BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG £8 APRIL. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST f 1.20 PER 3 MAANDEN OF 10 CENT PER WEEK. ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen IN EN OM HAARLEM. CIX. Indien we dan nu eens een van de wandelingen, de vorige week aange stipt, ondernemen, dan zorgen we in de allereerste plaats voorzien te zijn van een en ander om desnoods iets mede te kunnen nemen naar huis, om daar onze opmerkingen, onze waar :aemingen voort te zetten, of onze vrienden en huisgenooten ook een weinig te doen genieten van 't geen we zagen. In de eerste plaats komt daarvoor in aanmerking een fotografietoestel. Het kan zijn, dat schoone vergezich ten ons lokken, maar ook kleinere groepen van planten en dieren kun nen ons zoo in 't oog vallen, dat wij het voor vereeuwiging waardig keu ren. Dat daarhïj allerlei bijzonderhe den in acht genomen moeten worden, weet ieder eenigszins goed amateur- fotograaf en niemand zal wel uitgaan met een toestel als er zoo iemand niet bij is. In de tweede plaats onze planteiv trommel. Dat voorwerp wordt ge woonlijk op zoo'n vreemde manier gevuld, dat men aan alles, wat men medeneemt, thuis al bedroefd weinig heeft. Stel eens, dat het ons plan is, van al de planten, die we zoo op onze wandeling ontmoeten, wat mede te nemen, dan is de plantenbus daar voor wel het geschiktst. Een partijtje bloemen enz. afgesneden en zoo los in de hand gehouden, verwelkt al heel spoedig, terwijl ook door de warmte van de hand de ondereinden Sater totaal ongeschikt worden om opnieuw vocht op te slorpen en zich •weer te herstellen. Dat afplukkenen in de hand medenemen, wordt ge woonlijk gevolgd door het wegwer pen een uurtje later, 't Is dus eenvou dig vergeefsche moeite, neen erger, 1 is een vernielen, dat men beter doet, eenvoudig achterwege te laten. Dat de plantenbus dan te pas komt, spreekt van zelf. Daarin toch grijpt ook wel verdamping plaats, maar spoedig is de gansche ruimte met waterdamp gevuld, verzadigd, zooals de natuurkundige zegt, en de verde re verdamping houdt op. Had men tnu in plaats daarvan een houten of cartonnen doosje medegenomen, dan zouden die stoffen ook gretig het vocht opslorpen en de verdamping dus niet beletten. We willen dus nu voor huis of school medenamen witte en purperen doovenetel, kleine brandnetel, hondsdraf, eereprijs, vo- gelmelk, een of meer muursoorten, een paar bloeiende grassen, klein en groot hoefblad, speenkruid, dotter bloem, de eerste bloemschermen van het fluitekruid, een paar takjes van den wilg, enz. enz., allemaal dingen, die we thuis nog wel een weekje Haarlemmer Halletjes E«n Zaterdagavondpraatje. Van tamelijk nabij ken ik een fa milie, die, gelijktijdig met het uitko men van de hyacinthen, bevangen wordt door een verlangen naar bui ten wonen. ,,Zeg vrouw", aldus be toogt de man, „wat zou 't heerlijk wezen om buiten te wezen. Zoo heer- 'ijk kalm en frisch, zoo rustig. „Ja zeker", zegt dan de vrouw. ,,En zoo plezierig, dat je zonder hoed of bandschoenen maar naar buiten kunt loopen." „En zooveel minder belasting juicht de man. „Maar ik zou wel den heelen dag alleen wezen", bezint de vrouw. „Jij naar 't kantoor en de kinderen den beelen dag op school 't zo> voor mij wel eenzaam wezen." „Och", zegt dan de man, „dat went wol, maar 't thuiskomen 's avonds van een vergadering en als we eens een enkelen keer uitgaan, dèt is lastig En ze kijken hun huis nog eens rond en stappen voorloopig van het onderwerp af. Maar wanneer ze in den loop van den zomer ergens in den omtrek een aardig huis leeg zien staan, dan stooten ze elkaar aan „kijk es, dat zou juist wat zoor ons wezen en'gaan zuchtend voorbij. In herfst en winter verheugen zeer zich over, dat ze toch maar in de stad gebleven zijn. Maar nauwelijks «teken do hyacinthen de koppen bo ven den grond, of het verlangen naar t buitenleven overvalt hen opnieuw. Ze moeten dus nu weer