RUBRIEK VOOR ONZE JEUGD. Raadsels Raadseloplossingen De Nieuwe Wedstrijd Deze raadsels zijn alle ingezonden ov jongens en meisjes, die „Vóór ïzo Jeugd" lezen. De namen van de pdenen, die mij vóór Dondendag- prgien oplossingen zenden, worden hset volgend nummer heleend ge lakt.) (Ingezondien door Jolran Van Bezel). Mijn Geheel bestaat uit 13 letters- j 6 7 8 is eSn lichaamsdeel. 12 13 ziet men alleen in den winter. 1 2 7 8 is een viervoetig dier. 3 3 13 is een tij'dhepaling. 13 2 2 8 is een kleur. 7 11 4 is een eigenschap van iedere vloeistof. 9 10 is een lengtemaat. (Ingezonden cloor Ba.rtha Beetjes.) Zeek uit onderstaande® zin eenbe- raven staid. Er ging een vrouw in Schoten bood- Ivappen doen. (Ingezonden door Hendrika Nage!- >ut.) Na.ar mijn eerste zien welen verlan- snd uitmijn tweede is een geliefd lan en mijn derde vindt men in cheveningenmijn géhee'l gebruikt ïen om op te schrijven. (Ingezonden door Heintje en Isaac irandon). Wellce as de meest vórlichte natie (Ingezonden door Helena van dier utten.) "Wiellce straat in Haarlem maakt ge it onderstaande Tettelrs slerachsatatch (Ingezonden clear Gerard Heklcel- aan.) 1 Mijn geheel is een klein diertje, dat o Italië leeft. Mijn eerste twee deel en vo.rmen sa- nen een dure stof en mijn. diende i:s ien steentje dat men in den tuinkan inden. (Ingezonden door Traus Staal.) Mijn geheel bestaat uit tien letters m is een plaats in Zeeland. 5 3 2 1 is een schip. 4 6 9 is een deal van dm kop. 8 9 houdt het water tegen.' 10 1 is een de'el Van een schip. 8. (Ingezonden door HubeTtus Bank.) Welk dier draagt zijn naam naar zijn bezigheden .Bedoeld wordt een insect, dat men dagelijks ziet.-. !9, (Ingezondeai door Górard Hamer). I Welke hegraven stad kunt ge uit j onder staan cfen zin maken i Lig je er lekker warm onder, ■prentje ilO. (Ingezonden door Carel Toehes.) Al draaft een paard in vollen ren, 't Blijft staan als ik gesloten hen. [Mat open doen wordt niet gedraald, Als 't eerste deel maar is betaald. De oplossingen van de raadsels dm I vorige week zijn i 1. Purmerend., 2. Prinsenhof. I 3. De letter m. I 4. Wat heeft zoo'n walvisch een [groote maaG EN Toch zoo'n nauw keelgat 5. Spaamwouderstraat. 6. Verjaardag, i 7. Boter fabriek.- I 8. Er zijn 'twee broers en dlrie zus- j ters. i 9. Tot hij de tweede neerzet. I 10. Ballast. Onze nieuwe wed'strijd is©ei TEEKENWEDSTRITD. i Maar wacht even, want -eigenlijk ts bet. niet alleen ieen teekenwódstrijd; 't is een teek-en- en knapw-edstrijd'. „Wat is dat?" hoor ik er hier en Aan den waterkant, op een werf, werd eiens een schip gebouwd. De baas, die het bouwde, wou het schip graag flink en mooi maken. Dat kost te veel moeite en veel tijd. „Goed is geen 'vriend van gauw", zei de baas, en die wist het wel. Maar het schip was niet zoo ver standig als de baas. Het kon zijn tijd niet afwachten, het werd ongedul dig. En het bromde ontevreden „Baas, Wanneer hen ik nu eindelijk eens ldaar? Eerst al dat lastige schaven en kloppen en' hameren. Toen diat zeurige strijken en peute ren aan mijn planken, 't verveelt me- geducht, hoor Gee-f me liever -een roer, een mast en zeilen, dat ik varen kan. Ik hoor hier niet -op het land. Ik wil in 't water Maar de baas zei„Je zult geduld moeten hebben, tot ik wil." En hij- ging bedaard zijn gang. „Wacht maar", bromde,'t schip, ,,jdj bent haas, maar later wil ik ook haas zijnbans