hangen in zijn pels. De (lamp sloeg uit hem op. Nu ging hot ondier op zijn achterpoot-en staan, maar slechts eon oogenblik zijn geprikkeld bloed dreef hem weer voort en hij liep hij liep weer op den boom af, waar hij slechts enkeJe duimen van Salmon verwij derd. onder een ontzettend gesnuif stil hield. Het had er wel iets van, of de beer plan had op die manier den onbe reikbare. door hem te verschrikken, uit zijne zekere stelling te verjagen. Zijn muil grijnsde half open. In demeenigs- zins koelen nacht leok zijn adem op e*?ne zwakke rookwolk. Salmon voelde eene. koude rilling over zijn rugzijn huid trok samen. Onwillekeurig greep hij naar de sclieede waarin zijn mes zatzou hij er liet leven bij moeten latenDe beer hield zijn kop dicht tegen den boomstam aaneen el daar boven lag Salmon's hand. De afstand tussclien den muil van den beer den den boer was niet grooter dan tien duim. Kon hei beest, hem nu van den boom aftrekken, en hem neervellen, dan zou de rest slechts het werk van een paar minuten zijn. Salmon greep zich met zijne linker hand stevig vast, mikte op het linker oog van den beer en stak met eene be hendige beweging met zijn langbladig mes toe. Iets roods en warms spoot hean langs oen arm naar boven. Van waar het kwam, wist hij niet- In zijn schouder gevoelde hij een brandende pijn. en terwijl de beer beneveld dooi den sloot onder een afgrijselijk gebrul bpsprong, hoog in de lucht als een bal, ontdekte Salmon, da: het beest hJarn zijne jas vaneengesctodurd en zijne huid opengereten had. Nu wist hij. dat het spel niet zou eindigen, eer een van hen koud en zwijgend zou neerliggen. Was de kans op een gun- stigen afloop even te voren gering ge weest, nu bestond die kans zelfs met meer. Het was duidelijk, dat Beer-Sal- mon nu zou moeten laten zién, of hij nog Beer-Saflmon was. Nu zouden zij er een van beiden het leven bij moeten Inschieten, maar dat zou waarschijn lijk niet. de beer zijn.. in dezen on- gedijken strijd. Salmon dacht „Ik ben hei niet, die van nacht we duwnaar wordtmaar het is moeder, die weduwe zal wordenmoeder. dïïe op mij wacht." Bruin danste als een bezetene, schuimde en brulde van woede. Hij zat Salmon niet langer na, maar richtte zich op de achterpooten op, en bleef bij dien boom staan, terwijl hij dan van den eenen, dan van den anderen kant naar den boer beet-. Door de voortdurende slagen zijner klauwen krabde hij de boomschors los, die in groot© splinters op den grond viel. Salmon's armoedige ld eer en kregen er ook van langs. Zijn schouder was geil eel bloot en nat van bloed, maar de hand, die l]©t mes vasthield, weerde zich onophoudelijk en was altijd ge reed. De zon ging op. Om dezen tijid had Salmon met hulp thuis moeten komenthuis waar heit nu uitgestoi'vener dan ooit zou wordende kinderen zouden 'tdorp in moeten om te bedelen en hanger tc lijdenvader voor altijd weg eene geschiedenis uit liet rotsgebergte, een echte, sombere geschiedenis uit de wildernis, zooals die hier in tiet noor den kunnen voorkomen Dat, wat er nu volgde, ging in eene warrelende vaart. Nogmaals ging de beer over tot zijn zwaaien, draaien, wendingen etn mees terstukken in de hoogere gymnastiek Salmon's oogen stonden blauw en koud als een nachtelijke sterrenhemel bij vorst zij weken geen seconde van ■bet springende beest, dat, telkens als het hem te na kwam, door het mes werd opgewacht, dat zoo vlug als een beitel gehanteerd werd Salmon dook ineen, richtte zich op, sloop voort, «treek of rende om den boom. Zijn schoen was geheel doorgetrapt en ha'] zich opgewerkt om 'tscheenbeen, waar bij zicli af en toe om heen wrong, en roode striemen in de huid drukte. De linkerhand, waarmee hij zich om den boorn liet glijden, of zich er aan vast greep, was opgezwollen en vol blaren, sommige gespannen en vol vocht, an dere opengest ooien, plat en pijnlijk brandend. En zoo gebeurde liet, dat Salmon een keer neerviel op de knieën. Het wilde beest was toen ternauwer nood op twee voet af stands van hem. Eer hij zich weer oprichtte, zag hij de oogen van het beest vlak bij en hij werd een heeten, walgelijken lucht stroom gewaar, toen de grijnzende be- tenmuil werd geopend en met een slag weer dichtsloeg, en nog eens