BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG £8 APRIL.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
f 1.20 PER 3 MAANDEN
OF 10 CENT PER WEEK.
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZUN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
Wandelingen
IN EN OM HAARLEM.
CIX.
Indien we dan nu eens een van de
wandelingen, de vorige week aange
stipt, ondernemen, dan zorgen we in
de allereerste plaats voorzien te zijn
van een en ander om desnoods iets
mede te kunnen nemen naar huis, om
daar onze opmerkingen, onze waar
:aemingen voort te zetten, of onze
vrienden en huisgenooten ook een
weinig te doen genieten van 't geen
we zagen.
In de eerste plaats komt daarvoor
in aanmerking een fotografietoestel.
Het kan zijn, dat schoone vergezich
ten ons lokken, maar ook kleinere
groepen van planten en dieren kun
nen ons zoo in 't oog vallen, dat wij
het voor vereeuwiging waardig keu
ren. Dat daarhïj allerlei bijzonderhe
den in acht genomen moeten worden,
weet ieder eenigszins goed amateur-
fotograaf en niemand zal wel uitgaan
met een toestel als er zoo iemand
niet bij is.
In de tweede plaats onze planteiv
trommel. Dat voorwerp wordt ge
woonlijk op zoo'n vreemde manier
gevuld, dat men aan alles, wat men
medeneemt, thuis al bedroefd weinig
heeft. Stel eens, dat het ons plan is,
van al de planten, die we zoo op
onze wandeling ontmoeten, wat mede
te nemen, dan is de plantenbus daar
voor wel het geschiktst. Een partijtje
bloemen enz. afgesneden en zoo los
in de hand gehouden, verwelkt al
heel spoedig, terwijl ook door de
warmte van de hand de ondereinden
Sater totaal ongeschikt worden om
opnieuw vocht op te slorpen en zich
•weer te herstellen. Dat afplukkenen
in de hand medenemen, wordt ge
woonlijk gevolgd door het wegwer
pen een uurtje later, 't Is dus eenvou
dig vergeefsche moeite, neen erger,
1 is een vernielen, dat men beter
doet, eenvoudig achterwege te laten.
Dat de plantenbus dan te pas komt,
spreekt van zelf. Daarin toch grijpt
ook wel verdamping plaats, maar
spoedig is de gansche ruimte met
waterdamp gevuld, verzadigd, zooals
de natuurkundige zegt, en de verde
re verdamping houdt op. Had men
tnu in plaats daarvan een houten of
cartonnen doosje medegenomen, dan
zouden die stoffen ook gretig het
vocht opslorpen en de verdamping
dus niet beletten. We willen dus nu
voor huis of school medenamen
witte en purperen doovenetel, kleine
brandnetel, hondsdraf, eereprijs, vo-
gelmelk, een of meer muursoorten,
een paar bloeiende grassen, klein en
groot hoefblad, speenkruid, dotter
bloem, de eerste bloemschermen van
het fluitekruid, een paar takjes van
den wilg, enz. enz., allemaal dingen,
die we thuis nog wel een weekje
Haarlemmer Halletjes
E«n Zaterdagavondpraatje.
Van tamelijk nabij ken ik een fa
milie, die, gelijktijdig met het uitko
men van de hyacinthen, bevangen
wordt door een verlangen naar bui
ten wonen. ,,Zeg vrouw", aldus be
toogt de man, „wat zou 't heerlijk
wezen om buiten te wezen. Zoo heer-
'ijk kalm en frisch, zoo rustig.
„Ja zeker", zegt dan de vrouw. ,,En
zoo plezierig, dat je zonder hoed of
bandschoenen maar naar buiten kunt
loopen."
„En zooveel minder belasting
juicht de man.
„Maar ik zou wel den heelen dag
alleen wezen", bezint de vrouw. „Jij
naar 't kantoor en de kinderen den
beelen dag op school 't zo> voor
mij wel eenzaam wezen."
