BIJBLAD VAN HAARLEM'S DAGBLAD fl 20 PER 3 MAANDEN Of 10 CENT PER WEEK, Feuilleton De Vlijtigste Leerling Verkèèring. 24ste Jaargang MAANDAG 6 AUGUSTUS 1906 No. 7088. DE ZATERDAGAVOND HAARLEM'S DAGBLAD KOST ADMINISTRATIE GROOTE HOUTSTRAAT 55. DRUKKERIJ ZUIDER BUITENSPAARNE 6. IN HAARLEM'S DAGBLAD ZIJN ADVERTENTIËN DOELTREFFEND. ONZE ANNONCES WORDEN OPGEMERKT. Natuurhistorische Wandelingen IN EN OM HAARLEM. CXXIII. Oef, wat is 't warm! 'rt Is nu hee- lemaal geen weer om een lange wan deling te deen, door de duinen bijv. naar IJmuiden, om èn licht èn warmte doou het witte zand te laten1 terugkaatsen, zich in te spannen tot meerderen arbeid, dart. worstelen door het mulle zand. Neen, niets daarvan, 't Is veel "te heet. Dan liever naar de weiden, waar liet groene gras zoo zacht voor de oogen is. Groen, zoo het nog groen is, want door de droogte toch zien er heel wat gras vlakten dor en bruinachtig uiL voor al in de hooilanden is 't een heele toer voor het gras óm weer aan den groei te komen. Smachtend ziet dan ook de landman naar een buitje uit, even goed als de stedeling. Geen won der, we geraken zoo uit ons gewone doen. Het werk wil niet vlotten en als de avond nederdaalt, een koeltje met zich voerend, dan gevoelen we ook in 't geheel geen lust tot werken. Dan maau* des morgens vroeg op, en och, als we beneden komeri is 't in onze kamers nog warm, vreeselijk worm, zoo benauwend warm. Dan naar het bosch, daar is het koel. Daar is veel voor en heel veel tegen te zeggen. Dan toch moeten we door de brandende zon heen naar het 'koelte-brengend woud, en als we er zijn, va.lt het ons ook daar al weer niet mee, er kan ook daar reeds zoo'n loome, zoo'n afmattende atmospheer zijn en dan die drukte, want tal van anderen trokken op naar hetzelfde doel en 't is of die drukte de warmte nog doet vermeerderen. Misschien brengt het eenige verade ming als we eens nauwkeurig die temperatuur gaan waarnemen, de temperatuur des morgens, des mid dags en des avonds, de temperatuur in kelder en op zolder onder de pan nen, in woon- en slaapvertrek. We zouden bij die verhoogde tempera tuur gaan denken, dat ook de tempe ratuur van ons lichaam zou stijgen, nu we ondanks dunne kleeding, ten minste bij de meesten, ons toch zoo warm gevoelen. Ja, wat dat betreft, dan bedriegt ons waarnemingsvermo gen ons zeer, de temperatuur van ons lichaam blijft in normalen toe stand constant. Gesteld voor een oogenblik eens, dat die wat ging stij gen, dat onze bloedmassa eens een weinig in temperatuur toenam, dan zou dat bloed langs onze zenuwcen tra in ruggemerg en hersenen loopen evenais anders, in sommige van die centra zou al spoedig de verhoogde temperatuur worden waargenomen, die waarneming zou worden omgezet in een bevel, een bevel, dat langs onze zenuwdraden als per telegraaf zou wotrden medegedeeld aan de spieren, die voorkomen in de bloedvaten van onze 'huid. En wat houdt dat bevel dan in, welk bericht ontvangen dan die spieren Wel, eenvoudig om te verslappen, om niet langer die bloed vaten zoo nauw mogelijk te houden, maar ze te vergunnen wijd te wor den, zoodat ze meer bloed kunnen bevatten. En al dat warme bloed, langs onze huid stroomend, juist daar waar ons weernemingsvermo- gen voor de temperatuur is gelegen, doet ons van onszelf zeggen, dat we het zoo warm hebben. Maair in en on der die huid liggen onze zweetklie- renuit die grootere hoeveelheid bloed wordt een grootere hoeveelheid ■zweet getrokken, dat langs de zweet- kanalen naar de oppervlakte wordt vervoerd om daar te verdampen. Voor het verdampen van die verhoog de zweet afscheiding is een grootere Vertelling door Friedrich Thteme. 