar wordt men .naar van; de arme Jï0
iS-TC T''"T d™weMe to zijn S -
1 féücule^ grabbelt m haai wijde hi]- zou den armen, kerel nog wol wat
hrntf»h4" i L iLi in de hand willen drukken. W'aaivoor
tïi dLlSia Er komt'een bi ei wei k ooi den dag, ei^enliik? Iaat hii zich tof de vcrce-
I Voor tot eindstation bij het park X ^papter1Sffl "ft ja~z°é ^n°Sf
wisselen slaperig een paar woorden, komt, overgelaten hebben. J-T, f ,s'
De ontzettende hitte van een gloeien-! Hter goedi0 VTiend." zij reikt hem mmschWijka^^^w
meiéh8'ÏS Sn baatk hien toe KrTacM& op hU
mensen en piaait. (.Teen niaaaje ne Smakelijk eten. Veel is dat juist oude hart klont 7c heeft mertpliiden
weegt zich, geen koeltje brengt ver- „ut monr ;if i1ph nipt hii mrii ouae1nau K10Pl' f® neeit meaeujaen
kwikkinir- heil blauw wedft zich de VY' t f J. J" met den armen tobber, dlie de paarden
Kwntiungiieu niauw weait zien ao, De bruine magiere hand grijpt haas- om hun nmt heniidt Aiq hii wni
hemel en de zonnestralen boren als fio-t„P nP min huriini-i a„ vYitt t.u,, nun rust nenijat. Ais inj wal
gloeiende pijlen door het doffige, ver- owmiblikishS, of mfeTdSiik f kriJ5t1^J nof.,ean ,dubb.eltJe-
smachtende loof dpi- hoornen ou^tnoiiK is net, oi mj ea aaaedijk n Wat? vraagt lnj met? denkt zn. en
smaentertae looi aer do omen. bijten wil. Maar hij bedwingt zich, wacht
I Daar komt oen wandelaar aan, een een 0voei van scb,aamte, drutDe Metae amidaiomren zelf een ar
knoestigen stok m de hand, de armoe- kondY hpwnqtzii-n hi or voor nii« hieniL snuasjangen, zeir een ar-
dige ias met stof bedekt liet maeero T- voor aUe' rn.e~ me stumper, wien het leven nu juisfc
andere. Ja, maar dat was de schuld ftrwijl razendim hSgerT^TiSS SSgeSreken''" a'^kckT
nem" Alles wat hij ondei; weg opgevangen
ter door te brengen.
J. STURING.
Een stuivertje dat
geluk
V RAGEN B US.
Den Heer K. te H. -
U vraagt
Haarlemmer Halletjes
Een Zaterdagavondpraatje.
te vertellen. Geen onderwerpen van dunkt je van gezondheid tot je hon-
gesprelt meer, zie je. Daarom ben ik derdste jaar?"
er eens voor een uurtje uitgeloopen." j --Ja-, maar ik ben al gezond."
j „En wat kom je hier nu doen?" „Nu dan, wil je dan altijd woorden
vroeg ik van wijsheid spreken?" ging hij
o„Dat is nu toch een domme vraag". ™ort' cen "bgeduldig de hak-
zei hij verwijtend. „Wat komen km -Kf ,van Z1I° Puntschoenen tegen
1 elkander slaande.
,.\t at is dit,' zoo riep ik uit. toen bouters uit sprookjes ooit ander» Aa|ebiief metrieD ik verschrikt
we den ik weet niet meer hoeveelsten doen, dan de wenschen van de men- j .R deed njemand me
«■de te meer aankijken."
„Waarom nietschreeuwde hij en
Nauwelijks waren de woonden er spreken, die jij vervullen zult?" 1 net°ofZer e^deu^di^TflamT
uit, of daar versaheen bij de deur een „Juist, maar je kon wel wat mm-, De men3Chen houden niet van
kabouter. Hoe hij binnenkwam was,der familiaar wezen tegenover een iej^an<1 die altiid woorden van wiis-
me een raadsel want alle deuren kabouter, die dagelijks in t gezel- u„.., „„,.t
waren dichtgebleven, maar een feitschap van een koningin en een
was dat hij er stond een echte ka- prins is."
bouter, niet meer dan een meterlang, j „Neem me niet kwalijk", zei ik.
mistdag hadden, „wat is (Ut toch >chen vervullen?"
een afschuwelijk klimaat. Ik wou, Mijn hart begon van vreu;
heid spreekt.'
„Dan steken ze er zelf te veel bij
af, hé vroeg hij en begon zoo hard
met een puntmuts op en aan de kin
een puntbaard die hem bijna tot aan
de voeten reikte. Met een paar slim,
me. kleine kraaloogjes keek hij me
aan. blijkbaar wachtende tot ik wat
aeggen zou.
„Goeiemdag". zei ik en voegde er j
I „lik ben a hen conversatietoon met ,aehen- ,dat biina vaa de leu"
kabouters minder gewend. Mag ik van zijn stoel aftuimelde.
