Is er Iets dlait moer aantrekt, dan twee minnende Quartan? Wordt de te- gjeutoamtiitiig, die die twee mmnéndeu oridJeavitriden, niet steeds omgezet in nog teedeivJer genetgeailnedd jegens el kaar? Geheel vergat Heintje den wil van haar vader .Onstuimig greep zij de gelegenheid aan om in Kees' nabij heid te zijn, niet denkende aan het verdriet, dat zij later weMioht daar- vajn zou ondervinden. Zij sloten zich aan bij de andere .paren van *t Skil. 'De meisjes in èicfoite japonnen, dien avonddoek over den arm, de jongens, allen het halfhemd voor, geheel in Zondagski ee dij Juichend trokken zij over de ker mis. Herberg in en herberg uit, hier een dansje halend, daar zingend en springend. Bij ,.Kroas" (zeker zoo genoemd, omdat het de grootste tegenstelling maakte mét het welbekende in ae Warmoesstraat te Amsterdam) was het. al druk. In den tuin vooral kon men, als men ten minste zeer scherpe oogen had, tusscihien het gebladerte lichte ja ponnetjes zien wegduiken. Kluisterende stemmen van het ge bladerte men verstaat ze niet De bloemen en heesters in den tuin ze zwijgen als het graf. In eer en dleuigd vóel zou er door hen verhaald, kunnen worden van ver scheiden© geslachten achtereen hoeveel ijd'ele woorden hoeveel lonk- jes en gdjggelladhjes, hoeveel woorden van min en liefde daar gewisseld zijn. Das nachts keerde de gaheele schaar per rijtuig maar huis terug. Kees moest zicfn echter vergenoegen om bij de deur van Heintje afscheid te nemen. De deur van den winkel was geslo ten. zoodat Heintje om binnen te ko* m!en, de faimliiMe moe3t wekken. VaidJer, in compleet négligé, kwam naai- voor en maakte open. Zijn ge laat stond niet tot gekscheren, toch zeide hij niets. Den voügemden morgen werd Hein tje echter op korten toon onder han den genomen. Non weet je, zóó, dioait ik niet wil, do at je raffit Kees gaat, en nou kom je me dèèr warachtig midden in den nacht mit 'm oanzeile. Verslinger jee je maar oan zóón kerel, zóó'n oarcmoedUeeër. Heintje dorst de oogen niet opsiraan kleurde, dloclh zeide mieta Vader begaf zicüi naar den winkel boos dóen d en lcwaad zich to on end. Over de kwestie zelf werd niet- meer gesproken, of -toch wel, dioah niet in heit bijizijn van Heintje. Moeder zag wel, dat het tusscihen He>ntje en Kees meer was dan ker- rnislieflde. Zij gevoelde, dat hoe vader ■daartegen ook pruttelde, toch ten laat öte zou moeten worden toegegeven, en daarom sprak ze er ernstig met h)ém over. 'Moan, je zilet dioat 't tussohen Heintje en Kees meenes is; we zétte der toah nfflcs teuge kunne doen. Jaa, maar vrouw, magge we ons kiend1 der oan blóöliaüëlle, doat ze loa- ter oarreantoield zei leëe? Rtejioial is 't niét vor'n visser- ■mioain nx'oar je zélt zien, zee hou we vod1 en we kenne ze oailllan 't leve verdrietig moake en mèèr bcrielc e we •niiiet. 'k Zien /we doat er niks oan te doen is, «ïlaiar. ocfh! 't zoo me zóó spie te. Op de jonge zelf heivv 'k niks •teuge. Nou oas je der zóó oiver denkt. Wee zélf heye nog wel 'n centje. Oas we de jonge doan ders voan dé skuiut óafkrege en vor Mm 'n tjoafl'k kodhte? Nou, je wal me moar niks; dèèr moet ik èèrst nog 'a's 'n nachie over slèpe. Mit 'n tjoal/k kenne ze temiinste nog bróód verdiene en ze bl/uuve oal- tied binnen en he we dus niet zoveul gévoar voan te verdrinike. Hee lioieft die tjoalk ok niet ke- doo te krigge, hee ken toch z'n rente betoale en oaüosse. Nou, 'k zal 't niét meer teugeiver- ke. 'k Haw 'r genog vor waakt. Ze moete 't nou zelfs maar wéte. Dat was al veel gewonnen en moe der, die Heintje ai dikwijls in de keuken haJd betrapt, dat ze met het hoofd in de handen zat te huilen,, en had1 gezien, dat ze er allengs matter begon uit te zien, wilde haar kind gaarne wait opbeuren en deelde haar mede, dat vader zidh niét tegen een „•veritèèring" zou verzetten. Woat zeit uwe, moeder? Is vader niet zóó mèèr teuge Kees?. Nèè! Dèèr ben 'k blied om. 