2), Zie, zie maar, zei zijn vrouw, tóeni hij binnenkwam, en wees op het prachtige ebbenhouten kistje. Alles ré weg, ook de amebhyst-armband van mijn grootmodder. Zenuwachtig opgewonden na.m de professor het kistje in de hand. Was het opengebroken? vroeg hij. Neen, ik sloot het precies open als anders. Je had er dan zeker clen sleutel in laten zitten? Die bevend zich, zooals altijd, in een gehéim laadje van mijn toi lettafel. Het kistje moet met een na- gemaaldien sleutel zijn geopend. De lade van de toilettafel was eveneens on slot. En het stond zooals altijd hier in de slaapkamer op de toilettafel? Ja. Dat is vreemd dan lean de dief stal alleen zijn gepleegd door iemand, die hier in huis nauwkeurig bekend is. We moeten dadelijk aangifte bij de politie gaan doen. hoeveelheid warmte noodig en daar mede gaat dan vanzelf voor ons een verlaging van temperatuur gepaard. Onze huid dus is een machtige regu lateur voor onze lichaamswarmte. Een weinig tocht, zelfs a.l is dde aan waaiende lucht warm, zal de verdam ping bevorderen en een afkoeling te weeg brengen. Wilt ge daarvoor het bewijs Blaas dan eens uw toch war me ui'tademingslucht tegen uw hand en een afkoelende 'weft-king, duidelijk waar te nemen, is 't gevolg. Neem wat water, of wat nog beter is, om dat het spoediger verdampt, wat eau- de-Cologne en ge merkt hetzelfde. Maar om te kunnen verdampen, moet de waterdamp nog in de lucht kunnen worden opgenomen. En de hoeveelheid damp, die de lucht be vatten kan, is beperkt. Wel is de ca paciteit in den zomer grooter dan in de andere jaargetijden, maar ook de verdamping is grootei-, zoodat het vaak kan gebeuren, dat een aan waaiende wind de hoeveelheid vocht tot het maximum opvoert. Dan is het voor ons lichaam onmogelijk om nog meer vocht te doen verdampen. De verhoogde temperatuur van 't li chaam blijft, we vinden het druk kend, zwoel. Een windje brengt wel wat verademing, maar niet genoeg gewoonlijk echter is er d;an tegelij kertijd zoo goed als geen wind. dus voor ons waarnemingsvermogen is 't benauwend warm. Een besproeiing der straten maakt de zaak nog niet beter voor den stedelingzwoel hangt de lucht in de straten. In het bosch is het koel. Hoe dat komt Och, 't zal ook daar wel weer hetzelfde zijn. En ook niet, er is nog meer. De zonnewarmte werkt ook daar verwarmend, maar een gfroot deel van de energieke zonnekracht wordt gebruikt voor de verdamping. En die verdamping is hij planten zeer •groot. Ook daar is die verdamping noodiig voor die afkoelende werking, want anders, zooals in droge zomers heel vaak gebeurt, verdorren de bla deren. Maar er is meer. D.ie verdam ping onderhoudt meteen de opstijgen de sapstroom in d,e planten, die te vens de voedende stoffen uit den grond medevoer!, Dat het dus bij voortdurende warm te 'in onze bosscben o<ok alles behalve koel kan zijn, ligt voor de hand. Bracht nu zoo'n onweersbuitje, waarbij een groote hoeveelheid warm te wordt omgezet in elect.riciteit, niet zooveel ongelukken mede, dan zou men er meer naar verlangen. Die ontzettende natuurkracht echter ver vult integendeel het menschdom vaak met schrik en ontzetting. J. STURING. Tesselsche vertelling d'oor REES KLEKUUT. Den volgenden Zondag was het