Is er Iets dlait moer aantrekt, dan
twee minnende Quartan? Wordt de te-
gjeutoamtiitiig, die die twee mmnéndeu
oridJeavitriden, niet steeds omgezet in
nog teedeivJer genetgeailnedd jegens el
kaar?
Geheel vergat Heintje den wil van
haar vader .Onstuimig greep zij de
gelegenheid aan om in Kees' nabij
heid te zijn, niet denkende aan het
verdriet, dat zij later weMioht daar-
vajn zou ondervinden. Zij sloten zich
aan bij de andere .paren van *t Skil.
'De meisjes in èicfoite japonnen, dien
avonddoek over den arm, de jongens,
allen het halfhemd voor, geheel in
Zondagski ee dij
Juichend trokken zij over de ker
mis. Herberg in en herberg uit, hier
een dansje halend, daar zingend en
springend.
Bij ,.Kroas" (zeker zoo genoemd,
omdat het de grootste tegenstelling
maakte mét het welbekende in ae
Warmoesstraat te Amsterdam) was
het. al druk.
In den tuin vooral kon men, als
men ten minste zeer scherpe oogen
had, tusscihien het gebladerte lichte ja
ponnetjes zien wegduiken.
Kluisterende stemmen van het ge
bladerte men verstaat ze niet
De bloemen en heesters in den tuin
ze zwijgen als het graf.
In eer en dleuigd vóel zou er door
hen verhaald, kunnen worden van ver
scheiden© geslachten achtereen
hoeveel ijd'ele woorden hoeveel lonk-
jes en gdjggelladhjes, hoeveel woorden
van min en liefde daar gewisseld zijn.
Das nachts keerde de gaheele
schaar per rijtuig maar huis terug.
Kees moest zicfn echter vergenoegen
om bij de deur van Heintje afscheid
te nemen.
De deur van den winkel was geslo
ten. zoodat Heintje om binnen te ko*
m!en, de faimliiMe moe3t wekken.
VaidJer, in compleet négligé, kwam
naai- voor en maakte open. Zijn ge
laat stond niet tot gekscheren, toch
zeide hij niets.
Den voügemden morgen werd Hein
tje echter op korten toon onder han
den genomen.
Non weet je, zóó, dioait ik niet
wil, do at je raffit Kees gaat, en nou
kom je me dèèr warachtig midden in
den nacht mit 'm oanzeile. Verslinger
jee je maar oan zóón kerel, zóó'n
oarcmoedUeeër.
Heintje dorst de oogen niet opsiraan
kleurde, dloclh zeide mieta
Vader begaf zicüi naar den winkel
boos dóen d en lcwaad zich to on end.
Over de kwestie zelf werd niet- meer
gesproken, of -toch wel, dioah niet in
heit bijizijn van Heintje.
Moeder zag wel, dat het tusscihen
He>ntje en Kees meer was dan ker-
rnislieflde. Zij gevoelde, dat hoe vader
■daartegen ook pruttelde, toch ten laat
öte zou moeten worden toegegeven,
en daarom sprak ze er ernstig met
h)ém over.
'Moan, je zilet dioat 't tussohen
Heintje en Kees meenes is; we zétte
der toah nfflcs teuge kunne doen.
Jaa, maar vrouw, magge we ons
kiend1 der oan blóöliaüëlle, doat ze loa-
ter oarreantoield zei leëe?
Rtejioial is 't niét vor'n visser-
■mioain nx'oar je zélt zien, zee hou we
vod1 en we kenne ze oailllan 't leve
verdrietig moake en mèèr bcrielc e we
•niiiet.
'k Zien /we doat er niks oan te
doen is, «ïlaiar. ocfh! 't zoo me zóó
spie te. Op de jonge zelf heivv 'k niks
•teuge.
Nou oas je der zóó oiver denkt.
Wee zélf heye nog wel 'n centje. Oas
we de jonge doan ders voan dé skuiut
óafkrege en vor Mm 'n tjoafl'k kodhte?
Nou, je wal me moar niks; dèèr
moet ik èèrst nog 'a's 'n nachie over
slèpe. Mit 'n tjoal/k kenne ze temiinste
nog bróód verdiene en ze bl/uuve oal-
tied binnen en he we dus niet zoveul
gévoar voan te verdrinike.
Hee lioieft die tjoalk ok niet ke-
doo te krigge, hee ken toch z'n rente
betoale en oaüosse.
Nou, 'k zal 't niét meer teugeiver-
ke. 'k Haw 'r genog vor waakt. Ze
moete 't nou zelfs maar wéte.
Dat was al veel gewonnen en moe
der, die Heintje ai dikwijls in de
keuken haJd betrapt, dat ze met het
hoofd in de handen zat te huilen,, en
had1 gezien, dat ze er allengs matter
begon uit te zien, wilde haar kind
gaarne wait opbeuren en deelde haar
mede, dat vader zidh niét tegen een
„•veritèèring" zou verzetten.