'k Hoad er itoch zoo'n loast voan en Kees niét minder. Toen Kees binenkwam, wist Heintje ham 's avonds al spoedig aan te klam pen en hem vaders ommekeer ten op zicht van hem mede io deélen. Vertrouwelijker gingen ze nu met elkaar om, hoewel Kees toch niet aan huis kwam. Toen 't echter tegen St. N'colaas liep, vroeg Kees of Heintje met hem „SunderMaas" mocht vieren en nu werd daartoe toestemming gegeven. Na afloop van dat feest wordt er door de meisjes .,'n Sukkelaatje" ge geven en dan wordt het beschouwd, dat de jongens en meisjes weer vrij zijn met wie of wien zij willen om gaan. Met Kees en Heintje was dat anders zij bleven ma: elkaar omgaan. Elke gelegenheid waren zij met elkaar ,,uut" en eindelijk irok Kees de stoute schoenen aan om „verkèèring" met Heintje te vragen. Vader en moeder hadden geen te genwerpingen en gaven daartoe Mm toestemming. Geregeld kwam Kees nu aan huis on af en toe werd daar de- toekomst dei- jongelui besproken. Het denkbeeld van moeder om Kees van de schuit af te krijgen, vond bij hem instem ming, nu hij wist, dat- voor Item eten tjalk zou gemaakt worden, waarmede hij zijn bestaan zou zoeken. Een paar jaar bleven zij als twee gelukkigen met elkaar omgaan. De tjalk stond reeds op stapel eu als die goed en weil in de haven lag vast- gemeevd, zou men in ondertrouw gaan. Met de vlag in top kwam de tjalk uit de richting van Friesland aange stevend. Veel bekijks was er van de zeelui ieder bewonderde om het zeerst de fraaie afwerking eu het vlugge mo del. 's Zaterdags togen Kees en Heintje naar den Burg. om in ondertrouw T.e worden opgenomen. •-s Zondags was er groot feest bij Heintje aan huis. De geheele buurt had de vlaggen uitgestoken en voor Heintje's huis had Kees' kameraden aan drie lange vaarboonien vlaggen geheschen. Vroolijk ging het er toe. De „broan- dewienskom" ging lustig te het rond er vroolijkheid heerschte er den ge- heelen avond. Lustig werd gezongen Oas hier 'n pot met boone stond En déér *n knappe meid, Doa.ii wist 'k woat ik kieze zóó, L)e bóóne of de meid. Ik zoa de bóóne late staan En mit de meid na huus toe gaan. Des Donderdags van de volgende week was het trouwdag. De wagen tjes stonden op den dijk gereed. De paarden met papieren bloemen op hoofdstel en staart en de koetsier van den wagen, die bét bruidspaar moest rijden met een bloemetje aan de zweep. Uitgeleide werd gedaan door een schaar van wouwen en meisjes, die ,,de bruudde bruud riepen. Weer waven er veel vlaggen, die lustig ter eer van 't jonge paar wap perden, en in de haven stond op me- nigen mast ook de driekleur, daar mede een eerbewijs gevende aan Hein tje en Kees. die dien dag in den echt werden verbonden. Ook nu weer hadden Kees' kame raden gezorgd voor een drietal vaar- boomen, met aan eiken boom een vlag. 's Avonds werden ze omgeschoten, dat wil zeggen de boomen werden losgemaakt, een schot werd gelost en de boom omgegooid. l)o kameraden werden 's avonds ook op het feest genood, dat tot- laat in den nacht duurde. Vroolijk gingen de beide geliefden het leven in. „De Vrouw Heintje", zoo heette de tjalk, deed alras haar eerste reis en •het ging zeer voorspoedig. Veel'vracht en gelukkige vaart. Vader was zeer tevreden over Kees, wiens gedrag uitstekend was. Van „oarmoedleëe" was geen sprake. („Vad.") Een Heldin ter Zee Het wordt slechts weinigen aan de wieg gezongen, wélk lot zij eens dee- len zullen. Aartshertog Johan Salva- tor zou in zijn jeugd gelachen hebben, indien men hem gezegd had, dat hij nog eens scheepskapitein zou wor den, en zoo ging het ook onzen kapi tein, 'die reedis bevelhebber van een oorlogsfregat geweést was. Tengevol ge vian een oneenigfoeid met den ad miraal was hij uit den staatsdienst getreden. Vermogen had hij niet veel, 'het was juist voldoende, om een klein zeilschip, een schoener te koopen, waarmee hij zijn eerste reis maakte naar Australië. Kapitein Werther nam mij als stuurman in dienst. Zijn vrouw was gestorven en om zijn achttienjarige dochter Margot niet alleen achter te laten, nam hij haar mee op zijn schip. Margot was een beetje als een jongen opgevoed, zij kon met een ge weer