„Och", zegt dan de man, „dat went
wol, maar 't thuiskomen 's avonds
van een vergadering en als we eens
een enkelen keer uitgaan, dèt is
lastig
En ze kijken hun huis nog eens
rond en stappen voorloopig van het
onderwerp af. Maar wanneer ze in
den loop van den zomer ergens in
den omtrek een aardig huis leeg zien
staan, dan stooten ze elkaar aan
„kijk es, dat zou juist wat zoor ons
wezen en'gaan zuchtend voorbij.
In herfst en winter verheugen zeer
zich over, dat ze toch maar in de
stad gebleven zijn. Maar nauwelijks
«teken do hyacinthen de koppen bo
ven den grond, of het verlangen naar
t buitenleven overvalt hen opnieuw.
Ze moeten dus nu weer midden in het
d kunnen houden. En kan dat al
les in onze plantenbus Ja wel, waar
om niet. We behoeven daarvan toch
geen wagenvracht mede te nemen,
dat is toch niet noodig. Twee, drie
stengeltjes of takjes zijn voor ons
doel geschikt. Snijden we die nu
vlak bij den grond af, dan wordt het
stengeleind ook niet gekneusd, zoo
als vaak door een onbedachtzaam af
rukken geschiedt, en hoeveel van die
takjes kunnen dan niet in onzen
trommel. Maaren dat is nu wel
de allergrootste, neen sterker, een on
vergeeflijke fout van tal van botanici,
ze willen een mooi plantje hier, een
lief bloempje, daar zoo graag in hun
tuin, in een potje overplanten. En dat
midden in den bloeitijd, het strijdt
toch tegen alle botanische en tuin
bouwkundige regels. Wilt gij hei rn
uw tuin, bestudeer het dan eerst in
't vrije bosch of veld en ga er of zaad
van winnen, of een paar wortelstok
ken ervan opgraven op een tijd, dat
de plant bezig is in de rust te gaan.
En dan al die modder, al dat zand,
al die aarde in den trommel. Dat is
net geschikt, om het overige er zoc
onooglijk te doen uitzien, dat we
thuis gekomen den boel eenvoudig
van den trommel in het vuilnisvat
doen verhuieen. Ook al weer niet erg
geschikt om de liefde voor bloemen
en planten fleurig te houden. Neen,
wij doen in onze bus slechts twee,
drie takjes van elke soort en thuis
gekomen plaatsen wij van het met
zorg verzamelde eenige mooie bou-
quetten. Is het juist tijd om aan tafel
te gaan, of roepen dagelijksche be
zigheden, dan kunnen we onze plant
jes gerust een halven dag laten rus
ten.
Een volgende maal is het meer de
dierenwereld uit sloot of plas, die ons
aantrekt, welnu, dan rusten we ons
uit met een of meer wijdmondsfles-
schen,- stevig van een touw voorzien,
waaraan ze gedragen kunnen wor
den, een schepnetje en enkel ander
materiaal, dat ons op onze verctere
tochten nuttig blijkt.
Het is in dezen wel nuttig, te zor
gen, de leefwijze der verschillende
dieren wat te bestudeeren, willen we
niet dadelijk minder aangename er
varingen opdoen. Nu is zelf waarne
men in .deze en dergelijke dingen wel
goed, maar als we door studie eerst
partij weten te trekken van de erva
ringen van anderen, dan doen we
zeer verstandig. Gulzig toch als die
waterdieren zijn, neen, dat is haast
niet te gelooven. Daar hebt ge die
groote zwarte waterkever, en in nog
erger mate <tie geelgerande. Dan do
larven van beide, 't zijn eenvoudig
verscheurende dieren, die niet het
minst medelijden toonen met hunne
natuurgenooten. Jonge vischjes, kik-
vorschen, salamanders, alles valt
aan hun geweldige kaken ten prooi.
Van kikvorschen gesprokende
bruine heeft hare eieren reeds hij
tijdperk van deze buitenwonings-
i'dylle verkeeren.
Ik dacht aan dit gezin toen ik deze
week een voormaligen bewoner van
Bloemendaal ontmoette, die nu weer
te Amsterdam gevestigd -is. ..Natuur
lijk", zei hij, ,,de plaatselijke inkom
stenbelasting is te Bloemendaal laag.
