BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD
fl 20 PER 3 MAANDEN
Of 10 CENT PER WEEK,
Feuilleton
De Vlijtigste Leerling
Verkèèring.
24ste Jaargang
MAANDAG 6 AUGUSTUS 1906
No. 7088.
DE ZATERDAGAVOND
HAARLEM'S DAGBLAD KOST
ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55.
DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6.
IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN
ADVERTENTIËN DOELTREFFEND.
ONZE ANNONCES
WORDEN OPGEMERKT.
Natuurhistorische
Wandelingen
IN EN OM HAARLEM.
CXXIII.
Oef, wat is 't warm! 'rt Is nu hee-
lemaal geen weer om een lange wan
deling te deen, door de duinen bijv.
naar IJmuiden, om èn licht èn
warmte doou het witte zand te laten1
terugkaatsen, zich in te spannen tot
meerderen arbeid, dart. worstelen
door het mulle zand. Neen, niets
daarvan, 't Is veel "te heet. Dan liever
naar de weiden, waar liet groene gras
zoo zacht voor de oogen is. Groen,
zoo het nog groen is, want door de
droogte toch zien er heel wat gras
vlakten dor en bruinachtig uiL voor
al in de hooilanden is 't een heele
toer voor het gras óm weer aan den
groei te komen. Smachtend ziet dan
ook de landman naar een buitje uit,
even goed als de stedeling. Geen won
der, we geraken zoo uit ons gewone
doen. Het werk wil niet vlotten en als
de avond nederdaalt, een koeltje met
zich voerend, dan gevoelen we ook in
't geheel geen lust tot werken. Dan
maau* des morgens vroeg op, en och,
als we beneden komeri is 't in onze
kamers nog warm, vreeselijk worm,
zoo benauwend warm.
Dan naar het bosch, daar is het
koel. Daar is veel voor en heel veel
tegen te zeggen. Dan toch moeten we
door de brandende zon heen naar het
'koelte-brengend woud, en als we er
zijn, va.lt het ons ook daar al weer
niet mee, er kan ook daar reeds zoo'n
loome, zoo'n afmattende atmospheer
zijn en dan die drukte, want tal van
anderen trokken op naar hetzelfde
doel en 't is of die drukte de warmte
nog doet vermeerderen.
Misschien brengt het eenige verade
ming als we eens nauwkeurig die
temperatuur gaan waarnemen, de
temperatuur des morgens, des mid
dags en des avonds, de temperatuur
in kelder en op zolder onder de pan
nen, in woon- en slaapvertrek. We
zouden bij die verhoogde tempera
tuur gaan denken, dat ook de tempe
ratuur van ons lichaam zou stijgen,
nu we ondanks dunne kleeding, ten
minste bij de meesten, ons toch zoo
warm gevoelen. Ja, wat dat betreft,
dan bedriegt ons waarnemingsvermo
gen ons zeer, de temperatuur van
ons lichaam blijft in normalen toe
stand constant. Gesteld voor een
oogenblik eens, dat die wat ging stij
gen, dat onze bloedmassa eens een
weinig in temperatuur toenam, dan
zou dat bloed langs onze zenuwcen
tra in ruggemerg en hersenen loopen
evenais anders, in sommige van die
centra zou al spoedig de verhoogde
temperatuur worden waargenomen,
die waarneming zou worden omgezet
in een bevel, een bevel, dat langs onze
zenuwdraden als per telegraaf zou
wotrden medegedeeld aan de spieren,
die voorkomen in de bloedvaten van
onze 'huid. En wat houdt dat bevel
dan in, welk bericht ontvangen dan
die spieren Wel, eenvoudig om te
verslappen, om niet langer die bloed
vaten zoo nauw mogelijk te houden,
maar ze te vergunnen wijd te wor
den, zoodat ze meer bloed kunnen
bevatten. En al dat warme bloed,
langs onze huid stroomend, juist
daar waar ons weernemingsvermo-
gen voor de temperatuur is gelegen,
doet ons van onszelf zeggen, dat we
het zoo warm hebben. Maair in en on
der die huid liggen onze zweetklie-
renuit die grootere hoeveelheid
bloed wordt een grootere hoeveelheid
■zweet getrokken, dat langs de zweet-
kanalen naar de oppervlakte wordt
vervoerd om daar te verdampen.