open ging. Het scheelde niet veel of Salmon had toen de dekking van zijn bescher menden boom verloren. Het werd hem zwart, en rood vóór de oogen, maar ook slechts ééne seconde het volgend oogenblik had hij zich behendig ach teruit laten glijden en liet daarop volgend oogenblik, toen hij meende, dat zijn laatste uurtje geslagen moest zijn roerde het mes zich en sneed in iets weeks en daar stond hij weer overeind, Beer-Salmon Bruin plofte neer uit zijne opgerich te houding en stormde hem in blinde woede achterna, rentte om den boom en maakte werkelijk twee snelle om gangen, tamelijk dicht om den boom heen; maar toen hij trachtte af te snij den, was de vaart te groot, en do po ging eindigde mei edn sprong, die te ver doorging, waarop hij zich plotse ling omkeerde. Hij brulde woest. Een paar troetels ingewanden hingen uit eene wond te bengelen. Stof en zand, mos en dennen aal den benamen ze hun eigenlijke kleur. Ze zagen er uit als grauwe lappen op een bruin buis. De zoen rees en naderde de dennen - toppen, waaronder het strijdperk zich bevond. Bruin zichtte zich op de ach terpooten op en stormde weer op den boc-r van Nysvedjan afdaar kwam bij aan en sloeg in zijne razernij zijn voorpooten om den boom heen, alsof bij plan had dien neer te leggen. De klauwen sloeg hij aan den achterkant van den boom over elkaar. Salmon greep snel don bovensten vast, boog zich ijllings naar rechts over, en stootte zijn mes een, twee, drie maal den beer lusschen de ribben met het doel het- hart te raken. Sal mon's lippen zagen blauw en ver schrompeld: zijne tong lag hem als leer in den mondzijne oogen fon kelden. Nóg was hij Beer-Salmon En Bruin zeeg neer op den grond, rolde achterover, maar kwam weer overeind, liep fh een Slingerenden kring hét. kreupelhout in. dat meegaf als riet, kwam weer terug, stond op nieuw tot den aanval gereed, kreeg andermaal een stoot met 't lange mes, en tolde in de rondte. Salmon was in e-c-no zonderlinge moedsstemnving 't Scheen hem toe, aJaof in zijn binnenste roode golven kwamen af- en aanrollen, de grond on der zijne voeten deinde op en neer, en zijne oogen zagen door een waas... „Het zou dom zijn om nu in zwijm te vallen", dacht hij, en haalde heel diep adem ,,Ik moet in leven blij ven, ter wille van moeder Er bewoog zich iets in den top van den boom. „Dat moet een drieste vogel wezen, die da ai- zit", dacht Salmon, terwijl hij dien beer alweer met een messtoot opwachtte, nogmaals tusschem de rib ben. Salmon kon nooit juist zeggen, het geen er nu volgde, als hij later de ge schiedenis wel eens verhaalde. Maar Bruin was als een zoutzak omgeval len en wentelde zich heen en weer. Toen was hij opgesprongen en hal vre'eselijk gebruld. Het beest had niet korte luide slingerpassen op dezelfde plek staan trappelen, vertelde Salmon. Het goede oog had als een kool vuur geglommen en was stekend als een priem, maar het gewonde oog was on zichtbaar geweest door het geronnen bloed, zei hij. Bij eiken stap. bij eiken snuivenden zucht, had het bloéd ge stroomd met een straal, zóó dik als de dissel van een kar, beweerde hij. De zon was al hoog gestegen. Eene glinsterende lichtstreep sloop tussclien de de-nnenaalden en het loof door tot den dennenboom, waar de strijd gevoerd werd, als om te zien wat daar toch wél aan de hand was. Vink en distelvink zongen rondom. Ginds in 't moeras hoorde men het korhoen fluiten en den kraanvogel roepen. De wind woed dien dag uit de richting van het dorp. Nog eenmaal stond de beer tegen den boom opgericht, maar toen fhi.i den mui'l opendeed, was die vol bloed uit de doorstoken longen. Nogmaals ontdook Salmon hem door eene vlugge wending, en nogmaals moest hij zijn mes gebruiken, en dat trof het dier juist, in het hart. Nog een stoot: die trof de keel. En de ineen zakkende, bloedende, ruige massa., kreeg achter eenvolgens verwoede stooten in de borstin dén kopin de poo-, |tenin de zijde „Daar, dat is voor jou", riep Sal mon, eene verwenschdng uitstootend „daar heb je watd!aardaar... daardaar! karonje!daar, nog meer!nog meer!daar, dat is voor moeder!en dat is voor de kinderen!en dat is voor dezen (heeden nachtjou satans kindzal je dood gaanzal jezal je? zal je?zal je? Het laatste