Woat zeit uwe, moeder? Is vader
niet zóó mèèr teuge Kees?.
Nèè!
Dèèr ben 'k blied om. 'k Hoad er
itoch zoo'n loast voan en Kees niét
minder.
Toen Kees binenkwam, wist Heintje
ham 's avonds al spoedig aan te klam
pen en hem vaders ommekeer ten op
zicht van hem mede io deélen.
Vertrouwelijker gingen ze nu met
elkaar om, hoewel Kees toch niet aan
huis kwam.
Toen 't echter tegen St. N'colaas
liep, vroeg Kees of Heintje met hem
„SunderMaas" mocht vieren en nu
werd daartoe toestemming gegeven.
Na afloop van dat feest wordt er
door de meisjes .,'n Sukkelaatje" ge
geven en dan wordt het beschouwd,
dat de jongens en meisjes weer vrij
zijn met wie of wien zij willen om
gaan.
Met Kees en Heintje was dat anders
zij bleven ma: elkaar omgaan. Elke
gelegenheid waren zij met elkaar
,,uut" en eindelijk irok Kees de stoute
schoenen aan om „verkèèring" met
Heintje te vragen.
Vader en moeder hadden geen te
genwerpingen en gaven daartoe Mm
toestemming.
Geregeld kwam Kees nu aan huis
on af en toe werd daar de- toekomst
dei- jongelui besproken. Het denkbeeld
van moeder om Kees van de schuit
af te krijgen, vond bij hem instem
ming, nu hij wist, dat- voor Item eten
tjalk zou gemaakt worden, waarmede
hij zijn bestaan zou zoeken.
Een paar jaar bleven zij als twee
gelukkigen met elkaar omgaan. De
tjalk stond reeds op stapel eu als die
goed en weil in de haven lag vast-
gemeevd, zou men in ondertrouw
gaan.
Met de vlag in top kwam de tjalk
uit de richting van Friesland aange
stevend.
Veel bekijks was er van de zeelui
ieder bewonderde om het zeerst de
fraaie afwerking eu het vlugge mo
del.
's Zaterdags togen Kees en Heintje
naar den Burg. om in ondertrouw T.e
worden opgenomen.
•-s Zondags was er groot feest bij
Heintje aan huis. De geheele buurt
had de vlaggen uitgestoken en voor
Heintje's huis had Kees' kameraden
aan drie lange vaarboonien vlaggen
geheschen.
Vroolijk ging het er toe. De „broan-
dewienskom" ging lustig te het rond
er vroolijkheid heerschte er den ge-
heelen avond.
Lustig werd gezongen
Oas hier 'n pot met boone stond
En déér *n knappe meid,
Doa.ii wist 'k woat ik kieze zóó,
L)e bóóne of de meid.
Ik zoa de bóóne late staan
En mit de meid na huus toe gaan.
Des Donderdags van de volgende
week was het trouwdag. De wagen
tjes stonden op den dijk gereed. De
paarden met papieren bloemen op
hoofdstel en staart en de koetsier van
den wagen, die bét bruidspaar moest
rijden met een bloemetje aan de
zweep.
Uitgeleide werd gedaan door een
schaar van wouwen en meisjes, die
,,de bruudde bruud riepen.
Weer waven er veel vlaggen, die
lustig ter eer van 't jonge paar wap
perden, en in de haven stond op me-
nigen mast ook de driekleur, daar
mede een eerbewijs gevende aan Hein
tje en Kees. die dien dag in den echt
werden verbonden.
Ook nu weer hadden Kees' kame
raden gezorgd voor een drietal vaar-
boomen, met aan eiken boom een
vlag.
's Avonds werden ze omgeschoten,
dat wil zeggen de boomen werden
losgemaakt, een schot werd gelost en
de boom omgegooid.
l)o kameraden werden 's avonds
ook op het feest genood, dat tot- laat
in den nacht duurde.
Vroolijk gingen de beide geliefden
het leven in.
„De Vrouw Heintje", zoo heette de
tjalk, deed alras haar eerste reis en
•het ging zeer voorspoedig. Veel'vracht
en gelukkige vaart.
Vader was zeer tevreden over Kees,
wiens gedrag uitstekend was. Van
„oarmoedleëe" was geen sprake.
(„Vad.")
Een Heldin ter Zee
Het wordt slechts weinigen aan de
wieg gezongen, wélk lot zij eens dee-
len zullen. Aartshertog Johan Salva-
tor zou in zijn jeugd gelachen hebben,
indien men hem gezegd had, dat hij
nog eens scheepskapitein zou wor
den, en zoo ging het ook onzen kapi
tein, 'die reedis bevelhebber van een
oorlogsfregat geweést was. Tengevol
ge vian een oneenigfoeid met den ad
miraal was hij uit den staatsdienst
getreden. Vermogen had hij niet veel,
'het was juist voldoende, om een klein
zeilschip, een schoener te koopen,
waarmee hij zijn eerste reis maakte
naar Australië.
