RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD.
Raadsels
Raadseloplossingen
De Nieuwe Wedstrijd
Deze raadsels zijn alle ingezonden
ov jongens en meisjes, die „Vóór
ïzo Jeugd" lezen. De namen van de
pdenen, die mij vóór Dondendag-
prgien oplossingen zenden, worden
hset volgend nummer heleend ge
lakt.)
(Ingezondien door Jolran Van Bezel).
Mijn Geheel bestaat uit 13 letters-
j 6 7 8 is eSn lichaamsdeel.
12 13 ziet men alleen in den winter.
1 2 7 8 is een viervoetig dier.
3 3 13 is een tij'dhepaling.
13 2 2 8 is een kleur.
7 11 4 is een eigenschap van iedere
vloeistof.
9 10 is een lengtemaat.
(Ingezonden cloor Ba.rtha Beetjes.)
Zeek uit onderstaande® zin eenbe-
raven staid.
Er ging een vrouw in Schoten bood-
Ivappen doen.
(Ingezonden door Hendrika Nage!-
>ut.)
Na.ar mijn eerste zien welen verlan-
snd uitmijn tweede is een geliefd
lan en mijn derde vindt men in
cheveningenmijn géhee'l gebruikt
ïen om op te schrijven.
(Ingezonden door Heintje en Isaac
irandon).
Wellce as de meest vórlichte natie
(Ingezonden door Helena van dier
utten.)
"Wiellce straat in Haarlem maakt ge
it onderstaande Tettelrs
slerachsatatch
(Ingezonden clear Gerard Heklcel-
aan.) 1
Mijn geheel is een klein diertje, dat
o Italië leeft.
Mijn eerste twee deel en vo.rmen sa-
nen een dure stof en mijn. diende i:s
ien steentje dat men in den tuinkan
inden.
(Ingezonden door Traus Staal.)
Mijn geheel bestaat uit tien letters
m is een plaats in Zeeland.
5 3 2 1 is een schip.
4 6 9 is een deal van dm kop.
8 9 houdt het water tegen.'
10 1 is een de'el Van een schip.
8. (Ingezonden door HubeTtus Bank.)
Welk dier draagt zijn naam naar
zijn bezigheden
.Bedoeld wordt een insect, dat men
dagelijks ziet.-.
!9, (Ingezondeai door Górard Hamer).
I Welke hegraven stad kunt ge uit
j onder staan cfen zin maken
i Lig je er lekker warm onder,
■prentje
ilO. (Ingezonden door Carel Toehes.)
Al draaft een paard in vollen ren,
't Blijft staan als ik gesloten hen.
[Mat open doen wordt niet gedraald,
Als 't eerste deel maar is betaald.
De oplossingen van de raadsels dm
I vorige week zijn
i 1. Purmerend.,
2. Prinsenhof.
I 3. De letter m.
I 4. Wat heeft zoo'n walvisch een
[groote maaG EN Toch zoo'n nauw
keelgat
5. Spaamwouderstraat.
6. Verjaardag,
i 7. Boter fabriek.-
I 8. Er zijn 'twee broers en dlrie zus-
j ters.
i 9. Tot hij de tweede neerzet.
I 10. Ballast.
Onze nieuwe wed'strijd is©ei
TEEKENWEDSTRITD.
i Maar wacht even, want -eigenlijk ts
bet. niet alleen ieen teekenwódstrijd;
't is een teek-en- en knapw-edstrijd'.
„Wat is dat?" hoor ik er hier en
Aan den waterkant, op een werf,
werd eiens een schip gebouwd. De
baas, die het bouwde, wou het schip
graag flink en mooi maken. Dat kost
te veel moeite en veel tijd. „Goed
is geen 'vriend van gauw", zei de
baas, en die wist het wel.