feest in de „Keet. De „Reet"' is een 'heifberg, Staande aan den weg van OudescMld naar den Buig en die offi cieel den nueer deftigen naam van „Buigzicht" draagt. In de „Reet" dan was het feest. Een, ma&Ükl'iimmerij zou er plaats l/eb- ben. om prijs eu preüniiie. De mast was met een 3aag giro ene zeep overdekt, b'oiven in den. top hingen aan een hoe pel de prijzen. De deelneanling was groot, .Verten waren begieeilig naar de portamomnaie met zilveren sluiting en geidiinihoud, als eerste prijs, en het zilveren sigarenpijfpje, als premie. 't Was daar zwart van menschen. Van OuJdes'ctliild eai d'eu 'Burg waren Op dit oogenbliik werd er a_a,n de bel van de huisdeur getrokken. Meneer Zaïmkow is er, mieldldie het meisje, nadat het even was gaan kij ken. We kunnen vandaag niet De professor viel zijn vrouw haas tig in de redie. Toch wel, verzoek hem hier te ko men. Meneer Zönkow is immers cri minalist van beroep Hij zal ons bij dit geval zeker van dienst kunnen zijn. Stephan Zankow trad binnen. Ver baasd zag hij het ontstelde gezicht van allen, de tranen van de profds- sorsvrouw, haar dochter en het bleeke gelaat van den professor. Wat is er gebeurd? vroeg hij verschrikt. Door elkaar sprekend vertelden de drie hem de reden ivan hun opge wondenheid. En waren de sieraden van groo te waarde? vroeg de student, inwien dadelijk de criminalist ontwaakte, vol belangstelling. Ja, er waren minstens voor zes honderd mark aan voorwerpen, ant woordde mevrouw Schütz. De donkere oogen van den Bulgaar begonnen te schitteren. Dat is interessant, zeer interes sant, riep hij bijna vroolijk. Wart, u verheugt u over ons on geluk vroeg Helene op een toon van verontwa ard iging. wel 'die meest,cm uit'gitroWkem oim naar 'dein spanne-wellen wedstrijd, te gaan zien. Jaap, de ikaisrt'öleiw in hemdsmouwen in de „iaptkoas" achter de toonbank, ha'd het dmjlk met (het geven van" pot jes hier en heit vullen dier verschil lende gillaasj.es met geestrijk vocht, welke de bediende aan de verseihiliien- de dorstigen nonldlhrandhf. De wedstrijd zou spoedig aanvan gen. De deelnemers stonden al rond den mast geroeid en hadden geloot wie. het eerst zijn behendigheid zou toornen. Zij waren in het ,,püoose" pak en hadden de Ihamdlen met zanid ingewreven. Een, twee, drie. 'n .Spugen in de handen en fluks een sprong in den mast. De handen klemden zich om het glibberige Stuk hout. De beenen knelden zich drukkend, het eene been met de kuit, het andere met het sclheenbeen t egen d;en mast. Een paar slagen kwam men de hoogte in; het zand was van de handen geraakt en no. 1 zakte, afgetobd door Hert; moeilij ke klauteren, naar omlaag. Met nummer 2 ging hét eveneens. Telkens wél kwam men 'n wéinig Ihooger, dóórdat er telkens eeai wei nig zeep w.erd afgestreken, doc)h kwam men boven dat gedeelte, dan zakte de beste klauter aar toch naar heneden. Ten laatste bleef er een dun laagje zeep op den mast kleven, die zon glad werd, dat ten laatste .nie mand meer in dén mast kon komen. Toch wil'de men graag de prijzen in heiziit nemen en mén besloot op elkaar te gaan staan eau zoo de prijzen van den hóepel te nemén. Men zou dan de prijzen weer aan den kastelein ver knopen en .de opbrengst ,,in gelag'' opmaken. De kastelein nam dóarme de genoegen, hem toch was 't om een goede vertering te dóen. Een groote kerel, miert vierkante schouders, een nek als een stier, han den en polsen zwaar als knotsen, een ware Hercules, die