gebrul van den beer smoorde weg, en als door eene ven sterruit, waar langs een herfstregen in stralen neerstroomt, zoo zag Sal mon door een waas van zweet, en tra nen. hoe Bruin zich oprichtte, neer viel, weer oprichtte, in stuiptrekkin gen schokte, andermaal neerviel en voor goed bleef liggen. Salmon zonk aan dén voet van den boom in elkaar. Hij was doodop en voelde zich als gebrokennu merkte hij dat eerst recht. Zijne rechterhand was göheél machteloos, maar hield Biet mes nog omklemd. In die houding bereikten hem zonnestralen en kusten hem op die wang. Hij knipte met de oogleden en wilde den slaap trotsee- refca. Hij dacht er overof hij zou doorloopen om zijne boodschap te vol brengenhet zou immers kunnen gebeuren, jaof zou hij teruggaan en thuis gaan weenen bij het lijk Hij werd door zoo'n nijpenden angst ge kweld I Hij zou vandaag stellig het on geluk niet ontloopen, waarin het ook zou bestaan En zoo dommelde Salmon in. Ongeveer een half uur later begint er zich iets te bewegen boven in den boom. Er wordt eeh kop uitgestoken, weer teruggetrokken en aan den an- deren kant opnieuw uitgestoken. Dat is het berenjong. Het begrijpt niets van die diepe stilte na da.t langdurig rumoer. Maar het ziet, dat moeder tot rust is gekomen, en die ander ook, en het verlangt hard hier vandaan te ko men. Het is niet weinig angstig ge weest hier in d.e hoogte. Nu zet het zijne klauwen tegen den boomstam en begint naar beneden te sjokken. In 't begin gaat. 't zachtjes Salmon ke.ek niet als iemand, die goed bij zijn verstand is, toen hij werd gewekt, doordat er een zware bundel op hem neer was komen vallen. Hij had, toen hij den weg naar het dorp opstoof, wel iets van een opgejaagd stuk wild, van een grauwen hond, die buiten zich zelf van schrik met den staart tusschen de beenen wegsnelt. Er was niets meer over van den held van dien nacht ,van Beer-Salmon Het was slechts een uitgehongerd keuterboertje, ontdaan en verlaten, dat daar voort rende om het behoud van zijn armzalig leven. Op den Vuurtoren. door CHARLES LE C.OFFIC. 't Was ebbe, en langzamerhand werd de rij sombere roode rotsen zichtbaar, waaraan de vuurtoren van Men-Rü zijn naam ontleent. Fran cois Labal stond op de galerij van den vuurtoren en keek met behulp van zijn verrekijker onderzoekend naar den horizont. Maar de nevel was nog te dicht dan dat hij de voo'rwer- pen in den omtrek duidelijk zou heb ben kunnen zien. Den vorigen avond had hij tegen tien uur. juist toen er een hevige Oostenwind waaide, die sneeuw bracht, terwijl hij bij de lan taarn de wacht hield, twee schepen opgemerkthet eene, in 't Zuiden, was een „Dundee", welke hij wegens den afstand niet kon herkennen, het andere een driemaster van 250 tot 300 ton, die slechts eenige kabellengten van den toren verwijderd was en wel dra zijn gansche opmerkzaamheid in beslag nam. De driemaster kwam slechts met moeite met dichtgereefde zeilen voor uit de kluiverboom was gebroken en het schip slingerde met elke hooge golf heen en weer. Even daarna kwam er een vreese- lijke stortzee van achteren op en ver brijzelde het roer. Het vaartuig viel op zij, en daar het intusschen nog dichter bij don vuurtoren was geko men, kon Labat met weinig moeite den scheepsnaam ontcijferen. Het was de „Grimalkin" uit de Zweed- sche haven Whisby. Er was geen kans. dat het schip in dezen toestand de kust zou bereiken. Labat had het trouwens bijna op hetzelfde oogen blik uit het oog verlorenhij| had er zich toe bepaald de gebeurtenis in het register van den vuurtoren te ver nielden en was toen om middernacht weer naar beneden, naar zijn karner gegaan. Yves-Mafrie Kerguénon, de tweede wachter, die van hem de wacht over nam, zag gedurende den nacht niets bijzonders. Eerst des morgens, toen zijn kameraad, die ook zijn zwager was, in het proviandvertrek den boel wat opruimde, daalde hij naar de klippen af om naar de netten te zien, die hij den vorigen dag had getaand.' De storm had ze weggewaaid, maar hij vond in een naburige bocht behal ve een ra en verscheiden andere dee- len van een wrak, ook een stuk van een scheepsnaambord, waarop nog de letters RIMA zichtbaar waren. Dat w-as meer dan hij noodig had om de rest van den naam er