Maar het schip was niet zoo ver
standig als de baas. Het kon zijn tijd
niet afwachten, het werd ongedul
dig. En het bromde ontevreden
„Baas, Wanneer hen ik nu eindelijk
eens ldaar? Eerst al dat lastige
schaven en kloppen en' hameren.
Toen diat zeurige strijken en peute
ren aan mijn planken, 't verveelt
me- geducht, hoor Gee-f me liever
-een roer, een mast en zeilen, dat ik
varen kan. Ik hoor hier niet -op het
land. Ik wil in 't water
Maar de baas zei„Je zult geduld
moeten hebben, tot ik wil." En hij-
ging bedaard zijn gang.
„Wacht maar", bromde,'t schip,
,,jdj bent haas, maar later wil ik ook
haas zijnbans over 't' water en wei'
den wind. Wacht maar!"
Lang had het ge duurd ,*ma ar ein
delijk toch kw-am de dag, dat de
haas kon zeggen: „Ziezoo, nu ben j e
kant ©n lcla.ar. Ga nu maar op reis,
je leunt er tegen en ieder mag je ge
rust zien ook."
Ja, d-e ba.as kon tevreden zijn over
zijn wetrk. Alles zat stevig in elkaar.
Alles blonk en glom aan -liet schip,
•het touwwerk en die zeilen kraakten
van frischheid en nieuwheid.
„Wat hen je -mooi!" riepen de men
seden, en ze bleven staan-, om naar
't schip te kijken.
„Wat ben je sterk en mooi zong
de wind in 't zeil.
„Walt hen je mooiruischte 'i wa
ter, en vriendelijk speelden die golf
jes langs de zijdien van 't schip.
„Wat hen je mooilachten de
zonnestralen, die op a.1 biet glimmen
de hout dansten.
Toen werd het schip heel trotsch'.
En 't zei tegen het water: „Ik houd
wel van een spelletje, maar je hebt
nu wel wat beters te dóen dan te
spelen. Weirken moet je voor mie,
hard- werken. Dragen moet je me
naar steden en dorpen, langs weiden
en bossche®, door bruggen en slui
zen. Zóó wil ik het, ik ben je heer en
meester
Met helder geluid sloeg het water
tegen 't schip aan. Het lachte, maar
zeggen deed het niets. Gewillig droeg
het dón zwa-ren last, het trotsch©
schip.
En tegen den wind -zei het schip
„Ik houd' wel van een liedje, maar
je hebt nu wel wat beters voor me
te 'doen dan zingen. Werken moet je
voor me, hard werken. Blazen moet
je" in- mijn zeilen, voortstuwen moet
je me, dat ik in snelle vaart over 't
water glijd. Zóó wil -ik het., ik ben je
heer en meester
De wind1 maakte een hoog, helder
geluid-, of hij lachte. Maar zeggen
deed hij niets. Gehoorzaam blies hij-
het trotsche schip voort over 't water.
Maar tegen de vroolijk 'dansende
zonnestralen zei bet schip„Dansen
is wel aardig, maar dansen is geen
werken. Eni als je niet voor me wer
ken kunt kan ik je best missen, 'k
Heb genoeg aan "Water en Wind1."
Toen lachten ook de zonnestralen,
.maar zeggen deden ze niets.
Dien boelen zomer meende -hót
schip heer en meester te zij® over 't
wat-er -en den wind. Wou -het reizen,
dan riep het Draag meStuw
me voortZing voor me
Blies de wind ni-et krachtig genoeg
naar den zin van 't schip, dan riep
het: „Slaap je, droom je? Harder,
l uie wind'Ik wi-l h etEn begon de
wind dan na een poos weer flinker
te blazen, dan zei 't sohi-p „Zie je
wel, hij luistert naar m-e
Sonrs babbelden en fluisterden
wind en water met el-kaar. Weer
1-eek het, of ze -lachten, maar d'aar-
van merkte het schip niets.
't Werd herfst. De wind was nu
niet lui meer. Hij werkte hard.
„Flink zoo zei 't schip e'erst.
