hangen in zijn pels. De (lamp sloeg uit
hem op. Nu ging hot ondier op zijn
achterpoot-en staan, maar slechts eon
oogenblik zijn geprikkeld bloed dreef
hem weer voort en hij liep hij liep
weer op den boom af, waar hij slechts
enkeJe duimen van Salmon verwij
derd. onder een ontzettend gesnuif stil
hield. Het had er wel iets van, of de
beer plan had op die manier den onbe
reikbare. door hem te verschrikken, uit
zijne zekere stelling te verjagen. Zijn
muil grijnsde half open. In demeenigs-
zins koelen nacht leok zijn adem op
e*?ne zwakke rookwolk. Salmon voelde
eene. koude rilling over zijn rugzijn
huid trok samen. Onwillekeurig greep
hij naar de sclieede waarin zijn mes
zatzou hij er liet leven bij moeten
latenDe beer hield zijn kop dicht
tegen den boomstam aaneen el daar
boven lag Salmon's hand. De afstand
tussclien den muil van den beer den
den boer was niet grooter dan tien
duim. Kon hei beest, hem nu van den
boom aftrekken, en hem neervellen,
dan zou de rest slechts het werk van
een paar minuten zijn.
Salmon greep zich met zijne linker
hand stevig vast, mikte op het linker
oog van den beer en stak met eene be
hendige beweging met zijn langbladig
mes toe. Iets roods en warms spoot
hean langs oen arm naar boven. Van
waar het kwam, wist hij niet- In zijn
schouder gevoelde hij een brandende
pijn. en terwijl de beer beneveld dooi
den sloot onder een afgrijselijk gebrul
bpsprong, hoog in de lucht als een bal,
ontdekte Salmon, da: het beest hJarn
zijne jas vaneengesctodurd en zijne
huid opengereten had. Nu wist hij.
dat het spel niet zou eindigen, eer
een van hen koud en zwijgend zou
neerliggen. Was de kans op een gun-
stigen afloop even te voren gering ge
weest, nu bestond die kans zelfs met
meer. Het was duidelijk, dat Beer-Sal-
mon nu zou moeten laten zién, of hij
nog Beer-Saflmon was. Nu zouden zij
er een van beiden het leven bij moeten
Inschieten, maar dat zou waarschijn
lijk niet. de beer zijn.. in dezen on-
gedijken strijd. Salmon dacht
„Ik ben hei niet, die van nacht we
duwnaar wordtmaar het is moeder,
die weduwe zal wordenmoeder.
dïïe op mij wacht."
Bruin danste als een bezetene,
schuimde en brulde van woede. Hij zat
Salmon niet langer na, maar richtte
zich op de achterpooten op, en bleef
bij dien boom staan, terwijl hij dan
van den eenen, dan van den anderen
kant naar den boer beet-. Door de
voortdurende slagen zijner klauwen
krabde hij de boomschors los, die in
groot© splinters op den grond viel.
Salmon's armoedige ld eer en kregen
er ook van langs. Zijn schouder was
geil eel bloot en nat van bloed, maar
de hand, die l]©t mes vasthield, weerde
zich onophoudelijk en was altijd ge
reed.
De zon ging op.
Om dezen tijid had Salmon met hulp
thuis moeten komenthuis waar
heit nu uitgestoi'vener dan ooit zou
wordende kinderen zouden 'tdorp
in moeten om te bedelen en hanger tc
lijdenvader voor altijd weg
eene geschiedenis uit liet rotsgebergte,
een echte, sombere geschiedenis uit de
wildernis, zooals die hier in tiet noor
den kunnen voorkomen
Dat, wat er nu volgde, ging in eene
warrelende vaart.
Nogmaals ging de beer over tot zijn
zwaaien, draaien, wendingen etn mees
terstukken in de hoogere gymnastiek
Salmon's oogen stonden blauw en
koud als een nachtelijke sterrenhemel
bij vorst zij weken geen seconde van
■bet springende beest, dat, telkens als
het hem te na kwam, door het mes
werd opgewacht, dat zoo vlug als een
beitel gehanteerd werd Salmon dook
ineen, richtte zich op, sloop voort,
«treek of rende om den boom. Zijn
schoen was geheel doorgetrapt en ha']
zich opgewerkt om 'tscheenbeen, waar
bij zicli af en toe om heen wrong, en
roode striemen in de huid drukte. De
linkerhand, waarmee hij zich om den
boorn liet glijden, of zich er aan vast
greep, was opgezwollen en vol blaren,
sommige gespannen en vol vocht, an
dere opengest ooien, plat en pijnlijk
brandend. En zoo gebeurde liet, dat
Salmon een keer neerviel op de knieën.
Het wilde beest was toen ternauwer
nood op twee voet af stands van hem.