Als ik eens een 'hooggeplaatst
dus alles wenschen wat ik wil?" "C" ee»
„Eén wensch mag je uitspreken!" ambt wenschte met een goed jaar-
„Nu dan wensch ik een millioen lnfach mkomen? vroeg ik een beetje
gul
„Wacht even", zei hij, me vlug in
aarzelend, want ik bemerkte nu wel,
dat ik met een lastigen klant te doen
had.
onhandig bij „is u een kabouter?" de rede vallende. „Weet wel wat je
Zooals u ziet", antwoordde hij met doet. Het geld dat kabouters aan de „Och nee zei hij en schudde met
een fijn stemmetje en ging boven op menschen gewoon zijn te geven, ver- zijn groot hoofd, of het er af moest,
ie leuning van een stoel zitten. dwijnt dikwijls, dat weet je wel, niet „Doe dat toch met. Verbee d je, dat
.Ik dacht, dat er geen kabouters waar? In 't eene sprookje veranderen ik je minister maak! Wat moet je
meer waren zei ik. de goudstukken in uien, in 't andere dan beginnen, als na vier jaar de
.O ié Duizende. allemaal in de in slakken. Wat zou je daaraan heb- Kanier wéér omgaat, en er een ander
boeken, ik kom ook juist van een hen? Bovendien zit ik op 't oogen- Ministerie komt. zooals hier in Ncder-
prentje nit een sprookjesBoek van blik niet best in mijn contanten, de land gebruikelijk is! Ronduit ge-
Grimm.' Russen staan zoo laag. En dan je zegdje valt me tegen. Ik had ge-
„Waarom ben je daar dan niet ge weet toch wel, dat geld niet gelukkig dacht, dat je vragen zou om levens-
maaktlange wetenschap, of wijsheid, of me-
,,'t Is toch een groot gemak", mom- delijden, of vriendelijkheid, of zoo
pelde ik, niet van zins de mooie kans iots. Maar nee, daar hechten de men-
zoo gauw op te geven ,maar het schen van dezen tijd niet meer aan,
baatte me niet, want hij zei„ik ben er moet wat aan te verdienen wezen!
niet als andere kabouters, die alles Centen, duiten, pitten noemen jullie
maar goed vinden, moet je weten-, dat geloof ik. Foei!"
het
bleven
,,Ik verveelde me een beetje. Je
moet wetenop datzelfde prentje
staat naast me een koningin en aan
den anderen kant een prins. Deftig
gezelschap hé? Maar daar sta ik nu
al tien jaar tusschen en zoodoende.u..
hebben we mekaar niets nieuws meer ik denk met de menschen moe. Wat Hij spuwde minachtend op
lustrade leunt, vraagt hij: i r*# -ro-"-"
I „Kan men met te tram inde stad'„Pt?.? w***®4- ?oc,r «J» heef\ wart hem door het hoofd
komen?" 1 pahje m zijn zak glijden vormt zich tot een keten, die lood-
„Jawel, maar welk gedeelte abt-'néénË«dok«; 1» ta vorem zwaar op zijn jong. vpoolijk hart ligt.
'woordlt de koetsïèr norscli I Naast hem op de bank zit een kleine Besluiteloos draait hij z'n geldstuk-
„Tot de voorstad Schweidnitz." i ?!fk dw yasf^bjin- je tusschen de vingers.
I „Ja, maar dan moet ge vorder over- jeverd^St daS?o^edé fomSHii 00k beeti dorsl' De nasch iaBer'
I Afdn wees zoo goed mij te waare"S^^gSSSTiZTe ifd St hSTto? en toj
de eerste ledige bank near. De woord- 1 rit" komt te voet llit Nam3lau- zes, acht
karige lusteloosheid van den koetsier verJ[ukl> dat btf in riin mi3len- mogelijk nog verder, om werk
wiikt vooreen zwakke aandoening van t zj olln-n te zoeken en heeft geen werk kunnen
deelneming. ie vmist om en om draait. vinden.
„Zijt gij hier vreemd vraagt hij. i .?,aar maaA heeft hij reeds be-Een bovenmenschelijk zwaar besluit
„Ik kom van Namslau." denkelijk naar zijn zwijgenden buur- rijpt in z'n ziel en hii herinnert zich
j „Van Namslau?" maai gekeken. Nu houden de paarden een lang vergeten woord van z'n moe-
Nu wordt de man heelemaal wak- s;11 ,13 üe nadte diergaarde, het paard der: er zijn nog armer men schen dan
ker en schudt die teugéls van zijn sla- wordt verwisseld en alles ziet belang- wij. zij, die geen brood en geen dak
perig bruintje. stenend toe. hebben en die moeten wij helpen...