Maar -de wind kreeg nog mleer
kracht. Hij floot en 'gierde en bulder
de. „Ho, ho!" riep het sclïip, „je
maakt mijn zeilen nog stuk en mijn
mast kraakt. Bn maak je me nu 't
water ook al wild? Dat mag niet
weer -gebeuren, hoor Bedaarder, al
le twee. Ik wil hetEn als het dan
na een poos stiller werd, zei 't schip:
„Zie je wel, ze luisteren naar mei"
Maar wat het schip niet wilde, dat
gebeurde toch weer en weer. Toch
meende het nog, den heel-en herfst
dioor, heer en meester te zijn.
Wind -en water hadden -het nu nog
veel drukker met' elkaar d'an vroeger.
Bui-schend streek 'de winld! over 't wa
ter, -en 't water ruischitp terug, 't Wais
•of ze 'h.aridór lachten. Maar Ihót schip
mieirkfe 't niet.
'6 Wend winter. De wind maakte
zich -nu ook scherp en koud, kouder
en -scherper alken' dag. Met zijn. kou
don adem bluts hij oveir 't-water.
„Nu? nu? nu?" vroeg hij
Én in een -donkeren winternacht
suisde 't water: „Ja, nu nu
Den volgenden morgen lag 't wa-
ter zonder beweging, strak en stijf
om, het schip been. De koude adem
van dien- wind bad er een vloer van
ijs oVea' gemaakt. -En heb schip 1-ag
vaslfc. bót kou niet voior-, niet achter
uit, niet rechts, niet 'links. Het water,
dat het schip altijd zoo gewillig over
all heen 'gedlragen had, 'hield 'het schip
nu gevangen.
„Laat me losriep -het schip. „Ik
wil bet
„Niet vóór dat ik wiil", zei 't water."
„Nu z/i'e je eens ,wi© baas is. Monet
ik maar -altijd voor je werken? M-oet
ik je 'dragenMoet ik je wi%eai?
Neen, ik had er plezier in, daarom
deed! ik het. -En nu wil ik rusten."
„Winld!!" riep 't schip, „dmv me
voortIk wil het
Maar d-e -wind zei
„Nliet vóór dat ik wil. Moet ilc je
knecht zijn? Moet -ik je voortduwen?
Moet ik voor je zingen? Dat deed
ik voor mijn -plezier, En n-u veaweeflde
li-et me."
Da-gen-, weken lang bleef het schip
boos. Het kon, het wou niet geloove®,
dat het ni-ets meier t-e zeggen bad over
water -en wind. Maar boosheid
't schip bleef gevan-
hiieip niet,
:en.
Toen begon bet tel Magen, t-e jainv
meren. Maar water en win-d luister
den niet naar dat klagen. Het schip
bleef gevangen.
Zoo 'ging 'do 'lange winter treumg
voorbij.
Toen begon het schip vriendelijk
te vragen, te vleien.
,,0, laat me vrij, smeóQcte het-,
nooit meer za'l ik zeggenik wil
Och, Avatar, ©ah; wind', hebi modelij-
dien Helpt mie, ik 'zal je -zoo dank
baar zijnIk weet hot nu wdl'k
was trotsch en onvriendelijk, altijd
wou -ik heer en- móester zijn. Ik rneen-
die maar, dialt bet zoo hoorde, dat je
alles Voor me deed. Nu weet i'k wel
beter. Och, helpt mij
Toen kregen het water en de wind
modelijden met het -schip. Do scherpe,
kou-de windi maakte zich zacht on
zoel. Zóó streek hij langs het strakke,
bevroren water. Onder zijn warmen
adem begon bet ijs te smolten.
Eln hot waiter ondier hot ijs deed
zijn best, de ijskorstte breken. Maar
•het- ijs was te 'dik.
„Vraag de zon -om hulp", riepen
waiteSr ie® wind bet schip toe.