bij te denken. Werkelijk was dan ook seen der beide lichtwaehters in twijfel over de herkomst der stukken, welke Ker guénon had gevondenbeiden waren overtuigd, dat ze van de ..Grimalkin" afkomstig wanen, welke men dén vo rigen avond van Men-Rü als verlo ren had gesignaleerd, en dachten dan ook niets anders dan dat het schip totaal was vergaan. Kerguénon haal de net vuurforenregistèr en schreef in de kolom „Opmerkingen" naast de aanteekeningen van Labat met zorg vuldige, mooie hand ziin eigen rap port. Daarop ging hij weer naar zijn collega, diie, over de borstwering van de galerij leunende, onderzoekend over de zee keek, in de flauw© hoop, eenig menschelijk wezen te ontdek ken, dat aan de schipbreuk was ont komen. De wind was weliswaar gaan liggen, maar de zee, die een vuil- groene kleur had, was altijd nog ver bolgen. Heele hoopen zeewier, welke de storm uit de diepte had losge woeld, wiegelden met zware bewe ging op de golven, en in den nevel schoten in kegelvormige 'hoopen ver- eenigd, scharen van papegaaiduikers m stijve vlucht voorbij. ~Dat is zonderling, zei Labat ein delijk, ik had gedacht, dat de zee na zoo n storm bezaaid zou geweest zijn met wrakken. De wind moet in de bocht veel onheil nebben aangericht. Ja, zei Kerguénon, 'tegen twee uur is hij naar 't Westen gedraaid en met den vloed zijn zeker alle wrakken naar Coztank gedreven. De naam Coztank, die thans in het onderhoud was genoemd, leidde voor een oogenblik de opmerkzaamheid der mannen afbeiden riepen het klei ne, witte huisje van één verdieping voor hun geest, dat aan een inham m de lenst hun gemeenschappelijk geluk borg. Hier leefden hun beide vrouwen Jeanne-Yvonne en Pen-ine Jamitel, mét wie ze den vorigen Pink steren warén getrouwd. Beiden wa ren weezen en volstrekt niet rijk. bovendien zelfs .nog bezwaard met ©en boosaardigen lummel van een broer, van wien men lievetr niet sprak maar ze waren zoo mooi, zoo bemin nelijk en zoo goed opgevoed als bur gerdochters.... Ze leken sprekend op elkaar; dezelfde gestalte, hetzelfde gezicht, dezelfde zeegroene oogen, de zelfde teere bevalligheid. Het waren trouwens ook zusters; Perrine was slechts een jaar ouder dan Jeanne- Yconne. Labat liad zijn verrekijker weer ter hand genom'en en dien werktuiglijk op de kust gericht, welker grijze lij nen den nevel begonnen te doordrin gen. Voor hoe lang? De zon, die reeds hoog aan den hemel stond was niet grooter en niet schitteren der dan een opening, zooals men ze in de vensterluiken heeft; stellig zou de nevel, nadat 'hij voor een kort oogenblik ongeveer verdwenen was, weer de overhand krijgen en hét vas teland en de eilanden in zijn wollige golven doen verdwijnen. Maar Labat was niet veeleischenddaar spoedig de beurt aan hem kwam om weer naar land te gaan rnen vérwacMte den bakenmeester den volgenden morgen was het hem voldoende zich de oogen en het hart, zij het ook maar voor een oogenblik te verkwik ken aan den aanblik v'an dit witte huisje van Coztank, dat zijn vrien delijk gezicht naar Men-Rü toekeer de, terwijl de meeste andere achter de duinen liggende visschershutten den aanblik der open zee vreesachtig vermeden. Labat beschouwde het mooie klei ne huisje door zijn verrekijker en ge woonlijk verhelderde, als hij van de galerij naar beneden zag. een glim lach zijn eenigszins ruw. door regen en wind gebruind gelaat. Maar "de zen keer lachte- hij niet, en Kergué non, die zijn zwager gadesloeg, schrikte van diens verouderd gezicht. Wat is er met je gebeurd Ben je met wel? Ik weet het niet, mompelde La bat. die voelde, dat hij op het. punt was van bewusteloos te warden zie zelf, Yves-Marie, ik heb misschien met goed gezien.... Met deze woorden gaf hij den ver rekijker aan zijn zwager, "die hem zonder een woord te spreken aannam, terecht schroefde en eveneens in de richting van Coztank keek. Onmiddellijk werd hij doodsbleek- en liet d'en kijker vallen. Oh, Francois! Je hebt" gezien Ja. Alleen zij wonen daarhet is Jeanne-Yvonne of Perrine. Jou vrouw of die van mij. Een van beiden zeker maan- welke? Welke? herhaalde Kerguénon. ,~,Geef m,"i den verrekijker, zei La bat. driftig, ik moet weten.. wij kun nen niet langer in zoo'n onzekerheid blijven. Opnieuw