Kapitein Werther nam mij als
stuurman in dienst. Zijn vrouw was
gestorven en om zijn achttienjarige
dochter Margot niet alleen achter te
laten, nam hij haar mee op zijn
schip. Margot was een beetje als een
jongen opgevoed, zij kon met een ge
weer omgaan als de beste soldaat.
Dat was voor haar niéuwe levens
omstandigheden echter een voor
deel, zij wilde op het schip mee wer
ken, om, zooals zij zei, haar vader
een man te besparen. Zij kwam aan
het stuurroer, welks behandeling -zij
nauwkeurig wilde leeren, en zoo
leerde ik haar beter kennen dan me
nig ander op ons vaartuig, die haar
niet kon lijden, omdat zij zich overal
mee bemoeide.
In Melbourne aangekomen knoopte
onze kapitein met kooplieden onder
handelingen aan en nu voeren wij als
vrachtschip gereed tusschen Sydney
en Hobart Town. Wij hadden ge
woonlijk slechts zes man aan boord,
behalve mij, den kok, den kapitein
en zijn dochter.
Op' een goeden dag geraakten wij
plotseling bijna onze geheele beman
ning kwijt. Twee der oude matrozen
werden ziek, terwijl wij den schoener
laadden, de derde verdween op on
verklaarbare wijze en den dag vóór
ons vertrek, ging onze kok, een neger,
tengevolge van een oneenigheid met
den kapitein, er van door. Zoowél de
matrozen als de kok waren spoedig
vervangen.
Naar het uiterlijk te oordeelen za
gen de matrozen er niet gunstig uit,
ze nadden veel van geraffineerde
sjXÈtsboeven weg, maar dat was het
zelfde als ze maar goede zeelui wa
ren. Daarbij bestdat er op zee een©
harde discipline, die de weerspauni-
gen vaak als lammeren maakt.
Van Sydney naar Hobart Town :s
500 mijlen. Onze manschappen werk
ten flink, het weer was gunstig en de
eerste dagen liep alles vlot van stapel.
Ik had twee oude en een nieuwen
matroos in mijn wacht en in den
vierden nacht-, toen ik juist de wacht
afloste, riep mij een matroos, Turner
gcheeten, zacht bij zich.
Master Loor, zei hij, ik moet je
iets meedeelen. Die nieuwe matrozen
bevallen mij niets.
- Hoe zoo vroeg ilc.
Ze steken dikwijls de koppen bij
elkaar; vooral den langen Tom, die
er als een duivel uitziet, vertrouw ik
geen steek. Zij hebben reeds twee van
de ouden bijna het hoofd op hol ge
bracht. Ik hoorde hen van roove^s,
eilanden en schatten spreken. Tegen
mij hebben' ze geen woord gezegd, mij
vertrouwen zij niet, maar ik kan niets
anders denken, dan dat er iets kwaads
broedt
Ik was over de médédeeling van
Turnre volstrekt niet ongerustzeelui
praten altijd zooveel onzin onder el
kaar. Ik dacht een poos over de zaak
na, dankte den man en zei hem, de
oogen goed den kost te geven. Ik van
mijn kant Sloeg de nieuwe mannen
ook stérk gade, maar kon niets ver
dachts opmerken.
Den volgenden avoncl had de kapi
tein de wacht van acht tot twaalf uur.
Om negen uur legde ik mij te sla.pen,
de kapitein slenterde rookend heen
en weer en juffrouw W ether was met
eenige vrouwelijke werkzaamheden
bezig.
Plotseling werd aan den voorsleven
van het schip een luid hulpgeroep ge
hoord, er ontstond een kort gevecht,
daarna volgde een plonsen in het wa
ter en uit het water riep een© luide
stem:
Kapitein, er is oproer, pas op
Dat was de stem van Turner, die
gewond in het water was gewoi-pen.
ïn het volgende oogenblik zag do
kapitein alle andere mannen met sta
ven. en knuppels gewapend op hem af
komen. Ook de negerkok was bij lien
en de kapitein zag aanstonds in, dat
het nog iets erger dan oproer was. In-
plaats van te bevelen of met de oproe
riger. te onderhandelen, sprong hij
aanstonds in de kajuit en sloot de
sterke deur van den hoofdingang.
Intusschen had ik het leven ge
hoord, trolc snel mijn kleeren aan en
zoo kwam het, dat ik, de kapitein en
diens dochter aanstonds tof gevange
nen gemaakt waren.
Er is oproer, hoor, riep de kapi
tein. toen ik binnentrad. Wapen u.
we zullen de schurken een les geven,
die zij niet zullen vergeten.
Nauwelijks bad hij dit gezegd, toen
een kogel in zijn rechter schouder
vloog en ik een schampschot aan het
hoofd kreeg. Een der oproerlingen had
door het bovenstaande bovenhelit/ven-
ster gevuurd-
De kapitein tuimelde op de sofa,
terwijl ik aanstonds het licht uitblies.