„Ik durf niet", klaagde hót -schip,
.,'k ben onvriendelijk tegen de zonne
stralen geweest. Dat heeft de zon me
zeker nooit, vergeven. Ik durf niet
Maan- die izcn, die altijd goedte, vrien
delijke zon, daar kwam ze, voor hot
eerst na langen tijd, opeens door dó
wolken kijken,
In haar igoedlhbid had ze het schip
al lang -vergeven, en lach-end zond ze
een schalt van' warme stralen neer op
'de aarde. Weg smolt de ijskorst. Het
water begon vroolijk to stoelien met
den wind, dat -de golfjes opdansten
tegen hot -schip.
Het schip begon te schommelen op
bet dansende water.
„Heerlijk, Oi-eerilijkjuichte .het.
„Dank, water, wind! en zon
'tWas voorjaar vroolijk huppel
den!'die zonnestralen op het dek, vroo
lijk droeg het water en stuwde do
vind Jie't dankbare schip voort,
H. D.
daar a-1 eentje vragenen je hebt ge
lijk, dat „toeken- en knipwedstrijd"
klinkt- eigenlijk wel een beetje mal,
en ik kan me dan ook wel begrijpen,
-dat je niet dadelijk weet wat dat is.
Ik zail dus maar beginnen met uit
leggen, en ik wed dat je al dadelijk
eon boel eindje verder bent als je weet
dait ik bedoel -oen tóekenwodstrijid' en
een knip wedstrijd. Dat. zijn dus eigen
lijk tveo versdbFUen.de wedstrijden,
en clat ik ze bij elkaar noem i-s, om
dat -ik met bozen wedstrijd een ge
deelte /van die jongens en meisjes aan
't teekenen wil zetten-, terwij-1 do an
dieren mogen knippen.
Eerst zal 1 k over het t-e&keaen
vertellen"; dat iis eigenlijk voor de
grooten; maar nu moet je goed begrij
pen wie ik met die grooten bedoel. Ik
bedoel ni-et, dat alleen jongens en
meisjes van twaalf jaar of ouder er
aan mee mogen doen, nee, -iedereen
die zin heeft mag aan dozen wedstrijd
meewerken, ón om-dat ei' onder juli'e
nu misschien wel zij-n, die dezen tee-
kenwedistrijd wat erg iastig vinden,
heb ik voor die jongens on meesjes
wat andeais bedacht, on o-m-dat nu na
tuurlijk d-e Meiinste jongens on meis
jes de tetekenopgave het moeilijkste
zullen vinden, noem ik die andere af-
deeiinig d-e Avedsta'ijd voor de Mein-
tjes.
„Maar wat moeten we nu toch tee-
kenen waagt juffrouw Vraagal
weer.
Ik zal hot je vertellen; ik zou graag
willen, dat j-e eons maakte een teeke-
ninig van de kennis. Ent dat mag je
nu niet zoo doen als je zelf wil-tje
mag cm toekend-ng maken van een
heel gedóelte van do kermis of vaar
een bepaalde kraam, of van don draai
molen, of vaai -de eón. of and-ere tont,
net w-at je wilt.
Kijk, ais je dit, leest, is de kermis
latuudijk al lang voorbij, maar dat
,s niets, ik wou graag, dat je do
.eekicndrig maakte juist zooals je het
n gedachte® nog voor je ziet. Dus
good- begrepen je maakt oen teo-
kening van die kennis. Hoe je dat nu
do-en móet, kan je hiervoor leze®!.
Denk er nu aan. zoo nietjes mogelijk
werken, zóó, -clat je werk in idder ge
val een netten indruk maakt
Op den- achterkant van iedere tee-
keming móet istaan- je naam (.voor- en
achternaam voluit), je leeftijd, jo
woonplaats, en vonder een mededeo
llmg, óf liet werk met- of zonder hulp
gemaakt is.