omgaan als de beste soldaat. Dat was voor haar niéuwe levens omstandigheden echter een voor deel, zij wilde op het schip mee wer ken, om, zooals zij zei, haar vader een man te besparen. Zij kwam aan het stuurroer, welks behandeling -zij nauwkeurig wilde leeren, en zoo leerde ik haar beter kennen dan me nig ander op ons vaartuig, die haar niet kon lijden, omdat zij zich overal mee bemoeide. In Melbourne aangekomen knoopte onze kapitein met kooplieden onder handelingen aan en nu voeren wij als vrachtschip gereed tusschen Sydney en Hobart Town. Wij hadden ge woonlijk slechts zes man aan boord, behalve mij, den kok, den kapitein en zijn dochter. Op' een goeden dag geraakten wij plotseling bijna onze geheele beman ning kwijt. Twee der oude matrozen werden ziek, terwijl wij den schoener laadden, de derde verdween op on verklaarbare wijze en den dag vóór ons vertrek, ging onze kok, een neger, tengevolge van een oneenigheid met den kapitein, er van door. Zoowél de matrozen als de kok waren spoedig vervangen. Naar het uiterlijk te oordeelen za gen de matrozen er niet gunstig uit, ze nadden veel van geraffineerde sjXÈtsboeven weg, maar dat was het zelfde als ze maar goede zeelui wa ren. Daarbij bestdat er op zee een© harde discipline, die de weerspauni- gen vaak als lammeren maakt. Van Sydney naar Hobart Town :s 500 mijlen. Onze manschappen werk ten flink, het weer was gunstig en de eerste dagen liep alles vlot van stapel. Ik had twee oude en een nieuwen matroos in mijn wacht en in den vierden nacht-, toen ik juist de wacht afloste, riep mij een matroos, Turner gcheeten, zacht bij zich. Master Loor, zei hij, ik moet je iets meedeelen. Die nieuwe matrozen bevallen mij niets. - Hoe zoo vroeg ilc. Ze steken dikwijls de koppen bij elkaar; vooral den langen Tom, die er als een duivel uitziet, vertrouw ik geen steek. Zij hebben reeds twee van de ouden bijna het hoofd op hol ge bracht. Ik hoorde hen van roove^s, eilanden en schatten spreken. Tegen mij hebben' ze geen woord gezegd, mij vertrouwen zij niet, maar ik kan niets anders denken, dan dat er iets kwaads broedt Ik was over de médédeeling van Turnre volstrekt niet ongerustzeelui praten altijd zooveel onzin onder el kaar. Ik dacht een poos over de zaak na, dankte den man en zei hem, de oogen goed den kost te geven. Ik van mijn kant Sloeg de nieuwe mannen ook stérk gade, maar kon niets ver dachts opmerken. Den volgenden avoncl had de kapi tein de wacht van acht tot twaalf uur. Om negen uur legde ik mij te sla.pen, de kapitein slenterde rookend heen en weer en juffrouw W ether was met eenige vrouwelijke werkzaamheden bezig. Plotseling werd aan den voorsleven van het schip een luid hulpgeroep ge hoord, er ontstond een kort gevecht, daarna volgde een plonsen in het wa ter en uit het water riep een© luide stem: Kapitein, er is oproer, pas op Dat was de stem van Turner, die gewond in het water was gewoi-pen. ïn het volgende oogenblik zag do kapitein alle andere mannen met sta ven. en knuppels gewapend op hem af komen. Ook de negerkok was bij lien en de kapitein zag aanstonds in, dat het nog iets erger dan oproer was. In- plaats van te bevelen of met de oproe riger. te onderhandelen, sprong hij aanstonds in de kajuit en sloot de sterke deur van den hoofdingang. Intusschen had ik het leven ge hoord, trolc snel mijn kleeren aan en zoo kwam het, dat ik, de kapitein en diens dochter aanstonds tof gevange nen gemaakt waren. Er is oproer, hoor, riep de kapi tein. toen ik binnentrad. Wapen u. we zullen de schurken een les geven, die zij niet zullen vergeten. Nauwelijks bad hij dit gezegd, toen een kogel in zijn rechter schouder vloog en ik een schampschot aan het hoofd kreeg. Een der oproerlingen had door het bovenstaande bovenhelit/ven- ster gevuurd- De kapitein tuimelde op de sofa, terwijl ik aanstonds het licht uitblies. Daarna schoof ilc het zware venster luik dicht en wij waren voor het ou- genblik veilig .Wat geschied was, was voor mij nu geheel duidelijk de man schappen hadden