richtte hij hef. instrument °P de kust. Maar de rondfladderende nevelsluiers hadden zich intusschen weer saamgetrokken en de horizont verried zijn geheim niet. Tevargeefs bleven de beide wach ters den ganschen nacht,, den gan- schen dag daar en wachtten op e6n licht plekje, dat de hemel hun echter niet wilde gunnen. Om hen heen werd de zee weer wild, op de groote stortzeeën van gisteren volgden nu kortere, nog las tiger golven, de -verraderlijke golven, welke men vaak bij nevelachtig weer die geen bepaalde richting nebben en de zee schijnen te doen koken. De avond kwam en de nacht kwam. Een stolp van schaduw daal- dw neer op den vuurtoren, die vruch teloos zijn acht lichtopeningen toon de de eerste neveilagen kregen een purperen en oranje-achtigen tint, doch door de volgend© lagen opge houden. werd de lichtstreep ondui delijk en op een afstand van dertig pas -verloor ze al haar lichtkracht. Wij moeten het signaal geven, ze: Kerguénon. De zwagers waakten samen in het lantaarnhuisje, Labat lag in een schaapsvel gewikkeld, terwijl Kergué non den eigenlijken wachtdienst had. Er was iets, dat hun belette van elkaar te gaan. Ze waagden het met, elkander hun indrukken mede te deelen en spraken slechts, wan neer de dienst het eischte. Tengevolge der absolute nachtelij ke stilte hoorde men in den vuurto ren dien avond slechts een zacht, nauw merkbaar gegons, vermengd met liet zacht gekraak, veroorzaakt) door de cirkelvormige beweging der lenzen. En plotseling begonnen de werktuigen, de glazen, de koperen platen om hen heen te trillen; dat was. die nevelsirene, .die haar wilde muziek begon. Den ganschen nacht huilde ze met korte tusschenpoozen, somber en tragisch. En in het hardnekkig stil zwijgen, dat de beide mannen be waarden, was deze ruwe oorverscheu rende, onvermoeid© muziek het waar schuwende signaal voor de zeevaar ders, wien het Jicht van den toren den weg niet meer wees, maar tege lijk was ze als de stem van beider angst, het -doodsgereuted van hun broederzielen, dat in nevel en ge heimzinnigheid wegstierf. Tegen zes uur werdén in 't Oosten vitte strepen zichtbaar, welke zich langzamerhand langs den ganschen Oostelijken horizont uitbreidden. Men zou den nevel thans voor een albas ten stolp hebben kunnen houden, waaronder de vuurtoren gevangen lag. Kerguénon drukte op een veer om het toestel met werken te doen ophouden, en sloot de lenzen af... Labat, die weer op het schapen-vel was gaan liggen, sluimerde lichten was dadelijk klaar wakker, toen de lamp uitging. Dadelijk sprong hij op, keek om zich heen en schudde droe vig het hoofdde nevel was en* nog altijd, een sombere, cirkelvormige omhulling, bleeke sluiers, waarin 't oog staarde zonder een uitweg te kunnen vinden. Ivlen zag de zee niet meer, ook niet de rotsen aan den voet van den toren, hoeveel minder de 'kust, die bijna vier mijlen verwij derd lagTot overmaat van ramp zou de bakenmeester, op wien de arme mannen hoopten en die hen stellig uit de onzekerheid zou helpen, bij zulk weer bepaald niet in zee- steken; nog 24 uur, ja misschien nog voor langer waren de beide mannen ge doemd tot een martelende onzeker heid. Hun blikken, die elkaar den vori gen avond ontweken, kruisten elkaar in dit oogenblik en ze zagen, dat ze beiden door dézelfd'e gedachte wer den gekweld. Weet je ook volkomen zeker, dat je goed hebt gezien vroeg Kerguénon zacht. Diezelfde vraag wildé ik jou doen, antwoordde Labat. Wat heb je gezien Luister, zei Labat, voor den ge vel van ons huis stond een imam op een lad dier. Het leek, -alsof hij met een hamer ergens spijkers insloeg... En toen hij weer naar beneden w-as gegaan en de ladder had weggeno men, toen zag ik, dat er een zwarte doek voor de deur wapperde. Kerguénon boog 'het hoofd. Ik heb noch den rnan, noch de ladder gezien, verklaarde hij. maar ik zag evenals jij den zwarten doek... den lijkdoek.... Beiden zwegen weer en spraken den geheelen dag slechts enkele woor den met elkaar, ofschoon ze niet van eikaars zijde weken, alsof ze vrees den, dat ze, wanneer ze elkaar niet meer zagen, ook den laatsten grond verloren om te hopen. Was Perrine dood of Jeanne-Yvonne? Ieder van hen stelde zich die vraag en ieder hoopte, ze