Inzendingen, dfe aan deze voor-
waande niet voldoen, kunnen- niet
med'edlingen -naar don prijs.
In- -deze af deeding bestaat de e-cirs-to
prijs uit
Een Schilderdoos, Een W-erk-
dioos, of Een Klein Kastje;
de tweede prijs is
tSetu Schetsboek of Een Doos
Postpapier.
De premden bestaan uil
Boeken in pracliitba.nb-.
En nu dó k n i -p'w e d si r ij d.
De jongens en meisjes, dde -den te-e-
kenwaclS'trijd dus wat ei'g lastig vin-
dien, mngen aan het, knippen gaan. Do
prijzen worden hier toegekend aan
dlie jongens en meisjes, die mij het
mooiste kn-ipfiiguu-r zenden van gó-
klehii'd1 papier.
Als het figuur netjes -aifgeknipt Ls
plak je liet o-p een stuk wit papier,
en aan de achterzijde van h-et stuk
wit papier schrijf je je naam, je leef
tijd-, je woonplaats ,en een mjddiedlee-
1-ing of je met of zonder hulp gewerkt
hebt.
Dö eersle prijis in- deze a.fd'eel-ing is
Een To overlantaa.rn of Een
Kookkachel,
eii Je tweede prijs is)
Een Brtefkaarlenal-bu-m of
Een Zakmes.
Ook" in -deze af dealing bestaan de
promiën uiit ruooie boeken.
A-l'ie 'inzendingen móet-efn aan mij
gezondlen zijn vóór DONDERDAG 13
SEPTEMBER.
Nu, is de nieuwe wedstrijd naar je
zin Ga- m-aar -weer moedig aan het
werk, -en -doe je best.Ik verlaaig nu
al te zien wat voor mooie teekeniin-
geh en wat- voor geMeurdo figua'en
je an'e -voor 13 September zu-Lt sturen.
Teeken plezi-etrnig, -en knip je niet in
je neus
een typisch staaJitje van Euigellsóho
rechtspraak i-s. 'Maair wat dan te zeg-
gón van e'en toestand-, diat in het rijke
Londen een- werkman op zoo'n wijze
I zijn kinderen voor den hongerdood!
I moest vrijwaren? Is dat Ook typisch
I Hei. is zeker, w-el een zeild'zaain ver-
I schijnsel, dat". werMoózen het Werlc
staken.
ü|ïJt -gebeurdie .Zaïi-eiiidagmo-rgen in
het noordwesten van Londen op dó
grens -die-r -geme'etnit-e Hampstead. On
geveer 200 werMooze-n van Finchlcv
waren -aangenioanen voor Jie-t aanleg
gen aldaar vaat ©en nióuw water-
neservoi-r. Toen zij zouden, beginnen,
werd hun door -dien opzichter medc-
gede'eld, 'dat bun! loon 61/2 stu-iver per-
uur zou zijn. Dit vonlde® zij een hal
ve® stuiver- te Aveimig, a'olgens h-et
stajinclaairkliloon A'-oor dieirgelijk werk gm
woonlijk betaald.
En toen. hun eiscih v-an 7 stuivers
i uur-, niet wend ingewilligd, leg-
I den zij het ge-reddlsoh-ap neer en grn-
gen weer naar huis, naar hun honge
rige a-ezinuear
WREEDHEID.
Er zit -in- hiet Engelsdi-e a'ólk, diat
bij gevall vol mededongen kaai zijn,
oen AVa'eede trek. Men heeft het on
langs weer in Egypte gezien; dónlc
aan den Boerenoorlog, en bij het
cLemp.en Avan -opstan-dien in de koloniën
komt liet telkens uit.
In bót Lonidensche blad, dat dezer
dagen zijn lezers bezi,g houdt met do
vraagAvoi'-dt' het Emgelsclhe v-o-l-k
overgevoelig i-s die a'-ei-ontwaaidiging
over dó terechtstelling van dó dioirpe-
ïinge-n van. Densj awai hót ophan
gen A'ar een paar zwartenaange
haald a!ls leen Anorbeeid:, hoe hót m-an-
melijke geslacht der Britten- ontaardt.