Daarna schoof ilc het zware venster
luik dicht en wij waren voor het ou-
genblik veilig .Wat geschied was, was
voor mij nu geheel duidelijk de man
schappen hadden zich van den schoe
ner meester gemaakt en Turner ver
moord, daar hii niet aan de samen
zwering had willen deelnemen. Ik
had mijn revolver genomen wilde op
het dek stormen, maar de kapitein
hield mij terug.
Blijf hier, Loor, zeide hij, gij
kunt thans niets doen. Hier zijn we
voor het oogenblik veilig. Help mijn
jas uittrekken en zie eens naar mijn
wonde. En gij, Margot, neem een re
volver en ga in de gang staan oan de
deur te bewaken.
Margot aarzelde géén. oogenblik aan:
het bevel haars vaders te gehoorza
men. Ik onderzocht de wonde van
den kapitein en bevond, dat de kogel
op liet been afgeketst was. De wonde
was wel pijnlijk maar niét gevaarlijk.
Ik wiesch ze söhoon en verbond zeen
de kapitein meende', dat ze hem niet
zou beletten een revolver ie hamtee-
ren.
Thans werd er aan de deur geklopt
en iemand riep
Kom eens hier, ik heb met jullie
een woordje te spreken.
Het was Tom.
Wat is er? vroeg de kapitein.
De schoenier is in onze macht,
zooals ge wel zult merken, beraamde
lange Toni, wij willen uw leven niet;
komt boven op het dek en gij kunt on
gedeerd liet scMp verlaten.
Dat doen wij nooit, riep de ka
pitein.
De schoener is in onze macht,
indien gij wéér,stand durft bieden, zal
het u slecht bekomen, weest daar ver
zekerd van, vervolgde Tom.
Dat zulien wij zien, vervolgde de
kapitein, en toen werd liet weer stil.
Ik sloop ter hoogte der kaj uittrap
en hoorde toen dé oproerlingen zacht
met elkaar .praten. Daarna rende een
naar 'het stuur, de anderen heschen
de zeilen. Zij voeren naai" het weisten,
waar zij een ontmoeting met groo-
fcere vaartuigen het minst te duchten
hadden. De wind stale op en de schoe
ner danste over de golven, alsof alles
in de beste orde was geweest.
Eenigen tijid zullen zij ons wel
met rust laten, misschien tot morgein
vroeg, meende dé kapitein; wij'moe
ten ons daarop voorbereiden.
Wij barricadeerden de deur, laad
den de geweren en legden de enter
bijlen gereed. Daarbij had iéder nog
zijn revolver.
Den geheel en nacbi werden wij met
rust gelaten. Toen de volgende mor
gen aanbrak, werden wij weer aan
geroepen.
De kapitein antwoordde en Tom
schreeuwde van boven
Wij bieden u nogmaals dé vrij
heid aan, gij zult een boot hebben,
zeil en roer, water en eenige levens
middelen, en kunt ongedeerd vertrek
ken.
Dan kost het uw bloedLiever
verbranden wij den schoener met u
allen, eer wij hem overgeven. Thans
hebt ge nog een half uur tijd om 'e
beraadslagen, niet langer.
Wij hadden geen tijd noodig om
te overleggen, want wij waren beslo
ten ons te verdedigen.
Wij wisten, dat de oproerlingen
slechts één vuurwapen hadden, een
oud pistool. Zij konden de deur ver
brijzelen, maar wij hoopten de barri
cade te kunnen houden. Terwijl wij
©en glas wijn namen, hoorden wij
hen hoven op het dek heen en weer
loopen.
Op Margot's verlangen werd een deel
der barricade weggeruimd, zij wilde
de trap opsluipen en de mannen be
luisteren.
Tom gaf zijn liedén zijn bevelen en
zeide o.a.
Geen hunner zal levend de boot
verlaten I
IntussChen stond ik met den kap:-
tein met geladen geweer gereed, om
een mogelijken aanval door het bo-
venlichtvenster af te slaan.
Plotséling donderde het- tegen de
deur* van den hoofdingang en een
stormram ging door een verbrijzeld
deurpaneel. De oproerlingen juichten
teen zij het meisje zagen,; en thans
geschiedde iets heel buitengewoons.
Margot, in plaats van weg te vluch
ten, trok haar revolver en schoot op
den langen Tom. Zij trof hem in het
hoofd en met een vloek viel dé op
roerling op den grond.
Margot riep ons föe, bij haar te
komen, en wij hoorden haar nog een
maal schieten, alvorens wij tijd had
den over de barricade te komen.
Toen wij op het dek traden, stond
Margot alleen daar.
Wij zagen twee dooden en een ge
wonde liggende overige drie waren
naar den voorsteven gevlucht. Na
weinige minuten smeekten zij ons
o>m hun leven en kropen als honden
nader om zich te laten binden.
Margot had twee van de nieuwe
matrozen gedood en den nogerkok ge
wond, en daarmee had zij het oproer
reeds getempt, oer wij tol honderd
konden tellen.