zich van den schoe ner meester gemaakt en Turner ver moord, daar hii niet aan de samen zwering had willen deelnemen. Ik had mijn revolver genomen wilde op het dek stormen, maar de kapitein hield mij terug. Blijf hier, Loor, zeide hij, gij kunt thans niets doen. Hier zijn we voor het oogenblik veilig. Help mijn jas uittrekken en zie eens naar mijn wonde. En gij, Margot, neem een re volver en ga in de gang staan oan de deur te bewaken. Margot aarzelde géén. oogenblik aan: het bevel haars vaders te gehoorza men. Ik onderzocht de wonde van den kapitein en bevond, dat de kogel op liet been afgeketst was. De wonde was wel pijnlijk maar niét gevaarlijk. Ik wiesch ze söhoon en verbond zeen de kapitein meende', dat ze hem niet zou beletten een revolver ie hamtee- ren. Thans werd er aan de deur geklopt en iemand riep Kom eens hier, ik heb met jullie een woordje te spreken. Het was Tom. Wat is er? vroeg de kapitein. De schoenier is in onze macht, zooals ge wel zult merken, beraamde lange Toni, wij willen uw leven niet; komt boven op het dek en gij kunt on gedeerd liet scMp verlaten. Dat doen wij nooit, riep de ka pitein. De schoener is in onze macht, indien gij wéér,stand durft bieden, zal het u slecht bekomen, weest daar ver zekerd van, vervolgde Tom. Dat zulien wij zien, vervolgde de kapitein, en toen werd liet weer stil. Ik sloop ter hoogte der kaj uittrap en hoorde toen dé oproerlingen zacht met elkaar .praten. Daarna rende een naar 'het stuur, de anderen heschen de zeilen. Zij voeren naai" het weisten, waar zij een ontmoeting met groo- fcere vaartuigen het minst te duchten hadden. De wind stale op en de schoe ner danste over de golven, alsof alles in de beste orde was geweest. Eenigen tijid zullen zij ons wel met rust laten, misschien tot morgein vroeg, meende dé kapitein; wij'moe ten ons daarop voorbereiden. Wij barricadeerden de deur, laad den de geweren en legden de enter bijlen gereed. Daarbij had iéder nog zijn revolver. Den geheel en nacbi werden wij met rust gelaten. Toen de volgende mor gen aanbrak, werden wij weer aan geroepen. De kapitein antwoordde en Tom schreeuwde van boven Wij bieden u nogmaals dé vrij heid aan, gij zult een boot hebben, zeil en roer, water en eenige levens middelen, en kunt ongedeerd vertrek ken. Dan kost het uw bloedLiever verbranden wij den schoener met u allen, eer wij hem overgeven. Thans hebt ge nog een half uur tijd om 'e beraadslagen, niet langer. Wij hadden geen tijd noodig om te overleggen, want wij waren beslo ten ons te verdedigen. Wij wisten, dat de oproerlingen slechts één vuurwapen hadden, een oud pistool. Zij konden de deur ver brijzelen, maar wij hoopten de barri cade te kunnen houden. Terwijl wij ©en glas wijn namen, hoorden wij hen hoven op het dek heen en weer loopen. Op Margot's verlangen werd een deel der barricade weggeruimd, zij wilde de trap opsluipen en de mannen be luisteren. Tom gaf zijn liedén zijn bevelen en zeide o.a. Geen hunner zal levend de boot verlaten I IntussChen stond ik met den kap:- tein met geladen geweer gereed, om een mogelijken aanval door het bo- venlichtvenster af te slaan. Plotséling donderde het- tegen de deur* van den hoofdingang en een stormram ging door een verbrijzeld deurpaneel. De oproerlingen juichten teen zij het meisje zagen,; en thans geschiedde iets heel buitengewoons. Margot, in plaats van weg te vluch ten, trok haar revolver en schoot op den langen Tom. Zij trof hem in het hoofd en met een vloek viel dé op roerling op den grond. Margot riep ons föe, bij haar te komen, en wij hoorden haar nog een maal schieten, alvorens wij tijd had den over de barricade te komen. Toen wij op het dek traden, stond Margot alleen daar. Wij zagen twee dooden en een ge wonde liggende overige drie waren naar den voorsteven gevlucht. Na weinige minuten smeekten zij ons o>m hun leven en kropen als honden nader om zich te laten binden. Margot had twee van de nieuwe matrozen gedood en den nogerkok ge wond, en daarmee had zij het oproer reeds