Voor het verdampen van die verhoog
de zweet afscheiding is een grootere
Vertelling door Friedrich Thteme.
2),
Zie, zie maar, zei zijn vrouw,
tóeni hij binnenkwam, en wees op het
prachtige ebbenhouten kistje. Alles ré
weg, ook de amebhyst-armband van
mijn grootmodder.
Zenuwachtig opgewonden na.m de
professor het kistje in de hand.
Was het opengebroken? vroeg
hij.
Neen, ik sloot het precies open
als anders.
Je had er dan zeker clen sleutel
in laten zitten?
Die bevend zich, zooals altijd,
in een gehéim laadje van mijn toi
lettafel. Het kistje moet met een na-
gemaaldien sleutel zijn geopend. De
lade van de toilettafel was eveneens
on slot.
En het stond zooals altijd hier
in de slaapkamer op de toilettafel?
Ja.
Dat is vreemd dan lean de dief
stal alleen zijn gepleegd door iemand,
die hier in huis nauwkeurig bekend
is. We moeten dadelijk aangifte bij de
politie gaan doen.
hoeveelheid warmte noodig en daar
mede gaat dan vanzelf voor ons een
verlaging van temperatuur gepaard.
Onze huid dus is een machtige regu
lateur voor onze lichaamswarmte.
Een weinig tocht, zelfs a.l is dde aan
waaiende lucht warm, zal de verdam
ping bevorderen en een afkoeling te
weeg brengen. Wilt ge daarvoor het
bewijs Blaas dan eens uw toch war
me ui'tademingslucht tegen uw hand
en een afkoelende 'weft-king, duidelijk
waar te nemen, is 't gevolg. Neem
wat water, of wat nog beter is, om
dat het spoediger verdampt, wat eau-
de-Cologne en ge merkt hetzelfde.
Maar om te kunnen verdampen,
moet de waterdamp nog in de lucht
kunnen worden opgenomen. En de
hoeveelheid damp, die de lucht be
vatten kan, is beperkt. Wel is de ca
paciteit in den zomer grooter dan in
de andere jaargetijden, maar ook de
verdamping is grootei-, zoodat het
vaak kan gebeuren, dat een aan
waaiende wind de hoeveelheid vocht
tot het maximum opvoert. Dan is het
voor ons lichaam onmogelijk om nog
meer vocht te doen verdampen. De
verhoogde temperatuur van 't li
chaam blijft, we vinden het druk
kend, zwoel. Een windje brengt wel
wat verademing, maar niet genoeg
gewoonlijk echter is er d;an tegelij
kertijd zoo goed als geen wind. dus
voor ons waarnemingsvermogen is 't
benauwend warm. Een besproeiing
der straten maakt de zaak nog niet
beter voor den stedelingzwoel hangt
de lucht in de straten.
In het bosch is het koel. Hoe dat
komt Och, 't zal ook daar wel weer
hetzelfde zijn. En ook niet, er is nog
meer. De zonnewarmte werkt ook
daar verwarmend, maar een gfroot
deel van de energieke zonnekracht
wordt gebruikt voor de verdamping.
En die verdamping is hij planten zeer
•groot. Ook daar is die verdamping
noodiig voor die afkoelende werking,
want anders, zooals in droge zomers
heel vaak gebeurt, verdorren de bla
deren. Maar er is meer. D.ie verdam
ping onderhoudt meteen de opstijgen
de sapstroom in d,e planten, die te
vens de voedende stoffen uit den
grond medevoer!,
Dat het dus bij voortdurende warm
te 'in onze bosscben o<ok alles behalve
koel kan zijn, ligt voor de hand.
Bracht nu zoo'n onweersbuitje,
waarbij een groote hoeveelheid warm
te wordt omgezet in elect.riciteit, niet
zooveel ongelukken mede, dan zou
men er meer naar verlangen. Die
ontzettende natuurkracht echter ver
vult integendeel het menschdom vaak
met schrik en ontzetting.
J. STURING.
Tesselsche vertelling
d'oor
REES KLEKUUT.
Den volgenden Zondag was het
feest in de „Keet. De „Reet"' is een
'heifberg, Staande aan den weg van
OudescMld naar den Buig en die offi
cieel den nueer deftigen naam van
„Buigzicht" draagt.
In de „Reet" dan was het feest.