Wat ons ilaavna de gevangenen be
kenden, bewees in welk gevaar wij
verkeerd hadden. Ondanks de belofte,
die Tom sredaan had, zouden zij ons
gedood hebben, zoodra wij op liet dek
gekomen waren. Met den schoener
wilden de schurken zeerooverij drij
ven. Tom was eén uit de gevangenis
gevluchte misdadiger. Do kok stierf
aan zijn wonde.
Wij wierpen de drie lijken in zee
en stoomden daarna naar het oosten.
Het gelulde ons, van een koopvaarder
twee nieuwe matrozen aan te wer
ven.
De gevangenen leverden wij te Mel
bourne aan het gerecht over.
Uit 'n Russisch
Krankzinnigengesticht
Zie je daar links dat hooge ge
bouw vau vier verdiepingen? vroeg
m'n vriend mi» een doctor, die zich
reeds lang door z'n vele en diepgaan
de studiën als Ti zeer kundig zenuw
arts heeft doen kennen.
Ik zie hei, antwoordde ik.
Dat is ons bekende Krankzinni
gengesticht, mérkte hij met zekeren
trots op.
Indien me dit iemand, anders ge
zegd had en niet hij, altijd zeer
serieus dan zou ik stellig gedacht
hebben, dat hij me voor den gek
hield.
Ik keek naar het mooie, groote. ge
bouw op, met de lange rijen \an
vensters, waarin de gouden stralen
der lentezon zich zoo vroolijk afspie
gelden en ik zou nooit, hebben kun
nen denken, dat dit. 'n krankzinnigen
gesticht was, dat in dit huis men
schen door allerlei vreemde visioenen
door angstige droomon in wakenden
toestand gemarteld worden, door vree-
se] ijke beelden, welke ze zelf in hun
zieke brein scheppen, zich pijnigen,
dat hier menschen lijden, die de ge
heele wereld het onderstboven zien,
en geen hoop of uitweg meer heb
ben.
Wat 'n schoon en vriendelijk ge
bouw riep ik onwillekeurig uit.
Ik keek mijn vriend aan en zag een
treurigen glEMaoh om zijn lippen. Na
'n kleine pauze zeide hij
Je staat verbaasd? Dacht je
soms een treurig geeF gebouw' met
zware tralies te zullen zien, een ge
bouw, dat 'n diiepe neerslachtigheid-
te voorschijn roept? O, m'n vriend!
Zie dién. mooien, blauwen hemelzie
boe vr ooi ijk die stad is, hoe hoog' do
stemmen dei' wandelaars klinken, hoe
hel van kleur_de kleederen zijn der
dames en li eer en luister hoe vroolijk
de beek ruisch't, hoe zangerig' dé mu
ziek uit 3© tuinen eiken avond weer
klinktZie dit aides eens goed aan
en herinner je wat je vanmorgen in
die blad'cn gedezgn hebtherinner je
voor 'n oogenblik slechts dlie ionge
levens, welke nutitéloos en noodeloos
vernietigd zijn, herinner je d/ie stroo-
nxen bloé^s, welke dagelijks vergoten
worden, ear zeg me dan, of niet de ge
heele schoone wereld één groot krank
zinnigengesticht is
Daarop zweeg m'n vriend; ik staar
de hem aan, en ontwaarde kleine,
ï'oode. vlekken op zijn magere wan
genIn z'n oogen was op dat oo
genblik 'n dii'epe droefheid te bemer
ken, vermengd met toorn
Wij stonden in 'n groot, licht ver
trek. Bij 'n tafel zat 'n mager per
soon, gekleed in 'n huisjas, te schrij
ven. Hij merkte ons niet op, of mo
gelijk deed hu" 't voorkomen, alsof hij
ons niet zag. Z'n hand' vloog vluchtig
over het papier heen. hij werkte nrët
vlijt en volharding. Hij haastte zwii
zoodanig, alsof ham aldoor iemand
tot spoed stond aa.n te manen.
Wat schrijft hij vroeg ik heel
stil aan m'n vriend.
Wachtantwoordde de dokter,
en naderde den zieke
Hij legde de hand zachtjes op diens
schouderde zieke schrok even en
hief zijn hoofd op. Z'n gezicht was
rood als van iemand, die langen tijd
bij een gloeiende kachel gezeten heeft.
Hij staarde m'n vriend met booze,
onrustige oogen aan, nog steeds met
,d©- pen in z'n hand. Mij scheen hij
nog steeds niet opgemerkt to heb
ben.
Hoe gaat het, mijnheer de gou
verneur? vroeg m'n vriend henT op
vroolijken toon.
Een wild, afgrijselijk-vroolijk ge
lach weerklonk plotséling door de ka
mér; ik voelde mijn haren te berge
rijzenhet was me alsof ik vele men-
schen tegelijk hoorde lachen
Hoe het mii gaat? zeide de zieke
teen. Goed, zeer goed. Voor morgen
moet men galgen klaar maken!