Eer hij zich weer oprichtte, zag hij de
oogen van het beest vlak bij en hij
werd een heeten, walgelijken lucht
stroom gewaar, toen de grijnzende be-
tenmuil werd geopend en met een slag
weer dichtsloeg, en nog eens open
ging. Het scheelde niet veel of Salmon
had toen de dekking van zijn bescher
menden boom verloren. Het werd hem
zwart, en rood vóór de oogen, maar
ook slechts ééne seconde het volgend
oogenblik had hij zich behendig ach
teruit laten glijden en liet daarop
volgend oogenblik, toen hij meende,
dat zijn laatste uurtje geslagen moest
zijn roerde het mes zich en sneed in
iets weeks en daar stond hij weer
overeind, Beer-Salmon
Bruin plofte neer uit zijne opgerich
te houding en stormde hem in blinde
woede achterna, rentte om den boom
en maakte werkelijk twee snelle om
gangen, tamelijk dicht om den boom
heen; maar toen hij trachtte af te snij
den, was de vaart te groot, en do po
ging eindigde mei edn sprong, die te
ver doorging, waarop hij zich plotse
ling omkeerde. Hij brulde woest. Een
paar troetels ingewanden hingen uit
eene wond te bengelen. Stof en zand,
mos en dennen aal den benamen ze hun
eigenlijke kleur. Ze zagen er uit als
grauwe lappen op een bruin buis.
De zoen rees en naderde de dennen -
toppen, waaronder het strijdperk zich
bevond. Bruin zichtte zich op de ach
terpooten op en stormde weer op den
boc-r van Nysvedjan afdaar kwam
bij aan en sloeg in zijne razernij zijn
voorpooten om den boom heen, alsof
bij plan had dien neer te leggen. De
klauwen sloeg hij aan den achterkant
van den boom over elkaar.
Salmon greep snel don bovensten
vast, boog zich ijllings naar rechts
over, en stootte zijn mes een, twee,
drie maal den beer lusschen de ribben
met het doel het- hart te raken. Sal
mon's lippen zagen blauw en ver
schrompeld: zijne tong lag hem als
leer in den mondzijne oogen fon
kelden. Nóg was hij Beer-Salmon
En Bruin zeeg neer op den grond,
rolde achterover, maar kwam weer
overeind, liep fh een Slingerenden
kring hét. kreupelhout in. dat meegaf
als riet, kwam weer terug, stond op
nieuw tot den aanval gereed, kreeg
andermaal een stoot met 't lange mes,
en tolde in de rondte.
Salmon was in e-c-no zonderlinge
moedsstemnving 't Scheen hem toe,
aJaof in zijn binnenste roode golven
kwamen af- en aanrollen, de grond on
der zijne voeten deinde op en neer,
en zijne oogen zagen door een waas...
„Het zou dom zijn om nu in zwijm
te vallen", dacht hij, en haalde heel
diep adem ,,Ik moet in leven blij
ven, ter wille van moeder
Er bewoog zich iets in den top van
den boom.
„Dat moet een drieste vogel wezen,
die da ai- zit", dacht Salmon, terwijl
hij dien beer alweer met een messtoot
opwachtte, nogmaals tusschem de rib
ben.
Salmon kon nooit juist zeggen, het
geen er nu volgde, als hij later de ge
schiedenis wel eens verhaalde. Maar
Bruin was als een zoutzak omgeval
len en wentelde zich heen en weer.
Toen was hij opgesprongen en hal
vre'eselijk gebruld. Het beest had niet
korte luide slingerpassen op dezelfde
plek staan trappelen, vertelde Salmon.
Het goede oog had als een kool vuur
geglommen en was stekend als een
priem, maar het gewonde oog was on
zichtbaar geweest door het geronnen
bloed, zei hij. Bij eiken stap. bij eiken
snuivenden zucht, had het bloéd ge
stroomd met een straal, zóó dik als de
dissel van een kar, beweerde hij.
De zon was al hoog gestegen.
Eene glinsterende lichtstreep sloop
tussclien de de-nnenaalden en het loof
door tot den dennenboom, waar de
strijd gevoerd werd, als om te zien wat
daar toch wél aan de hand was. Vink
en distelvink zongen rondom. Ginds
in 't moeras hoorde men het korhoen
fluiten en den kraanvogel roepen. De
wind woed dien dag uit de richting
van het dorp.
Nog eenmaal stond de beer tegen
den boom opgericht, maar toen fhi.i
den mui'l opendeed, was die vol bloed
uit de doorstoken longen. Nogmaals
ontdook Salmon hem door eene vlugge
wending, en nogmaals moest hij zijn
mes gebruiken, en dat trof het dier
juist, in het hart. Nog een stoot: die
trof de keel. En de ineen zakkende,
bloedende, ruige massa., kreeg achter
eenvolgens verwoede stooten in de
borstin dén kopin de poo-,
|tenin de zijde
„Daar, dat is voor jou", riep Sal
mon, eene verwenschdng uitstootend
„daar heb je watd!aardaar...
daardaar! karonje!daar, nog
meer!nog meer!daar, dat is
voor moeder!en dat is voor de
kinderen!en dat is voor dezen
(heeden nachtjou satans kindzal je
dood gaanzal jezal je?
zal je?zal je?