getempt, oer wij tol honderd konden tellen. Wat ons ilaavna de gevangenen be kenden, bewees in welk gevaar wij verkeerd hadden. Ondanks de belofte, die Tom sredaan had, zouden zij ons gedood hebben, zoodra wij op liet dek gekomen waren. Met den schoener wilden de schurken zeerooverij drij ven. Tom was eén uit de gevangenis gevluchte misdadiger. Do kok stierf aan zijn wonde. Wij wierpen de drie lijken in zee en stoomden daarna naar het oosten. Het gelulde ons, van een koopvaarder twee nieuwe matrozen aan te wer ven. De gevangenen leverden wij te Mel bourne aan het gerecht over. Uit 'n Russisch Krankzinnigengesticht Zie je daar links dat hooge ge bouw vau vier verdiepingen? vroeg m'n vriend mi» een doctor, die zich reeds lang door z'n vele en diepgaan de studiën als Ti zeer kundig zenuw arts heeft doen kennen. Ik zie hei, antwoordde ik. Dat is ons bekende Krankzinni gengesticht, mérkte hij met zekeren trots op. Indien me dit iemand, anders ge zegd had en niet hij, altijd zeer serieus dan zou ik stellig gedacht hebben, dat hij me voor den gek hield. Ik keek naar het mooie, groote. ge bouw op, met de lange rijen \an vensters, waarin de gouden stralen der lentezon zich zoo vroolijk afspie gelden en ik zou nooit, hebben kun nen denken, dat dit. 'n krankzinnigen gesticht was, dat in dit huis men schen door allerlei vreemde visioenen door angstige droomon in wakenden toestand gemarteld worden, door vree- se] ijke beelden, welke ze zelf in hun zieke brein scheppen, zich pijnigen, dat hier menschen lijden, die de ge heele wereld het onderstboven zien, en geen hoop of uitweg meer heb ben. Wat 'n schoon en vriendelijk ge bouw riep ik onwillekeurig uit. Ik keek mijn vriend aan en zag een treurigen glEMaoh om zijn lippen. Na 'n kleine pauze zeide hij Je staat verbaasd? Dacht je soms een treurig geeF gebouw' met zware tralies te zullen zien, een ge bouw, dat 'n diiepe neerslachtigheid- te voorschijn roept? O, m'n vriend! Zie dién. mooien, blauwen hemelzie boe vr ooi ijk die stad is, hoe hoog' do stemmen dei' wandelaars klinken, hoe hel van kleur_de kleederen zijn der dames en li eer en luister hoe vroolijk de beek ruisch't, hoe zangerig' dé mu ziek uit 3© tuinen eiken avond weer klinktZie dit aides eens goed aan en herinner je wat je vanmorgen in die blad'cn gedezgn hebtherinner je voor 'n oogenblik slechts dlie ionge levens, welke nutitéloos en noodeloos vernietigd zijn, herinner je d/ie stroo- nxen bloé^s, welke dagelijks vergoten worden, ear zeg me dan, of niet de ge heele schoone wereld één groot krank zinnigengesticht is Daarop zweeg m'n vriend; ik staar de hem aan, en ontwaarde kleine, ï'oode. vlekken op zijn magere wan genIn z'n oogen was op dat oo genblik 'n dii'epe droefheid te bemer ken, vermengd met toorn Wij stonden in 'n groot, licht ver trek. Bij 'n tafel zat 'n mager per soon, gekleed in 'n huisjas, te schrij ven. Hij merkte ons niet op, of mo gelijk deed hu" 't voorkomen, alsof hij ons niet zag. Z'n hand' vloog vluchtig over het papier heen. hij werkte nrët vlijt en volharding. Hij haastte zwii zoodanig, alsof ham aldoor iemand tot spoed stond aa.n te manen. Wat schrijft hij vroeg ik heel stil aan m'n vriend. Wachtantwoordde de dokter, en naderde den zieke Hij legde de hand zachtjes op diens schouderde zieke schrok even en hief zijn hoofd op. Z'n gezicht was rood als van iemand, die langen tijd bij een gloeiende kachel gezeten heeft. Hij staarde m'n vriend met booze, onrustige oogen aan, nog steeds met ,d©- pen in z'n hand. Mij scheen hij nog steeds niet opgemerkt to heb ben. Hoe gaat het, mijnheer de gou verneur? vroeg m'n vriend henT op vroolijken toon. Een wild, afgrijselijk-vroolijk ge lach weerklonk plotséling door de ka mér; ik voelde mijn haren te berge rijzenhet was me alsof ik vele men- schen tegelijk hoorde lachen Hoe het mii gaat? zeide de zieke teen. Goed, zeer goed. Voor morgen moet men galgen klaar maken! Ik heb lü doodvonnissen ondertee kendO, ik zal hun toonen, wie ik benNiemand zaL z'nimond