over 't' water en wei' den wind. Wacht maar!" Lang had het ge duurd ,*ma ar ein delijk toch kw-am de dag, dat de haas kon zeggen: „Ziezoo, nu ben j e kant ©n lcla.ar. Ga nu maar op reis, je leunt er tegen en ieder mag je ge rust zien ook." Ja, d-e ba.as kon tevreden zijn over zijn wetrk. Alles zat stevig in elkaar. Alles blonk en glom aan -liet schip, •het touwwerk en die zeilen kraakten van frischheid en nieuwheid. „Wat hen je -mooi!" riepen de men seden, en ze bleven staan-, om naar 't schip te kijken. „Wat ben je sterk en mooi zong de wind in 't zeil. „Walt hen je mooiruischte 'i wa ter, en vriendelijk speelden die golf jes langs de zijdien van 't schip. „Wat hen je mooilachten de zonnestralen, die op a.1 biet glimmen de hout dansten. Toen werd het schip heel trotsch'. En 't zei tegen het water: „Ik houd wel van een spelletje, maar je hebt nu wel wat beters te dóen dan te spelen. Weirken moet je voor mie, hard- werken. Dragen moet je me naar steden en dorpen, langs weiden en bossche®, door bruggen en slui zen. Zóó wil ik het, ik ben je heer en meester Met helder geluid sloeg het water tegen 't schip aan. Het lachte, maar zeggen deed het niets. Gewillig droeg het dón zwa-ren last, het trotsch© schip. En tegen den wind -zei het schip „Ik houd' wel van een liedje, maar je hebt nu wel wat beters voor me te 'doen dan zingen. Werken moet je voor me, hard werken. Blazen moet je" in- mijn zeilen, voortstuwen moet je me, dat ik in snelle vaart over 't water glijd. Zóó wil -ik het., ik ben je heer en meester De wind1 maakte een hoog, helder geluid-, of hij lachte. Maar zeggen deed hij niets. Gehoorzaam blies hij- het trotsche schip voort over 't water. Maar tegen de vroolijk 'dansende zonnestralen zei bet schip„Dansen is wel aardig, maar dansen is geen werken. Eni als je niet voor me wer ken kunt kan ik je best missen, 'k Heb genoeg aan "Water en Wind1." Toen lachten ook de zonnestralen, .maar zeggen deden ze niets. Dien boelen zomer meende -hót schip heer en meester te zij® over 't wat-er -en den wind. Wou -het reizen, dan riep het Draag meStuw me voortZing voor me Blies de wind ni-et krachtig genoeg naar den zin van 't schip, dan riep het: „Slaap je, droom je? Harder, l uie wind'Ik wi-l h etEn begon de wind dan na een poos weer flinker te blazen, dan zei 't sohi-p „Zie je wel, hij luistert naar m-e Sonrs babbelden en fluisterden wind en water met el-kaar. Weer 1-eek het, of ze -lachten, maar d'aar- van merkte het schip niets. 't Werd herfst. De wind was nu niet lui meer. Hij werkte hard. „Flink zoo zei 't schip e'erst. Maar -de wind kreeg nog mleer kracht. Hij floot en 'gierde en bulder de. „Ho, ho!" riep het sclïip, „je maakt mijn zeilen nog stuk en mijn mast kraakt. Bn maak je me nu 't water ook al wild? Dat mag niet weer -gebeuren, hoor Bedaarder, al le twee. Ik wil hetEn als het dan na een poos stiller werd, zei 't schip: „Zie je wel, ze luisteren naar mei" Maar wat het schip niet wilde, dat gebeurde toch weer en weer. Toch meende het nog, den heel-en herfst dioor, heer en meester te zijn. Wind -en water hadden -het nu nog veel drukker met' elkaar d'an vroeger. Bui-schend streek 'de winld! over 't wa ter, -en 't water ruischitp terug, 't Wais •of ze 'h.aridór lachten. Maar Ihót schip mieirkfe 't niet. '6 Wend winter. De wind maakte zich -nu ook scherp en koud, kouder en -scherper alken' dag. Met