En in Natal hebben de Engelschen
gruAA'ólijk onder de Z-oólóie's liuisge-
houdón'. Daar is geen ontkennen aan.
Getuige na' getuige staat op.
Dezer -dagen lazen wij nog in een
Noorsch blaid bet Verslag van ©en
Noorscb z-endóling in Zoeil'oeilanid van
Avat hij met eigen oógeii gezien li,ad-.
Daa-r is geanooTdi ©n Areavvoest veeil
meer dan. een oorlog, zelfs tegen "een
zoogenaamd onbeisch a-af den vijand;
toelaat. -
Een brief uit Durban aan de „Daily
News", van dón -eigen correspondent
van h-et blad, is eón nieuwe' aanklacht.
„Ik ben geen negerviriènidi", zegt -de
-schrijver. „Ik ben 't -ér volkoanen'me©
eens, -dat een neger, die in- opstand
is, neiepgescihioten nnoet worden-, -en
-ik AAieet dat geen oorlog- zonder vree-
seiijke vooiivalileu- is."
Maar in dclzen oorlog heeft diezAvav-
te zacli 'gematigdier 'getoomd d;an de
blanke. Men heeft gesproken van biet
verminken van Manke®, maar op
hoog gezag lean dó schrijver verkla
ren, dat uit het medische onderzoek
gebleke-h -iis, -clat 't altijid na den diood
is gebeurd, ten dian. dloor die toolve-
n-aars, -die bezwieran-gscerómoniën met
do 'lijken verrichtten. Het aaus van
•da zij-de -clier Zoeilóes geen uitclielgiings-
oo'rto-g. Vele blanken op af-geilegën
plaatsón ©n in Mean© dorpen b-addlen
gemakkelijk vermoord kunnen Avor-
-denj. Een winkelier op bet land zag
anet zijn zoon aan 'hoe een troep Zoe
loes -een Engelsch sold'aat afmaak
ten. Z-e Arerwachtten hetzelfde lot,
maar de 'zwarten- zeiden hun-, dat zij
't-all-óen gemunt hadden op die hl,aai-
ken; -die h'-enii kwamen d-óoden. De
Awnk-clier en zijn zoon hieven onge-
d;óea'i(I,.
Heel an-ders- hebben d© blank-en te
genover -d-e zwarten gedaan. GruAA'den
hóbben zij bedreven. De regeerimig
ar-an Natal heeft ze niet ontleend!, al
leen-d© ve-rantwoowdelij ld: ©i-d er Aioor
A'an zich geworpen. De bevelvoerend,©
officieren zijn vmlantWónraelijk, zei-de
de mindister van oorlog, en 'zïj hel>l>e i
-opdracht gekregen om do gebruiken
van dón beschaafden oorlog te a-o1-
gen. Maar desondanks is de wet de:
menschel ij Mieiid op -de 'laagste vvijzo
geschonden. Ë-n d,an deelt die schrij
ver iets mede, waaruit kan blijken;
welke geest de ima-nnen i-ezieldle, die
tegen de Zoeloies gewo-ed h-ebben.
T-eimiahd, die meegeA-ochten liad, ver
telde aan zijn patroon:
„Verbeeld u, ik zag -t-e-n Kaffer-
vrouw, die het lijk van h-tar kind op
nam, Avaar bet hoofd af was, en Ir-et
o,p haar rug. jbó-iaid. Ri heb. -nooit- tn
mi jan l-even zoo 'iets- geks gezien. Ik
moet nog lachen, als ik er aan
denk
,,E-en gek gezicht", vervolgt de
sc-lwijve-r, „d&e ontzettend sch-oone
moederliefde- -en h-et beest-, dat bet
veiihaatl cl'ee'di, lachte lui'd en larvg
Van al die gruwieleai, op die Zoeloes
be(drecren', wertl eerst slechts gefJuïs1-
terd. nu praat ieder er ovei'. E-r zijn
officieren, die erkennen, dat het af
schuwelijk was. En meer en moer
hoort men protesten. Men wil een
ondei'zoek, opdat de schande, dd-e nu
op -liet heele Nata.lsch© volk rust, ge
legd' word© op -die mannen; dli e schuld
hebben aan 'deze oorlogvoering:
Tot zoover de schrijver.