gemakkelijk vijf kemels tegen den grond zou slaan, zou onderaan gaan staan. Op diens sehou ders plaatste zich een ander, en zoo veaWolgens, totdat «iefti een mienschen- pilaar van zies man had' gevormd. De hoepel kon nu worden bereikt en de prijzen werden onder een „hoera" der mienigte naar omlaag gebracht. Het feest was toen, voor zoover het buiten pl'aats had, afgeloopen. Daarbinnen echter nog lang niet. Het bal zou het glanspunt van den avond worden. Vroolijk g'ng het er toe. De harmo nica: die dan door den een, dan door den ander werd besipeeltd, liet onver droten haar neusgeluid hooren. Lus tig dansten daar paar aan paar rond: nu eens een jongen en een meisje, dan weer twee meisjes of twee jongens met elkaar, 'zwierende door die be perkte open ruimte. Zingende volgde de geheele schaar feestvierenden de harmonica", die dik wijls schier geheel werd overstemd De bediende had het diiuk en Jaap's vrouw moest zelfs mee bedienen, ter wijl Jaap zelf handen te kort kwam om uit zijn voorraad in te schenken. Het zweet stondi hem met druppels op het voorhoofd. Het half hemd had hij afgedaan ear van zijn hemdsmouwen had hij de boordjes al los gemaakt om wat meer lucht te hebben. Men gaf rondjes en hier en daar zag men duchtig met die armen zwaaiende, luid zingende jongens, die •miet allerlei bewegingen uiting moes ten geven aan hun vrooilijkhiefid, opge wekt dóór heit veelvulidiilg naar binnen werken van cognacjes ear klaartjes. Ook Kees was o nieter de feestvieren den en was zeen* vroolijk. Hoewel an diers een d'er matigsten, was hij nu aangespoord door die anderen en niet willende ondier doen in het rondjes gaven, om niet voor ,,'n kniert" te worden Uitgemaakt, onder den indruk van het vocht uit Jaap's well voorzien buffet. Miét de Zingende zong hij lustig mee Vroolijk© lieidjjes uit het „zangkelesle" of mijmerende zeemanswijsjes ddver- dlen door de zaal en het was nog niet zoover gevorderd of men nroest, als mien van onbedwongen luidruchtig heid houdt, schik hebben in die brui sende joligheid. Het lied van: ,,Op zee te moeten zwerven En ddarbij zooveel derven. Daar weet ik alles van. Er is nauw brood ie winnen; Maar wat moet ik beginnen'? Ik ben een visscherman. Halli, hallo, ihaüli, hallo Ik ben een visscherman." •vond daverende instemming in de zaal. De dansers stonden stil en vie len ook mee in bij dat populaire, echt Oudleschil'dfeche lied, dat de harten dier visschers deed! zwellen. Dat liedje greep 'oen aan en zij moesten het udtschallen: „Ik kan geen boter karnen, •Maar dés te beter „gamen", Al' is d'e vangst wat schraal, Des zomers maar naar buiten Met vefli'e anidtere schuiten. Hailli, enz 't Is soms een heele haal Nauw heb je eens een goéd kaaitje Dan krijg je ©em gait in 't aaitje 't Is boeten dag aan dag. Nu stormen, d'an ©ear koeltje, Dan weer verspeel je 't boeltje, Zoo krijg je slag op slag. •Sam's zit hetmet vol kwallen, Met alile' ongeivaJlén Kampt steedis een visscherman. 't Is een dier eerste zaken De zaklijn vas't te maken. Wie 't ooit vergeten kan. Nu stil dan weer hard waaien. Soms driekwart voor dé haaien, Of al je want kapot. Toch ga je maar weer slepen, En nadren koat de schepen, Dan gauw de srtakeipot! En s Zaterdags dan trek je Naar huis, naai' 't liefste plekje; Maar dan kijkt móéder zuur; Ze zegt: „Alweer geen centen! 'k Zal ook nog moeten venten, Al win 't ook maar de huur!" 