midden in het d kunnen houden. En kan dat al les in onze plantenbus Ja wel, waar om niet. We behoeven daarvan toch geen wagenvracht mede te nemen, dat is toch niet noodig. Twee, drie stengeltjes of takjes zijn voor ons doel geschikt. Snijden we die nu vlak bij den grond af, dan wordt het stengeleind ook niet gekneusd, zoo als vaak door een onbedachtzaam af rukken geschiedt, en hoeveel van die takjes kunnen dan niet in onzen trommel. Maaren dat is nu wel de allergrootste, neen sterker, een on vergeeflijke fout van tal van botanici, ze willen een mooi plantje hier, een lief bloempje, daar zoo graag in hun tuin, in een potje overplanten. En dat midden in den bloeitijd, het strijdt toch tegen alle botanische en tuin bouwkundige regels. Wilt gij hei rn uw tuin, bestudeer het dan eerst in 't vrije bosch of veld en ga er of zaad van winnen, of een paar wortelstok ken ervan opgraven op een tijd, dat de plant bezig is in de rust te gaan. En dan al die modder, al dat zand, al die aarde in den trommel. Dat is net geschikt, om het overige er zoc onooglijk te doen uitzien, dat we thuis gekomen den boel eenvoudig van den trommel in het vuilnisvat doen verhuieen. Ook al weer niet erg geschikt om de liefde voor bloemen en planten fleurig te houden. Neen, wij doen in onze bus slechts twee, drie takjes van elke soort en thuis gekomen plaatsen wij van het met zorg verzamelde eenige mooie bou- quetten. Is het juist tijd om aan tafel te gaan, of roepen dagelijksche be zigheden, dan kunnen we onze plant jes gerust een halven dag laten rus ten. Een volgende maal is het meer de dierenwereld uit sloot of plas, die ons aantrekt, welnu, dan rusten we ons uit met een of meer wijdmondsfles- schen,- stevig van een touw voorzien, waaraan ze gedragen kunnen wor den, een schepnetje en enkel ander materiaal, dat ons op onze verctere tochten nuttig blijkt. Het is in dezen wel nuttig, te zor gen, de leefwijze der verschillende dieren wat te bestudeeren, willen we niet dadelijk minder aangename er varingen opdoen. Nu is zelf waarne men in .deze en dergelijke dingen wel goed, maar als we door studie eerst partij weten te trekken van de erva ringen van anderen, dan doen we zeer verstandig. Gulzig toch als die waterdieren zijn, neen, dat is haast niet te gelooven. Daar hebt ge die groote zwarte waterkever, en in nog erger mate <tie geelgerande. Dan do larven van beide, 't zijn eenvoudig verscheurende dieren, die niet het minst medelijden toonen met hunne natuurgenooten. Jonge vischjes, kik- vorschen, salamanders, alles valt aan hun geweldige kaken ten prooi. Van kikvorschen gesprokende bruine heeft hare eieren reeds hij tijdperk van deze buitenwonings- i'dylle verkeeren. Ik dacht aan dit gezin toen ik deze week een voormaligen bewoner van Bloemendaal ontmoette, die nu weer te Amsterdam gevestigd -is. ..Natuur lijk", zei hij, ,,de plaatselijke inkom stenbelasting is te Bloemendaal laag. Wat je daaraan betalen moet mag geen naam hebben. Maar er komen van die kleine belastinkjes bij. Voor het sproeien moet je afzonderlijk betalen en voor het leegen van de beerput dito. De levensmiddelen zijn er peperduur. Alles wordt je berekend naar den prijs, dien ze voor de groote buitens hebben vastgesteld. Heb je wat uit Haarlem noodig, dan kost dat rijf tien centen voor den bode. Dat lijkt niet veel, maar 't loopt op. Niet alle Haarlemsche leveranciers laten in Bloemendaal bezorgen. Sommigen zeggen„ik zal 't wel aan den bode meegeven." 