Ik heb lü doodvonnissen ondertee
kendO, ik zal hun toonen, wie ik
benNiemand zaL z'nimond mogen
open doenIk Tieb mijn broeder
ter dood veroordeeld, begrijpt u? Mijn
eenigen broederha, ha, ha!
Dat zal wat moois zijn hij denkt, dat
ik bang voor hem benHier, kijk!
Ik heb bevel gegeven, hem voor
z'n dood allerlei martelingen te doen
ondergaanIn vroegere tijden wa
ren er wonderlijke martelingen
Maar ga heen!Ik heb geen tijd..
Ik moet 1000 telegrammen verzen
denmen drijft mij tot spoed
aanIk moet in deze maand 700
mensehen ophangen700 rnan-
schenhoeveel is dit per dag?
Wat, bijna 25 per dag?Ha, ha.
haeen beeije minder dan 25, maar
ik zal zorgen, dat het gelijk uit
komtHoor, hoorgisteren heb
ik uitgerekend hoe lang het duren
moet, totdat ilc alle ménschen, die in
Rusland wonen, opgehangen heb
'n groote rekeningIk moet me
haastenik zal dadelijk telegra-
feerengalgen, graven, doodsklee-
renveel kostenWat?wat
zegt u?Men" zal mij ophangen?...
Neen!Ik wil niet!Waarom,
waarom?Laat me los. raalc me
niet aain!Help!help!!
help 1
De ongelukkige stond plotseLing op,
begon op en neer te loopenop
zijne lippen vertoonde zich schuim
iu z'n oogen was 'n uitdrukking van
öntzettenden angst, te lezen
- Hob medelijden, hang me niet
opik heb kleine kinderen!
Hij wierp zich op de knieën en be
gon te huilen alls 'n kind
Welt heb je 't gehoord, heb je 'i
gezien? vroeg m'n vriend mij, toen
we het vreèselijk vertrek verlaten
hadden. De zieke is reeds grijs, maar
Mj is pas 33 jaar oudHij was
bij den spoorweg werkzaammen
had hem ter dood veroordeeld, maar
hij heeft zich als door een wondeir ge
red en werd krankzinnig
Op 't bed zit een jonge rnan. Hij
ziet er uit als 'n doode de wangen
geel, ingevallen, de oogen als uitge
doofd, de handen hangen als stokken
langs z'n lijf, zijne lippen zijn-wat
Hij kijkt heel, heed, ver voor zich uit,
alsof hij in de verte iets verschrikke
lijks zietelk oogenblik siddert
hij
Het is reeds langer dan 5 dagen,
zegt m'n vriend, dat hij niet èet. of
drinkthij zegt aldoor, dat men
hem in-plaats van water bloed geeft,
hij ziet overal bloed. Ilij is bang een
schrede to doen. Hij verbeeldt zich,
dat z'n kamer vol bloed is, en dat hij
er in verdrinken zalTot. voor
eenigen tijd heeft hij nog 'n weinig
gesprokén, thans zwijgt hij echter
en zegt geen woord meerliij slaapt
zittende, zijn ziekte is vree-selijlc, zijn
lijden heeft géén grenzen. De ergste
beul zou voor een mensch niet zulke
martelingen hebben kunnen uitden
ken
Men geeft hem met geweld te drin
ken hij schreeuwt dan echter zooda
nig, dat alle zieken zich verschuilen.
Men heeft hem hierheén uit Odessa
gebrachthij heeft daar zijn va
der, zijn moeder en twee zusters ver
lóren
M'n vriend naderde het bed en leg
de het oor aan liet hart van den zie
ke. Deze beefde slechts, maar bewoog
zich overigens niet.
Niet lang, niet lang zal hij meer
lijden, arme, ongelukkige man
Slaap, slaap, lieve kleine!
Een jouge moeder houdt een in el
kaar gerolden doek in haar armen,
drukt hem aan het hart en zingt een
wiegelied
Weest stil, het kind slaaptzegt
ze zachtjes tot ons. Het is pas inge
slapen.
Leg het op bedzeg-t heel zacht
m'n vriend tot haar.
Neen; neendan zou men het
stélen. O, ze houden zooveel van
ïdedne kinderen. Ze pakken ze bij de
voetjes beet en slaan hen met. de
hoofdjes tegen den muur.
Tc heb het zelf met mijn eigen oo
gen gezienSlaap, slaap, scba.tje,
slaap, lieveling!^ Het kind slaapt
Het sliep toen ook in. dén slaap
s$ian)lachen alle kleine kinderen. Ik
zie graag kinderen slapen. Mijn man
zegt, dat ik krankzinnig ben, dat men
m'n kind vermoord heeft. Ik weet hét
n.og een groote dikke kerel hij
stonnpte me met zijn beeneu tegen
mijn buik en ik heb het kind los
gelaten wat willen zij Wat heeft
m'n schutje hun gedaan? Hebt mede
lijden hélpt me! het is mijn
kindHoort, hoe de moordenaars
schreeuwen o," o, m'n lief kihdl
Wees niet bang ik ben'hierilc
zal je niet veriaten
Kom, laten we asjeblieft weg-
aan zei die1 ik tot mijn vriend, ik houd
et hier niet langer uit, of ik word
zelf ook krankzinnig
We stonden weer op straatalwéér
ondier den mooien blauwen hémel
Ménschen loopen, praten eu lachen...