Een, ma&Ükl'iimmerij zou er plaats l/eb-
ben. om prijs eu preüniiie. De mast was
met een 3aag giro ene zeep overdekt,
b'oiven in den. top hingen aan een hoe
pel de prijzen. De deelneanling was
groot, .Verten waren begieeilig naar de
portamomnaie met zilveren sluiting
en geidiinihoud, als eerste prijs, en het
zilveren sigarenpijfpje, als premie.
't Was daar zwart van menschen.
Van OuJdes'ctliild eai d'eu 'Burg waren
Op dit oogenbliik werd er a_a,n de bel
van de huisdeur getrokken.
Meneer Zaïmkow is er, mieldldie het
meisje, nadat het even was gaan kij
ken.
We kunnen vandaag niet
De professor viel zijn vrouw haas
tig in de redie.
Toch wel, verzoek hem hier te ko
men. Meneer Zönkow is immers cri
minalist van beroep Hij zal ons bij
dit geval zeker van dienst kunnen
zijn.
Stephan Zankow trad binnen. Ver
baasd zag hij het ontstelde gezicht
van allen, de tranen van de profds-
sorsvrouw, haar dochter en het bleeke
gelaat van den professor.
Wat is er gebeurd? vroeg hij
verschrikt.
Door elkaar sprekend vertelden de
drie hem de reden ivan hun opge
wondenheid.
En waren de sieraden van groo
te waarde? vroeg de student, inwien
dadelijk de criminalist ontwaakte, vol
belangstelling.
Ja, er waren minstens voor zes
honderd mark aan voorwerpen, ant
woordde mevrouw Schütz.
De donkere oogen van den Bulgaar
begonnen te schitteren.
Dat is interessant, zeer interes
sant, riep hij bijna vroolijk.
Wart, u verheugt u over ons on
geluk vroeg Helene op een toon van
verontwa ard iging.
wel 'die meest,cm uit'gitroWkem oim naar
'dein spanne-wellen wedstrijd, te gaan
zien.
Jaap, de ikaisrt'öleiw in hemdsmouwen
in de „iaptkoas" achter de toonbank,
ha'd het dmjlk met (het geven van" pot
jes hier en heit vullen dier verschil
lende gillaasj.es met geestrijk vocht,
welke de bediende aan de verseihiliien-
de dorstigen nonldlhrandhf.
De wedstrijd zou spoedig aanvan
gen. De deelnemers stonden al rond
den mast geroeid en hadden geloot
wie. het eerst zijn behendigheid zou
toornen. Zij waren in het ,,püoose"
pak en hadden de Ihamdlen met zanid
ingewreven.
Een, twee, drie. 'n .Spugen in de
handen en fluks een sprong in den
mast. De handen klemden zich om
het glibberige Stuk hout. De beenen
knelden zich drukkend, het eene been
met de kuit, het andere met het
sclheenbeen t egen d;en mast. Een paar
slagen kwam men de hoogte in; het
zand was van de handen geraakt en
no. 1 zakte, afgetobd door Hert; moeilij
ke klauteren, naar omlaag.
Met nummer 2 ging hét eveneens.
Telkens wél kwam men 'n wéinig
Ihooger, dóórdat er telkens eeai wei
nig zeep w.erd afgestreken, doc)h
kwam men boven dat gedeelte, dan
zakte de beste klauter aar toch naar
heneden. Ten laatste bleef er een dun
laagje zeep op den mast kleven, die
zon glad werd, dat ten laatste .nie
mand meer in dén mast kon komen.
Toch wil'de men graag de prijzen in
heiziit nemen en mén besloot op elkaar
te gaan staan eau zoo de prijzen van
den hóepel te nemén. Men zou dan de
prijzen weer aan den kastelein ver
knopen en .de opbrengst ,,in gelag''
opmaken. De kastelein nam dóarme
de genoegen, hem toch was 't om een
goede vertering te dóen.
Een groote kerel, miert vierkante
schouders, een nek als een stier, han
den en polsen zwaar als knotsen, een
ware Hercules, die gemakkelijk vijf
kemels tegen den grond zou slaan, zou
onderaan gaan staan. Op diens sehou
ders plaatste zich een ander, en zoo
veaWolgens, totdat «iefti een mienschen-
pilaar van zies man had' gevormd. De
hoepel kon nu worden bereikt en de
prijzen werden onder een „hoera" der
mienigte naar omlaag gebracht.