't Kost alweer vijftien centen. Het schoolgeld voor de kinde ren, wanneer ze in Haarlem school gaan, kost de helft meer, dan voor de kinderen uit Haarlem zelf, dat scheelt 25.voor éen kind op de opleidings school. Ga je naar de komedie of bij vrienden op de thee, dan moet je ge woonlijk óf loopen, wat in den zomer heel aardig is, of een rijtuig nemen, wat duur is. Hel) je zaken in Haar lem, dan betaal je bovendien nog f orensehbel asting. „Duszei ik vragemL „Dus is het wonen te Bloemendaal voor iemand, die zaken te Haarlem en schoolgaande kinderen heeft, duur." Van dit verhaal van iemand, die 't weten kan, zal ik het gezin dat ik be doelde, een exemplaar sturen met een dikke, blauwe streep er ommis schien neemt het hun jaarlijkschen tweestrijd weg en boezemt hun tevre- heele klompen hier en daar fangs den weg in de slooten gelegd, nog wat zonnewarmte en de jonge kik- kervischjes zwemmen weer met be hulp van hunnen krachtigen staart door 't water. Geen enkele proef thuis is méér animeerend dan juist deze, om in een niet al te kleine flesch uit die kikkereitjes, het zoogenaamde kikkerdril, jonge kikvorschen op te kweeken. Wie dat eenmaal gedaan heeft, is zeker, dat de afkeer voor kikkers niet alleen overwonnen, maar veranderd is in groote sympathie. Al waarnemende slaan we dan zoo af en toe eens een boek open, om onze waarnemingen te vergelijken met die van anderen, om desnoods uit ande- rer waarnemingen te lezen, wat er* bij onze troetelkinderen gebeuren moet. Die langzame, maar geleidelij ke overgang van de voortbewegings organen van staart tot vier pooten wekt de belangstelling van anderen, van alle huisgenooten. Tegelijkertijd veranderen de ademhalingsorganen, in den beginne zijn die zichtbaar, als uitwendige kieuwen, later gaan die over tot inwendige, die weer geleide lijk veranderen in longen. Hebben we dan meteen er goed voor gezorgd, dat onze kleine waterbewoners zoo af en toe eens longengymnastiek in de volle lucht kunnen houden, dan wordt de sterfte, die vooral dan optreedt, tot een minimum beperkt. We kun nen dit gemakkelijk doen door het aanbrengen van een kleine rots, wat waterplanten, enz. Zijn eenmaal onze kikvorschen zoo ver, dan laten wij ze loo in het een of andere weideland, sloot of wat dan ook, desnoods in onzen tuin. Een flesch voor kikkerdril behoort dus ook tot de uitrusting. Enkele doosjes voor kevertjes, rup sen, enz. zijn mede noodzakelijk. De volledige uitrusting voor den insec- tenyerzamelaar ligt buiten het l^estek van dit artikel. Bovendien slaan "spoe dig een vijfentwintigtal jonge kna pen, echt levenslustig op me te wach ten, dusmisschien vertel ik de volgende week wel eens, hoe 't ons gegaan is op onze wandeling, wat we al zoo opmerkten, en welken in vloed zoo'n morgenwandeling van een uur of drie in de vrije natuur op den schoolknaap heeft. J. STURING. VRAGENBUS. D en H ee r v. K. te O. De mij toe gezonden takjes zijn, zooals gfj zelf reeds vermoeddet, afkomstig van de Ribes aurea, een heester, die heel vaak gebruikt wordt om de rechte scheuten te doen dienen tot. onder stammen van onze aalhessen of meer nog van kruisbessen. De veredeling geschiedt dan in den zomer door ocu- latie. De vruchten van deze aalbes zijn, evenmin als die van de bloed- roode eetbaar. De beide wormvormige diertjes, die U me tevens toezondt, daarover de volgende week meer. Aan mej. K. te H. - Uwe uit gebloeide Spiraea plaatst U na verwijdering der uitgebloeide bloe men in den vollen grond en zorgt vooral den eersten tijd voor volop water, ze zal dan het volgende jaar reeds weer enkele bloemtakjes geven, om eerst daarna weer op kracht te komen. J. STURING. denheid in met hun lot als bewoners van Haarlem. Tot hoofdbode aan 't Stadhuis is benoemd de heer Bouwmeester, amb tenaar van 't haven- en kaaigeld, een nog jonge man, die dus aan 't begin van 't leven staat, zooals Koper, dien hij opvolgt, aan het einde stond. Bouwmeester is vroeger zeeman ge weest, daardoor kwam hij ook in aanmerking voor de betrekking van ambtenaar bij den havendienst. En eenmaal op t land heeft hij blijkbaar niet weer naar 't gevaarlijke natte element willen terugkeeren, integen deel heeft alle aanraking met het water laten „varen" en heeft den steven gewend naar 't Stadhuis, waar hij nu in veilige haven is aangeland. De heer Bouwmeester is een aange naam en een vriendelijk man, wat voor de velen