Het laatste gebrul van den beer
smoorde weg, en als door eene ven
sterruit, waar langs een herfstregen
in stralen neerstroomt, zoo zag Sal
mon door een waas van zweet, en tra
nen. hoe Bruin zich oprichtte, neer
viel, weer oprichtte, in stuiptrekkin
gen schokte, andermaal neerviel en
voor goed bleef liggen.
Salmon zonk aan dén voet van den
boom in elkaar. Hij was doodop en
voelde zich als gebrokennu merkte
hij dat eerst recht. Zijne rechterhand
was göheél machteloos, maar hield
Biet mes nog omklemd. In die houding
bereikten hem zonnestralen en kusten
hem op die wang. Hij knipte met de
oogleden en wilde den slaap trotsee-
refca. Hij dacht er overof hij zou
doorloopen om zijne boodschap te vol
brengenhet zou immers kunnen
gebeuren, jaof zou hij teruggaan
en thuis gaan weenen bij het lijk Hij
werd door zoo'n nijpenden angst ge
kweld I Hij zou vandaag stellig het on
geluk niet ontloopen, waarin het ook
zou bestaan
En zoo dommelde Salmon in.
Ongeveer een half uur later begint
er zich iets te bewegen boven in den
boom. Er wordt eeh kop uitgestoken,
weer teruggetrokken en aan den an-
deren kant opnieuw uitgestoken. Dat
is het berenjong. Het begrijpt niets
van die diepe stilte na da.t langdurig
rumoer. Maar het ziet, dat moeder tot
rust is gekomen, en die ander ook, en
het verlangt hard hier vandaan te ko
men. Het is niet weinig angstig ge
weest hier in d.e hoogte. Nu zet het
zijne klauwen tegen den boomstam en
begint naar beneden te sjokken. In 't
begin gaat. 't zachtjes
Salmon ke.ek niet als iemand, die
goed bij zijn verstand is, toen hij werd
gewekt, doordat er een zware bundel
op hem neer was komen vallen. Hij
had, toen hij den weg naar het dorp
opstoof, wel iets van een opgejaagd
stuk wild, van een grauwen hond, die
buiten zich zelf van schrik met den
staart tusschen de beenen wegsnelt.
Er was niets meer over van den held
van dien nacht ,van Beer-Salmon
Het was slechts een uitgehongerd
keuterboertje, ontdaan en verlaten, dat
daar voort rende om het behoud van
zijn armzalig leven.
Op den Vuurtoren.
door
CHARLES LE C.OFFIC.
't Was ebbe, en langzamerhand
werd de rij sombere roode rotsen
zichtbaar, waaraan de vuurtoren van
Men-Rü zijn naam ontleent. Fran
cois Labal stond op de galerij van
den vuurtoren en keek met behulp
van zijn verrekijker onderzoekend
naar den horizont. Maar de nevel was
nog te dicht dan dat hij de voo'rwer-
pen in den omtrek duidelijk zou heb
ben kunnen zien. Den vorigen avond
had hij tegen tien uur. juist toen er
een hevige Oostenwind waaide, die
sneeuw bracht, terwijl hij bij de lan
taarn de wacht hield, twee schepen
opgemerkthet eene, in 't Zuiden,
was een „Dundee", welke hij wegens
den afstand niet kon herkennen, het
andere een driemaster van 250 tot 300
ton, die slechts eenige kabellengten
van den toren verwijderd was en wel
dra zijn gansche opmerkzaamheid in
beslag nam.
De driemaster kwam slechts met
moeite met dichtgereefde zeilen voor
uit de kluiverboom was gebroken en
het schip slingerde met elke hooge
golf heen en weer.
Even daarna kwam er een vreese-
lijke stortzee van achteren op en ver
brijzelde het roer. Het vaartuig viel
op zij, en daar het intusschen nog
dichter bij don vuurtoren was geko
men, kon Labat met weinig moeite
den scheepsnaam ontcijferen. Het
was de „Grimalkin" uit de Zweed-
sche haven Whisby. Er was geen
kans. dat het schip in dezen toestand
de kust zou bereiken. Labat had het
trouwens bijna op hetzelfde oogen
blik uit het oog verlorenhij| had er
zich toe bepaald de gebeurtenis in het
register van den vuurtoren te ver
nielden en was toen om middernacht
weer naar beneden, naar zijn karner
gegaan.
Yves-Mafrie Kerguénon, de tweede
wachter, die van hem de wacht over
nam, zag gedurende den nacht niets
bijzonders. Eerst des morgens, toen
zijn kameraad, die ook zijn zwager
was, in het proviandvertrek den boel
wat opruimde, daalde hij naar de
klippen af om naar de netten te zien,
die hij den vorigen dag had getaand.'
De storm had ze weggewaaid, maar
hij vond in een naburige bocht behal
ve een ra en verscheiden andere dee-
len van een wrak, ook een stuk van
een scheepsnaambord, waarop nog de
letters RIMA zichtbaar waren.