Het feest was toen, voor zoover het
buiten pl'aats had, afgeloopen.
Daarbinnen echter nog lang niet.
Het bal zou het glanspunt van den
avond worden.
Vroolijk g'ng het er toe. De harmo
nica: die dan door den een, dan door
den ander werd besipeeltd, liet onver
droten haar neusgeluid hooren. Lus
tig dansten daar paar aan paar rond:
nu eens een jongen en een meisje, dan
weer twee meisjes of twee jongens
met elkaar, 'zwierende door die be
perkte open ruimte.
Zingende volgde de geheele schaar
feestvierenden de harmonica", die dik
wijls schier geheel werd overstemd
De bediende had het diiuk en Jaap's
vrouw moest zelfs mee bedienen, ter
wijl Jaap zelf handen te kort kwam
om uit zijn voorraad in te schenken.
Het zweet stondi hem met druppels op
het voorhoofd. Het half hemd had hij
afgedaan ear van zijn hemdsmouwen
had hij de boordjes al los gemaakt
om wat meer lucht te hebben.
Men gaf rondjes en hier en daar
zag men duchtig met die armen
zwaaiende, luid zingende jongens, die
•miet allerlei bewegingen uiting moes
ten geven aan hun vrooilijkhiefid, opge
wekt dóór heit veelvulidiilg naar binnen
werken van cognacjes ear klaartjes.
Ook Kees was o nieter de feestvieren
den en was zeen* vroolijk. Hoewel an
diers een d'er matigsten, was hij nu
aangespoord door die anderen en niet
willende ondier doen in het rondjes
gaven, om niet voor ,,'n kniert" te
worden Uitgemaakt, onder den indruk
van het vocht uit Jaap's well voorzien
buffet.
Miét de Zingende zong hij lustig mee
Vroolijk© lieidjjes uit het „zangkelesle"
of mijmerende zeemanswijsjes ddver-
dlen door de zaal en het was nog niet
zoover gevorderd of men nroest, als
mien van onbedwongen luidruchtig
heid houdt, schik hebben in die brui
sende joligheid.
Het lied van:
,,Op zee te moeten zwerven
En ddarbij zooveel derven.
Daar weet ik alles van.
Er is nauw brood ie winnen;
Maar wat moet ik beginnen'?
Ik ben een visscherman.
Halli, hallo, ihaüli, hallo
Ik ben een visscherman."
•vond daverende instemming in de
zaal. De dansers stonden stil en vie
len ook mee in bij dat populaire, echt
Oudleschil'dfeche lied, dat de harten
dier visschers deed! zwellen.
Dat liedje greep 'oen aan en zij
moesten het udtschallen:
„Ik kan geen boter karnen,
•Maar dés te beter „gamen",
Al' is d'e vangst wat schraal,
Des zomers maar naar buiten
Met vefli'e anidtere schuiten.
Hailli, enz
't Is soms een heele haal
Nauw heb je eens een goéd kaaitje
Dan krijg je ©em gait in 't aaitje
't Is boeten dag aan dag.
Nu stormen, d'an ©ear koeltje,
Dan weer verspeel je 't boeltje,
Zoo krijg je slag op slag.
•Sam's zit hetmet vol kwallen,
Met alile' ongeivaJlén
Kampt steedis een visscherman.
't Is een dier eerste zaken
De zaklijn vas't te maken.
Wie 't ooit vergeten kan.
Nu stil dan weer hard waaien.
Soms driekwart voor dé haaien,
Of al je want kapot.
Toch ga je maar weer slepen,
En nadren koat de schepen,
Dan gauw de srtakeipot!
En s Zaterdags dan trek je
Naar huis, naai' 't liefste plekje;
Maar dan kijkt móéder zuur;
Ze zegt: „Alweer geen centen!
'k Zal ook nog moeten venten,
Al win 't ook maar de huur!"
'k Heb- nog niet vernomen
Of het er ooit zal komen:
Een visscherspensioen.
Opdat men, oud van jaren,
Als men niet meer kan varen,
Zich toch zal kunnen voên."
Meer werd er gedronken en luider
werd bet rumoer. Sommigen hadden
flink „die hoogte" en werden hangerig
en lodderig.