die met hem te maken zullen hebben, plezierig zal zijn om te lezen, 't Is toch een heel verschil, wanneer iemand zich komt aanmel den om den burgemeester of een wet houder of den secretaris of den grif fier te spreken, 't is een heel ver schil, zeg ik, of hem op een hupsche manier wordt verzocht even te wach ten, dan wel op een norsche, al duurt 't wachten er even lang om. Het zal natuurlijk wel een poosje duren vóór hij aan zijn nieuwe functie gewoon is geraakt, maar een flink zeeman wendt met moed den boeg naar on bekende landen, wanneer hij met sex tant en kompas zijn koers maar be rekenen kan. Zoo zie ik hem gauw in staat, om wanneer er een vreemdeling komt, die rondzwerft op de voor liem onbe kende stadhuiswateren, dezen te be duiden, dat hij moet bijdraaien en wóar hij veilig zijn anker kan laten De Wraak eeoer Vrouw Voor de revolutie van 't jaar 1848 heerschten er dn het oostelijk deel van Hongarije zonderlinge toestan den. De Hongaren waren er de over- heerschende partij, maar er woonden daar toen, evenals nu nog, vele Wa- lachijers, groot in getal, maar weinig in tel, gesmaad èn onderdrukt door de Hongaren, waar dezen maar kon den... Ongeveer zestig jaar geleden had er voor het bouwvallige stadhuis van een stad in oostelijk Hongarije een groote oploop van volk plaats. Op bevel van den grondeigenaar Nagarty, een Hongaar natuurlijk, hadden de pandoeren een soort marechaussee zich meester ge maakt van den heer Grégorion Va- dim en kwamen hem nu aan handen en voeten gebonden overleveren aan de overheden der stad. Grégorion kon niet anders dan zeer schuldig wezen ten eerste omdat hij heftigen tegenstand had geboden, toen men hém gevangen wilde ne men en ten tweede omdat hij een Walachijer was, en vooral die laat ste hoedanigheid was al genoeg om hem in de oogen van eiken rechtge- aarden Magyaar als een booswicht te brandmerken. Terwijl de boer somber om zich heen keek, nam de menigte hem nieuwsgierig op, deels medelijdend, deels wantrouwend. Maar wie zou nu gedacht hebben, dat deze man een misdaad zou doen? Iedereen wist, dat hij niet onvermogend was, en tot nu toe had men hem steeds voor eer lijk en rechtschapen gehouden. De pandoeren brachten hem voor den rechter, die achter zijn stukken een pijp zat te rooken. Tegelijkertijd drong een jonge boerin, Athanka, de echtgenoote van Vadim, de zaal binnen, waar ze zich met geweld toe gang verschafte. Grégorion, begon de rechter zijn verhoor, wat bezielde je toch? Hoe kwam je er in 's hemels naam toe, om de paarden van den heer Nagarty te stelen Je bent toch niet arm Ik heb de paaiden niet gestolen, mijnheer, antwoordde de jonge Wa lachijer. Wie dan Grégorion Vadim haalde de schou ders op. vallen. Zoo zal hij, wanneer iemand al te onstuimig komt aanvaren, hem weten te seinen strijk je zeil en stop pen Kortom, zoo zal hij, wanneer hij maar zorgt niet op klippen te stoo ten e'n vooral niet met de groote vuur torens in botsing te komen, in cte kalme wateren van 't stadhuis zijn scheepje aangenaam doen varen. Mag ik eens een wenk geven aa.n de politie Donderdagavond langs de Gedemp te Oude Gracht gaande, tusschen de Kleine en de Groote Houtstraat in, zag ik een voorbijganger aanklam pen door een man, niet groot van stuk, breed gebouwd, die een eind met hem opliep. Een vrouw, die blijkbaar bij den man behoorde, drentelde achteraf wat rond. 