Heit komt me net voor, of het. allemaal
krankzinnigen zijn, of ik zelf ook
krankzinnig benHet is onmoge
lijk, dat zulke vreeselifke dingen in
een normale samenleving zouden
kunnen voorkomen.
Wel, hoe gevoel je je? vroeg m'n
vriend me plotséLing.
Ik antwoordde hem niet ik 'had
geen kracht om te spreken. Voor m'n
geest stonden nog steeds de krank
zinnigen, die ik pas gezien hadik
hoorde ze nog praten, zag nog steeds
hun bleeke gezichten en hun angstige
blikken voor me.
Denk maar niet na, je zoudt tot
geen gevolg komenbegon m'n
vriend weer. Jij ziet het voor :t ernst
en daarom ben je er zoo door van
streek .Langzamerhand went men aan
alles. Wees daar maar zeker van, als
het oolc verder zoo bij ons zal blijven
toegaan, zal je geen enkel gezond
mensch meer vinden, tenzij we bij de
grootste martelingen zullen ophouden
ons angstig fee maken,tenzij
we onverschillig zullen blijven kijken
naar menschenbloed. De menschheid
gaat vooruitIk had hier niet lang
geleden een zieke, die nog pas 14 jaar
oud was. Dat is nog maar 'n kind, :s
'i niet? Welnu, dat kind zat in de ge
vangenis en heeft zich laten uithon
gerenniet zooals de krankzinni
ge, dien we zoo juist hoven in het
gesticht gezien hebben neenHij
heeft met z'n voile verstand gehon
gerd. Men hoeft hem met de nagaika
geranseld en daarom Meld hij op te
etenhet kind heeft geprotesteerd,
4 dagen lang heeft het niet gegeten.
En denk je soms, dat iemand door z'n
hongerlijden bang was geworden?
Zij, die den 14-jarigen knaap gepij
nigd hebben, zeiden met 'n giimlach
tot mij „Als het hongeren hem be
gint te vervelen, zal hij wel eten vra
gendaarbij is men van plan, hem
nog 'n pak ransel te geven
Toen ik dit hoorde, zeide de dokter,
vroeg ik me zelf af wie zijn krank
zinniger, zij, die in "t krankzinnigen
gesticht zitten, of zij, die 14-jai'ige
kinderen martelen?Ik zeg je,
dat de geheele wei'eld krankzinnig
isDat, wat jij in 't gesticht ge
zien hebtal dat lijden; is maar een
honderdste deel van andere pijnigin
gen, welke men dagelijks tienduizen
den van menschen in de gevangenis
sen en in Siberië laat ondergaan. Wij
zagen hier slechts 'n klein hoekje,
waar zich eenige slachtoffers van he t
tegenwoordige regime bevinden. El
ke dag brengt nieuwe martelingen,
nieuwe offers. En die verschrikkelijk
heden zullen nog lang duren. Weet
je waarom? Omdat dé beulen zelf
ook krankzinnig zijn, omdat
ze niet kunnen begrijpen dat men met
galgen en gevangenissen niemand ge
nezen kan
Ik heb met veel aandiacht naar de
woorden van mijn vriend geluisterd
en slechts één gedaelite Meld mé daar
op bezig
Ik -dacht na. over de beulen, die,
naar m'n vriend zeide, oolc krank
zinnig z Ij n
Waarom bevinden ze zich dan niet
in het krankzinnigenge
sticht?
(Uit het Joodisch-Duitsch ver
taald door David Person.)
Waarom hij
ongetrouwd bleef.
De oude Tobias Witt was een rijke
vrijgezel, die zich reeds lang uit de
zaken had teruggetrokken. Sneeuw
wit was zijn haar, want hij had
reeds zeventig jaren achter zich, wel
ke hij bijna onafgebroken in onze ge
meenschappelijke vaderstad had
doorgebracht.
Kind van welgestelde lieden, had
hij altijd in gunstige omstandigheden
verkeerd en daarbij had de hemel
hem gezondheid, levenslust en humor
geschonken.
Daarom verbaasden dé menschen
zich er over. dat hij nooit getrouwd
was en steeds eenzaam zijn levens
pad had bewandeld. In vroegere jaren
had wel menigeen hem aan een meis
je willen helpen, later had hij soms
last van onbescheiden nieuwsgierig
heid zijner medeménschen, maar hij
antwoordde niet op de vragen, welke
men hem deed. Voor het overige was
hij spraakzaam en vroolijk en bijfta
dagelijks liet middelpunt van een ge
zelschap aan de stamtafel, hetwelk
met hem oud was geworden. Ik, die
aanmerkelijk jonger" was, verkeerde
desniettemin met hem in het wijnlo
kaal van Miiller en scheen mij over
de bijzondere gunst, van den ouden
heer te mogen verheugen, die een
vriend mijns vaders was geweest.