Ook Kees had ,,'m om"; zijn tong
kwam los en spoedig kwam hij op ,,'t
blauwtjedat hij gekregen had. Hij
was nu zichzelf niet meer.
Hij schudde het hoofd.
Neen, ik verheug me niet. U
weet, hoe zeer ik u allen achtMaar
ik loer op zoo iets als een gier op een
duifIk verhéug mij, als ik sporen
kan zoeken en u van .dienst kan zijn
Als u mij Verlof geeft om de zaak te
onderzoeken; kan ik u hot verlorene
misschien terug bezorgen.
O, beste vriendriep de profes-
sorsvrouw verrukt. Als u dat kon
doen
Ik kan niets beloven. Laat mij
ais 't u belieft, het kistje en alles
zien.
Stephan was weldra met alle bij
zonderheden op de hoogte. Hij bekeek
opmerkzaam het kistje en vooral het
slot, liet zich do toilettafel openslui-
ten, onderzocht de sleutels, keek in de
kamer rond en beschouwde deur en
vensters.
Dart is geen inbraak met geweld,
zei hij. De dief of de dieven zijn bin
nengeslopen. Ze kunnen niet ver te
zoeken wezen, loet moeten personen
zijn, die het huis goed kennen.
Dus gelooft u'ook, dat- het kistje
met een nagemaakten sleutel is ge
opend
De student schudde liet hoofd.
Mevrouw zegt, dat de sleutel
altijd achter slot zat. Hoe had dan
iemand daarvan een wasafdruk kun
nen maken? Neen, neen, het slot is
geopend met een kiemen steéksleutel.
Ziet u. riep hij plotseling en hukte
zich om een voorwerp onder een der
ledikanten weg te halen, daar hébt u
den schuldige."
Wat, met dit stukje ijzerdraad
zou het gebeurd zijn?
Dat is de steeksleu-tel. We willen
zien, of we nog iets kunnen vinden.
En Stephan, wiens handelingen d'e
bestolenen met hoopvolle blikken volg
den, begon de leamer zorgvuldig te
doorzoeken. Zijn pogingen bleken met
succès bekroond1 te worden. In de
eenigszins donkere gang, voor de deur
der slaapkamer, vond hij een afge
sneden duim van een handschoen,
zooals men wel gebruikt, als men zijn
vinger heeft bezeerd.
Behoort dat aan iemand uit dit
huis? vroeg hij aan de professors-
vrouw.
Stellig niet. Van ons heeft nie
mand een zwerendén vinger, ook de
keukenmeid en de werkmeid niet.
't Is ook te vuil om hier thuis te
kunnen hooren, zei de jonge man
glimlachend. Er is dus geen twijfel
aan het heeft aan den dief toebe
hoord. Wordt de gang dikwijls go-
vsegd?
Eiken voormiddag.
De diefstal is dus gepleegd tus-
schen gistervoormiddag en heden.
Ja, het moet wel zoo zijn. Gister
middag waren de sieraden er nog.
En "s nachts slaapt u hier
Ja.
Dus zijn de dingen gistermiddag
Heftig gaf 8iij af op Heintje's vader.
,,'k Zei 'm Welders vrtende. Oas 'k
m Mar hoa'd, dó an -sloeg ik z'm kop
in. Die kerel denM, doat ié -d'e hééle
wereld na zien hoand kón zette. Oas
"k 'm te pakke krig."
'n Paar kameraden wisten Kees
mee te krijgen en door de „lèègte"
ging 't naar „Skil".
Den geheelen -weg langs raasde en
tierde hij op Heintje's familie. Zij
hadden hem tusschen zich in, daar
iiij anders misschien op het „Skille
poadije" de klots kwijt zou zijn ge
raakt en in de sloot terecht zo'u zijn
gekomen.
Zij waren blij, dat het dorpje be
reikt was. Hoe dichter zij echter bij
het huis kwamen, waar Heint je woon-
tje woonde, hoe meer Kees te keer
ging. Met veel moeite hielden zijihern
in bedwang. Ton hij vlak voor het
hiuis was, rukte hix zich met gewetu:-
ge kracht los, de beide jongens tegen
den grond slaande .Hij sprong op de
déur van den winkel toe en beukte
die met geweld'. Zwaar trapte hij te
gen de paneel en en hij raasde vr,ee-
seflijk.