De zwarten, die. in den Boerenoor
log' aan dó zijde der Engeisóhieta. voch
ten, zullen den .laatste® tijd gelegen
heid gehad hebben óver de wij-aheid
van hun handelen na te denken.
ROODHUIDEN IN BUCKINGHAM-
PALACE.
Dó ontmoeting -van Edwianid VII
met zijn neef, dón Duitse hen keizer,
te Frted'iri'chisTiof, Averd Aro or afgegaan
dó ar een A'eel 'aardiger en me-rkwaar
diger onltanoeting in Buckinlgham-pa
lace.
De drie oppertioof-den dei' roodhui
den uit Engelsoh Columbia, brachten
een bezoek bij Z. M. dón koning. Zij
hebben hem verteld, hoe l unne staan-
'mep/ zonden uiltótenven A'an honger
als de Engelsc.be jagers voortgingen
met de jacht op wild de ©enige voe
ding der inboorlingen.
Men. kent cl© resultaten van het on
derhoud' nog niet.
Doch beker is b-e-t, dat koning Ed-
Avarcl die dlrie hoofden- minzaam heeft
out/vangen. Hij heeft heai aan d'e ko-
nllnigin Aioorgestellcl, -die vereerd werd
m-et dlri-e mooie m-amden van het in-
Waettn/ieh© vlechtAverk dkSr roodhui
den.
Het is waarschijnlijk, dat de drie
opperti oofden -der -overgebleven, stam
men, -diie vroeger een groot deel Aran
Noord Amerika beheerscMen. mót
g-oede hoop na-ar het vadertan-d zij®
teruggekeerd, nadat ze- nieuwsgierig
-hebben rondgekeken in liet land van
hun boegen beschermheer.
LUCHTSPIEGELINGEN.
Een onlangs door dien kapitein Van
het Duitsche zeeschip „Sachsen" op
gemaakt rapport -heeft eenige sensa
tie geweld. Dit schip, op Aveg van
Japan naar New-York, had de even
nachtslijn gepasseerd, toen de wacht
hebbende officier bov-en -de grenslijn
van den gezichtseinder een zeilschip
zag, waarvan bet dek, de masten en
de" raas zich zoo duidelijk afteeken-
den tegen de lucht, dat men met 't
ongeAvapende -oog alle handelingen,
tot zelfs de minste bewegingen der
equipage, kon waarnemen. Zoo zag
men ook -een matroos, die zeilen op-
geide en uitgleed, in het water val
len, en de sloep van boord aflaten,
welke met krachtige® slag -den dren
keling naderde.
De verschijning duurde verschei
dene minuten, vervaagde toen enArer-
dAveen eindelijk geheel. Verscheide
ne manschappen van de „Sachsen"
waren er getuigen v.an, en wellicht
zouden die lieden door een bijgeloo-
Adge vrees zijn beheerscht geworden,
zoo niet den volgenden dag, tegen
den mórgen, de „Sachsen" een En
gelsch-zeilschip had ontmoet, precies
gelijk aan dat van bet visioen, maar
uit tegenovergestelde richting ko
mend. Men begreep nu eenvoudig te
hebben te doen gehad, met -een gev'al
van luchtspiegeling, en de matrozen
lieten hunne vrees varen.