Wat je daaraan betalen moet mag
geen naam hebben. Maar er komen
van die kleine belastinkjes bij. Voor
het sproeien moet je afzonderlijk
betalen en voor het leegen van de
beerput dito. De levensmiddelen zijn
er peperduur. Alles wordt je berekend
naar den prijs, dien ze voor de groote
buitens hebben vastgesteld. Heb je
wat uit Haarlem noodig, dan kost dat
rijf tien centen voor den bode. Dat
lijkt niet veel, maar 't loopt op. Niet
alle Haarlemsche leveranciers laten
in Bloemendaal bezorgen. Sommigen
zeggen„ik zal 't wel aan den bode
meegeven." 't Kost alweer vijftien
centen. Het schoolgeld voor de kinde
ren, wanneer ze in Haarlem school
gaan, kost de helft meer, dan voor de
kinderen uit Haarlem zelf, dat scheelt
25.voor éen kind op de opleidings
school. Ga je naar de komedie of bij
vrienden op de thee, dan moet je ge
woonlijk óf loopen, wat in den zomer
heel aardig is, of een rijtuig nemen,
wat duur is. Hel) je zaken in Haar
lem, dan betaal je bovendien nog
f orensehbel asting.
„Duszei ik vragemL
„Dus is het wonen te Bloemendaal
voor iemand, die zaken te Haarlem
en schoolgaande kinderen heeft,
duur."
Van dit verhaal van iemand, die 't
weten kan, zal ik het gezin dat ik be
doelde, een exemplaar sturen met een
dikke, blauwe streep er ommis
schien neemt het hun jaarlijkschen
tweestrijd weg en boezemt hun tevre-
heele klompen hier en daar fangs
den weg in de slooten gelegd, nog
wat zonnewarmte en de jonge kik-
kervischjes zwemmen weer met be
hulp van hunnen krachtigen staart
door 't water. Geen enkele proef thuis
is méér animeerend dan juist deze,
om in een niet al te kleine flesch uit
die kikkereitjes, het zoogenaamde
kikkerdril, jonge kikvorschen op te
kweeken. Wie dat eenmaal gedaan
heeft, is zeker, dat de afkeer voor
kikkers niet alleen overwonnen, maar
veranderd is in groote sympathie. Al
waarnemende slaan we dan zoo af
en toe eens een boek open, om onze
waarnemingen te vergelijken met die
van anderen, om desnoods uit ande-
rer waarnemingen te lezen, wat er*
bij onze troetelkinderen gebeuren
moet. Die langzame, maar geleidelij
ke overgang van de voortbewegings
organen van staart tot vier pooten
wekt de belangstelling van anderen,
van alle huisgenooten. Tegelijkertijd
veranderen de ademhalingsorganen,
in den beginne zijn die zichtbaar, als
uitwendige kieuwen, later gaan die
over tot inwendige, die weer geleide
lijk veranderen in longen. Hebben
we dan meteen er goed voor gezorgd,
dat onze kleine waterbewoners zoo af
en toe eens longengymnastiek in de
volle lucht kunnen houden, dan wordt
de sterfte, die vooral dan optreedt,
tot een minimum beperkt. We kun
nen dit gemakkelijk doen door het
aanbrengen van een kleine rots, wat
waterplanten, enz.
Zijn eenmaal onze kikvorschen zoo
ver, dan laten wij ze loo in het een of
andere weideland, sloot of wat dan
ook, desnoods in onzen tuin. Een
flesch voor kikkerdril behoort dus
ook tot de uitrusting.
Enkele doosjes voor kevertjes, rup
sen, enz. zijn mede noodzakelijk. De
volledige uitrusting voor den insec-
tenyerzamelaar ligt buiten het l^estek
van dit artikel. Bovendien slaan "spoe
dig een vijfentwintigtal jonge kna
pen, echt levenslustig op me te wach
ten, dusmisschien vertel ik de
volgende week wel eens, hoe 't ons
gegaan is op onze wandeling, wat
we al zoo opmerkten, en welken in
vloed zoo'n morgenwandeling van
een uur of drie in de vrije natuur op
den schoolknaap heeft.