De winkelier had inrtusschen de
deur op slot gedaan. Hoewel zijn
blö.ed kookte en zijn handen jeukten,
wachtte hij zich wel om met den dron
ken kerel te gaan vechten.
Heintje schreide, snikte. Zij u-as
nu zoo droef te moede, wat was ze
teleurgesteld ;n haar Kees, die zich
nu zoo aanstelde. Anders was hij
toch nooit zoo. Maar dia.t was toch
geen manier van doen, om nu zoo te
handelen.
Toch had zij medelijden met Kees.
Hoe zou dat af loopen, aanstonds
kwam de politie eai don kreeg hij nog
een proces-verbaal, misschien kwam
hij nog wel in dé gevangenis.
Moeder was angstig en de overige
kinderen leunden om haar heen, vree-
zende, dat aanstonds dé deur zou
worden ingetrapt en wie weet wat er
dón zou gebéuren.
Zie je wel, zeilde vader tegen
'Heintje, zie je wel woat 'n mooie ke
rel die Kees iis? Ik zei der wel vor
wake, doat m'n dochter oan zóó'n
boarred geef!
Bo'aiTed? zei Heintje, en ze sloeg
een toon aan, due haar vader héele-
maal niet van haar gewoon was. Ze
tond recht tégenover haai* vader, 'n
Bóarrel is ie niet. Nooit drinkt
aars. maar doat komt omdoat uwe 'n
'm' teugewenkt en 'm zóó ruw béhoan-
redt, deerdeur kornt 't.
Hou je mond.'
Heintje zwieeg. Zij schaamde zich
nu, dat ze zóó tegenover haar vader
had durven spraken. Haar gevoel je
gens haar geliefde had haar 't res
pect voor haar vader 'n oogenbliik
doen vergeten. Zij sloeg haar oogen
neer, drukte het hoofd in de handen
en snikte.
Gelukkig kwamen er op het gerucht
meer menschen opdagen, die Kees
meesleurden naar huis. Het schuim
stond hem op den mómd en hij was
razend van woede. Geen .woord kon
hij meer uiten. De drank had zijn ze
nuwen te sterk geprikkeld. Toen hij
thuis kwam, liet hij zich gewillig te
bed brengen. Vermoeid viel hij in
slhap.
'i 'Was 'n droevige avond. Allen
gingen met een onvoldaan., somber
gevoel naar bed.
Lang bleef men wakker, de gebeur
gestolen. Staat u me toe, professor,
dat ik deze vondst in het laboratorium
onderzoek
Schütz knikte en begaf zich met
Zankow naar het par tear e gelegen
laboratoaium. De Bulgaar bediende
zich allereerst van een microscoop,
daarna gebruikte hij-eenige chemica
liën.
Hij was wel een uur bezig, Plotse
ling wendde hij zich tot dm' profes
sor, die zwijgend bij hiet venster
stond.
Hebt- u werklieden, in huis ge
had?
Ja, vier weken geleden.
All, ook schilders?
Ja, schrijnwerkers, schilders,
behangers en timmerlieden.
De student stond op.
Welnu, hebt u iets ontdekt?
Ja, heel wat, professor, ik hoop
u uw eigendom terug te' kunnen be
zorgen.
Werkelijk?
Ja, misschien reeds hedenavond.
Wacht zoo lang met aangifte te doen
bij de politie
Als u zeker bent van uw zaak
Volkomen zeker. Wilt u me, als
't u belieft, de adressen geven van de
bazen, die hier knechts hebben ge
had?
Schütz voldeed aan dat verzoek en
Zankow verwijderde zich.
Des namiddags tegen zes uur kwam
hij weer.
tennis, de agirtartie, eten angst overden
kende.
Voor -t cie:nst had' Ke.es en dan nog
wel in 'Ziuüke ofmetandigheden geen
afscheid van [haar genomen op Zon
dagavond. 's Maandags trolckeai de
schuiten -w.ee® Waar zee, zooals an
diers.
De politie had van het gebeurde ge
hoord en vroeg dón. winkelier of hij
er ook „werk" van wensdhte te ma
ken. De winkelier hield' zaken, dus
antwoordde van niét. Voor Heintje
was dat 'n heele geruststelling.