Het avontuur van de „Sachsen" is
ongetwijfeld niet nieuw; maar zeld
zaam eindigen avonturen van dezen
aa-rd zooals in bovenAierhaaM geAia.1.
De wetenschap moge zooveel als zij
wil de zeelieden inlichten betreffen
de de luchtspiegelingen, ze hun uit-'
leggen en er alle -boA'ennatuurlijk ka
rakter aan ontnemen, uit de hoof
den van zékere oude zeelieden is niet
weg te nemen-, dat de luchtspiegelin
gen voorteekens zij-n, en dat binnen
langeren of kortoren tijd na -de ver
schijning een ramp zal gebeuren. En
schier overal neemt het volk dit ook
aan. Dit is Arooral het geval miet. d'e
Napolitanen, niettegenstaande zij zoo
dikAV-ijls getuige zijn Van het ver
schijnsel. -dat zij „Fatamorgana"
noemen.
Op zekere uiren straalt de Golf A^an
Na.pels als door ©en inwendige schit
terende Aierli-chting. En uit de diepte
der Golf stijgen zuilenrijen, koepels,
torens, Avallen, tuinen, een ga-nsche
stad van goud en purper, door too-
versjag uit de wateren.
Men Aveet sinds Lang," dat -dat de
werking is van een-i-ge stofwolken,
die in den dampkring hangen. De
zon, die er op valt, to overt er de zon
derlingste tooneelen van gezichtsbe
drog in.
RAADGEVINGEN.
Randen en vlekken, die regendrup
pels op zijde achtergelaten hebben,
verdwijnen meestal, wanneer -de ge-
heele stof met ©en schoon©, zachte
spons en Avarm water zwak bevoch
tigd of afgeAvreAien en in de lucht,
met vermijding Aran zon en kunstma
tige warmte, langzaam gedroogd
wordt.
Als de vlekken door copiëerinkt
veroorzaakt, nog versch zijn, kan
men ze meestal met karnemelk weg
maken. Het bevlekte voorwerp_ Avordt
dadelijk in -karnemelk gelegd', her
haaldelijk uitgeperst en de melk zoo
dikwijls vernieuwd, tot zij er niet
meer gekleurd uitziet. Als dit het ge
val is, Avordt met water en zeep na-
gewasschien.
De' roestende plekken op rijwielen'
bevochtigt men eerst goed) met petro
leum, laat dit gedurende 12 k 24 uur
inwerken en \reegt daarna den opge-
losten roest met ou-de doeken weg.
Met het fijnste -schuurpapier of
scbuurlinnen worden dan de plekken'
zeer a-oorzichtig gepolijst, totdat edk
spoor van roest verdwenen is.
ÖUDE KAAS.
In de A'lpenkantons Waadt en Wal
lis bestaat d!o eigenaardige gewoonte
kaas zeer lang te bewaren op dezelf
de Avijze a.ls men in _ander© streken'
wijn uit goede jaren ou-d laat wor
den.
Te Les Cormonts in Waadlandt
pleegt men de op den geboortedag
van een kind bereidiekaas van den
naam van den jongen wereldburger,
•datum en het jaartal te voorzien, om
haar dan. later op voor hem belang
rijke dagen, bijv. bij vórloving, hu
welijk of zelfs bij z'n begrafenis, op
te disschen. Dikwijls ook wordt zulk
een kaas plechtig aan de erven over
gegeven. Zoo verdeelden onlangs
na.ar „Die Küche" meldt tweeper
sonen bij den dood huns -vaders een
in het jaar 1785 bereide nog Ann den
grootvader afkomstige kaas. Zij moest'
doorgezaagd worden, doch' niette
genstaande haar oudeirdom van 120
jaar m-oet zij' nog genietbaar zijn
.geAveest. Voor de zonen der Alpen Avas
zij wellic'h-t ook nog goed verteerbaar
ofschoon zij zich daarover evenals
over den smaak va.n het eigenaardi
ge erfstuk niet Av.ilde® uitlaten.