'k Heb- nog niet vernomen Of het er ooit zal komen: Een visscherspensioen. Opdat men, oud van jaren, Als men niet meer kan varen, Zich toch zal kunnen voên." Meer werd er gedronken en luider werd bet rumoer. Sommigen hadden flink „die hoogte" en werden hangerig en lodderig. Ook Kees had ,,'m om"; zijn tong kwam los en spoedig kwam hij op ,,'t blauwtjedat hij gekregen had. Hij was nu zichzelf niet meer. Hij schudde het hoofd. Neen, ik verheug me niet. U weet, hoe zeer ik u allen achtMaar ik loer op zoo iets als een gier op een duifIk verhéug mij, als ik sporen kan zoeken en u van .dienst kan zijn Als u mij Verlof geeft om de zaak te onderzoeken; kan ik u hot verlorene misschien terug bezorgen. O, beste vriendriep de profes- sorsvrouw verrukt. Als u dat kon doen Ik kan niets beloven. Laat mij ais 't u belieft, het kistje en alles zien. Stephan was weldra met alle bij zonderheden op de hoogte. Hij bekeek opmerkzaam het kistje en vooral het slot, liet zich do toilettafel openslui- ten, onderzocht de sleutels, keek in de kamer rond en beschouwde deur en vensters. Dart is geen inbraak met geweld, zei hij. De dief of de dieven zijn bin nengeslopen. Ze kunnen niet ver te zoeken wezen, loet moeten personen zijn, die het huis goed kennen. Dus gelooft u'ook, dat- het kistje met een nagemaakten sleutel is ge opend De student schudde liet hoofd. Mevrouw zegt, dat de sleutel altijd achter slot zat. Hoe had dan iemand daarvan een wasafdruk kun nen maken? Neen, neen, het slot is geopend met een kiemen steéksleutel. Ziet u. riep hij plotseling en hukte zich om een voorwerp onder een der ledikanten weg te halen, daar hébt u den schuldige." Wat, met dit stukje ijzerdraad zou het gebeurd zijn? Dat is de steeksleu-tel. We willen zien, of we nog iets kunnen vinden. En Stephan, wiens handelingen d'e bestolenen met hoopvolle blikken volg den, begon de leamer zorgvuldig te doorzoeken. Zijn pogingen bleken met succès bekroond1 te worden. In de eenigszins donkere gang, voor de deur der slaapkamer, vond hij een afge sneden duim van een handschoen, zooals men wel gebruikt, als men zijn vinger heeft bezeerd. Behoort dat aan iemand uit dit huis? vroeg hij aan de professors- vrouw. Stellig niet. Van ons heeft nie mand een zwerendén vinger, ook de keukenmeid en de werkmeid niet. 't Is ook te vuil om hier thuis te kunnen hooren, zei de jonge man glimlachend. Er is dus geen twijfel aan het heeft aan den dief toebe hoord. Wordt de gang dikwijls go- vsegd? Eiken voormiddag. De diefstal is dus gepleegd tus- schen gistervoormiddag en heden. Ja, het moet wel zoo zijn. Gister middag waren de sieraden er nog. En "s nachts slaapt u hier Ja. Dus zijn de dingen gistermiddag Heftig gaf 8iij af op Heintje's vader. ,,'k Zei 'm Welders vrtende. Oas 'k m Mar hoa'd, dó an -sloeg ik z'm kop in. Die kerel denM, doat ié -d'e hééle wereld na zien hoand kón zette. Oas "k 'm te pakke krig." 'n Paar kameraden wisten Kees mee te krijgen en door de „lèègte" ging 't naar „Skil". Den geheelen -weg langs raasde en tierde hij op Heintje's familie. Zij hadden hem tusschen zich in, daar iiij anders misschien op het „Skille poadije" de klots kwijt zou zijn ge raakt en in de sloot terecht zo'u zijn gekomen. Zij waren blij, dat het dorpje be reikt was. Hoe dichter zij echter bij het huis kwamen, waar Heint je woon- tje woonde, hoe meer Kees te keer ging. Met veel moeite hielden zijihern in bedwang. Ton hij vlak voor het hiuis was, rukte hix zich met gewetu:- ge