mogen open doenIk Tieb mijn broeder ter dood veroordeeld, begrijpt u? Mijn eenigen broederha, ha, ha! Dat zal wat moois zijn hij denkt, dat ik bang voor hem benHier, kijk! Ik heb bevel gegeven, hem voor z'n dood allerlei martelingen te doen ondergaanIn vroegere tijden wa ren er wonderlijke martelingen Maar ga heen!Ik heb geen tijd.. Ik moet 1000 telegrammen verzen denmen drijft mij tot spoed aanIk moet in deze maand 700 mensehen ophangen700 rnan- schenhoeveel is dit per dag? Wat, bijna 25 per dag?Ha, ha. haeen beeije minder dan 25, maar ik zal zorgen, dat het gelijk uit komtHoor, hoorgisteren heb ik uitgerekend hoe lang het duren moet, totdat ilc alle ménschen, die in Rusland wonen, opgehangen heb 'n groote rekeningIk moet me haastenik zal dadelijk telegra- feerengalgen, graven, doodsklee- renveel kostenWat?wat zegt u?Men" zal mij ophangen?... Neen!Ik wil niet!Waarom, waarom?Laat me los. raalc me niet aain!Help!help!! help 1 De ongelukkige stond plotseLing op, begon op en neer te loopenop zijne lippen vertoonde zich schuim iu z'n oogen was 'n uitdrukking van öntzettenden angst, te lezen - Hob medelijden, hang me niet opik heb kleine kinderen! Hij wierp zich op de knieën en be gon te huilen alls 'n kind Welt heb je 't gehoord, heb je 'i gezien? vroeg m'n vriend mij, toen we het vreèselijk vertrek verlaten hadden. De zieke is reeds grijs, maar Mj is pas 33 jaar oudHij was bij den spoorweg werkzaammen had hem ter dood veroordeeld, maar hij heeft zich als door een wondeir ge red en werd krankzinnig Op 't bed zit een jonge rnan. Hij ziet er uit als 'n doode de wangen geel, ingevallen, de oogen als uitge doofd, de handen hangen als stokken langs z'n lijf, zijne lippen zijn-wat Hij kijkt heel, heed, ver voor zich uit, alsof hij in de verte iets verschrikke lijks zietelk oogenblik siddert hij Het is reeds langer dan 5 dagen, zegt m'n vriend, dat hij niet èet. of drinkthij zegt aldoor, dat men hem in-plaats van water bloed geeft, hij ziet overal bloed. Ilij is bang een schrede to doen. Hij verbeeldt zich, dat z'n kamer vol bloed is, en dat hij er in verdrinken zalTot. voor eenigen tijd heeft hij nog 'n weinig gesprokén, thans zwijgt hij echter en zegt geen woord meerliij slaapt zittende, zijn ziekte is vree-selijlc, zijn lijden heeft géén grenzen. De ergste beul zou voor een mensch niet zulke martelingen hebben kunnen uitden ken Men geeft hem met geweld te drin ken hij schreeuwt dan echter zooda nig, dat alle zieken zich verschuilen. Men heeft hem hierheén uit Odessa gebrachthij heeft daar zijn va der, zijn moeder en twee zusters ver lóren M'n vriend naderde het bed en leg de het oor aan liet hart van den zie ke. Deze beefde slechts, maar bewoog zich overigens niet. Niet lang, niet lang zal hij meer lijden, arme, ongelukkige man Slaap, slaap, lieve kleine! Een jouge moeder houdt een in el kaar gerolden doek in haar armen, drukt hem aan het hart en zingt een wiegelied Weest stil, het kind slaaptzegt ze zachtjes tot ons. Het is pas inge slapen. Leg het op bedzeg-t heel zacht m'n vriend tot haar. Neen; neendan zou men het stélen. O, ze houden zooveel van ïdedne kinderen. Ze pakken ze bij de voetjes beet en slaan hen met. de hoofdjes tegen den muur. Tc heb het zelf met mijn eigen oo gen gezienSlaap, slaap, scba.tje, slaap, lieveling!^ Het kind slaapt Het sliep toen ook in. dén slaap s$ian)lachen alle kleine kinderen. Ik zie graag kinderen slapen. Mijn man zegt, dat ik krankzinnig ben, dat men m'n kind vermoord heeft. Ik weet hét n.og een groote dikke kerel hij stonnpte me met zijn beeneu tegen mijn buik en ik heb het kind los gelaten wat willen zij Wat heeft m'n schutje hun gedaan? Hebt mede lijden hélpt me! het is mijn kindHoort, hoe de moordenaars schreeuwen o," o, m'n lief kihdl Wees niet bang ik ben'hierilc zal je niet veriaten Kom, laten we asjeblieft weg- aan zei die1 ik tot mijn vriend, ik houd et hier niet langer uit, of ik word zelf ook krankzinnig We stonden weer op straatalwéér ondier den mooien blauwen