Dat w-as meer dan hij noodig had
om de rest van den naam er bij te
denken. Werkelijk was dan ook seen
der beide lichtwaehters in twijfel over
de herkomst der stukken, welke Ker
guénon had gevondenbeiden waren
overtuigd, dat ze van de ..Grimalkin"
afkomstig wanen, welke men dén vo
rigen avond van Men-Rü als verlo
ren had gesignaleerd, en dachten dan
ook niets anders dan dat het schip
totaal was vergaan. Kerguénon haal
de net vuurforenregistèr en schreef
in de kolom „Opmerkingen" naast de
aanteekeningen van Labat met zorg
vuldige, mooie hand ziin eigen rap
port. Daarop ging hij weer naar zijn
collega, diie, over de borstwering van
de galerij leunende, onderzoekend
over de zee keek, in de flauw© hoop,
eenig menschelijk wezen te ontdek
ken, dat aan de schipbreuk was ont
komen. De wind was weliswaar gaan
liggen, maar de zee, die een vuil-
groene kleur had, was altijd nog ver
bolgen. Heele hoopen zeewier, welke
de storm uit de diepte had losge
woeld, wiegelden met zware bewe
ging op de golven, en in den nevel
schoten in kegelvormige 'hoopen ver-
eenigd, scharen van papegaaiduikers
m stijve vlucht voorbij.
~Dat is zonderling, zei Labat ein
delijk, ik had gedacht, dat de zee na
zoo n storm bezaaid zou geweest zijn
met wrakken. De wind moet in de
bocht veel onheil nebben aangericht.
Ja, zei Kerguénon, 'tegen twee
uur is hij naar 't Westen gedraaid en
met den vloed zijn zeker alle wrakken
naar Coztank gedreven.
De naam Coztank, die thans in het
onderhoud was genoemd, leidde voor
een oogenblik de opmerkzaamheid der
mannen afbeiden riepen het klei
ne, witte huisje van één verdieping
voor hun geest, dat aan een inham
m de lenst hun gemeenschappelijk
geluk borg. Hier leefden hun beide
vrouwen Jeanne-Yvonne en Pen-ine
Jamitel, mét wie ze den vorigen Pink
steren warén getrouwd. Beiden wa
ren weezen en volstrekt niet rijk.
bovendien zelfs .nog bezwaard met
©en boosaardigen lummel van een
broer, van wien men lievetr niet sprak
maar ze waren zoo mooi, zoo bemin
nelijk en zoo goed opgevoed als bur
gerdochters.... Ze leken sprekend op
elkaar; dezelfde gestalte, hetzelfde
gezicht, dezelfde zeegroene oogen, de
zelfde teere bevalligheid. Het waren
trouwens ook zusters; Perrine was
slechts een jaar ouder dan Jeanne-
Yconne.
Labat liad zijn verrekijker weer ter
hand genom'en en dien werktuiglijk
op de kust gericht, welker grijze lij
nen den nevel begonnen te doordrin
gen. Voor hoe lang? De zon, die
reeds hoog aan den hemel stond
was niet grooter en niet schitteren
der dan een opening, zooals men ze
in de vensterluiken heeft; stellig zou
de nevel, nadat 'hij voor een kort
oogenblik ongeveer verdwenen was,
weer de overhand krijgen en hét vas
teland en de eilanden in zijn wollige
golven doen verdwijnen. Maar Labat
was niet veeleischenddaar spoedig
de beurt aan hem kwam om weer
naar land te gaan rnen vérwacMte
den bakenmeester den volgenden
morgen was het hem voldoende
zich de oogen en het hart, zij het ook
maar voor een oogenblik te verkwik
ken aan den aanblik v'an dit witte
huisje van Coztank, dat zijn vrien
delijk gezicht naar Men-Rü toekeer
de, terwijl de meeste andere achter
de duinen liggende visschershutten
den aanblik der open zee vreesachtig
vermeden.
Labat beschouwde het mooie klei
ne huisje door zijn verrekijker en ge
woonlijk verhelderde, als hij van de
galerij naar beneden zag. een glim
lach zijn eenigszins ruw. door regen
en wind gebruind gelaat. Maar "de
zen keer lachte- hij niet, en Kergué
non, die zijn zwager gadesloeg,
schrikte van diens verouderd gezicht.
Wat is er met je gebeurd Ben
je met wel?
Ik weet het niet, mompelde La
bat. die voelde, dat hij op het. punt
was van bewusteloos te warden zie
zelf, Yves-Marie, ik heb misschien
met goed gezien....
Met deze woorden gaf hij den ver
rekijker aan zijn zwager, "die hem
zonder een woord te spreken aannam,
terecht schroefde en eveneens in de
richting van Coztank keek.
Onmiddellijk werd hij doodsbleek-
en liet d'en kijker vallen.
Oh, Francois!
Je hebt" gezien
Ja.
Alleen zij wonen daarhet is
Jeanne-Yvonne of Perrine.
Jou vrouw of die van mij.
Een van beiden zeker maan-
welke?
Welke? herhaalde Kerguénon.