De veiüxoud'ing tusetluhen Kees en
dien winkelier was er echter niet op
vehbeterd. Nog meer antipathie ge
voelde hij voorden jongen. Nog meet
nam 'hij zich voor zijn dochter niei
aan hem af te srtaan.
Oas 't derleu teugeslaat, gooïezt
de kop maar in de wiend en zette
der 'n borrel op. Mooie leu! zc~c redfe
-neerdè hij.
Des Zaterdagsavonds ging de bel ei
Kebs verscheen in den winkel. Dt
vrouw kwam voor, daar vader tiefsi
niet met hem sprak.
Gnèèvend', is uw moan ok ti
sproke? vroeg Kees.
.Jawel, wacihrt an aar effe.
Hee woo joo wel effe spreke
moan.
Mien, doat zei woat weze, uai
voruut doam maar.
'k Kom je vergifenis vragé vo:
hertigi'en \k ZudOg uuitvoer-t hew. '3
Woas dn'onke en wist niet woat '1
dééd. 't Spiet ime, doat 'k je zóó mo
lesteerd hew en 'k vraag of je 't m
wel wil vergave.
Getroffen was de winkelier, doo
die bekentenis en door dart ruiteriij;
vragen om excuus.
Ja Kees, je het ons de dóodskri:
op 't lies jaagt, maar oonidóat je zó'
fliinlk slkutel bekent, wil ik je dut we
vergeVé. 'k Hoop, doat je wiazer za
-worde en je niet mèèr tot. die ding
laat veriede.
lik zei der -wel vor oppoasse.
Kees wachtte nog 'n pooeje, doei
de winkelier was zoo afgemeten e:
zoo weinig spraakzaam, dart hij maa
'gpoedüg weer vertrok, hoewel hij no.
.véél ai) t harte .had.
Zij wiseklien een handdruk en vooi
'stoop Kees de deur uit.
Doat voaJJt me van 'm mee, zeid
vader.
Heintje kéék gelukkig en hoopte
Zooais overal elders gingen ooü
hier de eerste dogen der week kali
voorbij.
Des Dinsdags werd in de „Zevei
Provinciën" aan „Skil" het- „éérst
deuntje haalt.
De jongelui vermaakten zidli reeh
genoegelijk. Kees en Heintje liaddei
?idh niet er van kunnen weeriioude:
een dansje met elkaar te maken e
na afloop ïiad Kees haar naar hui
gebracht.
Den laatsten Zondag trékrt Tessef
bevolking, vooral het jongere gedeel
te, op naar den Burg om daar he
kermisfeest rin opgewéktSiedd te vierei
De „Groene Pl-aas", waar de k-eimii
hoofdzakelijk is opgebouwd, maak
het drukste punt uit. Omgeven doo
de voornaamste café's, leemt dart pleii
zich er bij uitstek toe om daar he
brandpunt van de pret te maken.
In 'alle herbergen was volop muzie
en lus-tig danste men op de noodend
ionen van piano en viool.
Kees en Heintje hadden ook daa
elkaar weergevonden.
Hebt u aangifte gedaan bij d
politie? riep hij, terwijl hij nog in d
deur stond.
Neen, antwoordde de professor.
Dat is g-oed, riep hij glimlachen
en overhandigde den professor tr
omfanrtelijk een pakje, hetwelk de gi
stolen sieraden bevatte.
Zie ails 't u belieft na, of er iet
ontbreekt.
Blij verrast snelde Schütz niet d
voorwerpen naar zijn vrouw, die alk
in orde vond. Natuurlijk had hij Sti
phan meegenomen, wien hij volblij<
schap de hand drukte.
Maar u bent een genie, menei
Zankow. hoe hebt u dat aangelegd
Dat was volstrekt niet moeflijl
•verklaarde de jonge man glimli
chend. Door den handschoenvinger 1
onderzoeken, kreeg ik de overtuiging
dat de eigenaar mets andere kon zij
dan een sch/ilder, een van de schuldei
die hier in huis hebben gewerkt. 1
volgde dit spoor en reeds na tw<
uur had ik den schuldige. De ara
drommel jammerde en huilde, hij
vader van eenige kinderen en hee
thans geen werk. De nood heeft he:
tot de daad gebracht ik heb he
beloofd, dat u geen aangifte zoui
doen, als hij de voorwerpen tot h
laatste stukje toé teruggaf.
(Wordt vervolgd).