hémel Ménschen loopen, praten eu lachen... Heit komt me net voor, of het. allemaal krankzinnigen zijn, of ik zelf ook krankzinnig benHet is onmoge lijk, dat zulke vreeselifke dingen in een normale samenleving zouden kunnen voorkomen. Wel, hoe gevoel je je? vroeg m'n vriend me plotséLing. Ik antwoordde hem niet ik 'had geen kracht om te spreken. Voor m'n geest stonden nog steeds de krank zinnigen, die ik pas gezien hadik hoorde ze nog praten, zag nog steeds hun bleeke gezichten en hun angstige blikken voor me. Denk maar niet na, je zoudt tot geen gevolg komenbegon m'n vriend weer. Jij ziet het voor :t ernst en daarom ben je er zoo door van streek .Langzamerhand went men aan alles. Wees daar maar zeker van, als het oolc verder zoo bij ons zal blijven toegaan, zal je geen enkel gezond mensch meer vinden, tenzij we bij de grootste martelingen zullen ophouden ons angstig fee maken,tenzij we onverschillig zullen blijven kijken naar menschenbloed. De menschheid gaat vooruitIk had hier niet lang geleden een zieke, die nog pas 14 jaar oud was. Dat is nog maar 'n kind, :s 'i niet? Welnu, dat kind zat in de ge vangenis en heeft zich laten uithon gerenniet zooals de krankzinni ge, dien we zoo juist hoven in het gesticht gezien hebben neenHij heeft met z'n voile verstand gehon gerd. Men hoeft hem met de nagaika geranseld en daarom Meld hij op te etenhet kind heeft geprotesteerd, 4 dagen lang heeft het niet gegeten. En denk je soms, dat iemand door z'n hongerlijden bang was geworden? Zij, die den 14-jarigen knaap gepij nigd hebben, zeiden met 'n giimlach tot mij „Als het hongeren hem be gint te vervelen, zal hij wel eten vra gendaarbij is men van plan, hem nog 'n pak ransel te geven Toen ik dit hoorde, zeide de dokter, vroeg ik me zelf af wie zijn krank zinniger, zij, die in "t krankzinnigen gesticht zitten, of zij, die 14-jai'ige kinderen martelen?Ik zeg je, dat de geheele wei'eld krankzinnig isDat, wat jij in 't gesticht ge zien hebtal dat lijden; is maar een honderdste deel van andere pijnigin gen, welke men dagelijks tienduizen den van menschen in de gevangenis sen en in Siberië laat ondergaan. Wij zagen hier slechts 'n klein hoekje, waar zich eenige slachtoffers van he t tegenwoordige regime bevinden. El ke dag brengt nieuwe martelingen, nieuwe offers. En die verschrikkelijk heden zullen nog lang duren. Weet je waarom? Omdat dé beulen zelf ook krankzinnig zijn, omdat ze niet kunnen begrijpen dat men met galgen en gevangenissen niemand ge nezen kan Ik heb met veel aandiacht naar de woorden van mijn vriend geluisterd en slechts één gedaelite Meld mé daar op bezig Ik -dacht na. over de beulen, die, naar m'n vriend zeide, oolc krank zinnig z Ij n Waarom bevinden ze zich dan niet in het krankzinnigenge sticht? (Uit het Joodisch-Duitsch ver taald door David Person.) Waarom hij ongetrouwd bleef. De oude Tobias Witt was een rijke vrijgezel, die zich reeds lang uit de zaken had teruggetrokken. Sneeuw wit was zijn haar, want hij had reeds zeventig jaren achter zich, wel ke hij bijna onafgebroken in onze ge meenschappelijke vaderstad had doorgebracht. Kind van welgestelde lieden, had hij altijd in gunstige omstandigheden verkeerd en daarbij had de hemel hem gezondheid, levenslust en humor geschonken. Daarom verbaasden dé menschen zich er over. dat hij nooit getrouwd was en steeds eenzaam zijn levens pad had bewandeld. In vroegere jaren had wel menigeen hem aan een meis je willen helpen, later had hij soms last van onbescheiden nieuwsgierig heid zijner medeménschen, maar hij antwoordde niet op de vragen, welke men hem deed. Voor het overige was hij spraakzaam en vroolijk en bijfta dagelijks liet middelpunt van een ge zelschap aan de stamtafel, hetwelk met hem oud was geworden. Ik, die aanmerkelijk jonger" was, verkeerde desniettemin met hem in het wijnlo kaal van Miiller en scheen mij over de bijzondere gunst, van den ouden heer te mogen verheugen, die een vriend mijns vaders was geweest. In de laatste tien jaren werd liet aantal