kracht los, de beide jongens tegen den grond slaande .Hij sprong op de déur van den winkel toe en beukte die met geweld'. Zwaar trapte hij te gen de paneel en en hij raasde vr,ee- seflijk. De winkelier had inrtusschen de deur op slot gedaan. Hoewel zijn blö.ed kookte en zijn handen jeukten, wachtte hij zich wel om met den dron ken kerel te gaan vechten. Heintje schreide, snikte. Zij u-as nu zoo droef te moede, wat was ze teleurgesteld ;n haar Kees, die zich nu zoo aanstelde. Anders was hij toch nooit zoo. Maar dia.t was toch geen manier van doen, om nu zoo te handelen. Toch had zij medelijden met Kees. Hoe zou dat af loopen, aanstonds kwam de politie eai don kreeg hij nog een proces-verbaal, misschien kwam hij nog wel in dé gevangenis. Moeder was angstig en de overige kinderen leunden om haar heen, vree- zende, dat aanstonds dé deur zou worden ingetrapt en wie weet wat er dón zou gebéuren. Zie je wel, zeilde vader tegen 'Heintje, zie je wel woat 'n mooie ke rel die Kees iis? Ik zei der wel vor wake, doat m'n dochter oan zóó'n boarred geef! Bo'aiTed? zei Heintje, en ze sloeg een toon aan, due haar vader héele- maal niet van haar gewoon was. Ze tond recht tégenover haai* vader, 'n Bóarrel is ie niet. Nooit drinkt aars. maar doat komt omdoat uwe 'n 'm' teugewenkt en 'm zóó ruw béhoan- redt, deerdeur kornt 't. Hou je mond.' Heintje zwieeg. Zij schaamde zich nu, dat ze zóó tegenover haar vader had durven spraken. Haar gevoel je gens haar geliefde had haar 't res pect voor haar vader 'n oogenbliik doen vergeten. Zij sloeg haar oogen neer, drukte het hoofd in de handen en snikte. Gelukkig kwamen er op het gerucht meer menschen opdagen, die Kees meesleurden naar huis. Het schuim stond hem op den mómd en hij was razend van woede. Geen .woord kon hij meer uiten. De drank had zijn ze nuwen te sterk geprikkeld. Toen hij thuis kwam, liet hij zich gewillig te bed brengen. Vermoeid viel hij in slhap. 'i 'Was 'n droevige avond. Allen gingen met een onvoldaan., somber gevoel naar bed. Lang bleef men wakker, de gebeur gestolen. Staat u me toe, professor, dat ik deze vondst in het laboratorium onderzoek Schütz knikte en begaf zich met Zankow naar het par tear e gelegen laboratoaium. De Bulgaar bediende zich allereerst van een microscoop, daarna gebruikte hij-eenige chemica liën. Hij was wel een uur bezig, Plotse ling wendde hij zich tot dm' profes sor, die zwijgend bij hiet venster stond. Hebt- u werklieden, in huis ge had? Ja, vier weken geleden. All, ook schilders? Ja, schrijnwerkers, schilders, behangers en timmerlieden. De student stond op. Welnu, hebt u iets ontdekt? Ja, heel wat, professor, ik hoop u uw eigendom terug te' kunnen be zorgen. Werkelijk? Ja, misschien reeds hedenavond. Wacht zoo lang met aangifte te doen bij de politie Als u zeker bent van uw zaak Volkomen zeker. Wilt u me, als 't u belieft, de adressen geven van de bazen, die hier knechts hebben ge had? Schütz voldeed aan dat verzoek en Zankow verwijderde zich. Des namiddags tegen zes uur kwam hij weer. tennis, de agirtartie, eten angst overden kende. Voor -t cie:nst had' Ke.es en dan nog wel in 'Ziuüke ofmetandigheden geen afscheid van [haar genomen op Zon dagavond. 