zijn. kou don adem bluts hij oveir 't-water. „Nu? nu? nu?" vroeg hij Én in een -donkeren winternacht suisde 't water: „Ja, nu nu Den volgenden morgen lag 't wa- ter zonder beweging, strak en stijf om, het schip been. De koude adem van dien- wind bad er een vloer van ijs oVea' gemaakt. -En heb schip 1-ag vaslfc. bót kou niet voior-, niet achter uit, niet rechts, niet 'links. Het water, dat het schip altijd zoo gewillig over all heen 'gedlragen had, 'hield 'het schip nu gevangen. „Laat me losriep -het schip. „Ik wil bet „Niet vóór dat ik wiil", zei 't water." „Nu z/i'e je eens ,wi© baas is. Monet ik maar -altijd voor je werken? M-oet ik je 'dragenMoet ik je wi%eai? Neen, ik had er plezier in, daarom deed! ik het. -En nu wil ik rusten." „Winld!!" riep 't schip, „dmv me voortIk wil het Maar d-e -wind zei „Nliet vóór dat ik wil. Moet ilc je knecht zijn? Moet -ik je voortduwen? Moet ik voor je zingen? Dat deed ik voor mijn -plezier, En n-u veaweeflde li-et me." Da-gen-, weken lang bleef het schip boos. Het kon, het wou niet geloove®, dat het ni-ets meier t-e zeggen bad over water -en wind. Maar boosheid 't schip bleef gevan- hiieip niet, :en. Toen begon bet tel Magen, t-e jainv meren. Maar water en win-d luister den niet naar dat klagen. Het schip bleef gevangen. Zoo 'ging 'do 'lange winter treumg voorbij. Toen begon het schip vriendelijk te vragen, te vleien. ,,0, laat me vrij, smeóQcte het-, nooit meer za'l ik zeggenik wil Och, Avatar, ©ah; wind', hebi modelij- dien Helpt mie, ik 'zal je -zoo dank baar zijnIk weet hot nu wdl'k was trotsch en onvriendelijk, altijd wou -ik heer en- móester zijn. Ik rneen- die maar, dialt bet zoo hoorde, dat je alles Voor me deed. Nu weet i'k wel beter. Och, helpt mij Toen kregen het water en de wind modelijden met het -schip. Do scherpe, kou-de windi maakte zich zacht on zoel. Zóó streek hij langs het strakke, bevroren water. Onder zijn warmen adem begon bet ijs te smolten. Eln hot waiter ondier hot ijs deed zijn best, de ijskorstte breken. Maar •het- ijs was te 'dik. „Vraag de zon -om hulp", riepen waiteSr ie® wind bet schip toe. „Ik durf niet", klaagde hót -schip, .,'k ben onvriendelijk tegen de zonne stralen geweest. Dat heeft de zon me zeker nooit, vergeven. Ik durf niet Maan- die izcn, die altijd goedte, vrien delijke zon, daar kwam ze, voor hot eerst na langen tijd, opeens door dó wolken kijken, In haar igoedlhbid had ze het schip al lang -vergeven, en lach-end zond ze een schalt van' warme stralen neer op 'de aarde. Weg smolt de ijskorst. Het water begon vroolijk to stoelien met den wind, dat -de golfjes opdansten tegen hot -schip. Het schip begon te schommelen op bet dansende water. „Heerlijk, Oi-eerilijkjuichte .het. „Dank, water, wind! en zon 'tWas voorjaar vroolijk huppel den!'die zonnestralen op het dek, vroo lijk droeg het water en stuwde do vind Jie't dankbare schip voort, H. D. daar a-1 eentje vragenen je hebt ge lijk, dat „toeken- en knipwedstrijd" klinkt- eigenlijk wel een beetje mal, en ik kan me dan ook wel begrijpen, -dat je niet dadelijk weet wat dat is. Ik zail dus maar beginnen met uit leggen, en ik wed dat je al dadelijk eon boel eindje verder bent als je weet dait ik bedoel -oen tóekenwodstrijid' en een knip wedstrijd. Dat. zijn dus eigen lijk tveo versdbFUen.de wedstrijden, en clat ik ze bij elkaar noem i-s, om dat -ik met bozen