stamgasten aanmerkelijk klei ner en soms zaten Tobias en ik al leen aan de oude eikenhouten tafel in het herookte wijnlokaal. Juist in dezen tijd gaf Tobias dé babbelzucht nog eenmaal stof tot onderhoud. Op zekeren dag was een oude da me. mevrouw Havelberg uit Amerika aangekomen, welke door Tobias aan het station was ontvangen. Daarna had hij haar eene geschikte woning op de eerste verdieping van een zeer elegant huurhuis bezorgd en bracht haar daar eiken namiddag een be- zoekoolc zag men ze beiden, als het mooi weer was. dikwijls samen wan delen. Kwaadwilligen wilden den ouden heer verkeerde bedoelingen toeschrij ven, maar weldra verstomden alle geruchten. Men behoefde de beide oudjes,^ die zoo deftig naast elkaar liepe-n, maair wat nader te beschou wen om de verklaring van Tobiias te gelooven, dat mevrouw Havelberg de vrouw va.n een der vrienden uit zijne jeugd was geweest, voor Welke hij nu op haren ouden dag moest zorgen. En toch was. deze vrouw de oorzaak geweest, da.t Tobias Witt nooit in'het huwelijk was getreden. Ik vernam, dat acht dagen na den dood van Me vrouw Havelberg. Nooit had ik den ouden heer zoo weemoedig en droevig gestemd sezien als in die dagen. Het ■scheen, alsof met deze vrouw ©en ge heim ten g/rave was gedaald, hetwelk alleen Tobias kende en dat zijn hart bezwaarde. En misschien was het dan ook wel dit gevoel van een last te torsen, hetwelk hem op zekeren namiddag bewoog mij de zonderiin- ge historie van zijne eerste en ©enige liefde te vertellen. Ik gaf hem toen mijn woord zijn geheim te bewaren tot hij zélf onder de groene zoden rustte. Eén halfjaar geleden hebben we den ouden heer begraven, dat nul zeggen, eigenlijk was ik de eenige, welke zijn lijk volg de, want al zijne oude vrienden wa len hem reeds voorgegaan. Wat hii mij in het wijnlokaal ver telde. was het volgende Ik kan thans vrijmoedig over de liefde uit mijne jeugd en over het zonderlinge avontuur mijner aange beden Elly spreken, want er leeft be halve ik. niemand meer, die zich door mijn gebabbel gekrenkt zou kunnen gevoelen. Elly was een schoon meis je, ten minste in mijne oogen en in die van mijn vriend der jeugd Hians Berg. Wij beiden dweepten met haar en dongen naar hare gunst, maar Hans behaalde de overwinning. Hij, de knappe, .vroolijke jongeling, een Apollo van gestalte en een Napoleon aan energie, die alles doorzette, wat hij wilde. Zulke mannen, die stout moedig alles wagen, veroveren de harten der vrouwen in een oogen blik. Heel spoedig had hij zijn doel bereikt en Elly werd zijne vrouw. Hoe ik te moede was. zal ik u niet schilderen, maar ik bezat zelfbéheer- sching genoeg om mijne smart, niet te verraden. Eenige jaren verliepen. Voor het' oog der wereld was het een zeer ge lukkig huwelijk, ja, hadden de bei den een leven, als men zich niet schooner lean denken maar die door jaloerschheid werd gekweld zag die- per. Hans, die eene bloeiende zaak van zijn vader had geërfd, begon dé meest gewaagde speculatie's. Het eentonige leven van den man van za ken smaakte hem niethij was van. nature een speler, die liefst alles op ééne kaart zet en in het va-bangue- spel een demonisch genoegen schept. Zoo ging het ook in zijn huwelijkt Elly bezat eene beminnelijke natuur en hing haren man trouw en teeder aan, maar deze had niet genoeg aan het kalme huwelijksleven, hij maakte zijsprongen, die hem dikwijls in de grootste verlegenheid brachten. Op zekeren dag was Hans Berg verdwe nen. De ongelukkige vrouw was on troostbaar. Reeds_ na eenige dagen kwamen schuldeisohérs en verlangden geld. In dezen nood riep Elly mijn hulp in, maar hoe zou ik helpen, waar geen hulp mogelijk wasIn weerwil van' al onze pogingen en die d'er politie, welke natuurlijk door de talrijke schuïdeïschers aan 't werk was ge zet. kregen we in verscheidene maan den geen bericht van Hans. Eindelijk kwam er een korte brief van hem uit Amerika. Hij smeekt zijne vrouw dringend hem te vergeven hij wilde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 10