't Is daar donker op de Gracht. Het zijn er bijna alle woonhuizen en het enkele winkelhuis, dat er staat, geeft weinig licht naai* buiten. Er is tóch geen passage. De duisternis schijnt er nog intenser door de nabijheid van de electrische booglampen in de Groo te Houtstraat. Toen de man een pas of twintig met den voorbijganger had gedaan, keerde hij terug naar de vrouw, Ik had den voorbijganger ingehaald en sprak hem aan. De man was natuurlijk een bede laar. „Mag ik u even sprekenT' had hij gevraagd en toen hij geen antwoord kreeg, ging hij verder „Meneer, ik heb geen werk en vier kinderen thuis. Wilt U wat van me koopen „Ik koop nooit op straat", zei de voorbijganger en daarna droop de man weer af. Beken maar, vriendje, dat ia 't beste, wat je kunt doen in dit geval. Ik heb niet gestolen. Niet? Welnu, ook goed. Indien je denkt ons te kunnen bedriegen, dan heb je 't bij 't verkeerde eind. Breng hem op de pijnbank. Om 's hemels wil, mijnheer, riep Athanka thans op smartelijken toon uit, terwijl ze zich aan de voeten van den rechter wierp, mijn man is on schuldig Tïïj is geen dief, ik bezweer het u. Wat doe jij hier voer de rech ter tegen haar uit. Denk je, omdat je mooie zwarte oogen hebt, invloed te zullen uitoefenen op het gerechtshof Ik ken u allen opperbest, Welachijers je bent allen dieven, roovers, moor denaars... Breng die vrouw buiten en den man naar de pijnbank. De pandoeren zetten Athanka bui ten de deur en het verhoor werd voortgezet. Sedert keizerin Maria Theresia was het folteren op de pijnbank afge schaft, maar een Hongaarsch rechter vóór het jaar 1848 wist er altijd nog wel een uitweg op om een onwilligen verdachte tot bekentenis te brengen en de hulp van den knuppel werd zeer gewaardeerd voor dit doel. Doch dezen keer bereikte de rechter daar mee niets. Grégorion Vadim bekende niet. Het is een gevaarlijke schurk bromde de rechter bij zich zelf. En hij beval, dat de pandoeren hun werk zouden hervatten, totd&t ein delijk de beschuldigde zijn bewust zijn verloor. Hij houdt ons voor den gek, riep de rechter uit, houdt hem maar eens onder de pomp. Dat is toch al te dwaas. - En. het was werkelijk dwaasGré gorion Vadim was zoo boosaardig en zoo koppig, dat hij de oogen niet meer opende, en liever stierf, toen men de heilzame uitwerking van het pompwater ging beproeven. Het speet mijnheer de rechter zeer, maar er was niets aan te doen. De dief was dood en de zaak dus geindigd. Geëindigd Neen, toch niet. Athan ka begroef het lijk van haar manen beweende hem gedurende langer dan een jaar. Toen kwamen de gebeurte nissen van Maart 1848, de Hongaar- sche revolutie, Üe opstand der Ser viërs, der Croaten, der Walachijers tegen de Hongaarsche dwingelandij. Van de Karpathen tot aan de Adria- tische Zee vloeide het bloed in stroo men en meer dan overal elders vloei de het in de woeste valleien der ber gen van Oostelijk Hongarije. Onderdrukt en mishandeld gedu rende eeuwen, namen de Walachijers eindelijk de wapenen op om het Hon gaarsche juk af te schudden. Van dorp tot dorp, van bergtop tot berg top, van dal tot dal, had een moord dadige strijd plaats. De bende der Vassili's (Walachij ers) was verslagen en hun hoofd 'n een schermutseling gevallen. Geheel ontmoedigd namen zij de vlucht naar de grens der Bukowina, toen eens klaps op een pad, dat dwars door de rotsen liep, een jonge vrouw ver scheen, een mooie vrouw, met mans laarzen aan van grof leder, verder gekleed in een lang wit geborduurd hemd en daarover een schapenvacht en de borst versierd met koralen. Zij zei tegen de bende van vermoei de en uitgeputte opstandelingen: Waar gaat ge heen Wilt ge het land verlaten en het in handen van uw vijanden overleveren? Zijt gij ellendige slaven, lafaards? De mannen keken vol verbazing naar de trotsche verschijning. We hebben geen kruit meer riepen er eenigen. We hebben sinds drie dagen niets te eten gehadklaagden acte ren. Het ontbreekt ons aan een hoofd voegde een jonge man er bij. Wilt gij ons aanvoeren, vrouw? Ja, dat wil ik, mannen Ik ben de weduwe van Grégorion Vadim, die vermoord werd door de Honga ren. Gij zijt Athanka Vadim? Wel nu, help ons uw echtgenoot te wre ken. Dat zal ik doen, antwoordde Athanka. Niet ver van hier bevinden zich honderd dappere meisjes, oude mannen en kinderen idie gevlucht zijn voor de Hongaren. Wij hebben stee- nen verzameld en opgestapeld, om de Hongaren te verpletteren, indien zij ons naderen. Wij hébben kruit en lood en wij zullen alles met u