wedstrijd een ge deelte /van die jongens en meisjes aan 't teekenen wil zetten-, terwij-1 do an dieren mogen knippen. Eerst zal 1 k over het t-e&keaen vertellen"; dat iis eigenlijk voor de grooten; maar nu moet je goed begrij pen wie ik met die grooten bedoel. Ik bedoel ni-et, dat alleen jongens en meisjes van twaalf jaar of ouder er aan mee mogen doen, nee, -iedereen die zin heeft mag aan dozen wedstrijd meewerken, ón om-dat ei' onder juli'e nu misschien wel zij-n, die dezen tee- kenwedistrijd wat erg iastig vinden, heb ik voor die jongens on meesjes wat andeais bedacht, on o-m-dat nu na tuurlijk d-e Meiinste jongens on meis jes de tetekenopgave het moeilijkste zullen vinden, noem ik die andere af- deeiinig d-e Avedsta'ijd voor de Mein- tjes. „Maar wat moeten we nu toch tee- kenen waagt juffrouw Vraagal weer. Ik zal hot je vertellen; ik zou graag willen, dat j-e eons maakte een teeke- ninig van de kennis. Ent dat mag je nu niet zoo doen als je zelf wil-tje mag cm toekend-ng maken van een heel gedóelte van do kermis of vaar een bepaalde kraam, of van don draai molen, of vaai -de eón. of and-ere tont, net w-at je wilt. Kijk, ais je dit, leest, is de kermis latuudijk al lang voorbij, maar dat ,s niets, ik wou graag, dat je do .eekicndrig maakte juist zooals je het n gedachte® nog voor je ziet. Dus good- begrepen je maakt oen teo- kening van die kennis. Hoe je dat nu do-en móet, kan je hiervoor leze®!. Denk er nu aan. zoo nietjes mogelijk werken, zóó, -clat je werk in idder ge val een netten indruk maakt Op den- achterkant van iedere tee- keming móet istaan- je naam (.voor- en achternaam voluit), je leeftijd, jo woonplaats, en vonder een mededeo llmg, óf liet werk met- of zonder hulp gemaakt is. Inzendingen, dfe aan deze voor- waande niet voldoen, kunnen- niet med'edlingen -naar don prijs. In- -deze af deeding bestaat de e-cirs-to prijs uit Een Schilderdoos, Een W-erk- dioos, of Een Klein Kastje; de tweede prijs is tSetu Schetsboek of Een Doos Postpapier. De premden bestaan uil Boeken in pracliitba.nb-. En nu dó k n i -p'w e d si r ij d. De jongens en meisjes, dde -den te-e- kenwaclS'trijd dus wat ei'g lastig vin- dien, mngen aan het, knippen gaan. Do prijzen worden hier toegekend aan dlie jongens en meisjes, die mij het mooiste kn-ipfiiguu-r zenden van gó- klehii'd1 papier. Als het figuur netjes -aifgeknipt Ls plak je liet o-p een stuk wit papier, en aan de achterzijde van h-et stuk wit papier schrijf je je naam, je leef tijd-, je woonplaats ,en een mjddiedlee- 1-ing of je met of zonder hulp gewerkt hebt. Dö eersle prijis in- deze a.fd'eel-ing is Een To overlantaa.rn of Een Kookkachel, eii Je tweede prijs is) Een Brtefkaarlenal-bu-m of Een Zakmes. Ook" in -deze af dealing bestaan de promiën uiit ruooie boeken. A-l'ie 'inzendingen móet-efn aan mij gezondlen zijn vóór DONDERDAG 13 SEPTEMBER. Nu, is de nieuwe wedstrijd naar je zin Ga- m-aar -weer moedig aan het werk, -en -doe je best.Ik verlaaig nu al te zien wat voor mooie teekeniin- geh en wat- voor geMeurdo figua'en je an'e -voor 13 September zu-Lt sturen. Teeken plezi-etrnig, -en knip je niet in je neus een typisch staaJitje van Euigellsóho rechtspraak i-s. 