in zijn voordeel beant woord te zien de beide mannen, die nog den vorigen dag hun bloed voor elkaar zouden hebben gestort, waren nu verschrikkelijk afgunstig op el kaar. Kerguénon schaamde zich wel een weinig over dit zelfzuchtige gevoel en deed alle pogingen om het terug te dringen, maar bij Labat. een ruwer en oorspronkelijker natuur, kwam't bijna openlijk tot uitbarsting, zoodat de ongelukkige bijna luid zijn tevre denheid uitsprak, dat hij Jeanne- Yvonne bij het laatste afscheid wat bleek had gevonden. Perrine trou wens ook.... Daarna verviel hij weer in zijn toe stand van angst.. In werkelijkheid kon geen van de twee zusters Jami tel zich op een schitterende gezond heid beroemen. Ze bezaten eenig ver mogen van haar ouders, maar dat had haar oudste broeder Casimir er spoedig doorgebracht, wiens slecht gedrag kapitein Jamitel spoedig had doen sterven en die op zijn vijf-en- twintigste jaar nog niet eens zijn di ploma als kustvisscher had kunnen behalen. Lichtzinnig, boosaardig en lui, een echt© schurk en galgebrok, had Casimir in alle havens rondge zworven, alle beroepen uitgeoefend, was met de wet in conflict geraakt, had in de gevangenis gezeten en was ten gevolge van een vechtpartij aan de kust van New-Foundland, waar bij zijn medevisscher hot leven had gelaten, bijna voor het Hof van Assi ses gekomen. Toen men hem wegens gebrek aan bewijzen had moeten vrijlaten, kwam Casimir weer te Coztank, waar hij zonder blikken of blozen van het werk zijner doodsbange zusters leef de. Op zekeren dag ging de ellende ling eo* met haar spaarpenningen van door. Later vernam men, dat hij in compagnieschap was getreden met een kustvisscher van Pontri eux, een persoon van twijfelachtig gehalte, die diep in de schulden stak, en nergens een betrekking kon vinden. Met deze had ihij in Engeland een in -averij liggende oude „Dundee" van 80 ton gekocht en daaraan den Fransch'en naam „Trimaddeur' ge geven. Daar stak op zich zelf niets onwettigs in, maar onwettig wa s de smokkelhandel welken hij met het \aartuig dreef. De booze tongen lie ten 'dan ook nooit na, Labat en Ker guénon, als ze aan wal kwamen, van de aardige stfreken van hun zwager te vertellen. Ik maak je mijn compliment had nog onlangs de opzichter van wegen en bruggen tot hen gezegd Jullie zwager haalt maar eens mooie stukjes uitOnlangs heeft hij met een revolverschot een tolbeambte ge dood, die hem had gesnapt... Nu, als men hem krijgt, dan is alles afge- loopen.... Een kleine beweging met de hand, welke den val van het mes der guil lotine moest aanduiden Labat en Kerguénon hadden alles begrepen. Eu nu te moeten denken, dat het lot zoo'n schurk spaarde, terwijl het on schuldige wezens als Perrine of Jeanne-Yvonne wegrukte Perrine.... Jeanne-Yvonnè.... ja, wie Als men dat maar had gewe ten Onverbiddellijk verborg de nevel den ganschen horizontbuiten op de galerij van den vuurtoren kon men geen drie pas van zich afzien men hoorde niets -dan -het doffe geklots van de branding tegen de rotsen en soms he>t fluiten van een stormvogel of een zeezwaluw. Uit gewoonte, plichtsgevoel en dis cipline deden ze nog hun dienst; ja, ze vonden zelfs een soort v-an ver lichting bij deze dagelijksche werk zaamheden het afstoffen der glazen, spiegels en instrumenten, het schu ren de*r koperen platen en het in orde brengen der lampen. Maar ze hadden niet den moed om zich hun maal toe te bereiden en voedden zich met 'n weinig koude koffie, welke ze van tijd tot tijd dronken om hun koorts te bedwingen. Maar het werd nog erger. Er kwam een boosaardige glans in de oogen van LabatKer guénon daarentegen kroop als ver stijfd in een hoekje. Beiden zagen met verlicht hart het v-allen der duisternis tegemoet. Het krieken van dien morgen zou hun waarschijnlijk een vrij uitzicht, een helderen hemel brengenmet be hulp van hun kijker zouden ze mis schien op den drempel hunner wo ning degene van de vrouwen zien, die in leven was gebleven. Perrine of Jeanne-Yvonne.... Jeanne-Yvonne of Pen-ine Wie v-an de twee was het Ieder dacht, -dat het de vrouw van den ander moest zijn, en de ge dachte, dat het tegendeel misschien het geval was, ontstak een woeste jaloezie in liet hart van Labat.... Als de