,~,Geef m,"i den verrekijker, zei La
bat. driftig, ik moet weten.. wij kun
nen niet langer in zoo'n onzekerheid
blijven.
Opnieuw richtte hij hef. instrument
°P de kust. Maar de rondfladderende
nevelsluiers hadden zich intusschen
weer saamgetrokken en de horizont
verried zijn geheim niet.
Tevargeefs bleven de beide wach
ters den ganschen nacht,, den gan-
schen dag daar en wachtten op e6n
licht plekje, dat de hemel hun echter
niet wilde gunnen.
Om hen heen werd de zee weer
wild, op de groote stortzeeën van
gisteren volgden nu kortere, nog las
tiger golven, de -verraderlijke golven,
welke men vaak bij nevelachtig weer
die geen bepaalde richting
nebben en de zee schijnen te doen
koken.
De avond kwam en de nacht
kwam. Een stolp van schaduw daal-
dw neer op den vuurtoren, die vruch
teloos zijn acht lichtopeningen toon
de de eerste neveilagen kregen een
purperen en oranje-achtigen tint,
doch door de volgend© lagen opge
houden. werd de lichtstreep ondui
delijk en op een afstand van dertig
pas -verloor ze al haar lichtkracht.
Wij moeten het signaal geven,
ze: Kerguénon.
De zwagers waakten samen in het
lantaarnhuisje, Labat lag in een
schaapsvel gewikkeld, terwijl Kergué
non den eigenlijken wachtdienst
had. Er was iets, dat hun belette
van elkaar te gaan. Ze waagden het
met, elkander hun indrukken mede
te deelen en spraken slechts, wan
neer de dienst het eischte.
Tengevolge der absolute nachtelij
ke stilte hoorde men in den vuurto
ren dien avond slechts een zacht,
nauw merkbaar gegons, vermengd
met liet zacht gekraak, veroorzaakt)
door de cirkelvormige beweging der
lenzen. En plotseling begonnen de
werktuigen, de glazen, de koperen
platen om hen heen te trillen; dat
was. die nevelsirene, .die haar wilde
muziek begon.
Den ganschen nacht huilde ze met
korte tusschenpoozen, somber en
tragisch. En in het hardnekkig stil
zwijgen, dat de beide mannen be
waarden, was deze ruwe oorverscheu
rende, onvermoeid© muziek het waar
schuwende signaal voor de zeevaar
ders, wien het Jicht van den toren
den weg niet meer wees, maar tege
lijk was ze als de stem van beider
angst, het -doodsgereuted van hun
broederzielen, dat in nevel en ge
heimzinnigheid wegstierf.
Tegen zes uur werdén in 't Oosten
vitte strepen zichtbaar, welke zich
langzamerhand langs den ganschen
Oostelijken horizont uitbreidden. Men
zou den nevel thans voor een albas
ten stolp hebben kunnen houden,
waaronder de vuurtoren gevangen
lag. Kerguénon drukte op een veer
om het toestel met werken te doen
ophouden, en sloot de lenzen af...
Labat, die weer op het schapen-vel
was gaan liggen, sluimerde lichten
was dadelijk klaar wakker, toen de
lamp uitging. Dadelijk sprong hij op,
keek om zich heen en schudde droe
vig het hoofdde nevel was en* nog
altijd, een sombere, cirkelvormige
omhulling, bleeke sluiers, waarin 't
oog staarde zonder een uitweg te
kunnen vinden. Ivlen zag de zee niet
meer, ook niet de rotsen aan den voet
van den toren, hoeveel minder de
'kust, die bijna vier mijlen verwij
derd lagTot overmaat van ramp zou
de bakenmeester, op wien de arme
mannen hoopten en die hen stellig
uit de onzekerheid zou helpen, bij
zulk weer bepaald niet in zee- steken;
nog 24 uur, ja misschien nog voor
langer waren de beide mannen ge
doemd tot een martelende onzeker
heid.
Hun blikken, die elkaar den vori
gen avond ontweken, kruisten elkaar
in dit oogenblik en ze zagen, dat ze
beiden door dézelfd'e gedachte wer
den gekweld.
Weet je ook volkomen zeker, dat
je goed hebt gezien vroeg Kerguénon
zacht.
Diezelfde vraag wildé ik jou
doen, antwoordde Labat.
Wat heb je gezien
Luister, zei Labat, voor den ge
vel van ons huis stond een imam op
een lad dier. Het leek, -alsof hij met
een hamer ergens spijkers insloeg...
En toen hij weer naar beneden w-as
gegaan en de ladder had weggeno
men, toen zag ik, dat er een zwarte
doek voor de deur wapperde.
Kerguénon boog 'het hoofd.
Ik heb noch den rnan, noch de
ladder gezien, verklaarde hij. maar
ik zag evenals jij den zwarten doek...
den lijkdoek....