„Hu, oudje, voort Toch niet te „Grootmoeder, rijden we nu met1 Hij is aan de plaats zijner bestem-
voetWas het niet te warm om te twee paarden vraagt een der kinde- ming en staat op.
ilaaP®n? ■•Jtov, u 1 lire\r - Ui-, „Hier", zegt hij met een door opwin-
Met een onbeschrijfelijk gebaar haalt; „Neen, mijn hartje, het eene wordt ding heesche stem, ..hier hebt ge wat
de ander zwijgend de schouders op; uitgespannen en gaat naar den stal. 'om een glas bier voor te koopen" en
ieder antwoord schijnt hem overbodig. Het is moe en moet nu eerst een vóór de ander tijd heeft om hem tebe-
j lichtroode trijp van den stoel, waar- jnen. j stoelleuning af en liep naar het bord
j op hi j zat- Dit maakte mc een beetje j ...Mag ik wensahen, dat ik eiken ;toe. „Hier is een wijzer. Je hebt hem
kriebelig. .dag het weer mag regelen?" vroeg ik. 'maar te draaien op 'het wéér dat je
j „Met je welnemen", zei ik, „je voert „Het weer?" zei hij verwonderd. hebben wilt en twee uur daarna is
een hoog woord, maar 't is toch zeker ..W ou je de zon laten schijnen en dat weer overal in Noord- en Zuid-
niet behoorlijk om op mijn stoelen te regen en sneeuw laten vallen en zoo?" -holland gekomen."
.spuwen. Dat heb je toch zeker niet j „Juist zei ik. „Of je moest me Ik wou zijn hand grijpen om hem
van den prins geleerd!" dat niet kunnen geven?" -te bedanken, maai- hij hield ze achter
j Ik kon zijn gezicht niet heel dui- I „Kunnen geven", riep hij, in zijn 'zijn rug en hupte als oen kwaadaar-
delijk onderscheiden, maar t leek me kabouterlijke ijdelheid getroffen en dige kikker om mij heen.
jtoch zoo toe, alsof dit hem verlegen J schopte nu inderdaad een stuk van! „Bedank me maar niet", riep hij
maakteè Althans hij streek eenige ,de leuning af. waarop hij zat. ..Na-'mét zijn ijle stem. Had maar liever
seconden zijn puntbaard glad en zei tuurlijk kan ik dat. Je wilt dus heb- vriendelijkheid of braafheid, of wijs
vervolgens „Je durft heelwat zeggen ben de regeling van het weer in de heid gewenscht. Je zult nog'wel eens
tegen een kabouter uit een sprookje, provincie Noordholland, is t niet?" berouw krijgen over je keus. L<
j Als ik een jaar of wat jonger was. j Ik had, eerlijk gezegd, op heel Ne-
jZou ik diet je inpeperen. Nu zal ik het j derland gerekend, zoodat de beper-
maar laten passeeren, maar één ding king me wel wat tegenviel,
zeg ik je: ik kan nu niet langer j „Zou Zuidholland er ook niet bij
'wachten, ik heb nog maar een half- j kunnen?" vroeg ik.
uur den tijd en als ik te laat kom is j „Waarom?
de prins op mijn plaats gaan staan „tk heb te Woerden een getrouwde
en raakt liet Iwele prentje in de war. 'dochter wonen, die ik er ook van wou
j Haast je dus een beetje. Wat wensch laten profiteeren."
jjc? Gauw wat, of ik ga naai- een an- j „Nu Koed dan", bromde hij, strekte
der! jde armen uit en fluisterde eenige
I Hij zat intussehen zóó wild met zijn t woorden (een tooverformulier, denk
hielen te trappelen, dat ik elk oogen- ik) voor zich heen. Op eens verscheen
blik vreesde, dat de stoel onder hem aan den muur een groot, koperen
instorten zou. bord met een wijzerplaat, aldus in
„Diamanten zei ik vragend. gericht
„Och wat", riep hij, „jullie maakt
'ze tegenwoordig van glas haast nog fS,.
'mooier, dan de natuur de echte. (Slot rolgtj.
Vraag je lieele leven lang taartjes
zooveel als jo lust, of rookworst, of
sinaasappelen!" Daarbij lachte hij
zoo tergend, dat ik lust kreeg hem de
'deur uit te zetten, maar er, eerlijk
'gezegd, tegenover zoo'n wonderlijk
[kereltje, den moed niet toe had.
j Er was een oogenhlik van stilte.
Ik hoorde buiten de droppels van
[vochtigen mist neerkletsen op de
steenen en er schoot me iets te bin
krijgen over je keus. Let op
mijn woorden, je zult er berouw over
krijgen. Ha, iha, ha, wacht maar af.
Gegroet, hoor,, gegroet!"
De laatste woorden klonken ai
zwakker, als uit de verte. Het was of
hij in damp opging, zijn kleine
lichaam zich in nevel oploste. Op eens
zag ik hem niet meer, hoewel al de
deuren waren dichtgebleven.
Ik rilde en wreef mijn oogen uit,
om te zien of ik wel wakker was.
Maar daar was ze in werkelijkheid,
d© groote koperen plaat met haar
wijzer en ik beschouwde haar een
poos, zonder den moed te hebben,
haar aan te raken.
Regen.
Hagel.
Zeer Mooi.
„Kijk hier", zei ihij, en met aapach
tige vlugheid sprong hij van zijn i