In de laatste tien jaren werd liet
aantal stamgasten aanmerkelijk klei
ner en soms zaten Tobias en ik al
leen aan de oude eikenhouten tafel
in het herookte wijnlokaal. Juist in
dezen tijd gaf Tobias dé babbelzucht
nog eenmaal stof tot onderhoud.
Op zekeren dag was een oude da
me. mevrouw Havelberg uit Amerika
aangekomen, welke door Tobias aan
het station was ontvangen. Daarna
had hij haar eene geschikte woning
op de eerste verdieping van een zeer
elegant huurhuis bezorgd en bracht
haar daar eiken namiddag een be-
zoekoolc zag men ze beiden, als het
mooi weer was. dikwijls samen wan
delen.
Kwaadwilligen wilden den ouden
heer verkeerde bedoelingen toeschrij
ven, maar weldra verstomden alle
geruchten. Men behoefde de beide
oudjes,^ die zoo deftig naast elkaar
liepe-n, maair wat nader te beschou
wen om de verklaring van Tobiias te
gelooven, dat mevrouw Havelberg de
vrouw va.n een der vrienden uit
zijne jeugd was geweest, voor Welke
hij nu op haren ouden dag moest
zorgen.
En toch was. deze vrouw de oorzaak
geweest, da.t Tobias Witt nooit in'het
huwelijk was getreden. Ik vernam,
dat acht dagen na den dood van Me
vrouw Havelberg. Nooit had ik den
ouden heer zoo weemoedig en droevig
gestemd sezien als in die dagen. Het
■scheen, alsof met deze vrouw ©en ge
heim ten g/rave was gedaald, hetwelk
alleen Tobias kende en dat zijn hart
bezwaarde. En misschien was het
dan ook wel dit gevoel van een last
te torsen, hetwelk hem op zekeren
namiddag bewoog mij de zonderiin-
ge historie van zijne eerste en ©enige
liefde te vertellen.
Ik gaf hem toen mijn woord zijn
geheim te bewaren tot hij zélf onder
de groene zoden rustte. Eén halfjaar
geleden hebben we den ouden heer
begraven, dat nul zeggen, eigenlijk
was ik de eenige, welke zijn lijk volg
de, want al zijne oude vrienden wa
len hem reeds voorgegaan.
Wat hii mij in het wijnlokaal ver
telde. was het volgende
Ik kan thans vrijmoedig over de
liefde uit mijne jeugd en over het
zonderlinge avontuur mijner aange
beden Elly spreken, want er leeft be
halve ik. niemand meer, die zich door
mijn gebabbel gekrenkt zou kunnen
gevoelen. Elly was een schoon meis
je, ten minste in mijne oogen en in
die van mijn vriend der jeugd Hians
Berg. Wij beiden dweepten met haar
en dongen naar hare gunst, maar
Hans behaalde de overwinning. Hij,
de knappe, .vroolijke jongeling, een
Apollo van gestalte en een Napoleon
aan energie, die alles doorzette, wat
hij wilde. Zulke mannen, die stout
moedig alles wagen, veroveren de
harten der vrouwen in een oogen
blik. Heel spoedig had hij zijn doel
bereikt en Elly werd zijne vrouw.
Hoe ik te moede was. zal ik u niet
schilderen, maar ik bezat zelfbéheer-
sching genoeg om mijne smart, niet
te verraden.
Eenige jaren verliepen. Voor het'
oog der wereld was het een zeer ge
lukkig huwelijk, ja, hadden de bei
den een leven, als men zich niet
schooner lean denken maar die door
jaloerschheid werd gekweld zag die-
per. Hans, die eene bloeiende zaak
van zijn vader had geërfd, begon dé
meest gewaagde speculatie's. Het
eentonige leven van den man van za
ken smaakte hem niethij was van.
nature een speler, die liefst alles op
ééne kaart zet en in het va-bangue-
spel een demonisch genoegen schept.
Zoo ging het ook in zijn huwelijkt
Elly bezat eene beminnelijke natuur
en hing haren man trouw en teeder
aan, maar deze had niet genoeg aan
het kalme huwelijksleven, hij maakte
zijsprongen, die hem dikwijls in de
grootste verlegenheid brachten. Op
zekeren dag was Hans Berg verdwe
nen. De ongelukkige vrouw was on
troostbaar.
Reeds_ na eenige dagen kwamen
schuldeisohérs en verlangden geld.
In dezen nood riep Elly mijn hulp in,
maar hoe zou ik helpen, waar geen
hulp mogelijk wasIn weerwil van'
al onze pogingen en die d'er politie,
welke natuurlijk door de talrijke
schuïdeïschers aan 't werk was ge
zet. kregen we in verscheidene maan
den geen bericht van Hans. Eindelijk
kwam er een korte brief van hem uit
Amerika. Hij smeekt zijne vrouw
dringend hem te vergeven hij wilde