Beiden zwegen weer en spraken
den geheelen dag slechts enkele woor
den met elkaar, ofschoon ze niet van
eikaars zijde weken, alsof ze vrees
den, dat ze, wanneer ze elkaar niet
meer zagen, ook den laatsten grond
verloren om te hopen. Was Perrine
dood of Jeanne-Yvonne? Ieder van
hen stelde zich die vraag en ieder
hoopte, ze in zijn voordeel beant
woord te zien de beide mannen, die
nog den vorigen dag hun bloed voor
elkaar zouden hebben gestort, waren
nu verschrikkelijk afgunstig op el
kaar.
Kerguénon schaamde zich wel een
weinig over dit zelfzuchtige gevoel
en deed alle pogingen om het terug te
dringen, maar bij Labat. een ruwer
en oorspronkelijker natuur, kwam't
bijna openlijk tot uitbarsting, zoodat
de ongelukkige bijna luid zijn tevre
denheid uitsprak, dat hij Jeanne-
Yvonne bij het laatste afscheid wat
bleek had gevonden. Perrine trou
wens ook....
Daarna verviel hij weer in zijn toe
stand van angst.. In werkelijkheid
kon geen van de twee zusters Jami
tel zich op een schitterende gezond
heid beroemen. Ze bezaten eenig ver
mogen van haar ouders, maar dat
had haar oudste broeder Casimir er
spoedig doorgebracht, wiens slecht
gedrag kapitein Jamitel spoedig had
doen sterven en die op zijn vijf-en-
twintigste jaar nog niet eens zijn di
ploma als kustvisscher had kunnen
behalen. Lichtzinnig, boosaardig en
lui, een echt© schurk en galgebrok,
had Casimir in alle havens rondge
zworven, alle beroepen uitgeoefend,
was met de wet in conflict geraakt,
had in de gevangenis gezeten en was
ten gevolge van een vechtpartij aan
de kust van New-Foundland, waar
bij zijn medevisscher hot leven had
gelaten, bijna voor het Hof van Assi
ses gekomen.
Toen men hem wegens gebrek aan
bewijzen had moeten vrijlaten, kwam
Casimir weer te Coztank, waar hij
zonder blikken of blozen van het
werk zijner doodsbange zusters leef
de. Op zekeren dag ging de ellende
ling eo* met haar spaarpenningen van
door. Later vernam men, dat hij in
compagnieschap was getreden met
een kustvisscher van Pontri eux, een
persoon van twijfelachtig gehalte, die
diep in de schulden stak, en nergens
een betrekking kon vinden.
Met deze had ihij in Engeland een
in -averij liggende oude „Dundee"
van 80 ton gekocht en daaraan den
Fransch'en naam „Trimaddeur' ge
geven. Daar stak op zich zelf niets
onwettigs in, maar onwettig wa s de
smokkelhandel welken hij met het
\aartuig dreef. De booze tongen lie
ten 'dan ook nooit na, Labat en Ker
guénon, als ze aan wal kwamen, van
de aardige stfreken van hun zwager
te vertellen.
Ik maak je mijn compliment
had nog onlangs de opzichter van
wegen en bruggen tot hen gezegd
Jullie zwager haalt maar eens mooie
stukjes uitOnlangs heeft hij met
een revolverschot een tolbeambte ge
dood, die hem had gesnapt... Nu, als
men hem krijgt, dan is alles afge-
loopen....
Een kleine beweging met de hand,
welke den val van het mes der guil
lotine moest aanduiden Labat en
Kerguénon hadden alles begrepen.
Eu nu te moeten denken, dat het lot
zoo'n schurk spaarde, terwijl het on
schuldige wezens als Perrine of
Jeanne-Yvonne wegrukte
Perrine.... Jeanne-Yvonnè.... ja,
wie Als men dat maar had gewe
ten
Onverbiddellijk verborg de nevel
den ganschen horizontbuiten op de
galerij van den vuurtoren kon men
geen drie pas van zich afzien men
hoorde niets -dan -het doffe geklots
van de branding tegen de rotsen en
soms he>t fluiten van een stormvogel
of een zeezwaluw.
Uit gewoonte, plichtsgevoel en dis
cipline deden ze nog hun dienst; ja,
ze vonden zelfs een soort v-an ver
lichting bij deze dagelijksche werk
zaamheden het afstoffen der glazen,
spiegels en instrumenten, het schu
ren de*r koperen platen en het in
orde brengen der lampen. Maar ze
hadden niet den moed om zich hun
maal toe te bereiden en voedden zich
met 'n weinig koude koffie, welke ze
van tijd tot tijd dronken om hun
koorts te bedwingen. Maar het werd
nog erger. Er kwam een boosaardige
glans in de oogen van LabatKer
guénon daarentegen kroop als ver
stijfd in een hoekje.
Beiden zagen met verlicht hart het
v-allen der duisternis tegemoet. Het
krieken van dien morgen zou hun
waarschijnlijk een vrij uitzicht, een
helderen hemel brengenmet be
hulp van hun kijker zouden ze mis
schien op den drempel hunner wo
ning degene van de vrouwen zien,
die in leven was gebleven. Perrine
of Jeanne-Yvonne.... Jeanne-Yvonne
of Pen-ine Wie v-an de twee was
het Ieder dacht, -dat het de vrouw
van den ander moest zijn, en de ge
dachte, dat het tegendeel misschien
het geval was, ontstak een woeste
jaloezie in liet hart van Labat....