's Maandags trolckeai de schuiten -w.ee® Waar zee, zooals an diers. De politie had van het gebeurde ge hoord en vroeg dón. winkelier of hij er ook „werk" van wensdhte te ma ken. De winkelier hield' zaken, dus antwoordde van niét. Voor Heintje was dat 'n heele geruststelling. De veiüxoud'ing tusetluhen Kees en dien winkelier was er echter niet op vehbeterd. Nog meer antipathie ge voelde hij voorden jongen. Nog meet nam 'hij zich voor zijn dochter niei aan hem af te srtaan. Oas 't derleu teugeslaat, gooïezt de kop maar in de wiend en zette der 'n borrel op. Mooie leu! zc~c redfe -neerdè hij. Des Zaterdagsavonds ging de bel ei Kebs verscheen in den winkel. Dt vrouw kwam voor, daar vader tiefsi niet met hem sprak. Gnèèvend', is uw moan ok ti sproke? vroeg Kees. .Jawel, wacihrt an aar effe. Hee woo joo wel effe spreke moan. Mien, doat zei woat weze, uai voruut doam maar. 'k Kom je vergifenis vragé vo: hertigi'en \k ZudOg uuitvoer-t hew. '3 Woas dn'onke en wist niet woat '1 dééd. 't Spiet ime, doat 'k je zóó mo lesteerd hew en 'k vraag of je 't m wel wil vergave. Getroffen was de winkelier, doo die bekentenis en door dart ruiteriij; vragen om excuus. Ja Kees, je het ons de dóodskri: op 't lies jaagt, maar oonidóat je zó' fliinlk slkutel bekent, wil ik je dut we vergeVé. 'k Hoop, doat je wiazer za -worde en je niet mèèr tot. die ding laat veriede. lik zei der -wel vor oppoasse. Kees wachtte nog 'n pooeje, doei de winkelier was zoo afgemeten e: zoo weinig spraakzaam, dart hij maa 'gpoedüg weer vertrok, hoewel hij no. .véél ai) t harte .had. Zij wiseklien een handdruk en vooi 'stoop Kees de deur uit. Doat voaJJt me van 'm mee, zeid vader. Heintje kéék gelukkig en hoopte Zooais overal elders gingen ooü hier de eerste dogen der week kali voorbij. Des Dinsdags werd in de „Zevei Provinciën" aan „Skil" het- „éérst deuntje haalt. De jongelui vermaakten zidli reeh genoegelijk. Kees en Heintje liaddei ?idh niet er van kunnen weeriioude: een dansje met elkaar te maken e na afloop ïiad Kees haar naar hui gebracht. Den laatsten Zondag trékrt Tessef bevolking, vooral het jongere gedeel te, op naar den Burg om daar he kermisfeest rin opgewéktSiedd te vierei De „Groene Pl-aas", waar de k-eimii hoofdzakelijk is opgebouwd, maak het drukste punt uit. Omgeven doo de voornaamste café's, leemt dart pleii zich er bij uitstek toe om daar he brandpunt van de pret te maken. In 'alle herbergen was volop muzie en lus-tig danste men op de noodend ionen van piano en viool. Kees en Heintje hadden ook daa elkaar weergevonden. Hebt u aangifte gedaan bij d politie? riep hij, terwijl hij nog in d deur stond. Neen, antwoordde de professor. Dat is g-oed, riep hij glimlachen en overhandigde den professor tr omfanrtelijk een pakje, hetwelk de gi stolen sieraden bevatte. Zie ails 't u belieft na, of er iet ontbreekt. Blij verrast snelde Schütz niet d voorwerpen naar zijn vrouw, die alk in orde vond. Natuurlijk had hij Sti phan meegenomen, wien hij volblij< schap de hand drukte. Maar u bent een genie, menei Zankow. hoe hebt u dat aangelegd Dat was volstrekt niet moeflijl •verklaarde de jonge man glimli chend. Door den handschoenvinger 1 onderzoeken, kreeg ik de overtuiging dat de eigenaar mets andere kon zij dan een sch/ilder, een van de schuldei die hier in huis hebben gewerkt. 1 volgde dit spoor en reeds na tw< uur had ik den schuldige. De ara drommel jammerde en huilde, hij vader van eenige kinderen en hee thans geen werk. De nood heeft he: tot de daad gebracht ik heb he beloofd, dat u geen aangifte zoui doen, als hij de voorwerpen tot h laatste stukje toé teruggaf. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 9