J. STURING.
VRAGENBUS.
D en H ee r v. K. te O. De mij toe
gezonden takjes zijn, zooals gfj zelf
reeds vermoeddet, afkomstig van de
Ribes aurea, een heester, die heel
vaak gebruikt wordt om de rechte
scheuten te doen dienen tot. onder
stammen van onze aalhessen of meer
nog van kruisbessen. De veredeling
geschiedt dan in den zomer door ocu-
latie. De vruchten van deze aalbes
zijn, evenmin als die van de bloed-
roode eetbaar.
De beide wormvormige diertjes, die
U me tevens toezondt, daarover de
volgende week meer.
Aan mej. K. te H. - Uwe uit
gebloeide Spiraea plaatst U na
verwijdering der uitgebloeide bloe
men in den vollen grond en zorgt
vooral den eersten tijd voor volop
water, ze zal dan het volgende jaar
reeds weer enkele bloemtakjes geven,
om eerst daarna weer op kracht te
komen.
J. STURING.
denheid in met hun lot als bewoners
van Haarlem.
Tot hoofdbode aan 't Stadhuis is
benoemd de heer Bouwmeester, amb
tenaar van 't haven- en kaaigeld, een
nog jonge man, die dus aan 't begin
van 't leven staat, zooals Koper, dien
hij opvolgt, aan het einde stond.
Bouwmeester is vroeger zeeman ge
weest, daardoor kwam hij ook in
aanmerking voor de betrekking van
ambtenaar bij den havendienst. En
eenmaal op t land heeft hij blijkbaar
niet weer naar 't gevaarlijke natte
element willen terugkeeren, integen
deel heeft alle aanraking met het
water laten „varen" en heeft den
steven gewend naar 't Stadhuis, waar
hij nu in veilige haven is aangeland.
De heer Bouwmeester is een aange
naam en een vriendelijk man, wat
voor de velen die met hem te maken
zullen hebben, plezierig zal zijn om
te lezen, 't Is toch een heel verschil,
wanneer iemand zich komt aanmel
den om den burgemeester of een wet
houder of den secretaris of den grif
fier te spreken, 't is een heel ver
schil, zeg ik, of hem op een hupsche
manier wordt verzocht even te wach
ten, dan wel op een norsche, al duurt
't wachten er even lang om. Het zal
natuurlijk wel een poosje duren vóór
hij aan zijn nieuwe functie gewoon
is geraakt, maar een flink zeeman
wendt met moed den boeg naar on
bekende landen, wanneer hij met sex
tant en kompas zijn koers maar be
rekenen kan.
Zoo zie ik hem gauw in staat, om
wanneer er een vreemdeling komt,
die rondzwerft op de voor liem onbe
kende stadhuiswateren, dezen te be
duiden, dat hij moet bijdraaien en
wóar hij veilig zijn anker kan laten
De Wraak eeoer Vrouw
Voor de revolutie van 't jaar 1848
heerschten er dn het oostelijk deel
van Hongarije zonderlinge toestan
den. De Hongaren waren er de over-
heerschende partij, maar er woonden
daar toen, evenals nu nog, vele Wa-
lachijers, groot in getal, maar weinig
in tel, gesmaad èn onderdrukt door
de Hongaren, waar dezen maar kon
den...
Ongeveer zestig jaar geleden had
er voor het bouwvallige stadhuis van
een stad in oostelijk Hongarije een
groote oploop van volk plaats.
Op bevel van den grondeigenaar
Nagarty, een Hongaar natuurlijk,
hadden de pandoeren een soort
marechaussee zich meester ge
maakt van den heer Grégorion Va-
dim en kwamen hem nu aan handen
en voeten gebonden overleveren aan
de overheden der stad.