'Maair wat dan te zeg- gón van e'en toestand-, diat in het rijke Londen een- werkman op zoo'n wijze I zijn kinderen voor den hongerdood! I moest vrijwaren? Is dat Ook typisch I Hei. is zeker, w-el een zeild'zaain ver- I schijnsel, dat". werMoózen het Werlc staken. ü|ïJt -gebeurdie .Zaïi-eiiidagmo-rgen in het noordwesten van Londen op dó grens -die-r -geme'etnit-e Hampstead. On geveer 200 werMooze-n van Finchlcv waren -aangenioanen voor Jie-t aanleg gen aldaar vaat ©en nióuw water- neservoi-r. Toen zij zouden, beginnen, werd hun door -dien opzichter medc- gede'eld, 'dat bun! loon 61/2 stu-iver per- uur zou zijn. Dit vonlde® zij een hal ve® stuiver- te Aveimig, a'olgens h-et stajinclaairkliloon A'-oor dieirgelijk werk gm woonlijk betaald. En toen. hun eiscih v-an 7 stuivers i uur-, niet wend ingewilligd, leg- I den zij het ge-reddlsoh-ap neer en grn- gen weer naar huis, naar hun honge rige a-ezinuear WREEDHEID. Er zit -in- hiet Engelsdi-e a'ólk, diat bij gevall vol mededongen kaai zijn, oen AVa'eede trek. Men heeft het on langs weer in Egypte gezien; dónlc aan den Boerenoorlog, en bij het cLemp.en Avan -opstan-dien in de koloniën komt liet telkens uit. In bót Lonidensche blad, dat dezer dagen zijn lezers bezi,g houdt met do vraagAvoi'-dt' het Emgelsclhe v-o-l-k overgevoelig i-s die a'-ei-ontwaaidiging over dó terechtstelling van dó dioirpe- ïinge-n van. Densj awai hót ophan gen A'ar een paar zwartenaange haald a!ls leen Anorbeeid:, hoe hót m-an- melijke geslacht der Britten- ontaardt. En in Natal hebben de Engelschen gruAA'ólijk onder de Z-oólóie's liuisge- houdón'. Daar is geen ontkennen aan. Getuige na' getuige staat op. Dezer -dagen lazen wij nog in een Noorsch blaid bet Verslag van ©en Noorscb z-endóling in Zoeil'oeilanid van Avat hij met eigen oógeii gezien li,ad-. Daa-r is geanooTdi ©n Areavvoest veeil meer dan. een oorlog, zelfs tegen "een zoogenaamd onbeisch a-af den vijand; toelaat. - Een brief uit Durban aan de „Daily News", van dón -eigen correspondent van h-et blad, is eón nieuwe' aanklacht. „Ik ben geen negerviriènidi", zegt -de -schrijver. „Ik ben 't -ér volkoanen'me© eens, -dat een neger, die in- opstand is, neiepgescihioten nnoet worden-, -en -ik AAieet dat geen oorlog- zonder vree- seiijke vooiivalileu- is." Maar in dclzen oorlog heeft diezAvav- te zacli 'gematigdier 'getoomd d;an de blanke. Men heeft gesproken van biet verminken van Manke®, maar op hoog gezag lean dó schrijver verkla ren, dat uit het medische onderzoek gebleke-h -iis, -clat 't altijid na den diood is gebeurd, ten dian. dloor die toolve- n-aars, -die bezwieran-gscerómoniën met do 'lijken verrichtten. Het aaus van •da zij-de -clier Zoeilóes geen uitclielgiings- oo'rto-g. Vele blanken op af-geilegën plaatsón ©n in Mean© dorpen b-addlen gemakkelijk vermoord kunnen Avor- -denj. Een winkelier op bet land zag anet zijn zoon aan 'hoe een troep Zoe loes -een Engelsch sold'aat afmaak ten. Z-e Arerwachtten hetzelfde lot, maar de 'zwarten- zeiden hun-, dat zij 't-all-óen gemunt hadden op die hl,aai- ken; -die h'-enii kwamen d-óoden. De Awnk-clier en zijn zoon hieven onge- d;óea'i(I,. Heel an-ders- hebben d© blank-en te genover -d-e zwarten gedaan. GruAA'den hóbben zij bedreven. De regeerimig ar-an Natal heeft ze niet ontleend!, al leen-d© ve-rantwoowdelij ld: ©i-d er Aioor A'an zich geworpen. De bevelvoerend,© officieren zijn vmlantWónraelijk, zei-de de mindister van oorlog, en 'zïj hel>l>e i -opdracht gekregen om do gebruiken van dón beschaafden oorlog te a-o1- gen. Maar desondanks is de wet de: menschel ij Mieiid op -de 'laagste vvijzo geschonden. Ë-n d,an deelt die schrij ver iets mede, waaruit kan blijken; welke geest de ima-nnen i-ezieldle, die tegen de Zoeloies gewo-ed h-ebben. T-eimiahd, die meegeA-ochten liad, ver telde aan zijn patroon: „Verbeeld u, ik zag -t-e-n Kaffer- vrouw, die het lijk van h-tar kind op nam, Avaar bet hoofd af was, en Ir-et o,p haar rug. jbó-iaid. Ri heb. -nooit- tn mi jan l-even zoo 'iets- geks gezien. Ik moet nog lachen, als ik er aan denk ,,E-en gek gezicht", vervolgt de sc-lwijve-r, „d&e ontzettend sch-oone moederliefde- -en h-et beest-, dat bet veiihaatl cl'ee'di, lachte lui'd en larvg Van al die gruwieleai, op die Zoeloes be(drecren', wertl eerst slechts gefJuïs1- terd. nu praat ieder er ovei'. E-r zijn officieren, die erkennen, dat het af schuwelijk was. En meer en moer hoort men protesten. Men wil een ondei'zoek, opdat de schande, dd-e nu op -liet heele Nata.lsch© volk rust, ge legd' word© op -die mannen; dli e schuld hebben aan 'deze oorlogvoering: Tot zoover de schrijver. De zwarten, die. in den Boerenoor log' aan dó zijde der Engeisóhieta. voch ten, zullen den .laatste® tijd gelegen heid gehad hebben óver de wij-aheid van hun handelen na te denken. ROODHUIDEN IN BUCKINGHAM- PALACE. Dó ontmoeting -van Edwianid VII met zijn neef, dón Duitse hen keizer, te Frted'iri'chisTiof, Averd Aro or afgegaan dó ar een A'eel 'aardiger en me-rkwaar diger onltanoeting in Buckinlgham-pa lace. De drie oppertioof-den dei' roodhui den uit Engelsoh Columbia, brachten een bezoek bij Z. M. dón koning. Zij hebben hem verteld, hoe l unne staan- 'mep/ zonden uiltótenven A'an honger als de Engelsc.be jagers voortgingen met de jacht op wild de ©enige voe ding der inboorlingen. Men. kent cl© resultaten van het on derhoud' nog niet. Doch beker is b-e-t, dat koning Ed- Avarcl die dlrie hoofden- minzaam heeft out/vangen. Hij heeft heai aan d'e ko- nllnigin Aioorgestellcl, -die vereerd werd m-et dlri-e mooie m-amden van het in- Waettn/ieh© vlechtAverk dkSr roodhui den. Het is waarschijnlijk, dat de drie opperti oofden -der -overgebleven, stam men, -diie vroeger een groot deel Aran Noord Amerika beheerscMen. mót g-oede hoop na-ar het vadertan-d zij® teruggekeerd, nadat ze- nieuwsgierig -hebben rondgekeken in liet land van hun boegen beschermheer. LUCHTSPIEGELINGEN. Een onlangs door dien kapitein Van het Duitsche zeeschip „Sachsen" op gemaakt rapport -heeft eenige sensa tie geweld. Dit schip, op Aveg van Japan naar New-York, had de even nachtslijn gepasseerd, toen de wacht hebbende officier bov-en -de grenslijn van den gezichtseinder een zeilschip zag, waarvan bet dek, de masten en de" raas zich zoo duidelijk afteeken- den tegen de lucht, dat men met 't ongeAvapende -oog alle handelingen, tot zelfs de minste bewegingen der equipage, kon waarnemen. Zoo zag men ook -een matroos, die zeilen op- geide en uitgleed, in het water val len, en de sloep van boord aflaten, welke met krachtige® slag -den dren keling naderde. De verschijning duurde verschei dene minuten, vervaagde toen enArer- dAveen eindelijk geheel. Verscheide ne manschappen van de „Sachsen" waren er getuigen v.an, en wellicht zouden die lieden door een bijgeloo- Adge vrees zijn beheerscht geworden, zoo niet den volgenden dag, tegen den mórgen, de „Sachsen" een En gelsch-zeilschip had ontmoet, precies gelijk aan dat van bet