deolen, alles. Doch zweer eerst, mij te zullen gehoorzamen, onbepaald gehoorza men, en ik zal u leiden en bevelen. Allen staken de handen op en leg den voor haar den eed van trouw af. Vervolgens bracht Athanka den troep naar don top van een berg, waar men een veïiige schuilplaats vond. Een Hongaarsch bataljon beweegt zich langzaam voort door een berg- engte, die naar de Bukowina leidt. Het heeft bevel gekregen, om de ben de der Vassili's te vervolgen, te ver nietigen. De bruine uniformen steken maar flauw af tegen de kleur van den grond en van de rotsen. Alleen de roode koorden van de Hongaar sche driekleur schitteren in de zon. Er is geen spoor van de oproerlin gen te ontdekken, van dichtbij noch van verre. Het bataljon maakt halt, de offi cieren houden krijgsraad. Zij gaan vervolgens opnieuw op marscb en komen eindelijk bij een donker spar- rebosch De zon is ondergegaan en alom in het woud heerscht nu de duisternis. Eensklaps weerklinkt een schel ge fluit, daarna nog eens. Bijna op het- De lust tot handelen zal wel zwak zijn geweest. Althans de man had niets in zijn handen, dat aan negotie deed denken. Hebben we hier wezenlijk met een stakker te doen die broodeloos is, hoewel hij werken wil, dan zal mis schien een liefdadige hand wel wil len helpen. De heer Bouman, onze armenppzichter, kent daartoe ver schillende goede adressen. Maar 't geval ziet er wel wat verdacht uit. Is het 'heusch zoover gekomen, dat er voor een stevigen kerel, in April geen werk te vinden is? En zou liet niet beter zijn, dat de vrouw, die stond te wachten, thuis was bij de vier kinderen, wanneer die werkelijk ook buiten 's mans verbeelding bestaan Enfin, de politie weet er nu van en zal wel een oogje in 't zeil hou den, dat rustige voorbijgangers niet vlak bij onzen hoofdverkeersweg wor den aangesproken en verontrust. Want die voorbijganger was niet op zijn gemak. Men had hem zien uit gaan. mogelijk zou men het nu zijn huisgenooten lastig gaan maken. Dus koerde hij op zijn schreden terug om te gaan zien, of alles thuis in orde was. De Haarlemsche Handelsvereni ging is verhuisd van de Begijnestraat naar den Jansweg No. 11. Kon zij alle slechte betalers, langzame beta lers, onwillige betalers en niet-Txrta- lers maar in het oude huis achter laten Helaas, zij sleept net heele ge zelschap naar de nieuwe woning mee, als het eeuwige blok aan haar been. Begonnen in het gebouw aan de Sme- destraat, waar tegenwoordig do R.K. Volksbond is gevestigd en waar zij toen het centraal telcphoonbureau tot buurman had. is de Handelsver- eeniging naderhand naar de Begijne straat en dan nu aan den Jansweg overgebracht waar zij naar mensche- lijke berekening wel blijven zal, daar dit huis door de vereeniging is aan gekocht. Er'moet, zegt men, van de geza menlijke slechte betalers in Haarlem, een request zijn gezonden aan het Bestuur, waarbij zij meedeelen, dat zij het kantoor verder niet met d» klandisie wenschen te begunstigen, omdat het nu niet precies meer m i midden van de stad gelegen is. Het Bestuur moet daarop geantwoord hebben, dat de verplaatsing in de ci viele bediening, die men tot dusver genoten had, geenerlei verandering brengen zou, maar de slechte beta lers, daarmee niet tevreden, moeten een vereeniging gesticht hebben en aan het Bestuur een brief gericht, dat zij voor zich er geen prijs meer op stelden, in de boeken en lijsten der vereeniging voor te komen en der halve bij deze him relatie met de Vereeniging verklaarden als geëin digd te beschouwen. „Mocht door ons een vereeniging als de uwe wen- schelijk worden geacht", zoo eindig de de brief, „dan zullen van onzent- wege stappen worden gedaan om tot de oprichting van zoodanige veree niging te geraken." Aldus is mij verteld. Of het precies juist is, kan ik niet beoordeelen. Wou ter heeft het me gezegd en die kan, bij "t aankomen van de blèren, soms duchtig fantaseeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 7