Grégorion kon niet anders dan zeer
schuldig wezen ten eerste omdat hij
heftigen tegenstand had geboden,
toen men hém gevangen wilde ne
men en ten tweede omdat hij een
Walachijer was, en vooral die laat
ste hoedanigheid was al genoeg om
hem in de oogen van eiken rechtge-
aarden Magyaar als een booswicht
te brandmerken.
Terwijl de boer somber om zich
heen keek, nam de menigte hem
nieuwsgierig op, deels medelijdend,
deels wantrouwend. Maar wie zou nu
gedacht hebben, dat deze man een
misdaad zou doen? Iedereen wist,
dat hij niet onvermogend was, en tot
nu toe had men hem steeds voor eer
lijk en rechtschapen gehouden.
De pandoeren brachten hem voor
den rechter, die achter zijn stukken
een pijp zat te rooken. Tegelijkertijd
drong een jonge boerin, Athanka, de
echtgenoote van Vadim, de zaal
binnen, waar ze zich met geweld toe
gang verschafte.
Grégorion, begon de rechter zijn
verhoor, wat bezielde je toch? Hoe
kwam je er in 's hemels naam toe,
om de paarden van den heer Nagarty
te stelen Je bent toch niet arm
Ik heb de paaiden niet gestolen,
mijnheer, antwoordde de jonge Wa
lachijer.
Wie dan
Grégorion Vadim haalde de schou
ders op.
vallen. Zoo zal hij, wanneer iemand
al te onstuimig komt aanvaren, hem
weten te seinen strijk je zeil en stop
pen Kortom, zoo zal hij, wanneer hij
maar zorgt niet op klippen te stoo
ten e'n vooral niet met de groote vuur
torens in botsing te komen, in cte
kalme wateren van 't stadhuis zijn
scheepje aangenaam doen varen.
Mag ik eens een wenk geven aa.n de
politie
Donderdagavond langs de Gedemp
te Oude Gracht gaande, tusschen de
Kleine en de Groote Houtstraat in,
zag ik een voorbijganger aanklam
pen door een man, niet groot van
stuk, breed gebouwd, die een eind
met hem opliep.
Een vrouw, die blijkbaar bij den
man behoorde, drentelde achteraf
wat rond.
't Is daar donker op de Gracht. Het
zijn er bijna alle woonhuizen en het
enkele winkelhuis, dat er staat, geeft
weinig licht naai* buiten. Er is tóch
geen passage. De duisternis schijnt
er nog intenser door de nabijheid van
de electrische booglampen in de Groo
te Houtstraat.
Toen de man een pas of twintig
met den voorbijganger had gedaan,
keerde hij terug naar de vrouw, Ik
had den voorbijganger ingehaald en
sprak hem aan.
De man was natuurlijk een bede
laar.
„Mag ik u even sprekenT' had hij
gevraagd en toen hij geen antwoord
kreeg, ging hij verder
„Meneer, ik heb geen werk en vier
kinderen thuis. Wilt U wat van me
koopen
„Ik koop nooit op straat", zei de
voorbijganger en daarna droop de
man weer af.
Beken maar, vriendje, dat ia 't
beste, wat je kunt doen in dit geval.
Ik heb niet gestolen.
Niet? Welnu, ook goed. Indien
je denkt ons te kunnen bedriegen,
dan heb je 't bij 't verkeerde eind.
Breng hem op de pijnbank.
Om 's hemels wil, mijnheer, riep
Athanka thans op smartelijken toon
uit, terwijl ze zich aan de voeten van
den rechter wierp, mijn man is on
schuldig Tïïj is geen dief, ik bezweer
het u.
Wat doe jij hier voer de rech
ter tegen haar uit. Denk je, omdat je
mooie zwarte oogen hebt, invloed te
zullen uitoefenen op het gerechtshof
Ik ken u allen opperbest, Welachijers
je bent allen dieven, roovers, moor
denaars... Breng die vrouw buiten en
den man naar de pijnbank.
De pandoeren zetten Athanka bui
ten de deur en het verhoor werd
voortgezet.