Als de mist nog 24 uur aanhield,
mocht de hemel weten, wat er nog
gebeurde. Ze sliepen niet. De wilde
muziek van den misthoorn deed hen
elk© minuut door haar afgebroken
tonen opschrikken. Buiten was niets
te zien. Buiten heerschte overal stik
donkere nacht, op do zee en aan den
hemel. Het vuurtoren-register, dat
naast hen lag, beviatte geen nieuwe
aanteekeningen na die, welke Kergué
non en Labat omtrent hun waarne
mingen betrekkelijk de „Grimalkin"
hadden gemaakt. En in ide tusschen
poozen, waarin de signaalhoorn
adem schepte, spitsten de beide man
nen de -ooiren. Voetstappen schenen
de trap op te komen, misschien krab
de er ook iemand oip de deur.
Eens wierp Labat plotseling zijn
dekens weghij had buiten een stem
meenen te hooren, die hem bij zijn
naam riep. Er werd tegen de glazen
geklo-pt... korte, herhaalde slagen,
alsof de hagel tegen de lantaarn klet
terde Als stompzinnig keken de man
nen elkaar aanze meenden stukken
waschgoed, reepen van lijkdoeken
tegen de vensters te zien slaan.
Kerguénon, wien 'het koude zweet
op het voorhoofd stond, klemde zich
aan de trap vast, terwijl Labat. met
wijd geopende oogen als een waan
zinnige schreeuwde, dat het de beide
vrouwen waren, die beiden gestor
ven waren en nu binnengelaten wil
den worden. Juist op dit oogenblik
bezweek een der glazen van de lan
taarn en vloog in scherven, en door
de opening schoot een groot, wit
lichaam, viel aan Lahat's voeten
neer, bewoog zich nog een oogenblik
en strekte toen den langen hals in
een plas bloed uit.
Labat was ontzet achteruit ge
deinsd. Hij herkende het voorwerp
niet. dat zich aan zijn voeten be
woog hij dacht nog altijd aan een
spook en durfde niet dichterbij ko
men. Het was een van de mantel
zwanen, welke de Noordenwind bij
tijden naar de Fransche kust jaagt;
door het licht van den vuurtoren in
de war gebracht, was d© geheel©
zwerm tegen de lantaarn gevlogen,
waarvan eindelijk een der glazen was
gebroken. Morgen was het platform
van den toren stellig geheel rnot de
lijken van deze trekvogels bedekt, en
zeker zouden de mannen zich onder
andere omstandigheden hartelijk over
deze ontdekking hebben verheugd,
die een welkome afwisseling in hun
bescheiden maal bracht. Maar thans
dachten zo slechts aan -het zeldzame
van het verschijnsel, waarin ze een
waarschuwing van h'et noodlot wil
den zien en ze waagden het niet, den
geheimzinnigen vogel aan te raken,
die aan hun voeten was gestorven,
maar dachten
„Dat is zeker de ziel der dooden
Doch het raadsel bleef in weerwil
van alles nog beslaan nog altijd wis
ten ze niet, wie de dood© was. Jeanne-
Yvonne of Perrine.
Angstig beschouwden ze den vogel,
alsof ze liem zijn geheim konden
ontlokken. De dag bralt aan, maar't
eerste licht was zoo bleek en flauw,
dat men moest twijfelen, of het wer
kelijk licht was.
Met de gezichten tegen de vensters
gedrukt, wachtten de beide mannen
misschien stak de wind op of ver
strooide zich de mist. Maar de wind
stak niet op en nu werden Kerguénon
en Labat -door wanhoop aangegre
pen. Hun moedeloosheid was zoo
groot, dat ze niet meer de kracht had
den om elkander te haten ze gingen
naar elkaar toe, Labat legde zijn zwa
ger de armen om d©n hals en beiden
begonnen te weenen.
Luister! zei Labat, terwijl hij
zijn makker losliet, luisiier!
Een zacht, nauw merkbaar ge-
•ruisch drong door de opening van 't
glas in -de lantaarn, die ze niet had
den dichtgeest opten strooide de vede
ren van den dooden zwaan over den
grond.
De wind
Het was werkelijk de wind, een
•thans nog zwakke Oostenwind, die
echter weldra in kracht toenemen
moest. Hij kwam van het. land en zijn
eerste adem drong in den (vuurtoren.
Reeds kwam er beweging in de ne
velbank, die den ganschen omtrek
blokkeerdede reusachtige massa
werd als het ware van haar plaats
geschoven, scheurde en golfde naar
alle zijden.
Kerguénon en Labat vlogen naar
buiten en moestem zich een weg naar
'thek om de galerij banen, teneinde
niet uit te glijden op de lijken van
vogels, waarmee het platform be
zaaid was.:.. De nevel week nog al
tijd achteruit; de wind maakte er
letterlijk pluksel Van "en joeg hem
naar de open zee. maar naar den
kant van liet land veranderde hij
hem in een fijnen motregen, door
welken men de voorwerpen niet an
ders zag dan alsof ze in een fijnen
sluier van gaas waren gehuld. Men
zag door den verrekijker de lijn van
den horizont en de boschjes op de
hoogte, maar al het andere liep in
elkaar.