mist nog 24 uur aanhield, mocht de hemel weten, wat er nog gebeurde. Ze sliepen niet. De wilde muziek van den misthoorn deed hen elk© minuut door haar afgebroken tonen opschrikken. Buiten was niets te zien. Buiten heerschte overal stik donkere nacht, op do zee en aan den hemel. Het vuurtoren-register, dat naast hen lag, beviatte geen nieuwe aanteekeningen na die, welke Kergué non en Labat omtrent hun waarne mingen betrekkelijk de „Grimalkin" hadden gemaakt. En in ide tusschen poozen, waarin de signaalhoorn adem schepte, spitsten de beide man nen de -ooiren. Voetstappen schenen de trap op te komen, misschien krab de er ook iemand oip de deur. Eens wierp Labat plotseling zijn dekens weghij had buiten een stem meenen te hooren, die hem bij zijn naam riep. Er werd tegen de glazen geklo-pt... korte, herhaalde slagen, alsof de hagel tegen de lantaarn klet terde Als stompzinnig keken de man nen elkaar aanze meenden stukken waschgoed, reepen van lijkdoeken tegen de vensters te zien slaan. Kerguénon, wien 'het koude zweet op het voorhoofd stond, klemde zich aan de trap vast, terwijl Labat. met wijd geopende oogen als een waan zinnige schreeuwde, dat het de beide vrouwen waren, die beiden gestor ven waren en nu binnengelaten wil den worden. Juist op dit oogenblik bezweek een der glazen van de lan taarn en vloog in scherven, en door de opening schoot een groot, wit lichaam, viel aan Lahat's voeten neer, bewoog zich nog een oogenblik en strekte toen den langen hals in een plas bloed uit. Labat was ontzet achteruit ge deinsd. Hij herkende het voorwerp niet. dat zich aan zijn voeten be woog hij dacht nog altijd aan een spook en durfde niet dichterbij ko men. Het was een van de mantel zwanen, welke de Noordenwind bij tijden naar de Fransche kust jaagt; door het licht van den vuurtoren in de war gebracht, was d© geheel© zwerm tegen de lantaarn gevlogen, waarvan eindelijk een der glazen was gebroken. Morgen was het platform van den toren stellig geheel rnot de lijken van deze trekvogels bedekt, en zeker zouden de mannen zich onder andere omstandigheden hartelijk over deze ontdekking hebben verheugd, die een welkome afwisseling in hun bescheiden maal bracht. Maar thans dachten zo slechts aan -het zeldzame van het verschijnsel, waarin ze een waarschuwing van h'et noodlot wil den zien en ze waagden het niet, den geheimzinnigen vogel aan te raken, die aan hun voeten was gestorven, maar dachten „Dat is zeker de ziel der dooden Doch het raadsel bleef in weerwil van alles nog beslaan nog altijd wis ten ze niet, wie de dood© was. Jeanne- Yvonne of Perrine. Angstig beschouwden ze den vogel, alsof ze liem zijn geheim konden ontlokken. De dag bralt aan, maar't eerste licht was zoo bleek en flauw, dat men moest twijfelen, of het wer kelijk licht was. Met de gezichten tegen de vensters gedrukt, wachtten de beide mannen misschien stak de wind op of ver strooide zich de mist. Maar de wind stak niet op en nu werden Kerguénon en Labat -door wanhoop aangegre pen. Hun moedeloosheid was zoo groot, dat ze niet meer de kracht had den om elkander te haten ze gingen naar elkaar toe, Labat legde zijn zwa ger de armen om d©n hals en beiden begonnen te weenen. Luister! zei Labat, terwijl hij zijn makker losliet, luisiier! Een zacht, nauw merkbaar ge- •ruisch drong door de opening van 't glas in -de lantaarn, die ze niet had den dichtgeest opten strooide de vede ren van den dooden zwaan over den grond. De wind Het was werkelijk de wind, een •thans nog zwakke Oostenwind, die echter weldra in kracht toenemen moest. Hij kwam van het. land en zijn eerste adem drong in den (vuurtoren. Reeds kwam er beweging in de ne velbank, die den ganschen omtrek blokkeerdede reusachtige massa werd als het ware van haar plaats geschoven, scheurde en golfde naar alle zijden. Kerguénon en Labat vlogen naar buiten en moestem zich een weg naar 'thek om de galerij banen, teneinde niet uit te glijden op de lijken van vogels, waarmee het platform be zaaid was.:.. De nevel week nog al tijd achteruit; de wind maakte er letterlijk pluksel Van "en joeg hem naar de open zee. maar naar den kant van liet land veranderde hij hem in een fijnen motregen, door welken men de voorwerpen