Sedert keizerin Maria Theresia was
het folteren op de pijnbank afge
schaft, maar een Hongaarsch rechter
vóór het jaar 1848 wist er altijd nog
wel een uitweg op om een onwilligen
verdachte tot bekentenis te brengen
en de hulp van den knuppel werd
zeer gewaardeerd voor dit doel. Doch
dezen keer bereikte de rechter daar
mee niets. Grégorion Vadim bekende
niet.
Het is een gevaarlijke schurk
bromde de rechter bij zich zelf.
En hij beval, dat de pandoeren hun
werk zouden hervatten, totd&t ein
delijk de beschuldigde zijn bewust
zijn verloor.
Hij houdt ons voor den gek, riep
de rechter uit, houdt hem maar eens
onder de pomp. Dat is toch al te
dwaas.
- En. het was werkelijk dwaasGré
gorion Vadim was zoo boosaardig en
zoo koppig, dat hij de oogen niet
meer opende, en liever stierf, toen
men de heilzame uitwerking van het
pompwater ging beproeven. Het speet
mijnheer de rechter zeer, maar er
was niets aan te doen. De dief was
dood en de zaak dus geindigd.
Geëindigd Neen, toch niet. Athan
ka begroef het lijk van haar manen
beweende hem gedurende langer dan
een jaar. Toen kwamen de gebeurte
nissen van Maart 1848, de Hongaar-
sche revolutie, Üe opstand der Ser
viërs, der Croaten, der Walachijers
tegen de Hongaarsche dwingelandij.
Van de Karpathen tot aan de Adria-
tische Zee vloeide het bloed in stroo
men en meer dan overal elders vloei
de het in de woeste valleien der ber
gen van Oostelijk Hongarije.
Onderdrukt en mishandeld gedu
rende eeuwen, namen de Walachijers
eindelijk de wapenen op om het Hon
gaarsche juk af te schudden. Van
dorp tot dorp, van bergtop tot berg
top, van dal tot dal, had een moord
dadige strijd plaats.
De bende der Vassili's (Walachij
ers) was verslagen en hun hoofd 'n
een schermutseling gevallen. Geheel
ontmoedigd namen zij de vlucht naar
de grens der Bukowina, toen eens
klaps op een pad, dat dwars door de
rotsen liep, een jonge vrouw ver
scheen, een mooie vrouw, met mans
laarzen aan van grof leder, verder
gekleed in een lang wit geborduurd
hemd en daarover een schapenvacht
en de borst versierd met koralen.
Zij zei tegen de bende van vermoei
de en uitgeputte opstandelingen:
Waar gaat ge heen Wilt ge het
land verlaten en het in handen van
uw vijanden overleveren? Zijt gij
ellendige slaven, lafaards?
De mannen keken vol verbazing
naar de trotsche verschijning.
We hebben geen kruit meer
riepen er eenigen.
We hebben sinds drie dagen
niets te eten gehadklaagden acte
ren.
Het ontbreekt ons aan een hoofd
voegde een jonge man er bij. Wilt gij
ons aanvoeren, vrouw?
Ja, dat wil ik, mannen Ik ben
de weduwe van Grégorion Vadim,
die vermoord werd door de Honga
ren.
Gij zijt Athanka Vadim? Wel
nu, help ons uw echtgenoot te wre
ken.
Dat zal ik doen, antwoordde
Athanka. Niet ver van hier bevinden
zich honderd dappere meisjes, oude
mannen en kinderen idie gevlucht zijn
voor de Hongaren. Wij hebben stee-
nen verzameld en opgestapeld, om de
Hongaren te verpletteren, indien zij
ons naderen. Wij hébben kruit en
lood en wij zullen alles met u deolen,
alles. Doch zweer eerst, mij te zullen
gehoorzamen, onbepaald gehoorza
men, en ik zal u leiden en bevelen.
Allen staken de handen op en leg
den voor haar den eed van trouw af.
Vervolgens bracht Athanka den
troep naar don top van een berg,
waar men een veïiige schuilplaats
vond.
Een Hongaarsch bataljon beweegt
zich langzaam voort door een berg-
engte, die naar de Bukowina leidt.