visioen, maar uit tegenovergestelde richting ko mend. Men begreep nu eenvoudig te hebben te doen gehad, met -een gev'al van luchtspiegeling, en de matrozen lieten hunne vrees varen. Het avontuur van de „Sachsen" is ongetwijfeld niet nieuw; maar zeld zaam eindigen avonturen van dezen aa-rd zooals in bovenAierhaaM geAia.1. De wetenschap moge zooveel als zij wil de zeelieden inlichten betreffen de de luchtspiegelingen, ze hun uit-' leggen en er alle -boA'ennatuurlijk ka rakter aan ontnemen, uit de hoof den van zékere oude zeelieden is niet weg te nemen-, dat de luchtspiegelin gen voorteekens zij-n, en dat binnen langeren of kortoren tijd na -de ver schijning een ramp zal gebeuren. En schier overal neemt het volk dit ook aan. Dit is Arooral het geval miet. d'e Napolitanen, niettegenstaande zij zoo dikAV-ijls getuige zijn Van het ver schijnsel. -dat zij „Fatamorgana" noemen. Op zekere uiren straalt de Golf A^an Na.pels als door ©en inwendige schit terende Aierli-chting. En uit de diepte der Golf stijgen zuilenrijen, koepels, torens, Avallen, tuinen, een ga-nsche stad van goud en purper, door too- versjag uit de wateren. Men Aveet sinds Lang," dat -dat de werking is van een-i-ge stofwolken, die in den dampkring hangen. De zon, die er op valt, to overt er de zon derlingste tooneelen van gezichtsbe drog in. RAADGEVINGEN. Randen en vlekken, die regendrup pels op zijde achtergelaten hebben, verdwijnen meestal, wanneer -de ge- heele stof met ©en schoon©, zachte spons en Avarm water zwak bevoch tigd of afgeAvreAien en in de lucht, met vermijding Aran zon en kunstma tige warmte, langzaam gedroogd wordt. Als de vlekken door copiëerinkt veroorzaakt, nog versch zijn, kan men ze meestal met karnemelk weg maken. Het bevlekte voorwerp_ Avordt dadelijk in -karnemelk gelegd', her haaldelijk uitgeperst en de melk zoo dikwijls vernieuwd, tot zij er niet meer gekleurd uitziet. Als dit het ge val is, Avordt met water en zeep na- gewasschien. De' roestende plekken op rijwielen' bevochtigt men eerst goed) met petro leum, laat dit gedurende 12 k 24 uur inwerken en \reegt daarna den opge- losten roest met ou-de doeken weg. Met het fijnste -schuurpapier of scbuurlinnen worden dan de plekken' zeer a-oorzichtig gepolijst, totdat edk spoor van roest verdwenen is. ÖUDE KAAS. In de A'lpenkantons Waadt en Wal lis bestaat d!o eigenaardige gewoonte kaas zeer lang te bewaren op dezelf de Avijze a.ls men in _ander© streken' wijn uit goede jaren ou-d laat wor den. Te Les Cormonts in Waadlandt pleegt men de op den geboortedag van een kind bereidiekaas van den naam van den jongen wereldburger, •datum en het jaartal te voorzien, om haar dan. later op voor hem belang rijke dagen, bijv. bij vórloving, hu welijk of zelfs bij z'n begrafenis, op te disschen. Dikwijls ook wordt zulk een kaas plechtig aan de erven over gegeven. Zoo verdeelden onlangs na.ar „Die Küche" meldt tweeper sonen bij den dood huns -vaders een in het jaar 1785 bereide nog Ann den grootvader afkomstige kaas. Zij moest' doorgezaagd worden, doch' niette genstaande haar oudeirdom van 120 jaar m-oet zij' nog genietbaar zijn .geAveest. Voor de zonen der Alpen Avas zij wellic'h-t ook nog goed verteerbaar ofschoon zij zich daarover evenals over den smaak va.n het eigenaardi ge erfstuk niet Av.ilde® uitlaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1906 | | pagina 11