Labat. wiens ongeduld steeds groo
ter werd, was op het punt om de
zwarte noodvlag te hijschen. maar
Kerguénon belette hem dat.
We hebben daartoe niet het
recht, zei hij, dat zou alleen geoor
loofd zijn, als een van ons beidden ge
wond was, of hot toestel niet meer
wilde werken.
Och wat, zei Labat op doffen
toon, jij hebt geen bloed in de ade
ren
Door de angstige verwachting ge-
prikkel dj maakte de toorn zich op
nieuw- van hem meester en zocht
slechts gelegenheid om uit te bars
ten en in een vechtpartij zich uit te
razen. Koortsachtig klemden zich
zijn handen om de leuning der gale
rij, terwijl Kerguénon. die zich be
ter kon béheerschen, met den verre
kijker naai- den horizont tuurde.
Eindelijk zuchtte Kerguénon
Daar is de bakenmleester
Laat zien zei Labat op gebie
denden toon.
De ander reikte hem den kijker,
waarmee hij lang de boot van den
bakenmeester van voren tot achteren
opnam, alsof hij zich wilde overtui
gen, dat hij niet het slachtoffer van
een zinsbegoocheling was. Als het
weer zoo bleef en de wind gunstig
,was, kon de boot in minder dan een
half uur bij Men-Rü zijn. Hij wilde
dadelijk ook een boot klaarmaken en
bij het eerste woord van den baken-
meester zouden ze bescheid weten.
Bescheid weten
Bij de gedachte, dat ze eindelijk de
waarheid, de oplossing van het raad
sel zouden vernemen, begonnen de
beide mannen te beven. Daar ze het
niet op één plek konden uithouden,
hadden de beide mannen liun post
verlaten en zich naar de trap bege
ven, die in hét graniet der klippen
was uitgehouwen.
Ze gingen de trap af en dan weer
op en herhaalden deze beweging ver
se heiden© keeren.
Kerguénon was ten slotte op een
rots gaan zitten en verborg het hoofd
in de handen.
Labat had de armen over eikaar
geslagen, trachtte het Moppen van
zijn hart te onderdrukken en zag de
notedop van den bakenmeester op de
zee voortdurend grooter en grooter
worden. Het vaartuig was thans nog
slechts eenige kabellengten van den
(vuurtoren verwijderd.
De bakenmeester zat in een regen
mantel gehuld met twee matrozen en
den wachter, die Kerguénon moest
aflossen, in de boot. Hij droeg hooge
laarzen en had zijn diens I-portefeuil
le onder den arm. 't Was een eigen
aardig man, deze bakenmeester^ ge
woonlijk zeer koel en afgemeten, een
man, die in dienst geen gekheid ver
stond. Hij sprong vlug a.an wal en
werd gevolgd door den wachter, die
op aflossing kwam.
Goeden dag, brave mannen
Hij was vandaag blijkbaar goed ge
luimd, de bakenmeester Levendig en
glimlachend draaide hij de punten
van zijn klein nneveltje in de hoog
te, terwijl zijn gelaat van den zee
wind een roode kleur had gekregen
zorgeloes liep hij de beide mannen
voorbij en ging den toren binnen
De wachter, die achter hem liep en
gebukt ging onder het gewicht van
zijn ldeerenzak en zijn menagekorf,
scheen niet geneigd een gesprek te
beginnen, maar wachtte er in elk ge
val op, dat raon hem uithoorde.
Geen der beide mannen had de
kracht daartoe. Met droge keel en
angstige oogen liepen ze achter hun
kameraad en volgden hem naar het
vertrek beneden in den toren, waar
de bakenmeester hei- «vuurtorenregis-
ter reeds had opgeslagen en ijverig
bezig was de aanteekeningen blad
voor blad na te gaan. Maar een aan-
teekening in d& kolom „Opmerkin
gen" scheen hem plotseling te inte
resseeren.
Wat heb je daar den 13den op
geschreven, Labat? De ..Grimalkin"
met man en muis vergaan?... Maar
de „Grimalkin" is immers reeds twee
dagen in Coztank.
Labat stamelde een verwarde ver
ontschuldiging. Hij had gedacht
het stuk hout, waarop de letters R I
M A stonden.
R I M A herhaalde de baken
meester. O, nu begrijp ik het, R I M
A.... maar, jullie ongelukkige, of be
ter 'gezegd, jullie gelukkige men-
schen, niet de „Grimalkin" ös met
man en muis vergaan, maair de Dun
dee <van jullie schurk van een zwa
ger, d'e „Trimaddeur". in welken
naam de letters R I M A ook voor
komen.
Casimir is dood vroeg Kergué
non, en een straal van hoop begon in
zijn ziel te schijnen.