Het heeft bevel gekregen, om de ben
de der Vassili's te vervolgen, te ver
nietigen. De bruine uniformen steken
maar flauw af tegen de kleur van
den grond en van de rotsen. Alleen
de roode koorden van de Hongaar
sche driekleur schitteren in de zon.
Er is geen spoor van de oproerlin
gen te ontdekken, van dichtbij noch
van verre.
Het bataljon maakt halt, de offi
cieren houden krijgsraad. Zij gaan
vervolgens opnieuw op marscb en
komen eindelijk bij een donker spar-
rebosch
De zon is ondergegaan en alom in
het woud heerscht nu de duisternis.
Eensklaps weerklinkt een schel ge
fluit, daarna nog eens. Bijna op het-
De lust tot handelen zal wel zwak
zijn geweest. Althans de man had
niets in zijn handen, dat aan negotie
deed denken.
Hebben we hier wezenlijk met een
stakker te doen die broodeloos is,
hoewel hij werken wil, dan zal mis
schien een liefdadige hand wel wil
len helpen. De heer Bouman, onze
armenppzichter, kent daartoe ver
schillende goede adressen. Maar 't
geval ziet er wel wat verdacht uit. Is
het 'heusch zoover gekomen, dat er
voor een stevigen kerel, in April geen
werk te vinden is? En zou liet niet
beter zijn, dat de vrouw, die stond
te wachten, thuis was bij de vier
kinderen, wanneer die werkelijk ook
buiten 's mans verbeelding bestaan
Enfin, de politie weet er nu van
en zal wel een oogje in 't zeil hou
den, dat rustige voorbijgangers niet
vlak bij onzen hoofdverkeersweg wor
den aangesproken en verontrust.
Want die voorbijganger was niet op
zijn gemak. Men had hem zien uit
gaan. mogelijk zou men het nu zijn
huisgenooten lastig gaan maken. Dus
koerde hij op zijn schreden terug om
te gaan zien, of alles thuis in orde
was.
De Haarlemsche Handelsvereni
ging is verhuisd van de Begijnestraat
naar den Jansweg No. 11. Kon zij
alle slechte betalers, langzame beta
lers, onwillige betalers en niet-Txrta-
lers maar in het oude huis achter
laten Helaas, zij sleept net heele ge
zelschap naar de nieuwe woning mee,
als het eeuwige blok aan haar been.
Begonnen in het gebouw aan de Sme-
destraat, waar tegenwoordig do R.K.
Volksbond is gevestigd en waar zij
toen het centraal telcphoonbureau
tot buurman had. is de Handelsver-
eeniging naderhand naar de Begijne
straat en dan nu aan den Jansweg
overgebracht waar zij naar mensche-
lijke berekening wel blijven zal, daar
dit huis door de vereeniging is aan
gekocht.
Er'moet, zegt men, van de geza
menlijke slechte betalers in Haarlem,
een request zijn gezonden aan het
Bestuur, waarbij zij meedeelen, dat
zij het kantoor verder niet met d»
klandisie wenschen te begunstigen,
omdat het nu niet precies meer m i
midden van de stad gelegen is. Het
Bestuur moet daarop geantwoord
hebben, dat de verplaatsing in de ci
viele bediening, die men tot dusver
genoten had, geenerlei verandering
brengen zou, maar de slechte beta
lers, daarmee niet tevreden, moeten
een vereeniging gesticht hebben en
aan het Bestuur een brief gericht,
dat zij voor zich er geen prijs meer
op stelden, in de boeken en lijsten
der vereeniging voor te komen en der
halve bij deze him relatie met de
Vereeniging verklaarden als geëin
digd te beschouwen. „Mocht door
ons een vereeniging als de uwe wen-
schelijk worden geacht", zoo eindig
de de brief, „dan zullen van onzent-
wege stappen worden gedaan om tot
de oprichting van zoodanige veree
niging te geraken."
Aldus is mij verteld. Of het precies
juist is, kan ik niet beoordeelen. Wou
ter heeft het me gezegd en die kan,
bij "t aankomen van de blèren, soms
duchtig fantaseeren.