niet an ders zag dan alsof ze in een fijnen sluier van gaas waren gehuld. Men zag door den verrekijker de lijn van den horizont en de boschjes op de hoogte, maar al het andere liep in elkaar. Labat. wiens ongeduld steeds groo ter werd, was op het punt om de zwarte noodvlag te hijschen. maar Kerguénon belette hem dat. We hebben daartoe niet het recht, zei hij, dat zou alleen geoor loofd zijn, als een van ons beidden ge wond was, of hot toestel niet meer wilde werken. Och wat, zei Labat op doffen toon, jij hebt geen bloed in de ade ren Door de angstige verwachting ge- prikkel dj maakte de toorn zich op nieuw- van hem meester en zocht slechts gelegenheid om uit te bars ten en in een vechtpartij zich uit te razen. Koortsachtig klemden zich zijn handen om de leuning der gale rij, terwijl Kerguénon. die zich be ter kon béheerschen, met den verre kijker naai- den horizont tuurde. Eindelijk zuchtte Kerguénon Daar is de bakenmleester Laat zien zei Labat op gebie denden toon. De ander reikte hem den kijker, waarmee hij lang de boot van den bakenmeester van voren tot achteren opnam, alsof hij zich wilde overtui gen, dat hij niet het slachtoffer van een zinsbegoocheling was. Als het weer zoo bleef en de wind gunstig ,was, kon de boot in minder dan een half uur bij Men-Rü zijn. Hij wilde dadelijk ook een boot klaarmaken en bij het eerste woord van den baken- meester zouden ze bescheid weten. Bescheid weten Bij de gedachte, dat ze eindelijk de waarheid, de oplossing van het raad sel zouden vernemen, begonnen de beide mannen te beven. Daar ze het niet op één plek konden uithouden, hadden de beide mannen liun post verlaten en zich naar de trap bege ven, die in hét graniet der klippen was uitgehouwen. Ze gingen de trap af en dan weer op en herhaalden deze beweging ver se heiden© keeren. Kerguénon was ten slotte op een rots gaan zitten en verborg het hoofd in de handen. Labat had de armen over eikaar geslagen, trachtte het Moppen van zijn hart te onderdrukken en zag de notedop van den bakenmeester op de zee voortdurend grooter en grooter worden. Het vaartuig was thans nog slechts eenige kabellengten van den (vuurtoren verwijderd. De bakenmeester zat in een regen mantel gehuld met twee matrozen en den wachter, die Kerguénon moest aflossen, in de boot. Hij droeg hooge laarzen en had zijn diens I-portefeuil le onder den arm. 't Was een eigen aardig man, deze bakenmeester^ ge woonlijk zeer koel en afgemeten, een man, die in dienst geen gekheid ver stond. Hij sprong vlug a.an wal en werd gevolgd door den wachter, die op aflossing kwam. Goeden dag, brave mannen Hij was vandaag blijkbaar goed ge luimd, de bakenmeester Levendig en glimlachend draaide hij de punten van zijn klein nneveltje in de hoog te, terwijl zijn gelaat van den zee wind een roode kleur had gekregen zorgeloes liep hij de beide mannen voorbij en ging den toren binnen De wachter, die achter hem liep en gebukt ging onder het gewicht van zijn ldeerenzak en zijn menagekorf, scheen niet geneigd een gesprek te beginnen, maar wachtte er in elk ge val op, dat raon hem uithoorde. Geen der beide mannen had de kracht daartoe. Met droge keel en angstige oogen liepen ze achter hun kameraad en volgden hem naar het vertrek beneden in den toren, waar de bakenmeester hei- «vuurtorenregis- ter reeds had opgeslagen en ijverig bezig was de aanteekeningen blad voor blad na te gaan. Maar een aan- teekening in d& kolom „Opmerkin gen" scheen hem plotseling te inte resseeren. Wat heb je daar den 13den op geschreven, Labat? De ..Grimalkin" met man en muis vergaan?... Maar de „Grimalkin" is immers reeds twee dagen in Coztank. Labat stamelde een verwarde ver ontschuldiging. Hij had gedacht het stuk hout, waarop de letters R I M A stonden. R I M A herhaalde de baken meester. O, nu begrijp ik het, R I M A.... maar, jullie ongelukkige, of be ter 'gezegd, jullie gelukkige men- schen, niet de „Grimalkin" ös met man en muis vergaan, maair de Dun dee <van jullie schurk van een zwa ger, d'e „Trimaddeur". in welken naam de letters R I M A ook voor komen. Casimir is dood vroeg Kergué non, en een straal van hoop begon in zijn ziel te schijnen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 10